Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over aanpassing wet- en regelgeving gesloten jeugdhulp (Kamerstuk 31839-1091)
2025D33933 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (J.Z.C.M. Tielen) over de brief van 17 juni 2025
inzake Aanpassing wet- en regelgeving gesloten jeugdhulp (Kamerstuk 31 839, nr. 1091).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II.
Reactie van de Staatssecretaris
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met enige verbazing kennisgenomen van de brief
van de Staatssecretaris over de voorgestelde aanpassing van de wet- en regelgeving
inzake gesloten jeugdhulp. Genoemde leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie zijn blij dat er eindelijk gewerkt wordt aan een wettelijke
basis voor het insluiten van jongeren die ’s nachts een gevaar vormen voor anderen.
Tegelijkertijd hebben instellingen dus maandenlang moeten handelen in strijd met de
wet. Zijn er situaties bekend waarbij dit negatieve gevolgen of consequenties heeft
gehad voor de betrokken jeugdigen of personeel? Waarom is dit niet eerder opgelost?
De Staatssecretaris spreekt herhaaldelijk over de rechtspositie van de ingesloten
jongeren. Maar hoe zit het met de rechtspositie van de jongeren die ’s nachts worden
lastiggevallen, geïntimideerd of zelfs seksueel benaderd door deze probleemjongeren?
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft zes instellingen onder verscherpt
toezicht gesteld en drie om verbeterplannen gevraagd. Maar nergens in deze brief staat
iets over sancties, zoals financiële kortingen, sluiting of onder curatele stellen.
Waarom wordt falen in de jeugdzorg keer op keer beloond met geduld en zachte woorden?
Verschillende instellingen, zoals bijvoorbeeld Levvel, weigeren om insluitingsruimtes
te realiseren uit principe. De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris,
sinds wanneer gaan ideologische dogma’s boven veiligheid. De IGJ heeft de jeugdhulpaanbieder
Levvel in december 2024 voor de duur van zes maanden onder verscherpt toezicht gesteld,
wat is op dit moment de status? Genoemde leden ontvangen graag een update over de
actuele situatie bij Levvel.
De Staatssecretaris erkent dat een kleine groep jongeren met een «hoog forensisch
profiel» verantwoordelijk is voor veel onveiligheid. Waarom zitten deze jongeren nog
steeds in de reguliere gesloten jeugdzorg, en niet in een justitiële jeugdinrichting
met passend toezicht en beveiliging?
Kan de Staatssecretaris garanderen dat met deze wetsaanpassing alle instellingen voortaan
voldoen aan de wettelijke eisen? En wat gebeurt er als ze dat weer niet doen?
De leden van de PVV-fractie roepen de Staatssecretaris op om te stoppen met het pamperen
van probleemjongeren en prioriteit te geven aan de veiligheid van personeel en jongeren
die zich wel aan de regels houden. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie danken de Staatssecretaris voor de uitgebreide
toelichting per brief over het voornemen om de wet- en regelgeving gesloten jeugdhulp
aan te passen. Wel hebben zij hier nog wat vragen over.
Graag horen deze leden of de voorgenomen maatregelen ook zijn afgestemd met ervaringsdeskundigen
en vertegenwoordigers van jongeren in de jeugdzorg en met kinderrechtenorganisaties
en de Kinderombudsman? Zo ja, wat is er besproken en wat is hun oordeel over de voorgenomen
maatregelen? Is de Staatssecretaris voornemens om een kinderrechtentoets uit te voeren
voor deze wet? Deze leden zijn namelijk van mening dat dit voorstel zich bij uitstek
hiervoor leent.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat in de praktijk is gebleken dat niet
alle aanbieders van gesloten jeugdhulp erin geslaagd zijn om volledig aan de wet gesloten
rechtspositie jeugdhulp te voldoen, die per 1 januari 2024 is ingevoerd. Dit bleek
ook uit eerdere bevindingen van het European Committee for the Prevention of Torture
and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CTP) en de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ). Kan de Staatssecretaris duiden waarom het de ene aanbieder wel lukt
om aan de wet te voldoen en de andere aanbieder niet? Welk soort aanbieders lukt het
wel en welke niet? Heeft dit ook een relatie met de personeelstekorten in de jeugdzorg?
Zo ja, in hoeverre verhoudt dit zich tot de woorden van uw ambtsvoorganger in het
debat over de behandeling van de Wet rechtspositie gesloten Jeugdzorg die stelde dat
het personeelstekort niet helpt bij het voorkomen van vrijheidsbeperkende maatregelen,
maar daarbij aangaf «Tegelijkertijd zeg ik er nog maar eens heel duidelijk bij dat
het personeelstekort as such geen reden mag zijn voor een vrijheidsbeperkende maatregel.»
De IGJ heeft zes aanbieders onder verscherpt toezicht geplaatst, dit zijn niet alle
aanbieders. Op welke manier rechtvaardigt de Staatssecretaris de conclusie dat de
aanpassing van de gehele wet- en regelgeving nu noodzakelijk is? Is er ook gekeken
naar het advies1 dat de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming eerder heeft gegeven om
de drie wetten (hoofdstuk 6 jeugdwet, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
en de Wet zorg en dwang) te harmoniseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is besloten
dat niet te doen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen2 dat het verscherpt toezicht eind juni is beëindigd, in afwachting van het aangekondigde
wetstraject van de regering. In hoeverre wordt bij deze aanbieders nog wel vinger
aan de pols gehouden op de geconstateerde tekortkomingen? Een wetstraject duurt immers
vaak nog wel een tijd, op welke manier blijft de inspectie betrokken bij de aanbieders?
Genoemde leden lezen dat de inspectie speciale aandacht zal hebben voor de ervaringen
van jongeren die er verblijven, waaruit zal deze speciale aandacht bestaan? Op welke
manier is de input van jongeren die zelf in gesloten jeugdzorg verblijven meegenomen
bij dit voornemen om de wet aan te passen? Wat voor input gaven deze jongeren mee?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen de dilemma’s waar de aanbieders
in de praktijk tegenaan lopen, onder meer op het gebied van veiligheid voor andere
jeugdigen en medewerkers. Deze leden vragen of dit moet leiden tot een aanpassing
van de gehele wetgeving of dat er sneller gewerkt moet worden aan een passend aanbod
en regelgeving voor bijvoorbeeld de forensische doelgroep in de gesloten jeugdhulp.
Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Wanneer zal het onderzoek naar de forensische
doelgroep in de gesloten jeugdhulp worden opgeleverd? En wanneer het zorginhoudelijk
kader dat voor deze doelgroep wordt ontwikkeld?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd of de Staatssecretaris het
risico ziet van een «slippery slope»? Hoe wordt gezorgd dat het «nee, tenzij» blijft?
Op welke manier wordt dit gecontroleerd en gemonitord? Hoe wordt «gedrag van een jeugdige
dat een ernstig gevaar vormt voor de gezondheid of de veiligheid van een andere jeugdige»
gedefinieerd? Om wat voor gedrag gaat het dan? Is er altijd een gedragskundige aanwezig
die goedkeuring kan geven aan de maatregel in dit soort (nood)situaties? Is dat bijvoorbeeld
’s nachts ook het geval?
Genoemde leden lezen dat de aanbieder de mogelijkheid van meer nabijheid en extra
personeel eerst moet bezien. Hoe ziet de Staatssecretaris dit voor zich? Waar moet
de aanbieder dit extra personeel vandaan halen? Op welke manier wordt personeel geschoold
in het toepassen en vooral ook het voorkomen van vrijheidsbeperkende maatregelen?
Op welke manier wordt personeel geschoold in het toepassen van vrijheidsbeperkende
maatregelen zonder pijn? Deze leden lezen ook in de brief dat de maatregel moet worden
opgenomen in het hulpverleningsplan. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de reactie3 van Mariëlle Bruning hierop, waarin ze het geen goed idee vindt om het «opsluiten»
vast te leggen in het hulpplan van jongeren? Heeft de Staatssecretaris een beeld in
hoeverre het hulpverleningsplan daadwerkelijk zoveel mogelijk met ouders en jongeren
wordt opgesteld zoals het amendement Westerveld4 op de wet beoogde? Gebeurt dit overal op een goede manier? Wordt dit gemonitord en
zo ja, door wie? Wat gebeurt er als een jongere zelf niet instemt met deze maatregel
in het hulpverleningsplan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat op dit moment de eisen voor een insluitingsruimte
en voor een ruimte waar jongeren op eigen verzoek verblijven, dezelfde zijn. Dit kan
dezelfde ruimte zijn. Wat gebeurt er onder de huidige regelgeving in de praktijk als
er één ruimte is die voor beide doeleinden gebruikt wordt, waar een jongere vrijwillig
en een jongere verplicht in moet verblijven?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris voornemens is om onder specifieke
omstandigheden toe te staan dat de deur van de eigen kamer gedurende de nachtelijke
uren op slot gaat. Kan de Staatssecretaris aangeven welke omstandigheden zij onderscheidt
die hiertoe aanleiding geven? Kan zij toelichten wanneer een jongere een dusdanig
groot gevaar oplevert voor anderen, dat dit nachtelijke insluiting rechtvaardigt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Staatssecretaris voor de uitgebreide en zorgvuldige
toelichting op de voorgenomen aanpassingen van de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet
met betrekking tot de gesloten jeugdhulp. De transformatie van de gesloten jeugdhulp
naar een kleinschalige, menswaardige en zo’n vrijheidsbeperkend-mogelijke vorm van
zorg vraagt om blijvende aandacht, zorgvuldigheid en dialoog.
Deze leden onderstrepen het belang van een veilige en gezonde omgeving voor zowel
de jeugdigen als de professionals in de gesloten jeugdhulpinstellingen. De praktijk
laat zien dat professionals in moeilijke situaties terechtkomen waarin veiligheid,
rechtspositie en goede zorg in balans moeten worden gebracht. Juist daarom is het
essentieel dat zij kunnen opereren binnen heldere juridische kaders, die hen richting
en bescherming bieden in het maken van zorgvuldige afwegingen.
Tegelijkertijd maken deze leden zich ernstige zorgen over recente signalen van het
gebruik van pijnprikkels in zowel gesloten als open jeugdzorginstellingen, zoals het
«bokkenpootje» en het «vlindertje». Het toepassen van deze fysiek pijnlijke dwangmiddelen
is onacceptabel en in strijd met de uitgangspunten van menswaardige jeugdhulp. Het
feit dat deze praktijken – ondanks eerdere rapportages en inspectietoezicht – nog
steeds voorkomen, maakt duidelijk dat wettelijke kaders alleen niet voldoende zijn.
Het vraagt ook om een cultuurverandering, stevige normstelling en structurele investeringen
in personeel, scholing en toezicht. Deze leden vragen de Staatssecretaris of het tegengaan
van deze uitwassen expliciet en effectief kan worden meegenomen in zowel het wetsvoorstel
als het toezicht daarop.
Daarnaast wijzen de leden van de D66-fractie op het feit dat er de afgelopen jaren
uitgebreid onderzoek is gedaan naar structurele knelpunten in de jeugdzorg, met stevige
rapporten zoals dat van de commissie-Hendriks en anderen. Veel aanbevelingen uit die
rapporten zijn nog steeds actueel, maar tot op heden te beperkt opgepakt. Genoemde
leden roepen de Staatssecretaris op om deze bestaande inzichten serieus te betrekken
bij het wetstraject. Veel van de benodigde verbeteringen zijn niet nieuw, maar wachten
nog altijd op implementatie.
Ook vragen de leden van de D66-fractie aandacht voor de uitvoerbaarheid van het voorgenomen
beleid met het huidige personeelsbestand. Recent werd opnieuw een jeugdinstelling
onder verscherpt toezicht geplaatst, waar sprake was van valse cv’s en ernstig disfunctioneren.
Ook breder geldt dat medewerkers vaak jong en relatief onervaren zijn, terwijl zij
worden geconfronteerd met jongeren die complexe en ingrijpende ervaringen meebrengen.
Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe zij in personeelsbeleid, aanname en ondersteuning
stuurt op het aantrekken en behouden van gekwalificeerde professionals, die toegerust
zijn om in deze intensieve context zorg te bieden.
De leden van de D66-fractie constateren dat er op onderdelen nog uiteenlopende zienswijzen
bestaan over de voorgenomen wetswijziging. Deze verdeeldheid onder veldpartijen laat
zien hoe gevoelig dit onderwerp ligt en hoe belangrijk het is dat alle betrokkenen
zich gehoord weten in dit proces. Deze leden roepen de Staatssecretaris op om het
gesprek met alle veldpartijen – inclusief aanbieders, beroepsverenigingen, jongerenorganisaties
en inspectie – voort te zetten en hun zorgen nadrukkelijk mee te nemen bij de uitwerking
van het wetsvoorstel. Juist door hun signalen serieus te nemen, kunnen knelpunten
worden ondervangen en kan recht worden gedaan aan de complexe werkelijkheid waarin
hulpverleners opereren.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om de Kamer tijdig en herhaaldelijk
te informeren over de voortgang van dit traject, inclusief de resultaten van het overleg
met veldpartijen en de uitkomsten van lopende onderzoeken, zoals dat naar de forensische
doelgroep. Daarmee wordt de Kamer in staat gesteld om het wetgevingsproces op een
zorgvuldige manier te volgen, te evalueren en waar nodig bij te sturen, zodat de uiteindelijke
regelgeving recht doet aan zowel de rechtspositie van jeugdigen als aan het professioneel
handelen van hulpverleners.
De leden van de D66-fractie zien de verdere uitwerking van het wetsvoorstel met belangstelling
tegemoet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
waarin wordt voorgesteld om op twee punten de wet- en regelgeving voor gesloten jeugdhulp
aan te passen. Dat is in de eerste plaats om een wettelijke basis te introduceren
voor het ’s nachts in de eigen kamer insluiten van jeugdigen van wie het gedrag een
ernstig gevaar kan zijn voor andere jeugdigen en medewerkers. In de tweede plaats
is een aanpassing in het Besluit Jeugdwet noodzakelijk om ervoor te zorgen dat ook
de aanbieders van kleinschalig georganiseerde gesloten jeugdhulp kunnen voldoen aan
de eisen voor een afzonderlijke en veilige ruimte waar jeugdigen op eigen verzoek
kunnen verblijven. Genoemde leden maken graag van de gelegenheid gebruik enkele aanvullende
vragen te stellen.
De Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp is op 1 januari 2024 in werking getreden.
Doelstellingen van deze wet zijn het verbeteren van de rechtspositie van jeugdigen
in de gesloten jeugdhulp en het verminderen van het gebruik van vrijheidsbeperkende
maatregelen. In hoeverre zou met bovengenoemde aanpassingen nog worden voldaan aan
het nee «tenzij-beginsel»? De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de situatie voor
andere jeugdigen en medewerkers «zo veilig mogelijk» moet zijn en vragen hoe vaak,
sinds 1 januari 2024, de situatie voor is gekomen dat het noodzakelijk was de slaapkamerdeur
te sluiten.
Vervolgens stelt de Staatssecretaris ook dat er in opdracht van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid een onderzoek loopt naar de forensische doelgroep in de gesloten
jeugdhulp. Daarnaast ontwikkelt het Landelijk Programmateam Transformatie gesloten
jeugdhulp een zorginhoudelijk kader voor de forensische doelgroep. En aanbieders moeten
ervoor zorgen dat hun medewerkers vakbekwaam zijn en blijven in het voorkomen dat
vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn. Hoe verhouden deze bovengenoemde maatregelen
zich tot de voorgestelde wetswijziging? Blijkbaar gaat de Staatssecretaris ervan uit
dat deze maatregelen niet voldoende zijn en er aanpassing van de wetgeving nodig is.
Waaruit blijkt dit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen
te stellen over de voorgenomen aanpassing van wet- en regelgeving rond gesloten jeugdhulp.
Ten aanzien van beide wijzigingen vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de
Staatssecretaris wil reflecteren op het feit dat de wet pas anderhalf jaar geleden
gewijzigd is. Heeft zij de overtuiging dat de signalen van de zorgaanbieders en de
bevindingen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een structurele omissie
in de wet- en regelgeving betreffen of zou het ook zo kunnen zijn dat de transformatie
waarin de gesloten jeugdhulp zich bevindt ertoe leidt dat de situatie verandert, zoals
de aanbieders ook aangeven? Is in dat laatste geval het niet proportioneel om de wet
en het besluit nog niet aan te passen maar te bezien wat er nodig is als de transformatie
is afgerond? Zou een gedoogconstructie in de tussentijd een optie kunnen zijn voor
de Staatssecretaris? Zou de IGJ hieraan bij kunnen dragen? Kan de Staatssecretaris
de wenselijkheid hiervan duiden?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of de voorgestelde
wetswijziging, om jeugdigen in hun kamer te laten opsluiten, een tijdelijke wijziging
is. Waarom wel of waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een gedetailleerde uitleg waarom de
«tenzij» in de «nee, tenzij» in de huidige wet niet volstaat om tegemoet te komen
aan de wens van aanbieders om in geval van nood de kamer op slot te doen.
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen dat de voorgestelde wetswijziging
een stap terug is in de ontwikkeling om gesloten jeugdhulp af te bouwen. Hoe kan de
Staatssecretaris garanderen dat het juridisch mogelijk maken van het regelmatig insluiten
van jongeren op hun kamer er niet toe leidt dat dit vaker gaat gebeuren dan strikt
noodzakelijk is? Hoe kan gegarandeerd worden dat personeelsgebrek of gebrek aan vaardigheden
niet de reden is dat het nodig wordt geacht om een jongere op zijn kamer op te sluiten?
Ten aanzien van een nadere definitie van de veilige, afgesloten ruimte vragen de leden
van de ChristenUnie-fractie of de Staatssecretaris aan kan geven wat dit betekent
voor instellingen die geen insluitingsruimte meer hebben. Kan de Staatssecretaris
daarnaast aangeven waarom zij van mening is dat de vereisten van een insluitingsruimte
onveranderd moeten blijven zolang aanbieders de vrijheidsbeperkende maatregel insluiten
(in de eigen kamer) toepassen?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.