Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Nederlandse inzet hoofdlijnen MFK 2028 (Kamerstuk 21501-20-2245)
2025D29625 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen
en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Ministers van Buitenlandse Zaken
en van Financiën d.d. 28 maart 2025 inzake Nederlandse inzet hoofdlijnen MFK 2028
(Kamerstuk 21 501-20, nr. 2245).
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II
Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Ministers van
Buitenlandse Zaken en van Financiën van 28 maart 2025 over de Nederlandse inzet op
hoofdlijnen voor het MFK 2028–2034, en hebben hierover enkele vragen.
Allereerst hebben de leden van de PVV-fractie een aantal vragen over de budgettaire
inzet. Deze leden constateren dat het kabinet inzet op een «acceptabele omvang van
het MFK». Zij verzoeken de Minister te specificeren wat onder een acceptabele omvang
van het MFK wordt verstaan. Ook wordt geconstateerd dat het kabinet streeft naar een
«acceptabel aandeel in de nationale bijdragen via het Eigenmiddelenbesluit (EMB)».
Voornoemde leden vragen de Ministers toe te lichten wat zij verstaan onder een acceptabel
aandeel in de nationale bijdragen via het EMB.
In het regeerprogramma is afgesproken dat de jaarlijkse EU-afdrachten met minder dan
1,6 miljard euro zullen stijgen ten opzichte van de huidige meerjarenraming. De aan
het woord zijnde leden verzoeken de Minister aan te geven of hij dit doel nog steeds
nastreeft en, zo ja, op welke wijze hij dit wil bewerkstelligen.
Dan is er bij de voornoemde leden een aantal vragen over het onderdeel «Een moderne
en toekomstgerichte EU-begroting». De Ministers stellen dat middelen uit verschillende
bestaande EU-prioriteiten bij moeten dragen aan het versterken van het Europese concurrentievermogen,
een stevig asiel en migratiebeleid, en veiligheid en defensie. Deze leden verzoeken
de Minister aan te geven aan welke verschillende bestaande EU-prioriteiten wordt gerefereerd.
In hetzelfde onderdeel stellen de Ministers dat de EU-begroting de klimaat- en energietransitie
van de industrie dient te ondersteunen, aangezien deze een belangrijk fundament zijn
voor het bredere Europese concurrentievermogen. De leden van de PVV-fractie verzoeken
de Minister te verduidelijken op basis van welke gegevens wordt onderbouwd dat de
klimaat- en energietransitie en de decarbonisatie van de industrie daadwerkelijk bijdragen
aan een sterker Europees concurrentievermogen. Ook vragen deze leden waarom de EU-begroting
deze transities zou moeten ondersteunen en in welke mate.
De laatste vraag van de leden van de PVV-fractie gaat over het onderdeel «Modernisering
budgettaire architectuur». In dit onderdeel stellen de Ministers dat vereenvoudiging
van de Europese begroting mogelijk is door het aantal fondsen en programma’s te verminderen
waar sprake is van overloop door fondsen en programma’s in gedeeld beheer samen te
voegen in bredere landenenveloppen, en door vereenvoudiging van de programma’s zelf.
Deze leden verzoeken de Minister te verduidelijken over welke fondsen en programma’s
het kabinet in dit verband spreekt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
Nederlandse inzet voor het Meerjarig Financieel Kader. Zij hebben hier nog enkele
vragen en opmerkingen bij.
Deze leden lezen dat de inzet van het kabinet nog steeds is om te bezuinigen op de
Nederlandse afdrachten aan de EU. In de huidige context met geopolitieke spanningen,
economische onzekerheden zoals de Amerikaanse tarieven en de noodzaak om energieafhankelijker
te worden en te verduurzamen is dit wat voornoemde leden betreft zeer onverstandig.
Een slagkrachtige EU is wat deze leden betreft belangrijker dan ooit en lagere afdrachten
zouden dit ondermijnen. Kan de slagkracht van de EU wat het kabinet betreft behouden
en juist versterkt worden met de inzet op lagere afdrachten? Zo ja, hoe? Zo nee, is
deze inzet dan niet zeer onverstandig en onverantwoord? Zijn er andere landen die
zich inzetten voor een lagere nationale afdracht? Hoe ziet dat speelveld eruit? Wat
zou de impact zijn op de slagkracht van de EU als verschillende lidstaten vooral lagere
afdrachten bepleiten maar te weinig oog hebben voor bijvoorbeeld de groeiende veiligheidsuitdagingen
en de concurrentiepositie van de EU waarvoor investeringen nodig zijn?
De aan het woord zijnde leden lezen dat het kabinet wil dat er gekeken wordt naar
wat de EU minder kan doen. Vervolgens wordt hier niet verder op ingegaan. Wat is de
inzet van het kabinet wat betreft «minder EU»? Wat zijn de begrotingen waar het kabinet
op wil bezuinigen?
De voornoemde lezen in de kabinetsinzet dat de energietransitie en het klimaat missen
in de kernpunten van het kabinet. Is de Minister het eens dat de energietransitie
en verduurzaming juist een cruciaal onderdeel zijn van het Europese concurrentievermogen
aangezien de EU koploper is wat betreft groene industrie? Waarom kiest het kabinet
ervoor hier geen kernpunt van te maken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet refereert aan de rapporten
van Draghi en Letta om het Europese concurrentievermogen te versterken. Hoewel het
kabinet benadrukt dat er meer nodig is dan alleen publieke investeringen willen deze
leden eraan herinneren dat de voornoemde rapporten juist ook pleitten voor aanzienlijke
publieke en private investeringen. In de afgelopen wisselingen met het kabinet is
duidelijk dat dit kabinet vooral hecht aan het verminderen van de regeldruk, dat onderdeel
is van deze rapporten, maar geen gehoor geeft aan de noodzakelijke investeringen.
Is het kabinet bereid te pleiten voor de nodige investeringen?
De aan het woord zijnde leden lezen dat het kabinet de rol van de EU wat betreft defensie
willen versterken, met name wat betreft de defensie-industrie. Deze leden zien de
noodzaak om gebruik te maken van de uitzonderingsclausule voor defensie. Is het kabinet
bereid hier – incidenteel – gebruik van te maken om grote eenmalige investeringen
te doen? Voornoemde leden vinden het van belang dat deze mogelijkheid in het volgende
MFK blijft bestaan. Wat is de inzet van het kabinet daarop? Ook moet wat de GroenLinks-PvdA
fractie betreft de mogelijkheid om gemeenschappelijke leningen aan te gaan in het
MFK behouden worden. Wat is de inzet hierop van het kabinet? Kunnen de mogelijkheden
om als EU eigen middelen te generen worden uitgebreid? Zo ja, op welke manier? Is
het kabinet bereid deze mogelijkheden te verkennen en voor eventuele uitbreiding van
deze mogelijkheden te pleiten?
Wat betreft deze leden is het van groot belang dat het rechtsstaatmechanisme wordt
behouden en zo mogelijk zelfs wordt uitgebreid. Wat zijn de manieren om dit mechanisme
uit te breiden en wat is de inzet van het kabinet hierop? Ook sociale conditionaliteit
is wat de aan het woord zijnde leden van groot belang. Gaat het kabinet ervoor pleiten
dat er vastgehouden moet worden aan het mechanisme dat ervoor zorgt dat uitgaven altijd
gedaan moeten worden met respect voor sociale rechten, minimumloon, veilig werk, baanzekerheid,
gezondheid en een goede balans in werk en vrije tijd en arbeidstijden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen opmerken dat ook hulpbudgetten een
belangrijk deel zijn van het MFK. Geeft het kabinet opvolging aan de oproep van het
Europees Parlement dat de EU het gat moet dichten dat is ontstaan door mondiale bezuinigingen?
Wat is de inzet van het kabinet wat betreft de hulpbudgetten? Deelt het kabinet de
analyse dat het samenvoegen van budgetinstrumenten als het NDICI, HUMA en IPA de effectiviteit
van de hulp schaadt en de neutraliteit van humanitaire hulp in gevaar brengt? Wat
is de inzet van het kabinet hierop? Wat deze leden betreft is het van belang dat de
noodhulpreserve zoals het EAR goed gevuld is voor respons op acute crises. Gaat het
kabinet zich ervoor inzetten dat humanitaire hulp in dit budget prioriteit behoudt?
Wat de GroenLinks-PvdA leden betreft is het van belang dat de armste en meest fragiele
landen prioriteit krijgen voor het ontvangen van financiering voor ontwikkelingssamenwerking.
Is het kabinet bereid te pleiten voor een bindende doelstelling binnen het MFK hierover?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nederlandse
inzet Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2028–2034. Zij willen in dit kader enkele specifieke
aandachtspunten benadrukken en verzoeken nadere toelichting van het kabinet.
Deze leden onderschrijven het uitgangspunt dat de EU een daadkrachtige en moderne
begroting nodig heeft om effectief in te spelen op geopolitieke en economische uitdagingen.
Tegelijkertijd benadrukken zij dat dit niet mag leiden tot een automatische stijging
van de nationale afdrachten of tot het normaliseren van gezamenlijke schulduitgifte
binnen de Unie. Zij vragen het kabinet in hoeverre het mogelijk is de EU-begroting
toekomstgericht te moderniseren zonder daarbij af te wijken van het uitgangspunt van
gezonde overheidsfinanciën en nationale verantwoordelijkheid. Acht het kabinet de
huidige voorstellen van de Europese Commissie in lijn met deze uitgangspunten?
De aan het woord zijnde leden willen weten hoe het kabinet kijkt naar het aflossen
van de schulden voor het Herstel en Veerkrachtplannen (HVP) in de Europese Unie. Dit
zou kunnen oplopen tot 20% van het MFK. Hoe hoog zijn de uiteindelijke bedragen als
het gaat om HVP? Deze leden zijn gelet op deze situatie geen voorstander van gezamenlijke
Europese schulden. Zij willen ook geen hogere afdrachten.
Voorts constateren de voornoemde leden dat binnen het Europees krachtenveld de Nederlandse
inzet voor een sobere begroting en het beperken van gezamenlijke schulden steeds minder
steun lijkt te genieten. Wat is de inschatting van het krachtenveld binnen het Europees
Parlement door het kabinet? En van het krachtenveld bij de andere lidstaten van de
Europese Unie, zowel waar het gaat om het MFK als om het EMB? Hoe beoordeelt het kabinet
de ontwikkeling van deze krachtenvelden, en op welke wijze wordt getracht alsnog een
coalitie van gelijkgezinde lidstaten te smeden?
Met betrekking tot de rechtsstaatconditionaliteit spreken de leden van de VVD-fractie
hun steun uit voor het voornemen van de Europese Commissie om de koppeling tussen
EU-financiering en rechtsstatelijke normen te versterken. Tegelijkertijd wijzen zij
op het risico dat waardevolle programma’s, zoals het CERV-programma, onbedoeld worden
geraakt door kortingen bij falend nationaal beleid. In hoeverre acht het kabinet het
wenselijk dergelijke programma’s uit te zonderen van bredere sanctiemechanismen, en
welke alternatieven ziet het kabinet om de steun aan maatschappelijke organisaties
te continueren in lidstaten waar de rechtsstaat onder druk staat?
Deze leden zijn tevens benieuwd in hoeverre het Hof van Justitie van de EU juridische
ruimte biedt om rechtsstatelijke voorwaarden uit te breiden naar bredere delen van
de EU-begroting, ook als het verband met financiële belangen minder direct is. Acht
het kabinet een dergelijk juridisch breder toepassingskader wenselijk en uitvoerbaar?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat 7% van het huidige MFK bedoeld is voor ambtelijke
organisatie/administratie. Wat is de ambitie van het kabinet op dit punt? Deze leden
gaan voor een kleine, krachtige overheid, en daarom zou dit percentage fors naar beneden
moeten. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de EU efficiënter gaat werken en minder
gaat doen, zoals aangegeven door het kabinet in het BNC-fiche?
De aan het woord zijnde leden willen graag weten wanneer de Europese Commissie komt
met haar invulling van de voorstellen voor het MFK en EMB. Is dat op 16 juli 2025?
Hoe wordt de Tweede Kamer er daarna bij betrokken? Wanneer komt het BNC-fiche over
de voorstellen dan naar de Tweede Kamer? Hoe ziet het tijdpad voor het MFK en EMB
er de komende tijd, c.q. jaren, uit?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet een realistische, efficiënte en
effectieve begroting voor de toekomst willen. Wat betekent dit precies qua bedragen?
In hoeverre staat de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord nog als het gaat om de bedragen?
De voornoemde leden benadrukken het belang van een begroting die niet alleen flexibel
en crisisbestendig is, maar ook efficiënt en transparant wordt ingezet. In dat licht
vragen zij het kabinet hoe wordt voorkomen dat middelen weglekken via inefficiënte
structuren of gebrekkige controle. Zijn er binnen de voorgestelde hervormingen voldoende
waarborgen ingebouwd voor een prestatiegerichte inzet van middelen, waarbij duidelijk
zichtbaar is welke Europese meerwaarde wordt gerealiseerd?
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat het betekent dat het kabinet nieuwe
eigen middelen niet bij voorbaat kan omarmen. Het kabinet staat open voor mogelijke
nieuwe eigen middelen op basis van het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) en het Emissions Trading System (ETS). Kan daar meer uitleg over worden gegeven? In hoeverre gaat het hier om Europese
belastingen? Deze leden zijn tegenstander van Europese belastingen, een «blauwe envelop»
uit Brussel.
De aan het woord zijnde leden willen weten wat de inzet is van het kabinet ten aanzien
van de perceptiekosten bij de invoerrechten. Op dit moment zijn de perceptiekosten
25%, die Nederland zelf mag houden. Wat is de impact van de tarievenoorlog op de invoerrechten,
de perceptiekosten en de bni-afdracht van Nederland?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet open staat voor een verkenning van
het idee van een «single plan» per lidstaat. Wat houdt dat precies is? Wat wordt verstaan
onder een «single plan»? En wat gaat die verkenning inhouden?
De voornoemde leden zien dat de Europese Commissie meer lijkt te kijken naar meer
conditionaliteit en ook resultaatgericht begroten. Als het gaat om de rechtsstaat
begrijpen deze leden dat. De ervaringen met het Herstel- en Veerkachtplan (HVP) zijn
echter niet onverdeeld positief. Welke lessen trekt het kabinet uit het HVP op dit
punt? Deze leden vinden het belangrijk dat lidstaten zelf hun beleid kunnen bepalen
en landenspecifieke aanbevelingen, zoals die er nu zijn, ook naast zich neer kunnen
leggen. Zeker als lidstaten voldoen aan de begrotingsregels uit het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP) en dus niet onder de correctieve tak van het SGP vallen.
Kan de Minister een reflectie geven op de voorgenomen modernisering van de bestaande
fondsen? En kan zij daar dan specifiek een reflectie geven op de fondsen uit het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) en het Cohesiefonds? Ziet de Minister dat Nederland meer is gebaat
bij een GLB waarin groene diensten worden beloond, dan bij inkomenssteun via onvoorwaardelijke
hectarepremies? En ten aanzien van cohesiegeld: dat investeringen gekoppeld aan economische
projecten en werkgelegenheid meer renderen dan het subsidiëren van een brug in Sardinië?
Ten slot willen de leden van de VVD-fractie weten wat de inzet van het kabinet voor
een ander MFK voor gevolgen heeft voor de medeoverheden, zoals de provincies. Wat
is de insteek van Nederland bij een eventueel toekomstig cohesiebeleid als het gaat
om de rol van andere overheden? En hoe kijkt het kabinet naar conditionaliteit op
lidstaatniveau dat lijkt te wringen met decentrale uitvoering van het cohesiebeleid.
Decentrale overheden hebben immers vaak beperkt invloed op zaken als de rechtsstaat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet van
28 maart jl. inzake de Nederlandse inzet ten aanzien van het nieuwe Meerjarig Financieel
Kader (MFK) 2028–2034. Deze leden hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De voornoemde leden onderschrijven de kabinetsinzet voor een gematigde EU-begroting
die zich concentreert op de kerntaken van de Unie, zoals concurrentievermogen, migratie,
veiligheid en defensie. Deze leden pleiten nadrukkelijk tegen de introductie van nieuwe
schuldeninstrumenten zoals eurobonds of een verlenging van het door de NSC-fractie
ongewenste coronaherstelfonds, aangezien dit de EU in de richting van een ongewenste
schulden- en transferunie duwt. Kan het kabinet bevestigen dat het onder geen beding
zal instemmen met nog een nieuw gezamenlijk schuldeninstrument?
Voorts merken de aan het woord zijnde leden op dat het wringt dat sommige lidstaten
structureel de begrotingsregels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) niet naleven,
terwijl zij tegelijkertijd veel uit Europese fondsen ontvangen. Nu in bredere zin
wordt gesproken over het koppelen van EU-middelen aan rechtsstaatconditionaliteit,
vragen deze leden of het kabinet het wenselijk acht om in het kader van het nieuwe
MFK ook nadrukkelijker te sturen op structurele naleving van het SGP bij de toekenning
van middelen, en of het kabinet daarop wil inzetten in de onderhandelingen.
Ten aanzien van de zogeheten «single plan»-aanpak vragen deze leden of het kabinet
erkent dat hoewel dit model doelmatiger gebruik van EU-gelden kan bevorderen, het
ook de deur openzet naar toenemende invloed van de Europese Commissie op het binnenlands
beleid van lidstaten. Is het kabinet bereid te expliciteren dat nationale beleidsautonomie,
onder meer op het terrein van pensioenstelsel, hypotheekrenteaftrek of zorgstelsel,
gewaarborgd dient te blijven, ook indien lidstaten via dergelijke plannen EU-middelen
ontvangen?
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie of het kabinet signalen herkent dat er,
analoog aan de uitvoering van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP), risico’s ontstaan
op het verplicht doorvoeren van beleidsmaatregelen teneinde toegang te behouden tot
EU-middelen. In hoeverre acht het kabinet dit verenigbaar met het subsidiariteitsbeginsel?
Met betrekking tot de rechtsstaatconditionaliteit vragen de aan het woord zijnde leden
of Nederland voorstander is van het toepassen hiervan op álle onderdelen van het MFK.
Verwacht het kabinet dat het Hof van Justitie van de EU ruimte ziet om deze voorwaarde
uit te breiden naar meer dan enkel financiële belangen?
Wat betreft het cohesiebeleid constateren de voornoemde leden dat in de Tussentijdse evaluatie van een gemoderniseerd cohesiebeleid mogelijkheden worden geboden voor programma’s die ten minste 15% van hun middelen
toewijzen aan strategische prioriteiten, zoals concurrentievermogen, defensie, betaalbare
huisvesting, waterweerbaarheid en energietransitie, om in aanmerking te komen voor
30% prefinanciering en 100% cofinanciering. Deze leden vragen zich af of dit geen
tactiek is van de zogeheten «Friends of Cohesion», voornamelijk Zuid- en Oost-Europese
lidstaten die traditioneel zwaar leunen op cohesiefondsen, om de beschikbare middelen
in dit MFK zoveel mogelijk te verzilveren, met het oogmerk in de onderhandelingen
over het volgende MFK te beargumenteren dat cohesiegelden breed en effectief zijn
ingezet, en dus behouden dan wel verhoogd moeten worden. Is het kabinet van mening
dat hiermee de deur wordt opengezet naar het structureel oprekken van het cohesiebeleid
in plaats van daadwerkelijk herprioriteren? Acht het kabinet dit niet strijdig met
de eigen inzet voor een toekomstgericht, gemoderniseerd en financieel houdbaar MFK
waarin herprioritering zou plaatsvinden?
De aan het woord zijnde leden wijzen er bovendien op dat het cohesiebeleid nog altijd
disproportioneel ten goede komt aan landen die inmiddels niet langer tot de economisch
zwakste behoren. Zo ontvangt Polen in het huidige MFK bijna 80 miljard euro aan cohesiemiddelen,
het hoogste bedrag van alle lidstaten, terwijl het land inmiddels economisch is opgeklommen
tot de Europese middenmoot. Deelt het kabinet de analyse dat het huidige cohesiebeleid
zijn doel grotendeels voorbijschiet en hervorming dringend gewenst is?
Tot slot steunen de leden van de NSC-fractie de kabinetsinzet om de voorgenomen stijging
van de Nederlandse afdracht met € 1,6 miljard te beperken. Zijn er andere lidstaten
die deze inzet delen? En met welke landen kan Nederland hierin strategisch optrekken,
bijvoorbeeld met Duitsland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet van
het kabinet voor de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van
de Europese Unie voor de periode vanaf 2028.
De EU kampt met een enorme investeringsbehoefte, onder andere om Europa te kunnen
beschermen en om het verdienvermogen van de toekomst veilig te stellen. Hoe rijmt
de Minister de inzet op een kleiner MFK met deze uitdagingen en de consensus onder
experts, waaronder Mario Draghi, dat de oplossing voor deze uitdagingen ten dele Europese
financiering vereist?
Het kabinet spreekt de wens uit in te zetten op een besparingsopdracht met betrekking
tot de Nederlandse EU-afdracht. De aan het woord zijnde leden vragen hoe deze wens
zich verhoudt tot andere prioriteiten van het kabinet in het kader van het MFK. Welke
doelstellingen is het kabinet bereid te heroverwegen of op te geven ten behoeve van
een lagere afdracht? Waar binnen de EU-begroting ziet het kabinet ruimte voor vermindering
van ambities of voor bezuinigingen?
De voornoemde leden vragen de Minister of hij in kaart heeft gebracht welke uitgaven
doelmatiger op Europees niveau dan op nationaal niveau zouden kunnen worden gedaan,
bijvoorbeeld het inkopen van defensiemateriaal. Is de Minister bereid een inschatting
te delen van de extra kosten die gepaard gaan met uitgaven op nationaal niveau ten
opzichte van Europese uitgaven?
De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet openstaat voor het invoeren
van meer eigen middelen voor de EU. Hoe beoordeelt het kabinet de mogelijkheid van
een eigen middel gebaseerd op een Europese vennootschapsbelastingafdracht? Het kabinet
heeft ingestemd met het beginsel van gezamenlijk lenen voor defensie. Deze leden vragen
of het voor het kabinet ook denkbaar is dit principe te hanteren ten behoeve van het
versterken van het Europese concurrentievermogen. Zo ja, onder welke voorwaarden?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de Europese begroting beschermd dient
te worden tegen corruptie en dat Europese burgers beschermd dienen te worden in hun
fundamentele rechten. Deze leden zijn van mening dat fondsen niet mogen worden ingezet
door overheden die bijvoorbeeld de academische vrijheid, de rechtsstaat en de rechten
van lhbti+’ers met voeten treden. Is de Minister bereid het rechtsstaatmechanisme
en de horizontale voorwaarden te versterken zodat bevroren geld ook echt bevroren
blijft tot de situatie in een land verbeterd is? In de kabinetspositie wordt vermeld
dat het kabinet nadenkt over het toepassen van conditionaliteit bij de toekenning
van MFK-gelden. Deze leden vernemen graag op welke beleidsterreinen het kabinet dergelijke
conditionaliteit voor ogen heeft. Wordt bijvoorbeeld overwogen het niet naleven van
defensie- of klimaatafspraken te laten meewegen bij de toekenning van middelen?
De aan het woord zijnde leden hechten grote waarde aan democratische controle op het
MFK. Nu de looptijd van het MFK (zeven jaar) niet samenvalt met de Europese verkiezingen,
vragen de leden of het kabinet bereid is in Brussel te pleiten voor een aanpassing
naar vijf jaar, zodat het MFK in de pas gaat lopen met de zittingsduur van het Europees
Parlement. Voorts vernemen deze leden graag of het kabinet van mening is dat het wenselijk
zou zijn wanneer het Europees Parlement jaarlijks een debat organiseert over de EU-begroting,
ter versterking van de democratische controle.
Zal de Minister zich maximaal inspannen om de betrokkenheid van lokale en regionale
overheden te garanderen bij de inzet van fondsen onder het cohesiebeleid?
In de beslisnota wordt verwezen naar een toevoeging die is gedaan naar aanleiding
van de Raad Algemene Zaken inzake de terugbetaling van het NextGenerationEU-instrument.
Deze leden verzoeken het kabinet om een toelichting op de precieze wijziging die in
de brief is aangebracht. Wat is er exact toegevoegd of aangepast?
Aangezien deze kabinetsinzet dateert van vóór het terugtreden van de PVV uit het kabinet,
vernemen de leden van de D66-fractie graag of het resterende deel van het kabinet
deze inzet onverkort voortzet. Of ziet het huidige demissionaire kabinet aanleiding
andere prioriteiten te stellen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de inzetbrief voor de onderhandelingen over het
volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) gelezen en hebben enkele vragen daarover.
De leden van de SGP-fractie zetten zich in voor een bescheiden Europa dat zich op
de kerntaken en haar meerwaarde focust. Daarbij past ook een bescheiden en beperkt
budget. Kan de Minister toelichten welke groei van het MFK hij maximaal acceptabel
acht? Voor het MFK werd lang de regel aangehouden dat de Europese begroting onder
maximaal 1% van het Europese BNP blijft. Voldoet het huidige voorstel hieraan, en
kan het kabinet toezeggen dat dat ook haar uitgangspunt blijft?
De Europese Commissie wenst hechtere verbondenheid tussen concrete performance en
uitgekeerde gelden. Dit doet de EU reeds met de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit.
Echter constateert de Europese Rekenkamer (ERK) daarin nog ernstige tekortkomingen
en de Rekenkamer geeft aandachtspunten hiervoor mee. De aan het woord zijnde leden
vragen hoe de aanbevelingen uit het ERK-rapport «Opportunities for the post-2027 Multiannual
Financial Framework» en rapport 2025–2 van de Rekenkamer over het HVF zijn meegenomen
in het ontwerp vanuit de Europese Commissie. Daarnaast vragen deze leden of het kabinet
de voorstellen van de Commissie hier ook aan toetst. Gezien de grote tekortkomingen
die de ERK jaar op jaar constateert, zijn voornoemde leden van mening dat het controlemechanisme
beter vormgegeven moet worden. Zodat budgetten doelmatiger en doeltreffender uitgegeven
kunnen worden. Deelt het kabinet deze mening, en waaruit blijkt dat? Wat is de inzet
van de Minister in dezen?
Het kabinet noemt het belang van solide financieel-economisch beleid bij de lidstaten
waaronder de afbouw van hoge publieke schulden. De voornoemde leden zijn het daar
van harte mee eens. Welke effectieve prikkels bevat het MFK daarvoor of welk ander
deel EU-wetgeving is hiervoor het meest geschikt? Is het kabinet het met de aan het
woord zijnde leden eens dat het activeren van de nationale ontsnappingsclausule van
ReArm Europe dit solide financieel-economisch beleid niet bevordert?
Een van de grote zorgpunten van de leden van de SGP-fractie zijn de gemeenschappelijke
schuldeninstrumenten zoals het SAFE-voorstel dat recent is aanvaard. Het kabinet is
geen voorstander van het aangaan van gemeenschappelijke schulden voor nieuwe Europese
instrumenten. Kan het kabinet deze leden toezeggen dat daarnaast het gezamenlijk garant
staan voor leningen op de kapitaalmarkt evengoed risico’s met zich meebrengt? En welke
beperkingen wil de regering hier op leggen? De aan het woord zijnde leden denken dan
bijvoorbeeld aan beperkingen waar de headroom van het Eigenmiddelenbesluit voor ingezet
kan worden of terughoudendheid om daarmee te lenen.
Tegelijk met het oude MFK loopt ook het IPA-instrument voor pre-accessiesteun waaronder kandidaat-lidstaten financiële steun ontvangen om politiek,
economisch, juridisch en anderszins te gaan hervormen en meer in lijn met de Unie
te komen. Kan het kabinet toelichten wat haar inzet bij het nieuwe IPA-instrument
of de vervanger van het huidige IPA-III instrument zal zijn met betrekking tot kandidaat
lidstaten die in alle opzichten steeds verder van lidmaatschap wegdrijven? Het IPA-instrument
dient ook functioneel bij te dragen aan het land zelf en de belangen van de Unie.
Landen als onder andere Turkije die steun ontvangen maar duidelijk niet convergeren
naar EU-normen en wetgeving zijn daarmee een uitdaging voor het IPA-instrument.
Het kabinet noemt dat de EU scherpe keuzes moet maken bij het opstellen van de begroting.
Is zij van mening dat die scherpe keuzes gemaakt worden? Welke scherpe keuzes die
in de uitgaven snijden zien zij dat nog niet gemaakt worden?
Kan het kabinet kort de voor- en nadelen schetsen van het «single-plan»? De aan het
woord zijnde leden zijn benieuwd wat dit betekent voor de maatwerkopties, maar ook
voor de uitvoeringskosten en monitoring en mogelijke fragmentatie van beleid.
De agrarische sector uit zorgen over de strikte conditionaliteitseisen die mogelijk
bij het single plan zullen gaan horen, vrezende dat hierbij de geldstroom met strenge
eisen hun ondernemersvrijheid mogelijk zal beperken. Herkent het kabinet deze zorg?
Is het kabinet het met de aan het woord zijnde leden eens dat er zeker voor een landbouw
in transitie voldoende ruimte en zekerheid nodig is om te ondernemen en innoveren?
Hoe gaat het kabinet zich hier optimaal voor inzetten bij de onderhandelingen voor
het MFK en GLB?
De cohesiemiddelen worden genoemd als instrument om meer strategisch gebruik van te
maken voor de verschillende transities, digitaal en klimaat, en men kijkt er ook naar
om extra middelen voor veiligheid en Defensie. Kan het kabinet uitleggen welke winsten
hier te behalen vallen, en hoe dit het beste gepaard gaat met de oorspronkelijke doelen
van de cohesiemiddelen, namelijk het opbouwen van economisch zwakke regio’s binnen
de Unie? Blijft dat oorspronkelijke doel voor de verschillende regio’s binnen de EU
steeds optimaal gediend met de strategische inzet voor uitdagingen van de hele Unie?
Het kabinet noemt vereenvoudiging van de Europese begroting door fondsen en programma’s
te verminderen. Welke fondsen en programma’s kunnen volgens het kabinet optimaal samengevoegd
of in landenenveloppen ondergebracht worden? Ook vragen de aan het woord zijnde leden
welke kosten bespaard kunnen worden door het fuseren, afschaffen of efficiënter maken
van de vele EU-agentschappen. Welke opties ziet het kabinet daar?
II. Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
E. Hoedemaker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.