Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 7-8 juli 2025 (Kamerstuk 21501-31-793)
2025D31558 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de op 24 juni 2025 ontvangen Geannoteerde Agenda Informele
Raad WSBVC van 7 en 8 april 2025 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 793).
De voorzitter van de commissie,
Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
II
Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de Informele Raad
voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 7–8 juli 2025. Deze leden hebben hierover een
aantal vragen aan de regering.
De leden van de PVV-fractie lezen dat het eerste agendapunt van de geannoteerde agenda
onder andere gaat over de vrije uitwisseling van Europese Unie (EU)-arbeidsmigranten,
waarbij het vrijwel altijd uitkomt op Oost-Europese arbeidsmigranten die voor weinig
geld werken in de West-Europese landen. Is het kabinet het met deze leden eens dat
er in Nederland een groot onbenut arbeidspotentieel is en dat dit aanpakken leidt
tot minder behoefte aan arbeidsmigranten?
Over de Nederlandse inzet op het tweede agendapunt van de geannoteerde agenda over
het concurrentievermogen met betrekking tot werkgelegenheid zijn de leden van de PVV-fractie
positiever. Ook deze leden zien het belang van het bevorderen van talent en vaardigheden,
zodat ieder individu zich optimaal kan ontwikkelen op de arbeidsmarkt. Toch zijn deze
leden benieuwd hoe dit rijmt met het feit dat werkgevers in Nederland staan te springen
om werknemers, terwijl die er gewoon al zijn. Ziet het kabinet hier een noodzaak dat
om dit doel te bereiken er eerst meer mensen in Nederland aan het werk moeten gaan
en/of iets meer werkuren zouden moeten maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda en het
Fiche Mededeling horizontale interne-marktstrategie.1 Deze leden hebben hier enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet kansen ziet in het zogenaamde
28e regime, waar vennootschapsrecht, insolventierecht, fiscaal recht en zelfs arbeidsrecht
onder kunnen vallen. Deze leden maken zich hierover grote zorgen. Zij vragen of het
kabinet onderschrijft dat sociale minimumnormen een intrinsiek onderdeel zijn van
de interne markt, en dat deze normen bijdragen aan opwaartse sociale convergentie
binnen de EU. Deze leden vragen of het kabinet erkent dat het invoeren van een 28e regime dat minimumbescherming centraal stelt in de praktijk kan leiden tot een verlaging
van het beschermingsniveau. Zij vragen de Minister of hij het ermee eens is dat sociale
minimumbescherming niet als standaard mag worden opgelegd via een optioneel regime,
waarbij nationale wet- en regelgeving wordt omzeild.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vragen het kabinet of het kan aangeven wat de
toegevoegde waarde is van het 28e regime voor werknemers, als daarin ook het arbeidsrecht meegenomen wordt. Deze leden
vragen het kabinet om aan te geven op welke punten de positie van werknemers verslechtert
en of er überhaupt punten zijn waarvan verwacht kan worden dat de positie van werknemers
versterkt wordt als ook het arbeidsrecht onder dit regime gebracht wordt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het kabinet in de brief aangeeft
dat de Wet toelating terbeschikkingstelling arbeidskrachten (Wtta) zonder vertraging
moet worden ingevoerd en dat het beschermingsniveau daarvan niet mag worden ondermijnd.
Deze leden vragen de Minister of hij bereid is zijn veto uit te spreken over aankomende
wetgeving of beleidsmaatregelen indien de implementatie of werking van de Wtta in
gevaar komt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de strategie voor de interne
markt gericht moet zijn op de bescherming van werknemers tegen onderbetaling en uitbuiting.
Deze leden vragen of het kabinet deze visie deelt. Ook vragen deze leden of het kabinet
de opvatting deelt dat nationale wetten die als doel hebben werknemers te beschermen
leidend moeten zijn boven de strategie de zich vooral richt op de vraag van werkgevers
en ondernemers die voordeel hebben in de handel van arbeid van mensen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-merken op dat richtlijnen die betrekking hebben op
arbeidsomstandigheden, zoals die over werken met gevaarlijke stoffen, in alle gevallen
slechts een bodem leggen voor regelgeving en er altijd de ruimte moet blijven om een
beter beschermingsniveau te behouden en te vormen. Deze leden vragen tevens of het
kabinet bereid is zich tegen standaardbepalingen te verzetten die deze ruimte zouden
beperken.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie erkennen dat uitzonderingen voor het midden-
en kleinbedrijf (mkb) legitiem kunnen zijn. Deze leden maken zich echter zorgen over
het mogelijk introduceren van een aparte categorie mid cap-bedrijven die uitzonderingen
zouden krijgen op normen die werknemers beschermen. Deze leden vragen wat de toegevoegde
waarde is van de nieuwe categorie voor wie uitzonderingen gaan gelden en of hier al
zicht op is en om zodra hier zicht op bestaat dit direct aan de Kamer te melden.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aandacht voor de relatie tussen
de interne-marktstrategie en het bestrijden van armoede. Deze leden vragen of het
kabinet bereid is te erkennen dat een minimum aan prijscompensatie noodzakelijk is
om de koopkracht van mensen in armoede op peil te houden. Zij onderstrepen dat er
meer nodig is om armoede structureel te bestrijden, maar prijscompensatie kan hier
een onderdeel van zijn.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de verkenning aanpak
onrechtmatige detachering derdelanderwerknemers. Zij hebben hier nog enkele vragen
over.
Deze leden lezen dat de cijfers omtrent het aantal gedetacheerde derdelanderwerknemers
nog steeds niet goed inzichtelijk is. Deze leden vragen de Minister wat gedaan kan
worden om het aantal gedetacheerde derdelanderwerknemers beter in kaart te kunnen
brengen. Zij benadrukken dat deze cijfers al langer slecht inzichtelijk zijn en hier oplossingen voor
moeten worden gezocht.
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het groeiende aantal derdelanders dat
in Nederland werkzaam is onder meer veroorzaakt wordt door de uitbesteding van het
werkgeverschap. Is het wat de Minister betreft dus niet ook logisch en noodzakelijk
om de uitbesteding van het werkgeverschap terug te dringen om illegale doordetachering
terug te dringen, bijvoorbeeld door in te zetten op meer rechtstreekse dienstverbanden
en minder flexibele contracten?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister wat na het gezamenlijke «Position
paper on the posting of third country nationals»2 de vervolgstappen zijn geweest om een verduidelijking van het juridische kader verder
te brengen. Welke stappen gaan nog genomen worden? Zijn er inmiddels meer lidstaten
voornemens zich bij dit initiatief aan te sluiten?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
voornemen om de (informatie)positie van derdelanderwerknemers te verbeteren door met
het project Work in NL (WIN) te werken aan landelijk dekkende informatievoorziening
voor arbeidsmigranten. Is de Minister het met deze leden eens dat het essentieel is
om het aantal WIN-punten landelijk uit te breiden? Deze leden lezen dat de voorgestelde
maatregel is om het concept «hoofdactiviteit» in nationale regelgeving te verduidelijken.
Deze leden vragen of en zo ja waarom er al is gekozen voor de termijn van drie maanden
waarin de gedetacheerde voorafgaand aan tewerkstelling bij de werkgever in de zendende
lidstaat moet hebben gewerkt. Is het mogelijk om deze termijn uit te breiden naar
zes of twaalf maanden? Daarnaast zijn deze leden benieuwd hoe de Minister de handhaving
hiervan voor zich ziet.
De leden van GroenLinks-PvdA lezen in de brief dat de maatregelen verschillende doorlooptijden
hebben. De misstanden omtrent derdelanderdetachering blijven zich echter iedere dag
voordoen. Deze leden vragen wat de Minister in de tussentijd concreet gaat doen om
de misstanden met derdelanderdetachering tegen te gaan. Is de Minister bijvoorbeeld
bereid om met zijn ambtsgenoten in Litouwen, Polen en Hongarije in gesprek te gaan
over de terugvorderprocedures van vrachtwagens van stakende chauffeurs die via bedrijven
in deze landen illegaal worden doorgedetacheerd naar Nederland?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of het kabinet kan aangeven
of er een apart derdelandersregime kan komen. Ook vragen deze leden of er daarmee
geshopt kan worden tussen regimes en wat de gevolgen zijn voor derdelanders. Tevens
vragen deze leden of de detacheringsrichtlijn gewijzigd moet worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda
van de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 en 8 juli aanstaande,
en danken de Minister voor zijn toelichting op de geagendeerde thema’s. Deze leden
hebben hiertoe geen vragen of opmerkingen. Zij wensen de Minister dan ook veel succes
met deze Informele Raad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 7 en 8 juli 2025, en het
verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 19 juni 2025. Deze leden
hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie zijn positief over de aandacht die de Minister nationaal
en internationaal vraagt voor de detachering van derdelanders. Deze leden onderstrepen
het belang van het aanpakken van onrechtmatige detachering van derdelanderwerknemers,
om uiteindelijk meer grip te krijgen op arbeidsmigratie. Het is belangrijk dat eerlijke
arbeidsmobiliteit hiervoor wordt bevorderd. Deze leden vragen de Minister welke stappen
hij voornemens is nog in 2025 te zetten om Europese opvolging te laten geven aan de
oproep uit het gezamenlijke position paper om het juridisch kader te verduidelijken.
Zij vragen de Minister tevens hoe hij gaat borgen dat een eventuele nieuwe richtlijn
over de detachering van derdelanderwerknemers daadwerkelijk handhaafbaar en effectief
is, zonder de bureaucratische lasten. En hoe voorkomt de Minister ten slotte dat een
uitbreiding van de European Labour Authority (ELA) leidt tot een sluipende uitbreiding
van EU-bevoegdheden?
De leden van de NSC-fractie onderstrepen de noodzaak van het bevorderen van vaardigheden
en leven lang ontwikkelen in de geplande gedachtewisseling over concurrentievermogen
op het gebied van werkgelegenheid. In het licht van de uitdagingen op de arbeidsmarkt
moet de aandacht voor scholing en leven lang ontwikkelen fors worden vergroot. Deze
leden vragen de Minister daarom hoe de faciliterende rol voor de Europese Commissie
met betrekking tot het bevorderen van vaardigheden en leven lang ontwikkelen vorm
zou moeten worden gegeven. Welke concrete verantwoordelijkheden en taken beoogt de
Minister hierin voor de Commissie?
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de «Single Market Strategy» en
het fiche van het kabinet over deze strategie.3 De leden vragen de Minister hoe hij de balans tussen lastenverlichting uit de «Single
Market Strategy» en de bescherming van arbeidsvoorwaarden voor zich ziet. Op welke
manier is de Minister voornemens dit scherp te monitoren in Europees verband?
De leden van de NSC-fractie hebben ten slotte kennisgenomen van de raadpleging over
aanvullende pensioenen die recent is uitgezet door de Europese Commissie. Deze leden
vragen de Minister welke risico’s en kansen hij ziet in deze EU-raadpleging over aanvullende
pensioenen.
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.