Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over voorhang Reparatiebesluit volkshuisvesting 2025 (Kamerstuk 27926-396)
2025D33376 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben de
onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de brief inzake Voorhang Reparatiebesluit
volkshuisvesting 2025 (Kamerstuk 27 926, nr. 396).
De voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct- griffier van de commissie,
Morrin
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
II Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorhang Reparatiebesluit
volkshuisvesting 2025 en hebben over een specifiek onderwerp in het Besluit nog een
aantal vragen voor de Minister.
Deze leden merken op dat op bladzijde 4 van het Besluit de volgende passage staat:
«In artikel 1, onderdeel h, van het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst
wordt «opvangcentrum» vervangen door «opvangvoorziening». Dit betreft het corrigeren
van een technische omissie en is noodzakelijk omdat de term «opvangcentrum» opvangvoorzieningen
zijnde een woning, hotel of pension, expliciet uitsluit. De uitzondering voor statushouders
in het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst, heeft als doel druk
op de asielopvang te verlichten en te bevorderen dat statushouders doorstromen van
een COA-opvangvoorziening, naar de gemeente waar de vergunninghouder uiteindelijk
gaat wonen. Als gevolg van de druk op de asielopvang maakt het COA in de praktijk
gebruik van opvangvoorzieningen als bijvoorbeeld een hotel of pension. Het is niet
de bedoeling van het besluit geweest de uitzondering in deze situatie niet te laten
gelden.»
Deze leden willen de Minister vragen of zij zo specifiek mogelijk kan aangeven welke
gevolgen de genoemde technische omissie in het verleden heeft gehad. Daarnaast vragen
deze leden wat de betreffende wijziging in de praktijk eventueel kan gaan betekenen
voor gemeenten (inschatting inzake onder andere de beschikbare woningvoorraad in gemeenten
en het aantal tijdelijke huurcontracten dat wordt verstrekt ten opzichte van de oude
situatie).
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister wat eventuele gevolgen kunnen zijn
voor de andere «categorieën van personen» wanneer betreffende wijziging wordt doorgevoerd.
Kan er bijvoorbeeld een scenario ontstaan dat er door betreffende wijziging een stijging
van tijdelijke huurcontracten voor statushouders ontstaat? Mocht dat zo zijn, kunnen
andere «categorieën van personen» en woningzoekenden die niet tot de «categorieën van personen» behoren daar op welke manier dan ook de dupe van
worden?
Als laatste zouden de leden van de PVV-fractie van de Minister willen weten of door
het ministerie wordt gemonitord of er negatieve effecten optreden door genoemde wijziging.
Mocht dat zo zijn, hoe is de monitoring vormgegeven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het besluit
tot wijziging en hebben naar aanleiding van deze wijzigingen nog een aantal vragen.
Deze leden vragen de Minister of het klopt dat sommige onderdelen van dit besluit
niet louter technisch zijn, maar wel degelijk politieke keuzes impliceren. Zij vragen
of de Minister expliciet kan aangeven welke keuzes politiek van aard zijn en waarom
deze op deze manier in een «technisch wijzigingsbesluit» zijn opgenomen.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wat de reden is dat deze inhoudelijke
wijzigingen niet via aparte wetgeving of beleidsnota aan de Kamer zijn voorgelegd.
Deze leden vragen de Minister welke doelgroepen geraakt worden door deze verruiming,
en hoe deze verruiming zich verhoudt tot de wens de leden van de NSC-fractie om tijdelijke
huur uitzonderlijk te houden en de rechtspositie van huurders te versterken.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wie zij precies bedoelt met de term
«bijzondere doelgroepen», en hoe dit gecontroleerd en begrensd wordt in de praktijk.
Deze leden vragen de Minister ook hoe wordt voorkomen dat verschillen ontstaan in
interpretatie en toepassing tussen gemeenten, wat kan leiden tot rechtsongelijkheid.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister of deze wijzigingen gemonitord worden
op hun effect op de woningmarkt en op de doelgroep toewijzing.
Deze leden vragen de Minister of zij kan toezeggen dat bij toekomstige besluiten waarin
politieke keuzes vermomd zijn als technische aanpassingen, explicieter wordt gemaakt
wat de reikwijdte van het besluit is en welke keuzes bewust zijn gemaakt.
De leden van de NSC-fractie lezen dat in het besluit over het specifieke groepen tijdelijke
huurovereenkomst «opvangcentrum» wordt vervangen door «opvangvoorziening». Deze leden
vragen de Minister of het klopt dat door de aanpassing van de term «opvangcentrum»
naar «opvangvoorziening» in het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst,
gemeenten meer ruimte krijgen om tijdelijke verhuur toe te staan. Deze leden vragen
de Minister daarnaast of zij precies kan toelichten wat dit betekent voor de uitvoeringspraktijk
bij gemeenten.
De leden van de NSC-fractie lezen dat deze wijziging erop toeziet dat bij het Besluit
huurprijzen woonruimte is voorzien in de mogelijkheid van indexering van de bedragen.
Deze leden vragen de Minister of het klopt dat de technische aanpassing in het Besluit
toegelaten instellingen volkshuisvesting (BTIV) leidt tot een wijziging in de jaarlijkse
indexering van de inkomensgrens voor toegang tot sociale huur.
Daarnaast vragen de leden van de NSC fractie of de Minister kan toelichten met rekenvoorbeelden
over meerdere jaren of de doelgroep voor sociale huurwoningen hierdoor groter, kleiner
of gelijk blijft.
Deze leden vragen de Minister daarnaast hoe zij borgt dat deze aanpassing niet sluipenderwijs
de toegang tot sociale huur verder beperkt, met name voor werkende alleenstaanden
of gezinnen met een middeninkomen. Zij vragen de Minister daarnaast of er een maatschappelijke
of politieke afweging gemaakt is bij het kiezen voor deze vorm van indexering, of
dat er louter gekeken is naar uitvoeringsconsistentie.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wat er precies verandert met deze wijziging
in de regeling omtrent de verkoop van corporatiewoningen aan zittende huurders. Deze
leden vragen de Minister daarnaast of het klopt dat ook hier sprake is van een nieuwe
indexeringswijze van inkomensgrenzen, en zo ja wat dan de gevolgen zijn voor de doelgroep
die hiervoor in aanmerking komt en de mate van winstafdracht of korting.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister of zij kan toelichten hoe de betaalbaarheid
van koop voor zittende huurders wordt gewaarborgd, en hoe speculatie of oneigenlijke
vermogensvorming wordt voorkomen.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister of er een impactanalyse is gemaakt
van deze wijzigingen op de uitvoering door woningcorporaties en gemeenten
II Antwoord/reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.