Memorie van toelichting (initiatiefvoorstel) : Memorie van toelichting
36 774 Voorstel van wet van het lid Bushoff tot wijziging van de Mededingingswet in verband met de uitbreiding van het concentratietoezicht (Wet inroepbevoegdheid ACM)
Nr. 3
                   MEMORIE VAN TOELICHTING
            
I. ALGEMEEN DEEL
               
1. Inleiding
               
Ondernemingen werken samen, maken afspraken, fuseren, worden overgenomen en samengevoegd.
                  Schaalvoordelen kunnen zorgen voor efficiënter werken, hogere winsten, grotere marktaandelen,
                  betere kwaliteit van producten en dienstverlening. Overnames, fusies, joint ventures,
                  in de Mededingingswet samengevat onder de noemer concentraties, kunnen voor ondernemingen
                  en consumenten goed uitpakken. Het bundelen van de krachten van ondernemingen kan
                  naast de genoemde voordelen echter ook als keerzijde hebben dat als de concentratiegraad
                  in een markt te hoog wordt, het de effectieve concurrentie beperkt. Gezonde concurrentie
                  kan bedrijven dwingen om kwalitatief goede producten en diensten tegen een redelijke
                  prijs en met een gevarieerd aanbod aan te bieden en nieuwe producten en diensten te
                  blijven ontwikkelen. Een beperking van de effectieve concurrentie heeft als risico
                  prijsstijgingen, slechtere kwaliteit van producten of dienstverlening, een schraler
                  aanbod en minder innovatie.
               
Om dit te voorkomen zijn er regels die een effectieve concurrentie in stand moeten
                  houden. In Nederland met name vastgelegd in de Mededingingswet. Die wet en het toezicht
                  daarop zorgen er voor dat er geen ongewenste prijs- en marktverdelingsafspraken worden
                  gemaakt (kartelverbod) of voorkomen dat een speler misbruik van economische machtspositie
                  kan gaan maken. Daarnaast dient het preventief concentratietoezicht om te voorkomen
                  dat ondernemingen door overnames en fusies te veel marktmacht krijgen en daarmee kunnen
                  gaan zorgen voor ongezonde concurrentieverhoudingen. Dit wetsvoorstel richt zich op
                  een aanvulling van de wetgeving met betrekking tot concentraties. Met die aanvulling
                  wordt de marktmeester Autoriteit Consument & Markt (ACM) beter in positie gebracht
                  om marktmacht tegen te gaan en daarmee de belangen van consumenten te dienen.
               
De meeste mededingingswetgeving kende wereldwijd als uitgangspunt dat alleen grote
                  overnames boven bepaalde omzetdrempels een serieuze impact op markten kunnen hebben.
                  Bij relatief bescheiden overnames of fusies was de aanname dat daarvan geen verstorende
                  invloed uit kan gaan op de verhoudingen binnen de desbetreffende markt. Daarbij komt
                  dat als alle concentraties, ongeacht de omvang daarvan, getoetst zouden moeten worden
                  dat tot te veel en, gezien de omvang van de bedrijven, onevenredig hoge administratieve-
                  en toezichtlasten zou leiden. Deze uitgangspunten resulteerden er in, zeker tot voor
                  kort, dat de landen – waaronder Nederland – in hun mededingingswetgeving hebben opgenomen
                  dat alleen concentraties waarbij de betrokken bedrijven omzetten boven bepaalde drempels
                  behalen aan toezicht onderworpen hoeven te worden.
               
Het uitgangspunt dat alleen concentraties boven bepaalde omzetdrempels verstorend
                  kunnen werken, is echter niet langer houdbaar. De afgelopen jaren komen toezichthouders
                  en andere experts steeds vaker tot het inzicht dat ook relatief kleine concentraties
                  wel degelijk tot gevolg kunnen hebben dat de mededinging verstoord kan raken. Zeker
                  als het gaat om een serie van opeenvolgende kleine overnames. Van seriële overnames
                  is sprake als een dezelfde onderneming in de loop van de tijd meerdere kleinere bedrijven
                  in dezelfde sector overneemt, samenvoegt en tot een groot bedrijf omvormt. Het zogenaamde
                  «kralenrijgen». Het gaat dan vaak om concentraties die ieder op zich beneden de wettelijke
                  omzetdrempels blijven en daardoor niet goed kunnen worden getoetst door de betreffende
                  mededingingsautoriteit(en). De toezichthouder heeft, als die al zicht op deze concentraties
                  zou kunnen hebben, dan ook zelden de mogelijkheid om in te kunnen grijpen.
               
Maar niet alleen kralenrijgen kan tot problemen leiden. Ook komt voor dat overnames
                  onder de omzetdrempels in kleine lokale of niche markten tot negatieve gevolgen voor
                  consumenten kunnen leiden. Tevens komt het voor dat grote bedrijven kleine innovatieve
                  spelers, die nog maar een geringe omzet hebben weten te behalen, in een vroeg stadium
                  van hun ontwikkeling opkopen. Zogenaamde «killer acquisitions» ontnemen de samenleving
                  de voordelen van deze innovatieve spelers omdat hun concurrentiekracht in de kiem
                  wordt gesmoord.
               
Pas als achteraf zou blijken dat een onderneming door dit soort overnames een economische
                  machtspositie heeft gekregen én daar misbruik van maakt, biedt de Mededingingswet
                  enige mogelijkheid om aan dat misbruik een einde maken1. Voorafgaand aan dit stadium kan op grond van de Mededingingswet het tot stand brengen
                  van een concentratie niet worden aangemerkt als misbruik van een economische machtpositie
                  (artikel 24, tweede lid). Hoewel een overname op zich daardoor niet dit misbruik kan
                  op leveren, kan echter de uitkomst van overnames wel zijn dat een onderneming toch
                  een te sterke machtpositie op een markt krijgt. Op grond van Europese jurisprudentie
                  (het Towercast-arrest)2 zou een overname die zou kunnen leiden tot misbruik van een economische machtspositie
                  wel onderzocht kunnen worden, ook als de wettelijke omzetdrempels voor het concentratietoezicht
                  niet gehaald worden. Omdat dit arrest botst met de Nederlandse Mededingingswet is
                  er een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt om artikel 24, tweede lid,
                  te schrappen3. Mocht deze wetswijziging doorgevoerd gaan worden dan kan de ACM voortaan ook transacties
                  onderzoeken die vanwege de wettelijke omzetdrempels niet aan het ACM concentratietoezicht
                  onderworpen zijn maar wel op grond van mogelijk misbruik van een economische machtpositie
                  onderzocht kunnen worden. De initiatiefnemer wijst erop dat het concentratietoezicht
                  en het toezicht op economische marktspositie nu al eigenstandige bevoegdheden van
                  de ACM betreffen. En ook als het wetsvoorstel tot het schrappen van artikel 24, tweede
                  lid, in werking zou treden blijft gelden dat het handhaven op grond van een economische
                  machtspositie niet eenvoudig is en bezwaarlijk kan zijn. Er moet eerst aangetoond
                  worden dat er sprake is van een machtspositie die de mededinging wezenlijk belemmert
                  en er misbruik is gemaakt door een concentratie. Mocht het aantonen daarvan slagen
                  dan is het tenietdoen van de betreffende concentratie bezwaarlijk. Een concentratie
                  achteraf ongedaan maken brengt kosten met zich mee («unscrambling the eggs»). In tegenstelling
                  tot concentratiecontrole (vooraf) is het handhaven van het verbod op economische marktpositie
                  een punitief instrument (achteraf). Voor partijen is dat laatste instrument vrijwel
                  altijd onaantrekkelijker dan het concentratietoezicht vooraf omdat die naast een mogelijke
                  sanctie van de toezichthouder ook de transactie ontbonden moet worden en de ondernemingen
                  bloot komen te staan aan private schadevergoedingsprocedures. Het is dus beter om
                  vooraf door concentratietoezicht te voorkomen dat een bedrijf te veel marktmacht krijgt
                  dan dit achteraf te moeten corrigeren. Het schrappen van artikel 24, tweede lid, van
                  de Mw biedt daarom geen oplossing om zonder hoge kosten en veel rechtsonzekerheid
                  voor de betrokken bedrijven de schade aan de markt te herstellen
               
Vooral als seriële overnames onderdeel zijn van een overnamestrategie van een onderneming
                     die daarmee bewust naar een positie streeft waarbij concurrenten van de markt worden
                     gehaald, een roll-up strategie, kan dit de concurrentie belemmeren of zelfs helemaal
                     wegnemen.
                  
Richt een dergelijke overnamestrategie zich ook nog op lokale of regionale markten
                     dan bestaat nog eerder het risico dat de concurrentieverhoudingen in het geding komen.
                  
Dat geldt met name voor producten en diensten waarbij de afnemers geen of nauwelijks
                     de mogelijkheid hebben naar een andere aanbieder uit te wijken. In die gevallen kunnen
                     bij een lokaal zeer beperkt aantal aanbieders van een product of dienst zelfs één
                     of twee overnames al tot verstoorde concurrentieverhoudingen zorgen. Bijvoorbeeld
                     in de zorg waar nabijheid van de aanbieders voor patiënten van belang is, wordt de
                     markt grotendeels lokaal of regionaal bepaald. En juist in de zorg zien we steeds
                     vaker dat relatief grote ondernemingen meerdere kleinere overnemen. Binnen de zorg
                     werd in 2023 zo’n 60 procent van alle overnames door investeringsmaatschappijen gedaan.4 Onlangs kwam bijvoorbeeld huisartsenorganisatie Co-Med in het nieuws. Deze organisatie
                     kocht praktijken op van particuliere huisartsen. Over deze overgenomen praktijken
                     kwamen veel klachten over de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van de zorg. Het
                     kwam zelfs tot een aanwijzing van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd5. Bovendien geraakte de keten ook in financieel zwaar weer en moest het de zorgverlening
                     stoppen. Nu is niet gezegd dat deze problemen per se door de overnamestrategie van
                     Co-Med veroorzaakt zijn. Maar omdat de overnames ieder op zich beneden de drempels
                     bleven, kon de marktmeester, de ACM, überhaupt niet aan een concentratietoets toekomen.
                  
Ook in andere sectoren waaronder dierenartsen is sprake van toegenomen concentratie.
                  In die sector zien we grote overnametransacties door een aantal dierenzorgketens,
                  een versterking van de greep van private equity-bedrijven en tegelijkertijd een stijging
                  van de tarieven en slechtere bereikbaarheid.6 Ook in deze gevallen is niet met zekerheid te zeggen of dit verband houdt met de
                  concentraties en of dit tot problemen leidt in de markt waar een marktmeester aan
                  te pas zou moeten komen. Toezicht ontbreekt door de relatief kleine omvang van deze
                  concentraties, de marktmeester mist een instrument om preventief dergelijke overnames
                  te toetsen. In de markt van kinderdagverblijven neemt door overnames, met name van
                  private equity bedrijven, de concentratiegraad toe. Hierbij volgen de overnemende
                  ondernemingen «een actieve groeistrategie door andere, vaak kleinere, organisaties
                  in de markt over te nemen – wat ook wel «kralen rijgen» wordt genoemd».7 Ook dat wil niet bij voorbaat betekenen dat de kwaliteit of omvang van het aanbod
                  slechter wordt8 maar preventief toezicht is ook hier vanwege de relatief kleine omvang van de overnames
                  niet mogelijk.
               
Al zijn seriële overnames niet nieuw, de toename van dit soort praktijken in de afgelopen
                  jaren leidt bij de toezichthouders tot meer aandacht voor de concurrentieschade die
                  hierdoor kan ontstaan. In Nederland wordt door de ACM met enige zorg gekeken naar
                  het kralen rijgen in bijvoorbeeld de kinderopvang, dierenklinieken of de zorg.
               
In het kader van seriële overnames is er specifiek aandacht gekomen voor private equity-bedrijven.
                  Hoewel seriële overnames niet het exclusieve domein van dergelijke bedrijven zijn,
                  zijn die tot dusver bij de meeste roll-up-overnames betrokken.9 Ook buiten Nederland hebben mededingingsautoriteiten aandacht voor roll-up strategieën
                  door private equity-bedrijven10. De vertaling van de bezorgdheid over de consolidaties die door kralenrijgen ontstaan
                  in daarop toegespitste mededingingsregels moet meestal nog gemaakt worden.
               
2. Internationale ontwikkelingen in mededingingswetgeving
               
Om toch toezicht te kunnen krijgen op concentraties die beneden de wettelijk voorgeschreven
                  omzetdrempels blijven hebben een aantal lidstaten van de Europese Unie al gekozen
                  voor aanpassing van hun mededingingswetgeving.
               
Vaak was de Europese Concentratieverordening11 daarvoor de inspiratie. Dit concentratietoezicht ging vaak vooraf aan toen nog nauwelijks
                  bestaande nationale regelgeving. Zo werd op Nederlands verzoek toen Nederland nog
                  geen concentratietoezicht had artikel 22 in de Concentratieverordening opgenomen.
                  Dit artikel staat daarom ook wel bekend als de Dutch clause. Op grond van artikel
                  22 kunnen nationale mededingingsautoriteiten een concentratie naar de Commissie verwijzen
                  om deze te laten onderzoeken. In het Nederlands geval kan de ACM namens de Minister
                  van Economische Zaken de Europese Commissie verzoeken om een concentratie te onderzoeken.
                  De Europese Commissie kan ook een lidstaat uitnodigen om een verzoek op basis van
                  artikel 22 te doen. Een toets op basis van artikel 22 kan enkel als het vermoeden
                  bestaat dat die concentratie van invloed is op de handel tussen lidstaten en de mededinging
                  in de desbetreffende lidstaat ernstig dreigt te verstoren.
               
Toen gaandeweg vrijwel alle lidstaten van de EU inclusief Nederland eigen nationaal
                  concentratietoezicht kregen, werd artikel 22 min of meer overbodig. Echter is het
                  artikel de afgelopen jaren weer in gebruik genomen door een beleidswijziging van de
                  Commissie. Met name als het ging om het beoordelen van overnames beneden de Europese
                  en nationale omzetdrempels van innovatieve kleine ondernemingen door grote partijen.
                  Daarbij bestaat de vrees dat machtige spelers bij voorbaat potentiële concurrenten
                  willen uitschakelen, de eerdergenoemde «killer acquisitions». Inmiddels heeft het
                  Hof van Justitie uitspraak gedaan en bepaald dat artikel 22 alleen mag worden gebruikt
                  in het geval een lidstaat geen regime van preventieve fusiecontrole heeft of de lidstaat
                  op grond van nationale wetgeving zelf al bevoegd is om de concentratie te beoordelen.
                  Voor concentraties beneden de nationale omzetdrempels kan artikel 22 dus niet meer
                  worden gebruikt tenzij de lidstaat beschikt over een instrument om die bevoegdheid
                  te creëren.12
Een aantal EU-lidstaten heeft daarom de afgelopen jaren al zelf actie ondernomen om
                     meer wettelijke middelen te krijgen om roll-up strategieën te kunnen onderzoeken.
                     Die hebben hun wetgeving aangevuld om de desbetreffende nationale mededingingsautoriteiten
                     meer armslag te geven. Het gaat daarbij meestal om het toevoegen van de mogelijkheid
                     om op verzoek van die mededingingsautoriteit concentraties voor onderzoek «binnen
                     te halen». Daarmee ontstaat een bevoegdheid om die concentraties zo nodig te verbieden,
                     ook al blijven die concentraties beneden de omzetdrempels voor verplichte melding.
                  
De ACM verwijst in het advies13 op het voorliggend wetsvoorstel zoals dat in internetconsultatie is geweest op het
                     feit dat reeds verschillende Europese landen (Denemarken, Hongarije, Ierland, Italië,
                     Letland, Litouwen, Slovenië en Zweden) en ook in niet-Europese landen (zoals Zuid-Korea,
                     Canada, Japan en Mexico) een vorm van een inroepbevoegdheid in hun mededingingswetgeving
                     hebben opgenomen. En dat landen als Frankrijk, België, Finland, en Tsjechië overwegen
                     om deze bevoegdheid in te voeren. In al deze landen zij het, aldus de ACM, de «zorgen
                     over concentraties die tussen de mazen van het mededingingstoezicht glippen en zorgen
                     over de schadelijke effecten daarvan» de reden voor de aanpassing van de wet.
                  
Ter illustratie van hoe deze inroepbevoegdheid in een aantal EU-lidstaten in de wet
                  zijn opgenomen het volgende:
               
In Zweden gelden op grond van de nationale mededingingswet twee omzetdrempels (een
                  internationale en een nationale) die ieder op zich overschreden moeten worden wil
                  een concentratie bij de mededingingsautoriteit gemeld moeten worden. Echter in het
                  geval er slechts maar een van de twee drempels wordt overschreden kan de Zweedse mededingingsautoriteit
                  in het geval daar «bijzondere redenen» voor bestaan eisen dat de concentratie toch
                  gemeld moet worden. Bij die bijzondere redenen die nodig zijn om van deze inroepbevoegdheid
                  gebruik te maken kan het gaan om indicaties voor een verstoorde marktmacht of concurrentieverstoring.
                  Daarbij wordt gerefereerd aan een aaneenschakeling van ieder op zich kleine overnames
                  door een grotere partij.14
Ook in IJsland is er sprake van twee wettelijke omzetdrempels. Daar geldt dat als
                  de toezichthouder voor serieuze beperking van de mededinging vreest, die ook een concentratie
                  mag onderzoeken ook als de partijen wereldwijd een lagere jaaromzet dan de wettelijke
                  omzetdrempel hebben.15
In Noorwegen geldt dat bij het overschrijden van een omzetdrempel een concentratie
                  moet worden aangemeld. De Noorse mededingingsautoriteit kan daarnaast een onderneming
                  opdragen een concentratie aan te melden ook al valt die onder de omzetdrempels. Deze
                  inroep is mogelijk als de autoriteit reden heeft om aan te nemen dat de concurrentie
                  door de transactie zal worden verstoord of als andere bijzondere overwegingen erop
                  wijzen dat nader onderzoek nodig is.16
In Italië gelden er nationale en internationale omzetdrempels die bij overschrijding
                  verplichten om de concentratie bij de mededingingsautoriteit aan te melden. Daarnaast
                  kan die autoriteit een concentratie ook laten aanmelden als er wezenlijke risico's
                  voor de mededinging op de nationale markt of een aanzienlijk deel daarvan bestaan.
                  Daarbij wordt tevens rekening wordt gehouden met de schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling
                  en verspreiding van kleine ondernemingen met innovatieve strategieën.17
Ook de Ierse wetgeving kent twee omzetdrempels. En mochten die niet behaald worden
                  kan de mededingingsautoriteit daar, door middel van een inroepbevoegdheid, toch een
                  concentratie laten aanmelden als naar de mening van de autoriteit die concentratie
                  gevolgen kan hebben voor de concurrentie.18
In Duitsland gelden eveneens wettelijke omzetdrempels. Daar is echter geen sprake
                  van een inroepbevoegdheid in de zin zoals in bovengenoemde landen. In Duitsland kunnen
                  bij uitzondering en onder specifieke voorwaarden lagere omzetdrempels gelden om een
                  kleinere concentratie toch te kunnen onderzoeken. Er moeten dan wel indicaties zijn
                  dat een voorgenomen concentratie de concurrentie binnen een bepaalde economische sector
                  aanzienlijk kan gaan beperken. Daarvoor is nodig dat er voorafgaand een onderzoek
                  naar verhoudingen binnen de desbetreffende sector is gedaan. Een dergelijk sectoronderzoek
                  mag maximaal 18 maanden duren. Als het sectoronderzoek is afgerond kan de toezichthouder
                  gedurende drie jaar bedrijven in die sector verplichten een fusie aan te melden. Daarbij
                  geldt dan de verlaagde omzetdrempel van 50 miljoen euro bij de overnemende partij
                  en 1 miljoen euro bij de over te nemen partij.19
3. Nederlands concentratietoezicht
               
In Nederland is het concentratietoezicht vastgelegd in de Mededingingswet. De bij
                  een overname, fusie of joint venture betrokken ondernemingen moeten hun voornemen
                  tot een concentratie bij de ACM melden wanneer die ondernemingen samen een jaaromzet
                  van meer dan € 150 miljoen hebben én wanneer minstens twee van de betrokken ondernemingen
                  in Nederland ieder een jaaromzet van € 30 miljoen of meer hebben. Bij concentraties
                  van Europese omvang waarbij de betrokken ondernemingen een wereldwijde miljardenomzet
                  hebben moeten die als er een communautair belang is op grond van de Europese Concentratieverordening
                  bij de Europese Commissie worden gemeld.20 Dit geldt voor alle EU-lidstaten.
               
Volgens de Mededingingswet toetst de ACM een concentratie in één of twee fases. De
                  meldingsfase die bedoeld is als een korte eerste beoordeling van de concentratie.
                  Als er na die eerste beoordeling geen mededingingsproblemen gevonden worden, mag de
                  concentratie doorgaan. Als de ACM die wel vermoedt kan het bepalen dat er voor een
                  concentratie een vergunning nodig is. In die vergunningsfase wordt een grondiger onderzoek
                  naar eventuele mededingingsproblemen gedaan.
               
Aan de eerste formele fase, de meldingsfase, kan nog een informele (vrijwillige) fase
                  voorafgaan. Betrokken ondernemingen die twijfelen of zij op grond van de Mededingingswet
                  wel melding moeten doen kunnen voorafgaand daaraan vragen stellen aan de ACM of om
                  een informele zienswijze vragen. Dat laatste houdt in dat de ACM een voorlopig en
                  informeel oordeel over de meldingsplicht voor de voorgenomen concentratie geeft. Een
                  volgende mogelijke stap voorafgaand aan het doen van een melding is dat partijen contact
                  op kunnen nemen met de ACM: de prenotificatiefase ter voorbereiding op de formele
                  melding. In de prenotificatiefase kunnen partijen aangeven hoe zij een concentratie
                  willen vormgeven, welke markten betrokken zijn, en hoe zij de concurrentie op die
                  markten zien. Ook kunnen zij vragen aan de ACM welke informatie zij nodig heeft om
                  de concentratie goed te kunnen beoordelen. Dat kan in de vorm van een concept-melding.
                  Het vragenstellen, de informele zienswijze en de prenotificatiefase zijn niet aan
                  termijnen gebonden. Ze bieden partijen en de ACM de mogelijkheid zich op een formele
                  melding voor te bereiden en die soepeler te doen verlopen.
               
Na het doen van een melding gelden wel wettelijke termijnen en vormvereisten. Zo moet
                  de ACM binnen vier weken na een melding een besluit hebben genomen (uitstel van het
                  besluit is onder beperkte voorwaarden mogelijk). Het besluit kan zijn dat er geen
                  bezwaren tegen de concentratie zijn of dat de ACM meldt dat er een vergunning voor
                  de concentratie moet worden aangevraagd. (Over het verdere verloop van de procedure
                  wordt hier verwezen naar de Werkwijze bij concentratiezaken van de ACM.21)
               
De conclusie is gerechtvaardigd dat op Nederlands niveau de wet- en regelgeving tekortschiet
                  om overnames die mogelijk schadelijk zijn vooraf te kunnen beoordelen. Dat wil niet
                  zeggen dat dergelijke concentraties bij voorbaat onwenselijk zijn. In tegendeel: bij
                  de meeste concentraties zal geen reden zijn voor nader onderzoek. Echter komt de marktmeester
                  nu nog niet eens aan de vraag toe of een concentratie beneden de drempels zelfs maar
                  onderzocht dient te worden. Daartoe ontbreekt de inroepbevoegdheid die in andere EU
                  landen in verschillende vormen wel voorhanden is.
               
De ACM heeft laten weten uitbreiding van het toezichtinstrumentarium tegen onder andere
                  kralenrijgen wenselijk te vinden22  en wijst op het gat dat er is bij overnames «die niet bij de ACM hoeven te worden
                  gemeld en ook niet kunnen worden getoetst, maar toch concurrentieproblemen veroorzaken».
                  De ACM wijst er op dat het overgrote deel van die overnames niet tot marktmacht en
                  dus mogelijke problemen leidt. Maar in het geval de overnemende partij een grote partij
                  is die op basis van een doelbewuste strategie een innovatieve concurrent uit de markt
                  haalt of kralen aan het rijgen is door één voor één kleine spelers over te nemen kan
                  dat anders liggen. Gewezen wordt op recente overnames door private equity bedrijven
                  van praktijken van dierenartsen en huisartsen via een roll-up strategie. Die leiden
                  weliswaar tot vragen en onrust in de media, de politiek, bij patiënten en klanten
                  en de vraag waar de toezichthouder is, maar zoals eerder is aangehaald, die laatste
                  staat bij dit soort overnames meestal buitenspel bij gebrek aan een adequaat wettelijk
                  instrument.
               
4. Aanpassing van de Mededingingswet
               
4.1 Enkele oplossingsrichtingen
               
Om te voorkomen dat door het kralenrijgen een onderneming onder de radar van het mededingingstoezicht
                  kan blijven en daardoor een dominante positie kan verwerven of versterken moet de
                  wetgeving aangepast worden. Er bestaan daarvoor meerdere mogelijkheden.
               
Door de wettelijke omzetdrempels te verlagen zullen meer concentraties gemeld en door
                  de ACM beoordeeld moeten worden. De vraag is hoeverre dat effectief is om de geconstateerde
                  problemen te voorkomen. Bij een geringe verlaging van de omzetdrempels zullen veel
                  overnames alsnog buiten schot blijven. Bij een forse verlaging zullen nog meer meldingen
                  gedaan moeten worden. Aangezien de meeste concentraties niet voor concurrentieproblemen
                  zullen zorgen leidt een forse verlaging van de drempels onnodig tot een te grote stroom
                  van meldingen. Met vooral meer administratieve lasten voor de (vooral kleine) bedrijven
                  en forse verhoging van de toezichtkosten als gevolg.
               
In het verlengde hiervan zou overwogen kunnen worden om alleen voor specifieke sectoren
                     lage drempels in te voeren. Namelijk voor sectoren waarvan al eerder duidelijk is
                     geworden dat de marktverhoudingen verstoord zijn geraakt. Hiervoor is het voorbeeld
                     van Duitsland al genoemd.
                  
Het nadeel van lagere sectorale drempels is dat de toezichthouder dan pas kan gaan
                     ingrijpen als het feitelijk al te laat is omdat er op het moment dat de drempels ingevoerd
                     moeten worden in de desbetreffende sector al sprake is van een ongewenste belemmering
                     van de concurrentie. Het terugdraaien van reeds (lang geleden) afgeronde concentraties
                     kan vrijwel niet. Wat het toezicht dan slechts rest is alleen er nog voor zorgen dat
                     nieuwe concentraties in die sector beperkt worden. Het gaat in dat geval hooguit om
                     het tegengaan van verdere verstoringen zonder dat de scheefgegroeide verhoudingen
                     rechtgetrokken kunnen worden. Bovendien speelt de problematiek van killer acquisities
                     en seriële overnames beneden de overnamedrempels in meerdere sectoren.
                  
Een derde oplossing om de genoemde problematiek van kralenrijgen onder omzetdrempels
                  aan te kunnen pakken betreft het invoeren van marktaandeeldrempels. In Spanje kan
                  bijvoorbeeld een concentratie ook worden getoetst als die tot een marktaandeel van
                  30% of meer op een relevante binnenlandse of regionale product- of dienstenmarkt leidt.23 Het nadeel hiervan is dat niet altijd duidelijk is hoe de markt moet worden gedefinieerd.
                  Vragen zoals over hoe de relevante markt kan worden afgebakend, welke aanbieders daar
                  zijn en wat hun marktaandeel is moeten eerst beantwoord worden wil een concentratie
                  op basis van een marktaandeeldrempel getoetst kunnen worden. In de meeste gevallen
                  zal dit veel tijd vergen en daarmee voor veel onzekerheid bij de betrokken ondernemingen
                  zorgen.
               
De ACM pleit in het verlengde van wat er al in Zweden, IJsland, Noorwegen, Italië
                  en Ierland mogelijk is voor het in de Mededingingswet opnemen van een «call-in bevoegdheid»
                  (verder «inroepbevoegdheid»). Daarmee moet de ACM de bevoegdheid krijgen om binnen
                  een bepaalde periode een overname die onder de omzetdrempels blijft «naar binnen te
                  halen» door aan te geven deze te willen onderzoeken.
               
4.2 Voorstel op hoofdlijnen
               
Om toezicht op concentraties beneden de drempels mogelijk te maken wordt voorgesteld
                  om in de Mededingingswet een bepaling op te nemen dat de ACM bij uitzondering op de
                  geldende omzetdrempels de bevoegdheid krijgt om melding van een concentratie te eisen
                  waarvan de ACM reden heeft om aan te nemen dat die concentratie de daadwerkelijke
                  mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze zou
                  kunnen belemmeren. Die bevoegdheid kan worden ingeroepen als daarnaast één van de
                  bij de concentratie betrokken ondernemingen voldoet aan de omzetdrempel van € 30 mln.
                  in Nederland.
               
Het moet de partijen bij voorgenomen concentraties tijdig duidelijk worden of die
                  concentratie doorgang kan vinden. Zo veel als mogelijk moet worden voorkomen dat als
                  een concentratie eenmaal in gang is gezet of afgerond dat de ACM die achteraf nog
                  gaat verbieden en dat die ontvlochten zou moeten worden. Bovendien moeten de administratieve
                  en financiële lasten voor zowel de bedrijven als de toezichthouder in het oog gehouden
                  worden. Bij de concrete uitwerking van de hier voorgestelde nieuwe bevoegdheid is
                  het nodig om een evenwicht te bereiken tussen enerzijds het behouden van gezonde concurrentieverhoudingen
                  en anderzijds de belangen van de betrokken partijen om een concentratie tot stand
                  te brengen en het voorkomen van onnodige administratieve lasten.
               
Het uitgangspunt voor toepassing van de nieuwe bevoegdheid is de voorwaarde dat er
                  sprake moet zijn van het risico dat door een concentratie de mededinging op de Nederlandse
                  markt of een deel daarvan (lokaal of regionaal bepaald) op significante wijze zou
                  kunnen worden belemmerd. De criteria op grond waarvan deze bevoegdheid kan worden
                  ingeroepen, bij welke risico’s voor de mededinging, worden niet expliciet in de wet
                  zelf opgenomen. Het is niet mogelijk om bij voorbaat aan te geven wanneer er sprake
                  is van genoemde risico’s. Daarvoor verschillen de aard en omvang van de concentraties
                  en de achterliggende markten te veel. In het algemeen, maar niet uitputtend, kan gesteld
                  worden dat in het geval er op lokale of regionale markten een partij actief is om
                  in korte tijd opeenvolgende overnames te plegen dat een indicatie kan zijn dat daar
                  belemmeringen voor de concurrentie uit voort kunnen vloeien. Hetzelfde geldt als wanneer
                  een al dominante onderneming een nieuwe opkomende potentiële concurrent voor een uitzonderlijk
                  hoog bedrag uit de markt haalt. De ACM heeft aangegeven dat in het geval de inroepbevoegdheid
                  in de Mededingingswet wordt opgenomen, zij op dit punt guidance zal gaan geven door
                  via een leidraad vooraf duidelijk te gaan maken waar zij op let bij het mogelijk inroepen
                  van concentraties. Bij de criteria die kunnen gelden kan men bij wijze van voorbeeld
                  denken aan marktaandelen van de overnemende partij, de concentratie van de markt,
                  eerdere overnames of signalen van consumenten of andere belanghebbenden. Daarnaast
                  kan de ACM aan de hand van marktonderzoeken enige indicatie geven bij welke markten
                  de genoemde risico’s op concurrentieverstoringen zich kunnen voordoen. Aangezien dergelijke
                  marktonderzoeken momentopnames zijn en marktverhoudingen snel kunnen veranderen, worden
                  daarmee geen markten bij voorbaat van de nieuwe bevoegdheid uitgesloten. Daarnaast
                  zal ACM de mogelijkheid bieden om via een simpel (online) formulier vrijwillig een
                  voorgenomen fusie of overname in een vroeg stadium voor te leggen aan de ACM om desgewenst
                  snel uitsluitsel te krijgen of de kans aanwezig is dat de concentratie ingeroepen
                  zal worden.
               
Hieronder worden in hoofdlijnen de voorgestelde nieuwe bepalingen voor het aangevulde
                  concentratietoezicht beschreven. Die bepalingen geven de ACM de bevoegdheid om concentraties
                  die de beide omzetdrempels uit het bestaande concentratietoezicht niet overschrijden
                  maar slechts de genoemde omzetdrempel van € 30 mln., toch aan een concentratietoets
                  te onderwerpen. Deze inroepbevoegdheid volgt zoveel als mogelijk de bestaande beoordelingsprocedure
                  voor concentraties zoals die nu in de Mededingingswet staat. Tevens worden concentraties
                  die op basis van de nieuwe inroepbevoegdheid worden onderzocht op dezelfde manier
                  beoordeeld als nu al het geval is namelijk door te toetsen of de mededinging significant
                  belemmerd wordt. Voor een meer gedetailleerde toelichting van de procedures wordt
                  verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting.
               
Wanneer ACM wil onderzoeken of een concentratie de mededinging op significante wijze
                  zou kunnen belemmeren en daarom wil inroepen, kan de desbetreffende ondernemingen
                  daaraan voorafgaand om gegevens en documenten worden gevraagd.
               
Ter wille van de ondernemingen is het zaak dat er zo kort als mogelijk onduidelijkheid
                  blijft over de voortgang van een voorgenomen concentratie. Vandaar dat die gegevens
                  of inlichtingen binnen vier weken nadat a) het voornemen tot een concentratie openbaar
                  gemaakt werd of b) de ACM er kennis van nam of c) zes maanden nadat de overeenkomst
                  waarmee de concentratie tot stand wordt gebracht van kracht werd. Daarbij geldt de
                  vroegste van deze tijdstippen als uitgangspunt
               
Vervolgens kan de ACM binnen vier weken na de ontvangst van de gevraagde gegevens
                  en documenten de verplichting opleggen een voorgenomen concentratie te melden en de
                  totstandkoming van de concentratie gedurende het onderzoek verbieden. Wanneer een
                  concentratie wordt ingeroepen dient deze te worden gemeld. Die melding volgt vervolgens
                  het reguliere beoordelingsproces.
               
Na een onderzoek volgend op de melding kan de ACM bepalen dat er voor de concentratie
                  een vergunning moet worden aangevraagd. Een vergunning kan onder voorwaarden worden
                  verleend of kan worden geweigerd.
               
In het geval een concentratie op het moment dat de ACM daarvan hoogte krijgt reeds
                  tot stand is gebracht, is een wat andere procedure nodig. Aangezien de concentratie
                  dan al bestaat is een tijdelijk verbod niet meer zinvol. De ACM kan wel de concentratie,
                  vergelijkbaar met het bestaande concentratietoezicht, na een melding nader onderzoeken.
                  De uitkomst van dat onderzoek kan betekenen dat er een vergunning nodig is of dat
                  er geen vergunning nodig is. De ACM kan in het geval van een besluit dat er geen vergunning
                  nodig is aan dat besluit voorwaarden verbinden. In het geval een vergunning wordt
                  geweigerd, moet de concentratie ongedaan worden gemaakt. Voor het aanvragen van een
                  vergunning gelden voorts de reeds in de Mededingingswet opgenomen bepalingen24.
               
Ook de reeds bestaande artikelen in de Mededingingswet over uitzonderingen, ontheffingen
                  en de handhaving van het concentratietoezicht gaan voor bovenstaande nieuwe bepalingen
                  gelden. Het gaat dan om het kunnen opleggen van een bestuurlijke boete of een last
                  onder dwangsom door de ACM. Eveneens staan de met het huidige concentratietoezicht
                  vergelijkbare bovenstaande besluiten open voor rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter.
               
5. Verhouding tot het communautaire concentratietoezicht
               
Binnen de Europese Unie vervult nationaal concentratietoezicht een complementaire
                  rol ten opzichte van het communautaire concentratietoezicht, dat door de Commissie
                  wordt uitgeoefend op basis van de concentratieverordening.25 Deze verordening is pas van toepassing wanneer hoge omzetdrempels worden overschreden.
                  Hierdoor is voor de meerderheid van de concentraties die binnen de Europese Unie voorkomen
                  nationaal concentratietoezicht het relevante toetsingskader.
               
Uit het Europese recht vloeien geen dwingende eisen voort over hoe het nationale concentratietoezicht
                  moet worden ingevuld. Het staat de lidstaten daarom vrij om te bepalen hoe zij hun
                  nationale concentratietoezicht vormgeven. Nederland maakt van deze ruimte gebruik
                  met het huidige concentratietoezicht zoals opgenomen in de Mededingingswet. Met dit
                  wetsvoorstel wordt dit nationale concentratietoezicht aangevuld met een inroepbevoegdheid
                  voor de ACM. Net als bij het huidige concentratietoezicht in de Mededingingswet, is
                  bij het vormgeven van dit wetsvoorstel aangesloten bij de in het communautaire concentratietoezicht
                  gebruikte begrippen. Dit draagt bij aan uniformiteit in de uitvoering.
               
Het concentratietoezicht dat de Commissie uitoefent op grond van de concentratieverordening
                  raakt op twee manieren aan het nationale concentratietoezicht van de lidstaten en
                  daarmee ook aan de voorgestelde inroepbevoegdheid voor de ACM, dat immers onderdeel
                  zal worden van het nationale concentratietoezicht in Nederland. In de eerste plaats
                  voorziet artikel 4, vijfde lid, van de concentratieverordening in de mogelijkheid
                  voor ondernemingen om de Commissie te verzoeken hun concentratie te onderzoeken, ook
                  al valt die concentratie onder de omzetdrempels van de concentratieverordening. Dit
                  kan als de betreffende concentratie vatbaar is voor toetsing volgens de wetgeving
                  van ten minste drie lidstaten.
               
In de tweede plaats voorziet de concentratieverordening in de mogelijkheid voor lidstaten
                  om de Commissie te verzoeken om een concentratie, die onder de omzetdrempels van de
                  concentratieverordening valt, te onderzoeken (artikel 22 van de concentratieverordening).
                  Het moet dan gaan om een concentratie die de handel tussen de lidstaten beïnvloedt
                  en in significante mate gevolgen dreigt te hebben voor de mededinging op het grondgebied
                  van de lidstaat of de lidstaten van welke het verzoek uitgaat. Uit de jurisprudentie
                  van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de Commissie enkel dergelijke
                  verzoeken kan inwilligen van lidstaten die op grond van hun nationale regels inzake
                  het concentratietoezicht bevoegd zijn om de in het verzoek aan de orde zijnde concentratie
                  te onderzoeken.26
6. Consultatie
               
De initiatiefnemer heeft met dank kennisgenomen van de reacties op het wetsvoorstel
                  zoals dat ter internetconsultatie is voorgelegd geweest. Voor de volledige reacties
                  verwijst de initiatiefnemer graag naar de desbetreffende internetpagina27. In deze paragraaf gaat de initiatiefnemer in op de binnengekomen reacties.
               
Een aantal reacties ziet de initiatiefnemer als steun in de rug voor hun wetsvoorstel.
                  Zorgverzekeraars Nederland onderschrijven het belang van een versterkt instrumentarium
                  voor de ACM om mededingingsrisico’s tijdig te signaleren en te voorkomen. Zij zien
                  het als een positieve ontwikkeling voor de zorgsector als de ACM ook kleinere concentraties
                  kan onderzoeken en waar nodig tegen kan houden, indien er een reëel risico bestaat
                  op significante mededingingsbeperking. Zorgverzekeraars Nederland wijst er op dat
                  marktverstoringen door «kralen rijgen» in de zorgsector regelmatig voorkomen omdat
                  zorgaanbieders middels een reeks van opeenvolgende kleine overnames marktmacht opbouwen
                  zonder dat dit onder het huidige concentratietoezicht valt. Dit kan leiden tot een
                  verschraling van het zorgaanbod en verminderde keuzemogelijkheden voor patiënten en
                  zorginkopers. De inroepbevoegdheid biedt ACM de mogelijkheid om ook kleinere overnames
                  te toetsen en daarmee marktverstoringen te voorkomen. Daarmee is de toegankelijkheid,
                  kwaliteit en betaalbaarheid van zorg gebaat, aldus Zorgverzekeraars Nederland. De
                  Vereniging voor Mededingingsrecht (VvM) onderkent dat de mogelijkheden die de ACM
                  op dit moment heeft om op te treden tegen marktconcentratie beperkt zijn en dat zij
                  via een inroepbevoegdheid sneller en doelmatiger zou kunnen ingrijpen dan nu het geval
                  is. Prof. dr. M.P. Schinkel, van de Amsterdam School of Economics (UvA) acht het initiatiefvoorstel
                  verstandig. Hij wijst er op dat het heel goed mogelijk is dat de mededinging beperkt
                  wordt door een fusie tussen relatief kleine ondernemingen, in het bijzonder wanneer
                  die ondernemingen samen wél een relatief groot deel van de relevante markt bedienen.
                  Hij is van mening dat het goed is dat in zulke gevallen ondernemingen met hoog-concentrerende
                  lokale fusieplannen zich niet kunnen verschuilen achter de, op nationale markten gebaseerde
                  hoge omzetdrempels. Met de inroepbevoegdheid kan ACM wel iets ondernemen om het concurrentieproces
                  en de consumenten die door de fusie geschaad zouden gaan worden te beschermen. Linklaters
                  is van mening dat een bij wet geregelde inroepbevoegdheid de voorkeur verdient boven
                  het achteraf na voltooiing van de concentratie nog onderzoeken of een concentratie
                  toegestaan had moeten worden. Deze route achteraf (de naar EU-jurisprudentie genoemde
                  «Towercast»-route) biedt, zo meent Linklaters, overnamepartijen geen enkele zekerheid,
                  voorspelbaarheid of procedurele waarborgen. Daarom verwelkomt Linklaters, in beginsel,
                  het initiatief om een wettelijk kader te creëren voor een inroepbevoegdheid van de
                  ACM.
               
Dit alles neemt niet weg dat er in de consultatiereacties door bovenstaande organisaties
                  en anderen ook kritiek is geuit op het wetsvoorstel of dat daarover vragen zijn gerezen.
                  De initiatiefnemer gaat daar graag als volgt op in.
               
In een aantal reacties worden opmerkingen gemaakt over rechtsonzekerheid. Ondernemingen
                  die een fusie of overname overwegen zouden onvoldoende vooraf in staat zijn om te
                  kunnen beoordelen of die concentratie onderworpen zal worden aan de voorgestelde toets
                  door de ACM of dat die concentratie uiteindelijk al dan niet zou worden toegestaan.
                  Deze onzekerheid belemmert onnodig het aangaan van een fusie of doen van een overname.
                  Bovendien kan die onzekerheid leiden tot hoge juridische of economische advieskosten.
                  Onder andere VNO-NCW en MKB-Nederland, de Vereniging voor Mededingingsrecht (VvM),
                  de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) en andere organisaties uit de gezondheidszorg,
                  Linklaters, Maverick Advocaten, de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen
                  (NVP) hebben zich in deze zin uitgelaten. De initiatiefnemer neemt zich deze opmerkingen
                  ter harte. Hij deelt de mening dat een te grote rechtsonzekerheid onwenselijk is.
                  Daartegenover blijft overeind staan dat ook relatief kleine concentraties kunnen leiden
                  tot ongewenste verstoring van de mededinging en de Mededingingswet op dat punt aangepast
                  dient te worden. De initiatiefnemer heeft gemeend dat zij aan de genoemde opmerkingen
                  als volgt tegemoet moeten komen. En wel door in de wet een concrete drempel op te
                  nemen namelijk dat de ACM alleen gebruik kan maken van de voorgestelde inroepbevoegdheid
                  in het geval één van de bij de concentratie betrokken ondernemingen voldoet aan de
                  omzetdrempel van € 30 mln. in Nederland. Deze drempel is ontleend aan artikel 29 van
                  de Mededingingswet. Met het opnemen van een dergelijke drempel wordt bepaald dat alleen
                  concentraties waarbij ten minste één grote onderneming betrokken is, door de ACM ingeroepen
                  kan worden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om een concentratie tussen twee kleine
                  ondernemingen te toetsen. Op deze wijze wordt naar de mening van de initiatiefnemer
                  de rechtsonzekerheid in afdoende mate weggenomen zonder de mogelijkheid om ook relatief
                  kleine concentraties te kunnen toetsen geheel weg te nemen. Het voorstel om deze omzetdrempel
                  op te nemen is conform het advies van de ACM28 en sluit aan bij de drempels van andere Europese landen die een inroepbevoegdheid
                  hebben (zie daarvoor paragraaf 2. Internationale ontwikkelingen in mededingingswetgeving).
                  Met het opnemen van deze drempel komt de inroepbevoegdheid slechts voor een deel van
                  de ondernemingen in beeld. Dat zullen bovendien grote professionele partijen zijn
                  die in staat geacht moeten worden om een goede inschatting te maken van de kans dat
                  de ACM de overname zal willen onderzoeken en van het uiteindelijke oordeel van de
                  ACM. Ook op dit punt kan worden verwezen naar de toevoeging aan deze memorie van toelichting
                  daar waar het gaat over hoe de ACM aan de hand van een leidraad vooraf zal duidelijk
                  maken waar zij op let bij het mogelijk inroepen van concentraties. Tenslotte kan worden
                  verwezen naar de mogelijkheid die de ACM zal bieden om via een simpel (online) formulier
                  vrijwillig een voorgenomen fusie of overname in een vroeg stadium voor te leggen aan
                  de ACM om desgewenst snel uitsluitsel te krijgen of de kans aanwezig is dat de concentratie
                  ingeroepen zal worden. Hiermee komt de initiatiefnemer tegemoet aan de door meerdere
                  organisaties geuite wens ten aanzien van een vrijwillige melding. Ook dit zal, naast
                  de genoemde omzetdrempels en leidraad, bijdragen aan het verminderen van rechtsonzekerheid
                  voor ondernemingen. En zal de volgens sommige reacties – «te open normen» in de wet
                  wegnemen. De initiatiefnemer is van mening dat hiermee een proportionele en doelmatige
                  balans is gevonden tussen enerzijds de noodzaak tot het uitbreiden van het concentratietoezicht
                  en anderzijds dit zo vorm te geven dat het doelmatig en proportioneel is in de zin
                  dat het het (rechts)onzekerheid voor ondernemingen zo veel als mogelijk beperkt. Daarnaast
                  wijst de initiatiefnemer erop dat de mededingingsregels verder niet gewijzigd worden
                  en dat het toetsingskader waaraan de ACM concentraties toetst onveranderd blijft.
                  Ook daardoor blijft een belangrijke mate van (rechts)zekerheid voor ondernemingen
                  bestaan.
               
Voor de (beperking van) de administratieve lasten verwijst de initiatiefnemer naar
                     de hier onderstaande paragraaf over dit onderwerp.
                  
Een aantal organisaties waaronder Linklaters, de VvM en de NVP zijn van mening dat
                     de termijnen voor de inroepprocedure te lang zouden zijn. De initiatiefnemer is echter
                     van mening dat met de termijnen voor het opvragen van informatie en voor de initiële
                     maar zorgvuldige beoordeling of een concentratie moet worden ingeroepen, een goede
                     balans gevonden is tussen enerzijds beperken van de onzekerheid en anderzijds een
                     tijdspanne die realistisch nodig is om een overname te detecteren en snel te onderzoeken
                     of deze voor inroepen in aanmerking zou kunnen komen. Daarbij komt dat door de mogelijkheden
                     om een overname in een vroeg stadium vrijwillig kenbaar te maken snel uitsluitsel
                     verkregen kan worden over de kans dat de concentratie ingeroepen zal worden.
                  
Een aantal organisaties drong aan op een verhoging van de omzetdrempels zoals die
                     nu in artikel 29 van de Mededingingswet staan. De Minister van Economische Zaken heeft
                     aangegeven te willen bekijken of deze omzetdrempels kunnen worden verhoogd. Aangezien
                     naar de mening van de initiatiefnemer met de introductie van een omzetdrempel in het
                     voorliggend wetsvoorstel en andere aanpassingen de rechtsonzekerheid en administratieve
                     lasten voor ondernemingen al afdoende zullen afnemen, achten zij het nu niet opportuun
                     om de omzetdrempels te verhogen. Bovendien gaat verhoging van beide in artikel 29
                     Mw genoemde omzetdrempels verder dan de reikwijdte van dit wetsvoorstel. De initiatiefnemer
                     wacht daarom af met welke voorstellen de Minister van Economische Zaken komt.
                  
Enkele organisaties, waaronder de LHV, zijn van mening dat de zorgspecifieke concentratietoets
                  zoals die in Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is opgenomen volstaat om concentraties
                  te kunnen controleren, dan wel dat de door de initiatiefnemer voorgestelde inroepbevoegdheid
                  in de Wmg zou dienen te worden opgenomen. De initiatiefnemer zou in reactie daarop
                  er op willen wijzen dat de zorgspecifieke concentratietoets die de Nederlandse Zorgautoriteit
                  (NZa) uitvoert op de kwaliteit, continuïteit en toegankelijkheid van de zorgverlening
                  ziet. Dit is een andere toets dan de ACM op grond van het concentratietoezicht uitvoert.
                  De ACM onderzoekt of als gevolg van de overname(s) marktmacht ontstaat die schadelijk
                  is voor patiënten, verzekeraars en collega-zorgaanbieders. Het voorliggende wetsvoorstel
                  verandert niets aan die rolverdeling tussen NZa en ACM. Daarmee blijft ook onveranderd
                  dat voor zorgondernemingen eerst de Nederlandse Zorgautoriteit toestemming voor een
                  concentratie moet geven voor dat een melding bij de ACM kan worden gedaan. Bovendien
                  geldt de zorgspecifieke toets slechts voor zorgverleners met meer dan 50 werknemers,
                  veel seriële overnames van kleinere aanbieders zullen daarbuiten vallen. Wellicht
                  ten overvloede op dit punt: de voorgestelde inroepbevoegdheid gaat verder dan alleen
                  zorgondernemingen. Met een uitbreiding van alleen de zorgspecifieke toets met een
                  inroepbevoegdheid wordt daarom niet bereikt wat de initiatiefnemer voor ogen staat.
               
Linklaters en de VvM zijn – kortweg – van mening dat in het geval de ACM het concentratietoezicht
                  uitoefent dat er daarna niet alsnog ook getoetst moet kunnen worden op het verbod
                  van het hebben van economische machtspositie. De initiatiefnemer is echter van mening
                  dat het concentratietoezicht en toezicht op economische marktmacht naast elkaar dienen
                  te blijven bestaan. In de toelichting in paragraaf 1 hierboven hebben zij aangegeven
                  waarom zij de mening van Linklaters en de VvM ten aanzien van het in stand houden
                  van artikel 24, tweede lid, van de Mw niet delen.
               
De Dutch Startup Association en VNO-NCW zijn van mening dat de rechtsonzekerheid die
                  de inroepbevoegdheid zou meebrengen, belemmerend werkt voor startups. Hierboven is
                  de initiatiefnemer al ingegaan op hoe zij die rechtsonzekerheid willen wegnemen. Door
                  invoering van de daar genoemde omzetdrempel komen alleen overnames waarbij minstens
                  een grote partij betrokken is in beeld. Overnames waarbij alleen relatief kleine startups
                  betrokken zijn blijven buiten scope van de inroepbevoegdheid. De initiatiefnemer is
                  van mening dat een inroepbevoegdheid juist kan bijdragen aan een gunstig startup-
                  en innovatieklimaat. Deze bevoegdheid belemmert op geen enkele manier investeringen
                  in startups of exits daaruit. De enige potentiële uitzondering daarop is een situatie
                  waarbij een dominante onderneming een startup zou willen overnemen met als doel de
                  dienst of het product uit de markt te halen of een markt te monopoliseren, een «killer
                  acquisition». Effectief concentratietoezicht voorkomt marktmacht waardoor juist innovatieve
                  ondernemingen en startups meer kansen hebben omdat zij niet geconfronteerd worden
                  met machtige afnemers, toeleveranciers of concurrenten die hen uit de markt drukken.
                  Door het tegenhouden van een «killer acquisition» krijgen startups dus juist de kans
                  zich wel verder te ontwikkelen en samenwerking met andere bedrijven te zoeken. Dat
                  is niet alleen goed voor de startups maar ook voor de concurrentie in de betreffende
                  markten. Concurrentie zorgt voor lagere prijzen, betere kwaliteit en – relevant voor
                  het startup klimaat – meer innovatie.
               
Zowel VNO-NCW als de VvM menen dat de nieuwe bevoegdheid een voor ondernemers belemmerende
                  nationale kop op Europees beleid gaat vormen. Zij wijzen er onder andere op dat een
                  afzonderlijk nationaal mededingingsbeleid schadelijk zou zijn voor grensoverschrijdende
                  transacties binnen Europa. De initiatiefnemer zou er op willen wijzen dat met de introductie
                  van een inroepbevoegdheid Nederland niet bepaald alleen staat. Vergelijkbare inroepbevoegdheden
                  bestaan al in verschillende Europese landen (Denemarken, Hongarije, Ierland, Italië,
                  Letland, Litouwen, Slovenië en Zweden) en ook in niet-Europese landen (zoals Zuid-Korea,
                  Canada, Japan en Mexico). Daarnaast overwegen landen als Frankrijk, België, Finland
                  en Tsjechië ook om deze bevoegdheid in te voeren. Net zoals in Nederland geldt in
                  alle bovengenoemde landen dat er sprake was van dezelfde aanleiding voor de invoering
                  van deze bevoegdheid namelijk de daar levende zorgen over concentraties die tussen
                  de mazen van het mededingingstoezicht glippen en zorgen over de schadelijke effecten
                  daarvan. Enkele organisaties zijn van mening dat In plaats van deze nationale inroepbevoegdheden
                  een Europese inroepbevoegdheid de voorkeur zou hebben. De initiatiefnemer heeft geen
                  bezwaren tegen een Europese inroepbevoegdheid maar – behalve dat dat niet in Nederlandse
                  wetgeving te regelen valt – zien zij daarin geen realistisch alternatief voor de overnames
                  die in het kader van een nationale inroepbevoegdheid onderzocht kunnen worden. Overnames
                  die onder de voorgestelde nationale inroepbevoegdheid moeten gaan vallen, hebben namelijk
                  veelal geen effect op het handelsverkeer tussen lidstaten van de EU. Zij hebben effecten
                  binnen de nationale landsgrenzen of zelfs uitsluitend op lokale markten. Het detecteren,
                  onderzoeken en beoordelen van dergelijke concentraties is bij uitstek een taak voor
                  de nationale mededingingsautoriteit.
               
7. Financiële paragraaf
               
Dit wetsvoorstel biedt de ACM een uitbreiding van de mogelijkheden om toezicht op
                  concentraties te houden. De inroepbevoegdheid die met deze wet in het leven wordt
                  geroepen betreft een bevoegdheid waarvan de ACM, binnen de kaders van deze wet, zelf
                  kan beoordelen hoe en waar zij die wenst in te zetten.
               
Om enig houvast te krijgen over de het beslag dat deze nieuwe bevoegdheid kan gaan
                  hebben op de capaciteit van de ACM, heeft de initiatiefnemer overleg gevoerd met deze
                  toezichthouder. De ACM ziet het initiatiefwetsvoorstel als verbetering van het instrumentarium
                  om haar mededingingstaak beter te kunnen invullen. Deze toezichthouder voorziet dat
                  zij door prioritering binnen de bestaande toezichtsinstrumenten voor de uitvoering
                  van de inroepbevoegdheid per saldo geen extra middelen nodig heeft. De ACM heeft aangegeven
                  te verwachten dat in dit voorstel de toezichtskosten voor de ACM per saldo nauwelijks
                  zullen veranderen. De ACM gaat er volgens hun best mogelijke inschatting van uit dat
                  er 5 tot 10 overnames op basis van de nieuwe wettelijke bevoegdheid ingeroepen zullen
                  worden. Zij gaan daarbij ook uit van een preventieve werking. Derhalve zal de ACM
                  ook geen beroep doen op extra financiële middelen voor de uitoefening van deze bevoegdheid29.
               
De initiatiefnemer volgt deze zienswijze van de ACM. Echter vanuit het oogpunt van
                  zorgvuldigheid en adequaat toezicht is het wenselijk om te bezien of de verwachting
                  van de ACM na een jaar na inwerkingtreding van de wet in de praktijk daadwerkelijk
                  zo uitpakt. Daarom wordt voorgesteld om na een jaar een invoeringstoets te houden
                  waarbij ook de financiële consequenties van dit wetsvoorstel duidelijker kunnen worden.
               
7.1 Administratieve lasten
               
Gezien het feit dat er een concrete omzetdrempel in dit wetsvoorstel wordt opgenomen
                  en de mededingingsregels het kader waaraan concentraties verder worden getoetst niet
                  veranderen is de verwachting van de ACM dat het slechts een gering aantal concentraties
                  op basis van het voorliggend wetsvoorstel jaarlijks gaat toetsen, het feit dat de
                  ACM via een leidraad vooraf duidelijk zal maken welke uitgangspunten zij hanteert
                  bij het mogelijk inroepen van concentraties en de mogelijkheid voor ondernemingen
                  om door middel van een simpel (online) formulier snel uitsluitsel kan krijgen over
                  een voorgenomen fusie of overname, gaat de initiatiefnemer uit van slechts geringe
                  administratieve lasten voor een beperkt aantal grote ondernemingen die een concentratie
                  overwegen. Deze lasten zullen opwegen tegen de baten namelijk dat met de inroepbevoegdheid
                  er meer mogelijkheden ontstaan om een te grote marktmacht te voorkomen die prijsopdrijving
                  of een slechtere kwaliteit tot gevolg kan hebben.
               
II. ARTIKELSGEWIJS DEEL
               
Artikel I, onderdeel A
Met onderhavig onderdeel wordt een nieuwe paragraaf 4a met regels over het voorgestelde
                  «inroep»-instrument toegevoegd aan hoofdstuk 5 van de Mededingingswet, dat regels
                  bevat met betrekking tot de beoordeling van concentraties. Vanwege de inzichtelijkheid
                  is er voor gekozen om deze bepalingen in een aparte paragraaf op te nemen en deze
                  niet te integreren in de bestaande bepalingen over het concentratietoezicht.
               
Het uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat de beoordeling van concentraties op grond
                  van de bestaande regels van de Mededingingswet en op grond van voorgestelde inroepbevoegdheid
                  zo veel mogelijk gelijk zijn, zowel inhoudelijk als procedureel. Dit gebeurt in de
                  eerste plaats door aan te sluiten bij de begrippen die worden gebruikt in het bestaande
                  concentratietoezicht, zoals de definitie van het begrip «concentratie» (zie de artikelen
                  27 en 28 van de Mededingingswet) en het begrip «concentraties die de daadwerkelijke
                  mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze [zouden
                  kunnen] belemmeren, met name als het resultaat van het in leven roepen of versterken
                  van een economische machtspositie». Door het gebruik van deze begrippen wordt ook
                  aangesloten bij de betekenis die deze begrippen hebben in het Europese mededingingsrecht.
                  In de tweede plaats gebeurt dit door waar mogelijk de relevante bepalingen van het
                  bestaande concentratietoezicht van (overeenkomstige) toepassing te laten zijn. Dit
                  wordt hierna nader toegelicht bij de desbetreffende artikelen.
               
Hierna worden de voorgestelde nieuwe artikelen afzonderlijk toegelicht.
Artikel 49a
In dit artikel wordt de reikwijdte van de inroepbevoegdheid bepaald. Deze bevoegdheid
                  is in de eerste plaats beperkt tot concentraties die niet onder de reikwijdte van
                  het bestaande concentratietoezicht vallen. Die reikwijdte is bepaald in artikel 29
                  van de Mededingingswet, waarin het reguliere concentratietoezicht wordt beperkt tot
                  concentraties waarbij de gezamenlijke omzet van de bij de concentratie betrokken ondernemingen
                  hoger ligt dan de twee in dat artikel bepaalde cumulatieve omzetdrempels. Daarbij
                  is bepaald dat de omzet in het voorgaande kalenderjaar van ten minste een van de betrokken
                  ondernemingen hoger moet liggen dan € 30.000.000. Dit is nader toegelicht in het algemene
                  deel van deze memorie van toelichting. De artikelen 30 en 31 van de Mededingingswet,
                  waarin regels staan over de bepaling van omzet van bij concentraties betrokken ondernemingen,
                  zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
               
Artikel 49b
Eerste lid
Onderhavig artikel bevat de regels die gelden in de eerste fase van de zogeheten inroepbevoegdheid.
                  In deze fase maakt ACM kenbaar dat zij een concentratie wil onderzoeken.
               
De ACM start het gebruik van de inroepbevoegdheid door een verzoek om gegevens of
                  documenten te doen bij de bij de concentratie betrokken ondernemingen. Het moet daarbij
                  gaan om gegevens of documenten die redelijkerwijs nodig zijn voor de ACM om te kunnen
                  beoordelen of een concentratie de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt
                  of een deel daarvan op significante wijze zou kunnen belemmeren, met name als het
                  resultaat van het in het leven roepen of versterken van een economische machtspositie.
                  Dit laatste criterium is ook het centrale criterium in het huidige concentratietoezicht
                  (zie artikel 37, tweede lid, en artikel 41, tweede lid, van de Mededingingswet).
               
Tweede lid
Het startpunt van de voorgestelde inroepprocedure is het moment dat de ACM een verzoek
                  om gegevens doet. In het onderhavige lid wordt de bevoegdheid om een dergelijk verzoek
                  te doen in de tijd beperkt. De ACM heeft op grond van dit lid vier weken de tijd om
                  een dergelijk verzoek te doen na de vroegste van drie mogelijke tijdstippen: het tijdstip
                  dat de concentratie publiek bekend is gemaakt (onderdeel a), het tijdstip dat de ACM
                  kennis verkrijgt van het voornemen om de concentratie tot stand te brengen (onderdeel
                  b) of zes maanden nadat de overeenkomst waarmee de concentratie tot stand wordt gebracht
                  van kracht wordt (onderdeel c).
               
De soorten concentraties die onder het toepassingsbereik van de voorgestelde inroepbevoegdheid
                  vallen, zijn divers van aard. De wijze waarop die concentraties tot stand kunnen komen
                  en welke regels daarvoor gelden, zijn daarmee ook divers van aard. Dat betekent ook
                  dat er geen algemene uitspraken kunnen worden gedaan over welke van de drie tijdstippen
                  van toepassing zal zijn. Dat zal van geval tot geval bepaald moeten worden. Op basis
                  van de ervaringen in het buitenland is de verwachting dat partijen die twijfelen of
                  de ACM een transactie naar binnen zal roepen zullen kiezen voor een vrijwillige «kenbaarmaking»
                  aan de ACM.
               
Tot slot volgt uit dit lid dat het verzoek van de ACM gedaan kan worden nadat de concentratie
                     tot stand is gebracht. Het moment waarop een concentratie tot stand wordt gebracht
                     zal in beginsel bepaald worden in de overeenkomst tot het aangaan van de concentratie.
                     Gelet op de tijdelijke rechtsonzekerheid die hiervan het gevolg kan zijn, is gekozen
                     om de termijn voor het doen van het verzoek door de ACM te houden op maximaal zes
                     maanden na de totstandkoming van de concentratie. Deze termijn is niet onredelijk
                     omdat partijen er ook voor kunnen kiezen om de ACM vrijwillig in kennis te stellen
                     van hun voornemen (onderdeel b). Een kortere termijn geeft partijen een reële optie
                     om de concentratie enige tijd geheim te houden, zodat de ACM de mogelijkheid verliest
                     om die te onderzoeken. Met een termijn van zes maanden wordt een redelijke balans
                     gevonden tussen het voorkomen van misbruik door geheimhouding en rechtszekerheid.
                  
Het gegeven dat de ACM ook na totstandkoming van een concentratie kan ingrijpen heeft
                     tot gevolg dat dit wetsvoorstel ook voorziet in een procedure voor de beoordeling
                     door de ACM van reeds tot stand gebrachte concentraties.
                  
Derde en vierde lid
Op grond van het voorgestelde derde lid stelt de ACM, als zij een verzoek om gegevens
                  of documenten op grond van het eerste lid heeft gedaan, een redelijke termijn waarbinnen
                  de gegevens of documenten moeten worden aangeleverd. Het zal van geval tot geval verschillen
                  welke gegevens of documenten de ACM nodig zal hebben om te kunnen beoordelen of de
                  concentratie significante gevolgen voor de mededinging op de Nederlandse markt of
                  een deel daarvan zou kunnen hebben en ook hoeveel tijd een onderneming nodig heeft
                  om die gegevens te kunnen verstrekken. Het is daarom aan de ACM om een termijn te
                  bepalen waarin de betrokken ondernemingen de gegevens redelijkerwijs zouden moeten
                  kunnen leveren. Indien niet alle gegevens zijn verstrekt of als de gegevens onvoldoende
                  blijken te zijn om de benodigde beoordeling te kunnen maken, kan de ACM voorts om
                  aanvulling van de gegevens verlangen (het voorgestelde artikel 49b, vierde lid).
               
Artikel 49c
Eerste lid
De voorgestelde artikelen 49c en 49d bevatten de bepalingen die gelden voor de beoordeling
                  van concentraties waarbij het uitgangspunt is dat die concentraties nog niet tot stand
                  zijn gebracht (zie voor concentraties die wel tot stand zijn gebracht het voorgestelde
                  artikel 49e en de toelichting hierbij). Bij de vormgeving van deze bepalingen is zo
                  veel mogelijk aangesloten bij het bestaande concentratietoezicht, dat enkel van toepassing
                  is op de beoordeling van concentraties die niet tot stand zijn gebracht. Belangrijk
                  element van het bestaande concentratietoezicht is dat een verbod op het tot stand
                  brengen van de concentratie geldt totdat aan de meldingsplicht is voldaan en de daaropvolgende
                  beoordeling van de concentratie heeft plaatsgevonden (artikel 34, eerste lid, van
                  de Mededingingswet). Op grond van de Mededingingswet gelden de meldingsplicht en dat
                  verbod van rechtswege. Bij het onderhavige inroepinstrument is het aan de ACM om te
                  bepalen of zij het nodig acht om een concentratie te beoordelen. Dat doet zij door
                  aan de bij een dergelijke concentratie betrokken ondernemingen een meldingsplicht
                  op te leggen (het voorgestelde artikel 49b, eerste lid, onderdeel a, van de Mededingingswet)
                  en een verbod op het tot stand brengen van de concentratie (het voorgestelde artikel
                  49c, eerste lid, onderdeel b, van de Mededingingswet). Dit verbod geldt totdat de
                  melding is gedaan en vervolgens vier weken zijn verstreken. Hiermee geldt materieel
                  hetzelfde als voor concentraties die vallen binnen het toepassingsbereik van het bestaande
                  concentratietoezicht. Het tot stand brengen van een concentratie in strijd met dit
                  verbod kan bestuursrechtelijk gesanctioneerd worden (zie de voorgestelde wijziging
                  van artikel 74 van de Mededingingswet). Het gevolg is in dat geval tevens dat eventuele
                  rechtshandelingen gericht op het tot stand brengen van de concentratie nietig zijn.
               
Tweede en derde lid
De ACM kan de verplichting tot melding en het tijdelijke verbod tot het tot stand
                  brengen van de concentratie opleggen als zij van oordeel is dat er aanleiding bestaat
                  dat de concentratie de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel
                  daarvan op significante wijze zou kunnen belemmeren, met name als het resultaat van
                  het in het leven roepen of versterken van een economische machtspositie. Voor de beoordeling
                  maakt de ACM gebruik van de gegevens en documenten die krachtens het voorgestelde
                  artikel 49a van de Mededingingswet aan haar zijn verstrekt door de bij de concentratie
                  betrokken partijen. Het opleggen van de meldplicht en het verbod dient plaats te vinden
                  binnen vier weken nadat de termijn verlopen is die de ACM op grond van het voorgestelde
                  artikel 49a, derde lid, van de Mededingingswet heeft gesteld (artikel 49c, tweede
                  lid, van de Mededingingswet). Die termijn wordt opgeschort als de ACM om aanvullende
                  gegevens verzoekt met toepassing van het voorgestelde artikel 49b, vierde lid, van
                  de Mededingingswet (het voorgestelde artikel 49c, derde lid, van de Mededingingswet).
               
Vierde lid
In onderhavig lid worden verschillende bepalingen, die in de meldingsfase van het
                  bestaande concentratietoezicht gelden, van overeenkomstige toepassing verklaard op
                  een melding die wordt gedaan ter nakoming van een krachtens het eerste lid opgelegde
                  meldplicht. Hierbij gaat het onder meer over de inhoud van de melding. Het is goed
                  voorstelbaar dat het hierbij deels dezelfde gegevens en documenten betreft die al
                  naar aanleiding van het verzoek (het voorgestelde artikel 49b, eerste lid, van de
                  Mededingingswet) met de ACM zijn gedeeld.
               
Vijfde lid
Net als bij het bestaande concentratietoezicht (artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet),
                  bepaalt dit voorgestelde artikellid dat de ACM naar aanleiding van een melding mededeelt
                  of er een vergunning is vereist voor het tot stand brengen van de concentratie. De
                  overige bepalingen over de mededeling in het huidige concentratietoezicht zijn van
                  overeenkomstige toepassing verklaard op de mededeling die op grond van dit lid wordt
                  gedaan. Dit betekent onder meer dat ook in het kader van het voorgestelde inroepinstrument
                  aan de mededeling dat er geen vergunning is vereist, voorwaarden kunnen worden verbonden.
               
Artikel 39 van de Mededingingswet is niet van overeenkomstige toepassing verklaard.
                  Artikel 39, eerste lid, van de Mededingingswet is de nationaalrechtelijke evenknie
                  van artikel 7, tweede lid, van de EG-concentratieverordening. Met deze bepalingen
                  is beoogd te regelen dat concentraties die tot stand komen via een openbaar overnamebod
                  of via een reeks van transacties met effecten om daarmee zeggenschap van meerdere
                  verkopers te verkrijgen kan plaatsvinden als deze concentratie direct daarna alsnog
                  aan de ACM wordt gemeld. Onder het voorgestelde inroepinstrument zal in deze gevallen
                  de betreffende melding altijd gebeuren na een dergelijk openbaar overnamebod. Wel
                  kan het zijn dat de overname in een dergelijk geval al heeft plaatsgehad voordat de
                  melding is gedaan. Het voorgestelde artikel 49e van de Mededingingswet bevat een voorziening
                  voor de beoordeling van dergelijke tot stand gebrachte concentraties.
               
Artikel 49d
Eerste lid
De ACM beoordeelt een melding die wordt gedaan ter nakoming van een opgelegde meldingsplicht
                  op het criterium of er naar haar oordeel aanleiding bestaat om aan te nemen dat die
                  de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante
                  wijze zou kunnen belemmeren, met name als het resultaat van het in het leven roepen
                  of het versterken van een economische machtspositie. Net als bij het bestaande concentratietoezicht
                  (artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet), bepaalt dit voorgestelde artikellid
                  dat de uitkomst van die beoordeling een mededeling aan de betrokken ondernemingen
                  is. Als er reden is om aan te nemen dat de mededinging op significante wijze zou kunnen
                  worden belemmerd, dan deelt de ACM mede dat een vergunning vereist is. Is die reden
                  er niet, dan deelt de ACM mede dat geen vergunning vereist is. Laatstgenoemde mededeling
                  kan onder voorwaarden worden gedaan. Wordt niet of onvoldoende gehandeld overeenkomstig
                  die voorwaarden, dan geldt alsnog de verplichting om een vergunning aan te vragen.
                  Het voorgestelde eerste lid van het nieuwe artikel 49d van de Mededingingswet bevat
                  de benodigde regels. Deze regels komen overeen met de regels die in het bestaande
                  concentratietoezicht gelden voor het beoordelen van gemelde concentraties. Om die
                  reden zijn verschillende bepalingen uit de huidige Mededingingswet van overeenkomstige
                  toepassing verklaard.
               
Tweede lid
Indien de ACM op grond van het voorgestelde eerste lid de mededeling heeft gedaan
                  dat voor een concentratie een vergunning is vereist, dan geldt op grond van onderhavig
                  artikellid een verbod om de concentratie tot stand te brengen zonder vergunning. Deze
                  bepaling komt overeen met artikel 41, eerste lid, van de Mededingingswet.
               
Derde lid
Op grond van dit lid zijn de bepalingen over het verlenen van de vergunning uit het
                  bestaande concentratietoezicht van overeenkomstige toepassing op het verlenen van
                  een vergunning in het kader van het voorgestelde inroepinstrument. Hierbij gaat het
                  om bepalingen over de beoordeling van de aanvraag (artikel 41, tweede tot en met vierde
                  lid, van de Mededingingswet), over de aanvraag (artikel 42 van de Mededingingswet),
                  de beslistermijn (artikel 44 van de Mededingingswet), een grondslag voor het intrekken
                  van de vergunning (artikel 45 van de Mededingingswet) en de mogelijkheid dat de Minister
                  van Economische Zaken de vergunning verleent nadat de ACM de aanvraag heeft geweigerd
                  (artikel 47 tot en met 49 van de Mededingingswet).
               
Artikel 49e
Eerste lid
Onderhavig artikel heeft betrekking op de situatie dat de concentratie al tot stand
                  is gebracht op het moment dat de ACM besluit dat de concentratie gemeld moet worden
                  op grond van het voorgestelde artikel 49c, eerste lid. Bij de formulering van deze
                  bepaling is aangesloten bij de formulering van het huidige artikel 39 van de Mededingingswet,
                  die voor het huidige mededingingstoezicht een voorziening bevat voor een concentratie
                  die wordt gemeld bij de ACM nadat die tot stand is gebracht (dit betreft concentraties
                  die tot stand komen via een openbaar overnamebod of via een reeks van transacties
                  met effecten om daarmee zeggenschap van meerdere verkopers te verkrijgen).
               
In deze gevallen, waarin de concentratie tot stand is gebracht, heeft een verbod op
                  het tot stand brengen van de concentratie geen toegevoegde waarde. Om die reden is
                  in het voorgestelde eerste lid van artikel 49e van de Mededingingswet bepaald dat
                  het verbod op het tot stand brengen van de concentratie in de meldingsfase (het voorgestelde
                  artikel 49c, eerste lid, onderdeel b, van de Mededingingswet) en in de vergunningsfase
                  (het voorgestelde artikel 49d, tweede lid, van de Mededingingswet) niet van toepassing
                  zijn op die concentraties.
               
Tweede lid
In het voorgestelde tweede lid is bepaald, overeenkomstig het huidige artikel 39,
                  tweede lid, van de Mededingingswet, welke gevolgen de inroepprocedure kan hebben voor
                  de tot stand gebrachte concentratie. In het geval een vergunning wordt vereist, zijn
                  er twee relevante situaties. In de eerste plaats als de ACM geen vergunning verleent
                  voor de concentratie, omdat de aanvraag wordt geweigerd of ingetrokken of als er geen
                  vergunning wordt aangevraagd. In die gevallen moet de concentratie binnen dertien
                  weken na die gebeurtenis ongedaan worden gemaakt (artikel 49e, tweede lid, onderdeel
                  a). In de tweede plaats kan de vergunning onder beperkingen worden verleend of kunnen
                  aan de vergunning voorschriften worden verbonden. In die gevallen moet de concentratie
                  binnen dertien weken na het verlenen van de vergunning in overeenstemming worden gebracht
                  met die beperkingen of voorschriften (artikel 49e, tweede lid, onderdeel b).
               
Naast deze twee soorten gevallen waarin de uitkomst is dat de concentratie ongedaan
                  moet worden gemaakt of worden aangepast, bestaat er ook de mogelijkheid dat de concentratie
                  ongemoeid kan worden gelaten. Dit is het geval als de ACM mededeelt dat geen vergunning
                  is vereist en als de ACM de vergunning zonder beperkingen of voorschriften verleent.
                  Voor deze gevallen is geen regeling in het wetsvoorstel nodig. Een bijzonder geval
                  is als de ACM de mededeling dat geen vergunning is vereist onder voorwaarden doet.
                  Als aan de voorwaarden wordt voldaan, dan zijn er geen gevolgen. Wordt niet aan de
                  voorwaarden voldaan, dan is sprake van een overtreding. In dat laatste geval kan de
                  ACM op grond van het huidige artikel 75 van de Mededingingswet een boete opleggen
                  en partijen alsnog de voorwaarden laten naleven met een last onder dwangsom.
               
Artikel 49f
Eerste lid
Het huidige mededingingstoezicht voorziet in de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen
                  van de stand still verplichtingen in de meldingsfase en de vergunningsfase (zie de
                  artikelen 40 en 46 van de Mededingingswet). Deze mogelijkheid is bedoeld voor situaties
                  waarin het wachten met het tot stand brengen van de concentratie tot schade leidt,
                  die niet kan worden voorkomen door het wachten op de uitkomst van de procedure. Deze
                  ontheffingsmogelijkheden zijn voor de inroepprocedure in het voorgestelde artikel
                  49f, eerste lid, van de Mededingingswet opgenomen.
               
Tweede en derde lid
Uit het oogpunt van uniformiteit zijn de relevante bepalingen uit het reguliere mededingingstoezicht
                  van overeenkomstige toepassing verklaard. Het betreft de mogelijkheid om de ontheffing
                  onder beperkingen te verlenen of voorschriften aan de ontheffing te verbinden (de
                  artikelen 40, tweede lid, en 46, tweede lid, van de Mededingingswet). Ook is bepaald
                  dat de concentratie binnen dertien ongedaan moet worden gemaakt als uiteindelijk geen
                  vergunning wordt verleend (de artikelen 40, derde lid, onderdeel a, en 46, derde lid,
                  van de Mededingingswet). Tot slot moet de concentratie binnen dertien weken in overeenstemming
                  worden gebracht met eventueel aan een vergunning verbonden beperkingen en voorschriften
                  (de artikelen 40, derde lid, onderdeel b, en 46, vierde lid, van de Mededingingswet).
               
Artikel I, onderdeel B
Artikel 73 van de Mededingingswet geeft de bevoegdheid aan de ACM om een bestuurlijke
                  boete op te leggen als een onderneming onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt
                  bij het melden van een concentratie of bij een aanvraag om een vergunning voor een
                  concentratie. Middels onderhavige wijziging wordt deze bevoegdheid uitgebreid naar
                  het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens in het kader van het voorgestelde
                  inroepinstrument.
               
Artikel I, onderdeel C
Artikel 74 van de Mededingingswet geeft de bevoegdheid aan de ACM om een bestuurlijke
                  boete op te leggen bij overtredingen van de verschillende verplichten en verboden
                  die gelden op grond van het bestaande mededingingstoezicht. Middels onderhavige wijziging
                  wordt deze bevoegdheid uitgebreid naar de verplichtingen en verboden die gelden in
                  het kader van het voorgestelde inroepinstrument.
               
Artikel II
Bijlage 1 bij de Algemene wet bestuursrecht bevat een opsomming van besluiten waartegen
                  geen bezwaar mogelijk is. De besluiten op grond van het huidige concentratietoezicht
                  staan in die opsomming. Dit vanwege het feit dat het hier geen punitieve besluiten
                  betreft waartegen altijd bezwaar en beroep in twee instanties mogelijk moet zijn en
                  omdat hiermee de duur van de procedure wordt verkort, hetgeen in het belang is van
                  alle partijen. Met onderhavige geldt deze voorziening ook voor besluiten in het kader
                  van het voorgestelde inroepinstrument.
               
Artikel III
Op grond van dit voorgestelde artikel zal inwerkingtreding van de wet geschieden bij
                  koninklijk besluit. Dit maakt het mogelijk om de inwerkingtreding af te stemmen op
                  het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten en de minimale periode tussen
                  publicatie en inwerkingtreding van wetten. Hierbij zal met name ook rekening gehouden
                  worden met een voldoende voorbereidingstijd voor de ACM en de betrokken ondernemingen.
               
Bushoff
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
Julian Bushoff, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.