Stenogram : Vragenuur: Vragen van het lid Ceder aan de minister van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de staatssecretaris Rechtsbescherming, over het bericht "Nederland krijgt boete van Europees Hof: Staat pakte gezag moeder over haar kind te snel af".
3 Vragenuur
Vergaderjaar 2024-2025
Vergaderingnummer 79
Te raadplegen sinds
2025-07-03Inhoudsopgave
Gerelateerde informatie
Toon alle items in vergaderingHandelingen TK 2024-2025, 79
Vragenuur
Vragen Ceder
Vragen van het lid Ceder aan de minister van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de staatssecretaris Rechtsbescherming, over het bericht "Nederland krijgt boete van Europees Hof: Staat pakte gezag moeder over haar kind te snel af".
De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie, die een vraag heeft, eveneens aan de minister van Justitie en Veiligheid. Het woord is aan hem.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. De afgelopen tien jaar heb ik mij beziggehouden, eerst als advocaat en nu als Kamerlid, met een van de grootste tragedies van het land: het uit huis plaatsen van kinderen, in een situatie waarin dit gebeurt omdat dit in het belang van het kind zou zijn. Hoewel er echt een aantal situaties denkbaar zijn waarin het echt niet anders kan, ben ik na al die jaren nog veel meer dan ooit overtuigd van het volgende: kinderen groeien het beste op bij hun eigen ouders, ook als het met de ouders of met het kind minder goed gaat en ook als het gezin veel ondersteuning nodig heeft om bij elkaar te blijven.
We moeten daarom ook veel meer aan de voorkant investeren in gezinnen. Als een kind uit huis wordt geplaatst, gaan we ervan uit dat het kind in principe ook weer wordt teruggeplaatst, maar daar komt in de praktijk nog veel te weinig van terecht. Slechts vier op de tien kinderen komen terug bij hun ouders. Dat is nog niet eens de helft.
Het Europees Hof heeft recent een uitspraak gedaan met grote gevolgen. Een meisje was anderhalf jaar uit huis geplaatst. Het gezag is beëindigd omdat de moeder onvoldoende zou hebben meegewerkt aan de terugkeer van het kind. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelt dat dit niet genoeg reden is om haar moeder het ouderlijk gezag te ontnemen en oordeelt dat de Nederlandse rechter te vroeg heeft besloten dat zij niet terug kon. Ook hebben jeugdbeschermers de mogelijkheid van terugkeer niet serieus onderzocht.
Laat het helder zijn: beëindiging van het ouderlijk gezag mag geen straf zijn voor niet-meewerken. De Staat heeft de inspanningsverplichting om het kind bij zijn ouders terug te brengen zodra het kan, maar de Nederlandse wetgeving en de rechtspraak zijn daar in de praktijk nog niet voldoende op ingericht, en dat heeft grote gevolgen. Daarom een aantal vragen aan de minister.
Allereerst: wat betekent de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens voor het beleid van uithuisplaatsing? Kan de minister toezeggen dat hij voor het zomerreces een uitwerking van de werkwijze in de praktijk stuurt?
Ik kan me voorstellen dat deze uitspraak wordt meegenomen in de wetswijziging die de staatssecretaris aan het voorbereiden is. Maar welke voorstellen om terugplaatsing in de praktijk tot een reële optie te laten behoren, komen terug in dat wetsvoorstel? En wanneer verwacht de minister dat deze wet in werking kan treden?
Voorzitter. Tot zover.
De voorzitter:
De minister.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Dank aan de heer Ceder voor zijn vraag. Ik sta hier namens de staatssecretaris Rechtsbescherming, onder wiens portefeuille dit dossier valt. Vanmiddag besprak ik ter voorbereiding op dit vragenuurtje de casus van dit meisje en haar moeder. De situatie raakt mij zeer, ook als vader van drie jonge kinderen. Vooral het signaal dat er dingen fout zijn gegaan, moet echt serieus worden opgepakt. Dit mag niet nog een keer gebeuren.
De staatssecretaris heeft mij laten weten dat hij vastbesloten is om te zorgen voor verbeteringen van zijn aanpak van uithuisplaatsingen, om dit soort onrecht te voorkomen. Het recht op eerbiediging van het gezins- en familieleven is van het grootste belang. Een uithuisplaatsing en de beëindiging van het ouderlijk gezag zijn ingrijpende maatregelen, waar altijd zorgvuldig onderzoek aan vooraf moet gaan en die ook om een zeer zorgvuldige besluitvorming vragen. Het toewerken naar terugplaatsing moet daarbij altijd het doel zijn; dat deel ik met de heer Ceder.
Het verbeteren van de procedures rond uithuisplaatsingen en terugplaatsingen en het versterken van de rechtsbescherming voor ouders en kinderen die hiermee te maken krijgen, heeft voor de staatssecretaris dan ook grote prioriteit. In dit kader heeft hij — u noemde het al — het wetsvoorstel Versterking rechtsbescherming in de jeugdbescherming opgesteld, waarin hij concrete maatregelen voorstelt om thuisplaatsing na een uithuisplaatsing te bevorderen. Het uitgangspunt van het werken aan thuisplaatsing wordt daarmee wettelijk vastgelegd. Het recht op omgang krijgt ook een veel prominentere plek binnen de uithuisplaatsing.
Daarnaast wordt de bepaling van het perspectief van een minderjarige wettelijk geregeld en met waarborgen omkleed. Deze maatregelen versterken de ontwikkelingen die breder plaatsvinden. Er wordt door alle betrokken partijen terughoudend gekeken naar een uithuisplaatsing of een gezagsbeëindiging. Dat laat ook het kritische rapport van de commissie-Hamer uit februari van dit jaar zien. Het aantal van deze maatregelen is dan ook aan het dalen.
De uitspraak van het Europees Hof zal de staatssecretaris betrekken bij de verdere uitwerking van het wetsvoorstel. Op dit moment worden daarin de consultatiereacties verwerkt. Daarnaast werkt de staatssecretaris samen met de betreffende stakeholders aan aanvullende maatregelen naar aanleiding van het onderzoek Terugplaatsing na gedwongen uithuisplaatsing van de Universiteit Leiden, ook uit februari van dit jaar. Deze beleidsreactie kunt u in mei tegemoetzien.
In aanvulling op de vragen wat dit betekent voor andere zaken en of ik een eerste appreciatie kan geven, zeg ik dat ik daar nog niet op vooruit kan lopen. We hebben drie tot zes maanden de tijd om te reageren op de uitspraak van het Hof. Die tijd zullen we echt nodig hebben om dit op een zorgvuldige wijze te kunnen doen. Ik kan namens de staatssecretaris wel toezeggen dat u in mei een eerste reactie zult krijgen, in de brief die er dan komt over rechtsbescherming. Daarin zullen we dit meenemen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel. Ik ben blij dat de toezegging is gedaan dat er in mei een brief komt wat betreft die eerste appreciatie. We hebben het al herhaaldelijk in de Kamer hierover gehad. Ik heb hier ook herhaaldelijk voor gepleit. Ik spoor dit kabinet nogmaals aan om hier snel werk van te maken. Tot nu toe staan ouders nog op grote achterstand. Het gebeurt gewoon nog te vaak dat kinderen niet terug naar hun ouders kunnen. Dit vindt nu bij minder dan de helft van de gevallen plaats. Ouders kunnen niet wachten op een wetsvoorstel dat pas over een lange tijd ingaat. Ik ben blij dat het wetsvoorstel nu in consultatie is, maar dat betekent dat het nog wel even gaat duren voordat het in werking treedt. Daarom is mijn vraag op welke manier de minister en de staatssecretaris nu al gaan werken aan het vergroten van de mogelijkheid dat een kind terug naar de ouders kan. We hoeven niet op een wetswijziging te wachten om nu al in de praktijk beleid aan te passen. Dat is niet nodig; dat kan nu ook al. Hoe worden ouders geïnformeerd over hun rechten? Hoe worden zij ondersteund? Hoe wordt beter meegewerkt en meegedacht met ouders, ook als ze niet direct in de meewerkstand staan?
Tot zover.
Minister Van Weel:
Er zijn al een aantal procedurele wijzigingen doorgevoerd sinds deze zaak. Deze zaak stamt natuurlijk al uit 2018; toen is die aanhangig gemaakt bij het EHRM. Er zijn al een aantal verbeteringen doorgevoerd, maar een aantal zullen moeten wachten op het wetsvoorstel. Daarnaast zijn er ook een aantal pilots gestart, waaronder het bieden van gratis rechtsbijstand voor dit soort ouders in dit soort gevallen. Daarbij worden ze hopelijk meer actief gewezen op de mogelijkheden die zij hebben om bepaalde rechtsmiddelen in te zetten en om hun recht te behalen in dit soort gevoelige zaken. Daarnaast zal ik de staatssecretaris vragen om in zijn eerste reactie in zijn brief in mei te kijken wat op korte termijn, hangende het wetsvoorstel, aanvullend mogelijk is aan praktische zaken om dit te verbeteren.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De wetswijziging is momenteel in consultatie. Dat betekent dat het nog even duurt voordat die in de Kamer komt en in werking kan treden. Welk tijdpad heeft het kabinet voor ogen? Wanneer gaat deze wet, met alle wijzigingen, in werking treden?
Minister Van Weel:
De consultatie-inbreng wordt op dit moment verwerkt in het wetsvoorstel. Daarmee ga ik ervan uit dat dat zeker nog dit jaar naar de Raad van State zal gaan. Naar verwachting zal de wet dan op zijn vroegst in 2027 in werking kunnen treden. Ik begrijp uw wens voor spoed, maar ik denk dat we tot de inwerkingtreding van het wetsvoorstel ook moeten kijken naar praktische zaken die los van het lopende wetstraject kunnen worden gedaan.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Een van de belangrijkste oorzaken voor waarom een kind uit beeld raakt als het gaat om terugplaatsen, is omdat de nadruk bij een uithuisplaatsing ligt op veiligheid. Dat snap ik, maar vervolgens moet ook direct nagedacht worden over wat er nodig is om een kind terug te kunnen laten keren, het zogeheten perspectiefbesluit. Wil de minister opnieuw onder de aandacht brengen van de GI's dat dit belangrijk is, ook in het licht van de huidige uitspraken?
Minister Van Weel:
U overvraagt mij nu een klein beetje op de inhoud, dus ik ga deze vraag doorgeleiden naar de staatssecretaris en vragen of hij met een antwoord komt in zijn brief in mei.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zal de minister hierop blijven bevragen en hem manen tot haast, want een kind heeft het recht om bij zijn ouders op te kunnen groeien.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Alle waardering voor de minister, die hier de rol van de staatssecretaris overneemt, maar ik heb soms ook wel moeite met de grote woorden die ik vanuit vak K hoor over de ernst van een uithuisplaatsing. Dit is niet nieuw. We weten al jaren dat de rechten van ouders en kinderen geschonden worden. Al vijf jaar geleden heeft de Kamer unaniem een motie van ons aangenomen waarin wordt gevraagd om een concreet plan van aanpak te maken. Het is mooi dat er een wetsvoorstel komt, maar als ik de minister dan hoor zeggen dat er heel veel prioriteit is en dat ook de staatssecretaris hier veel prioriteit aan geeft, vraag ik me af waarom dat bijvoorbeeld niet blijkt uit de Voorjaarsnota, waarin nul middelen gereserveerd staan om het stelsel van jeugdbescherming echt te verbeteren. Waarom is daarvoor gekozen?
Minister Van Weel:
Ik kan niet alle keuzes uit de Voorjaarsnota toelichten. Het is kiezen in schaarste. Daarbij zijn alle prioriteiten gewogen. De uitkomst is zoals u heeft gezien. Dat neemt niet weg dat het onderwerp prioriteit heeft. Maar u heeft gelijk: in de Voorjaarsnota zijn geen separate middelen gereserveerd op dit moment.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Met kiezen in schaarste is op zich niets mis, als je dan maar wel eerlijk en transparant bent over keuzes. Waar ik moeite mee heb, is dat er voortdurend, ook vanuit vak K wordt aangegeven hoe heftig een uithuisplaatsing is. Ik spreek niet deze minister persoonlijk aan, maar wel bewindspersonen in het algemeen. Nederland is op de vingers getikt omdat er mensenrechten worden geschonden. Je kunt niet blijven zeggen dat het heftig is en een enorme prioriteit is, als we in het beleid niets terugzien en als we meer dan vijf jaar hebben moeten wachten op een wet die de rechten van ouders en kinderen verbetert. De minister geeft aan dat er enorme prioriteit is voor het stelsel van jeugdbescherming, maar dat blijkt niet uit daden. Dus vandaar mijn vraag aan de bewindspersoon: is het een prioriteit en merken we dat ook aan daden en middelen, of is het geen prioriteit? Want dan hebben we hier ook een discussie, maar wel een andere discussie.
Minister Van Weel:
Het is niet zo zwart-wit als mevrouw Westerveld hier nu stelt. Natuurlijk heeft dit onderwerp prioriteit. Daarom werken we ook aan het wetsvoorstel. Heeft dat lang geduurd? Ja. Daarover zou ik het eens kunnen zijn met mevrouw Westerveld. Maar we zijn nu wel een heel eind onderweg. We komen dus na de consultatie zo snel mogelijk met een wetsvoorstel dat naar de Raad van State kan. Tegelijkertijd is er wel geld gereserveerd voor de Hervormingsagenda Jeugd. Met dat geld zijn er ook belangrijke verbeteringen voor de jeugdbescherming mogelijk, zij het dat we daar nog niet de volledige stelselherziening mee gedekt hebben. Maar nogmaals, het was kiezen in schaarste tijdens de Voorjaarsnota. Nogmaals, er is geld via de Hervormingsagenda Jeugd. Dat zal ook naar jeugdbescherming komen. We werken onverminderd voort aan het wetsvoorstel. We zullen doen wat er mogelijk is met de middelen die daarvoor gereserveerd zijn op dit moment.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Deze zaak staat natuurlijk niet op zichzelf. Ook in deze zaak is onafhankelijk onderzoek naar de mogelijkheid tot terugkeer geweigerd. Als onafhankelijk onderzoek een van de weinige instrumenten is waarmee ouders zich juridisch kunnen verdedigen, waarom worden zulke verzoeken dan systematisch afgewezen?
Minister Van Weel:
Ik zal ook deze vraag doorgeleiden naar de staatssecretaris, zodat hij daar in zijn brief in mei uitvoerig op kan ingaan. Ik heb dat antwoord namelijk niet paraat.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover dit onderwerp. Dank aan de minister van Justitie en Veiligheid voor zijn aanwezigheid hier vandaag.