Brief regering : Evaluatierapport Wet Oneerlijke Handelspraktijken
35 642 Regels strekkende tot implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (PbEU 2019, L 111/59) (Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen)
Nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2025
Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport aan over de evaluatie van de Wet oneerlijke
handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen (hierna: Wet OHP)(Kamerstuk
35 642). Deze evaluatie heeft plaatsgevonden in het kader van de Strategische Evaluatieagenda
en is uitgevoerd door het adviesbureau Ecorys. De evaluatie had als doel inzicht te
geven in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Wet OHP sinds de inwerkingtreding
daarvan. In deze brief ga ik in op de belangrijkste conclusies en aandachtspunten
voor de Wet OHP.
Wet OHP
Op 1 november 2021 is de Wet OHP in werking getreden1. Met deze wet is de Europese richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken in de
relaties tussen ondernemingen in de voedselvoorzieningsketen (Richtlijn (EU) 2019/633)
geïmplementeerd. De Wet OHP heeft als doel de onderhandelingspositie van boeren, tuinders
en vissers tegenover grotere en geconcentreerde marktpartijen te versterken. Bepaalde
handelspraktijken zijn als onrechtmatig aangeduid, waarbij onderscheidt wordt gemaakt
tussen twee type praktijken. Handelspraktijken die op de zogenoemde zwarte lijst staan
zijn altijd onrechtmatig. Handelspraktijken die op de zogenoemde grijze lijst staan
zijn alleen onrechtmatig indien deze niet van tevoren op heldere en ondubbelzinnige
wijze zijn overeengekomen. Voorbeelden van handelspraktijken op de zwarte lijst zijn
te late betaling van boeren, tuinders en vissers door afnemers voor bederfelijke producten
of het kort van tevoren annuleren van bestellingen van deze producten. Een voorbeeld
van de grijze lijst is als de afnemer onverkochte landbouw- en voedingsproducten retourneert
zonder betaling. De Wet OHP wordt gehandhaafd door de Autoriteit Consument en Markt
(ACM). Leveranciers kunnen daarnaast ook geschillen aan de Geschillencommissie (GSC)
voorleggen, die dan een bindende uitspraak kan doen. Tot op heden heeft de ACM heeft
in drie zaken een besluit genomen en de GSC heeft in een zaak uitspraak gedaan.
Evaluatieopzet:
Hoofdvraag voor de evaluatie was in hoeverre de Wet OHP in de periode van 2021 tot
en met 2024 doeltreffend en doelmatig is gebleken. Het adviesbureau heeft een documentenstudie
uitgevoerd gezamenlijk met semigestructureerde interviews met verschillende partijen
waaronder de ACM, de GSC, het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de federatie
Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI), de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO)
en Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV). Een volledige lijst van partijen
is te vinden in het rapport. Daarnaast is vanuit mijn ministerie een enquête uitgezet
bij de LVVN-community, een besloten platform van 200 akkerbouwers, tuinders en veehouders
voor het versterken van de evaluatie met praktijkinzichten
Doeltreffendheid, doelmatigheid en doelbereik van de Wet OHP
De evaluatie laat zien dat de Wet positief scoort op doeltreffendheid. Tegelijkertijd
wordt aangegeven dat agrarische ondernemers terughoudend zijn in het melden van oneerlijke
handelspraktijken, omdat ze verwachten dat het doen van een melding de relatie met
een afnemer schaadt en omzet kan kosten. Deze terughoudendheid in het melden, maakt
dat de Wet OHP vooralsnog minder doeltreffend is dan mogelijk zou zijn. Positief is
dat er een normerende en preventieve werking van de Wet OHP uitgaat. Het is voor leveranciers
en afnemers in de keten duidelijker dan voorheen wat wel en wat niet is toegestaan.
Dit wordt bevestigd door de contractwijzigingen die na invoering van de Wet OHP zijn
waargenomen. Het probleem van oneerlijke handelspraktijken is vertaald in een wettelijke
aanpak en heeft daarmee status verworven. Verwacht wordt dat er door een grotere bekendheid
van de Wet OHP meer klachten worden ingediend, en dat de wet bijdraagt aan meer evenwicht
in de machtsverhoudingen in de keten.
De doelmatigheid van de Wet OHP is nog moeilijk te beoordelen doordat er nog weinig
uitspraken zijn geweest. Toch wordt ook de doelmatigheid vooralsnog als goed beoordeeld.
Er zijn vaste kosten om de capaciteit en beschikbaarheid te garanderen van de organisaties
waar leveranciers naartoe kunnen met hun klacht. Op de langere termijn kan scherper
naar doelmatigheid worden gekeken, om tot een goede balans te komen tussen de vaste
kosten voor de capaciteit en variabele kosten per afhandeling van een case.
De verschillende partijen zijn ook gevraagd of het doelbereik van de wet verhoogd
zou worden door handelspraktijken aan de grijze of zwarte lijst toe te voegen. De
geïnterviewden kwamen niet met tekortkomingen of suggesties om de lijsten aan te passen.
Aanbevelingen
Naast de bovengenoemde aspecten schetst de evaluator een aantal aandachtspunten.
1. De evaluator geeft aan dat de uitvoeringsstructuur met de ACM en de GSC in stand moet
worden gehouden. Het geeft de klagers twee verschillende mogelijkheden om een klacht
in te dienen, waarmee zowel handhavende als meer bemiddelende oplossingen kunnen worden
bereikt. Ook wordt de jurisprudentie rijker als twee instanties naar al dan niet soortgelijke
cases kijken.
2. De evaluator geeft ook het advies om oneerlijke handelspraktijken die nu op de zwarte
en grijze lijst uit de Wet OHP staan vooralsnog niet aan te passen. Ze geven wel aan
dat er uitgezocht kan worden of een verplichting mogelijk is dat voor extra (duurzaamheid)eisen
een meerprijs moet worden betaald die contractueel moet worden vastgelegd. Op deze
suggestie zal ik terugkomen in het najaar in de door mij toegezegde Kamerbrief over
de bijdrage van ketenpartijen.
3. Er wordt aanbevolen dat er een soort voorwas mogelijk zou moeten zijn. De ACM en de
GSC zouden moeten communiceren dat leveranciers welkom zijn om een mogelijk oneerlijke
handelspraktijk laagdrempelig te bespreken, zonder dat het als een «formele klantenmelding»
wordt geregistreerd. Hiermee kan worden beoordeeld of de kwestie een oneerlijke handelspraktijk
kan zijn of dat het oneerlijk voelt, maar geen overtreding van de wet is.
4. De anonimiteit van de klager moet worden gewaarborgd. Dit is met name lastig doordat
de omzet moet worden aangetoond door betrokken partijen, zodat de ACM kan beoordelen
of een leverancier een lagere omzet heeft dan de afnemer en voldoet aan de drempelwaardes.
Nu maakt de ACM gebruik van de omzet van enkele van de grootste leveranciers uit een
sector om te bepalen of de betrokken partijen binnen de drempelwaardes vallen. De
aanbeveling is om uit te gaan van de omzetcijfers van een specifieke sector uit het
Bedrijveninformatienet (BIN).
5. Tenslotte wordt aangegeven dat verschillende brancheorganisaties in de eerdere cases
belangrijk waren bij het aankaarten van oneerlijke handelspraktijken. De overheid
zou een nieuwe ronde langs brancheorganisaties kunnen maken om ze te stimuleren van
de Wet OHP gebruik te maken.
Appreciatie
Deze evaluatie bevat een aantal nuttige conclusies en aanbevelingen, waarbij het voornaamste
is dat de Wet OHP doeltreffend is als het gaat om het verbeteren van de positie van
de boer in de keten. De Wet OHP is nog relatief kort van kracht en ik zal de werking
en uitspraken nauwlettend in de gaten houden om ook de effecten op langere termijn
te zien. Wat betreft de aandachtspunten beaam ik het belang van goede toegankelijkheid
van de organisaties waar partijen een klacht kunnen indienen. En zie ik naast een
handhavende rol van de ACM als toezichthouder ook de meerwaarde van een laagdrempelige
GSC, waar het mogelijk is om via vertegenwoordigende partijen anoniem klachten te
behandelen. In dat licht omarm ik ook de aandachtspunten rondom anonimiteit, waarbij
de evaluatie ook benoemt dat brancheorganisaties een rol zouden kunnen vervullen in
de vertegenwoordiging van partijen.
De Wet OHP is ingericht om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan en zo de positie
van de boer in de keten te versterken. De Wet OHP kan geen specifieke hoogte van vergoedingen
afdwingen of een minimale prijs voor de boer garanderen. Wel zorgt de Wet OHP voor
een meer transparante prijsvorming, omdat afnemers verplicht zijn om de producent
op een begrijpelijke manier aan te geven hoe de overeengekomen prijs tot stand is
gekomen.
Ik verwelkom de aanbevelingen en bespreek deze met de ACM en de GSC. Daarnaast benut
ik deze aanbevelingen ook richting de Europese Commissie, waar op dit moment Richtlijn
(EU) 2019/633 op Europees niveau wordt geëvalueerd en waar naar verwachting eind dit
jaar input kan worden gegeven met het oog op een mogelijke wijziging van die Richtlijn.
Het is waardevol dat voor deze evaluatie partijen in de hele keten zijn benaderd en
dat zowel grote als kleine brancheorganisaties hun input hebben gegeven. Hiermee is
er een zo volledig mogelijk beeld ontstaan, en wordt bevestigd dat de Wet OHP bijdraagt
aan transparantere en eerlijker afspraken in de keten en daarmee bijdraagt aan het
versterken van de positie van de boer in de keten.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Indieners
-
Indiener
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur