Brief regering : Evaluatie structurele verlaging maximale kredietvergoeding
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 814 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2025
De kredietvergoeding die een kredietgever aan een consument in rekening mag brengen
voor een consumptief krediet is aan een wettelijk maximum gebonden. De maximale kredietvergoeding
op jaarbasis bestaat uit de (variabele) wettelijke rente, vermeerderd met een (vaste)
opslag. Per 10 augustus 2020 werd de opslag op de wettelijke rente tijdelijk verlaagd
van 12 naar 8 procentpunten in verband met de coronacrisis.1 Per 13 juni 2022 is de opslag als onderdeel van de maximale kredietvergoeding structureel
verlaagd van 12 naar 8 procentpunten.2 Sinds 1 januari 2025 is de maximale kredietvergoeding 14% per jaar, bestaande uit
een wettelijke rente van 6% plus de opslag van 8 procentpunten.
In de nota van toelichting op het besluit dat de structurele verlaging regelt, staat
dat de maatregel na twee jaar zal worden geëvalueerd om zicht te hebben op de effecten
van de structurele verlaging.3 Op 17 juni 2025 heeft SEO Economische Onderzoek («SEO») haar evaluatie van de structurele
verlaging van de maximale kredietvergoeding afgerond met een evaluatierapport (bijlage 1).4 Het eindrapport «Lagere rente op kleine kredieten» geeft een oordeel over de mate
waarin de maatregel doelmatig en doeltreffend functioneert. Het rapport bevat daarnaast
een aantal aanbevelingen. Met deze brief bied ik u het evaluatierapport aan en geef
ik u mijn reactie daarop.
Uitkomsten evaluatie
SEO heeft onderzocht in hoeverre de structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding
de beoogde doelen heeft gerealiseerd en wat de belangrijkste gevolgen zijn voor de
markt van consumptief krediet.5 Hierbij keek SEO naar zowel het effect van de maatregel op de aanbodzijde als op
de vraagzijde van consumptief krediet en naar de potentiële neveneffecten van de maatregel,
zoals deze waren geïdentificeerd voorafgaand aan de (structurele) verlaging. Hierna
worden achtereenvolgend de conclusies en aanbevelingen toegelicht die SEO heeft geformuleerd
op basis van de evaluatie.
Conclusies
1. Lager aanbod kleinere kredieten
Uit de evaluatie van SEO blijkt dat, sinds de verlaging van de maximale kredietvergoeding,
het aantal aanbieders van verschillende kredietvormen is gedaald, waaronder persoonlijke
leningen, online goederenkrediet en roodstand op betaalrekeningen. Hierin hebben ook
de strengere leennormen en alternatieve vormen van krediet – zoals Buy Now, Pay Later (BNPL) – een rol gespeeld.
2. Daling in vraag naar kleine consumptieve kredieten
Sinds 2019 daalt het aantal lopende consumptieve kredieten, met een sterke afname
van doorlopend krediet en een dalend uitstaand saldo. Tegelijkertijd neemt het aantal
betalingsachterstanden en schuldhulpgevallen bij consumptief krediet af.
3. Verschuiving naar alternatieve vormen van krediet
De vraag naar kleine kredieten blijft bestaan. Consumenten wijken uit naar alternatieven
zoals BNPL of zoeken krediet buiten Nederland. Gesprekspartners stellen dat dit niet
te relateren is aan de verlaging van de maximale kredietvergoeding en het verminderde
aanbod als gevolg daarvan.
4. Verlaging maximale kredietvergoeding deels doeltreffend in het beschermen van consumenten
tegen hoge kredietkosten
De verlaging van de maximale kredietvergoeding heeft beperkt geleid tot lagere kredietkosten
voor consumenten. Voor de meeste gebruikers gaat het om een beperkte besparing, terwijl
anderen juist zijn aangewezen op duurdere alternatieven. Daarmee acht SEO het beleid
slechts deels doeltreffend en niet doelmatig in het beschermen van consumenten tegen
hogere kredietkosten.
5. Verlaging maximale kredietvergoeding niet doeltreffend in verlagen betalingsachterstanden.
Hoewel er een daling zichtbaar is in betalingsachterstanden, is deze niet toe te schrijven
aan de verlaging van de maximale kredietvergoeding. Daarom constateert SEO dat de
maatregel zowel niet doeltreffend als niet doelmatig is in het voorkomen van problematische
schulden.
6. Verlaging maximale kredietvergoeding niet doeltreffend in tegengaan problematische
schulden
Het aantal personen met een problematisch schuld is toegenomen sinds 2021. Consumenten
zoeken vaker naar minder gereguleerde alternatieven voor financiering, wat risico’s
kan verhogen. Daarnaast zien de marktpartijen geen direct verband tussen de maximale
kredietvergoeding en het ontstaan en tegengaan van schulden. Daarom acht SEO de maatregel
in het tegengaan van problematische schulden niet doeltreffend en niet doelmatig.
Aanbevelingen
Op basis van deze conclusie doet SEO een aantal aanbevelingen waarop ik mijn reactie
geef.
1. Niet verder verlagen van de maximale kredietvergoeding
Op basis van de beperkte doeltreffendheid van de verlaging van de maximale kredietvergoeding,
adviseert SEO om de maximale kredietvergoeding niet verder te verlagen. Gezien het
uitblijven van aantoonbare effecten op betalingsachterstanden en schuldenproblematiek,
ben ik het met SEO eens dat een verdere verlaging van de maximale kredietvergoeding
niet gerechtvaardigd is.
2. Beperkte verhoging van de opslag in de maximale kredietvergoeding met 2 procentpunt
SEO adviseert een verhoging van de opslag in de maximale kredietvergoeding met 2 procentpunt
(van 8 naar 10 procentpunt) omdat de verlaging van de opslag van 12 naar 8 procentpunt
deels doeltreffend en niet doelmatig was. Daarmee is volgens SEO geen economische
reden om de verlaging in stand te houden. Bij een verhoging van 2 procentpunt zouden
de kredietkosten van consumenten enerzijds en de winstgevendheid van aanbieders anderzijds
beter in balans zijn dan bij een opslag van 8 of 12 procentpunt.
Ik begrijp de gedachte achter dit voorstel en het belang van een duurzaam verdienmodel
voor marktpartijen. SEO constateert immers dat consumenten op zoek gaan naar alternatieven
die (potentieel) duurder zijn, minder gereguleerd worden en mogelijk minder bescherming
bieden tegen overkreditering. Tegelijkertijd zie ik op dit moment onvoldoende aanleiding
om over te gaan tot aanpassing van de huidige systematiek. Het Ministerie van Financiën
werkt op dit moment aan de implementatiewet van de herziene Europese Richtlijn consumentenkrediet
(CCDII). De CCDII is een breed pakket aan maatregelen, dat is gericht op transparantie,
consumentenbescherming en verantwoord verstrekken van krediet. De implementatie van
de CCDII zal naar waarschijnlijkheid ook gevolgen hebben voor de vraag- en aanbodzijde
van de markt. De maatregelen zullen naar verwachting een groter effect hebben op het
functioneren en de regulering van de kredietmarkt dan een eventuele aanpassing in
slechts één van de onderdelen van het stelsel, zoals de maximale kredietvergoeding.
Daarom vind ik het op dit moment niet wenselijk om vooruitlopend op de implementatie
van CCDII de maximale kredietvergoeding te verhogen. Ik wil partijen eerst de ruimte
geven zich aan te passen aan de nieuwe Europese regels. Daarna kan worden beoordeeld
of aanvullende aanpassingen aan het nationale kader nodig of wenselijk zijn.
3. Bij toekomstige beleidswijzigingen rekening houden met zowel kosten- als inkomstenkant
aanbieders
In haar rapport constateert SEO dat de winstmarges van aanbieders niet hoog zijn.
SEO adviseert daarom om bij toekomstige beleidswijzigingen rekening te houden met
zowel de kosten- als inkomstenkant van de aanbieders.
Consumentenbescherming staat centraal bij het beleid omtrent de maximale kredietvergoeding.
Tegelijkertijd is relevant dat de structurele verlaging van deze vergoeding gevolgen
kan hebben voor de verdiencapaciteit van aanbieders en daarmee voor de beschikbaarheid
van krediet. Bij toekomstige beleidskeuzes zal ik dan ook nadrukkelijk rekening houden
met zowel de kosten- als inkomstenkant van kredietaanbieders, zodat het evenwicht
behouden blijft tussen enerzijds de bescherming van de consument en anderzijds het
borgen van een verantwoord en toegankelijk kredietaanbod.
4. Marktpartijen eerder op de hoogte stellen van de nieuwe maximale kredietvergoeding
voor het komende half jaar
De marktpartijen hebben bij SEO aangegeven dat zij soms weinig tijd hebben om de nieuwe
maximale kredietvergoeding door te voeren in hun contracten en zouden daarom graag
eerder op de hoogte worden gesteld van de nieuwe maximale kredietvergoeding voor het
komende half jaar.
Ik begrijp dat de marktpartijen graag zo snel mogelijk op de hoogte worden gebracht
van de nieuwe maximale kredietvergoeding, zodat zij hun contracten hierop kunnen aanpassen.
De maximale kredietvergoeding wordt vastgesteld op basis van een wettelijke systematiek.
Deze systematiek koppelt de maximale vergoeding aan de wettelijke rente. De wettelijke
rente is op haar beurt gekoppeld aan de herfinancieringsrente van de Europese Centrale
Bank (ECB), vermeerderd met een vaste opslag van 2,25 procentpunt. De wettelijke rente
en daarmee de maximale kredietvergoeding kan (indien nodig) effectief wijzigingen
per 1 januari en/of 1 juli.
De ECB-rente wordt niet ruim van tevoren aangekondigd en kan kort voor de peildatum
nog wijzigen. Daardoor is het pas laat in het proces mogelijk om de nieuwe maximale
kredietvergoeding betrouwbaar vast te stellen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid
monitort de ontwikkelingen in de ECB-rente en past indien nodig de wettelijke rente
aan. Deze wijziging doorloopt vervolgens de gebruikelijke procesmatige stappen, waarnaar
de wijziging in het Staatsblad wordt gepubliceerd.
De officiële publicatie gebeurt meestal vrij kort voor de inwerkingtreding (van 1 januari
of 1 juli) vanwege de juridische en politieke doorlooptijden in het vaststellingsproces
en omdat de renteontwikkelingen zo actueel mogelijk dienen te zijn. Hoewel het begrijpelijk
is dat marktpartijen eerder duidelijkheid willen, staat daar tegenover dat te vroege
communicatie onder andere het risico met zich meebrengt dat marktpartijen zich baseren
op een incorrecte rente. Een mogelijke tussenoplossing is om indicatieve verwachtingen
(onder voorbehoud) eerder te delen met de marktpartijen wanneer het Ministerie van
Justitie en Veiligheid start met het proces van de wijziging. Ik ga na wat de mogelijkheden
hiertoe zijn.
De Minister van Financiën, E. Heinen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Heinen, minister van Financiën