Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bikkers en De Kort over het artikel ‘Gemeente Amsterdam gaat groep bijstandsgezinnen ‘zomaar’ extra geld geven’
Vragen van de leden Bikkers en De Kort (beiden VVD) aan de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «gemeente Amsterdam gaat groep bijstandsgezinnen «zomaar» extra geld geven» (ingezonden 16 mei 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Nobel (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
16 juni 2025)
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «gemeente Amsterdam gaat groep bijstandsgezinnen «zomaar»
extra geld geven: «Mooie uitkomst»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Acht u het wenselijk en onderdeel van uw beleidsdoelstellingen om werken meer te laten
lonen dat er belastinggeld gemoeid is met het toekennen van «extra» geld aan mensen
met een uitkering zonder voorwaarden, zonder controle op besteding, en zonder dat
sprake is van werk- of participatieverplichtingen?
Antwoord 2
Ik vind dat werken moet lonen zodra mensen vanuit de bijstand gaan werken. Bijstandsgerechtigden
hebben de mogelijkheid om met mate, incidenteel of voor een begrensde periode, gebruik
te kunnen maken van de ondersteuning uit het eigen netwerk. In verband met het vangnetkarakter
van de bijstand kunnen giften in de bijstand niet onbegrensd vrijgelaten worden. De
Participatiewet bepaalt dat giften buiten beschouwing kunnen worden gelaten, voor
zover dit naar het oordeel van het college verantwoord is vanuit het oogpunt van bijstandsverlening.
De mate waarin bijstandsgerechtigden giften kunnen ontvangen zonder dat daaraan bijstandsrechtelijke
consequenties worden verbonden zijn daarmee wel wettelijk begrensd. In het wetsvoorstel
Participatiewet in balans, dat op 22 april jl. door de Tweede Kamer is aangenomen,
is daarom expliciet opgenomen dat giften (en kostenbesparende bijdragen) tot een bedrag
van € 1.200 per kalenderjaar vrijgelaten kunnen worden. Met deze grens krijgt de bijstandsgerechtigde
enerzijds de mogelijkheid om terug te kunnen vallen op de vrijgevigheid van anderen,
zoals ook niet-bijstandsgerechtigden dit kunnen. Anderzijds houdt deze grens ook rekening
met het vangnetkarakter van de bijstand. Op individuele basis blijft de Participatiewet
gemeenten de ruimte geven om hogere giften buiten beschouwing te laten zolang deze
verantwoord zijn vanuit het oogpunt van bijstandsverlening.
De giften die de gezinnen in dit onderzoek ontvangen zijn afkomstig van Kansfonds
en zijn onderdeel van hun programma Gewoon Geld Geven waarbij onderzoek wordt gedaan
naar de effecten van een onvoorwaardelijke gift in vertrouwen. De gift wordt gefinancierd
door meerdere particuliere fondsen en daar is geen belastinggeld mee gemoeid. Daarnaast
blijven de arbeids- of participatieverplichtingen uit de Participatiewet van toepassing
op de deelnemende bijstandsgerechtigden. Zij kunnen hiervan enkel uitgezonderd worden
als zij voldoen aan de voorwaarden die hierover staan opgenomen in de Participatiewet.
Deelname aan dit onderzoek is geen reden om van deze verplichtingen uitgezonderd te
worden.
Vraag 3
Gaat u in gesprek met gemeenten die zomaar «gratis» geld aan mensen met een uitkering
geven om deze acties in lijn te brengen met uw wens om werken meer te laten lonen?
Antwoord 3
Bij giften dient de gemeente op basis van de Participatiewet te beoordelen of de gift
naar oordeel van het college verantwoord is vanuit het oogpunt van bijstandsverlening.
Dat vraagt om een individuele afweging, waarbij de wet het college beoordelingsruimte
geeft. Gemeente Amsterdam handelt bij dit onderzoeksproject binnen de wettelijke kaders
van de Participatiewet.
Gemeenten kunnen niet zomaar extra geld geven aan mensen met een uitkering. Dit onderzoek
is mogelijk vanwege de tijdelijkheid, hierover zijn afspraken gemaakt met de Belastingdienst
over het niet aanmerken van de gift als belastbaar inkomen, en omdat een stichting
(met ANBI-status) de giften financiert en niet de gemeente zelf.
Vraag 4
Hoe verhoudt het voeren van gemeentelijke inkomenspolitiek zich tot de letter en geest
van de Gemeentewet?
Antwoord 4
De inkomensondersteuning aan minima vindt zijn grondslag in de Participatiewet. Gemeenten
dienen inkomensondersteuning binnen de kaders van de Participatiewet vorm te geven.
Daarnaast kunnen gemeenten op grond van de Gemeentewet voorzieningen aanbieden in
het kader van lokaal armoedebeleid. Regelingen op grond van de Gemeentewet zijn gericht
op participatie, zoals stadspassen, kindpakketten en voorzieningen in natura (bijvoorbeeld
laptops).
De extra maandelijkse bijdrage (gift) die gezinnen ontvangen wordt beschikbaar gesteld
door Kansfonds en gefinancierd door een ander particulier fonds. Doordat gemeente
Amsterdam de gift niet uitkeert en de gift onderdeel is van een tijdelijk onderzoek,
is er geen sprake van inkomenspolitiek. De Participatiewet bepaalt dat giften buiten
beschouwing kunnen worden gelaten voor zover dit naar het oordeel van het college
verantwoord is vanuit het oogpunt van bijstandsverlening. Vanwege het vangnetkarakter
van de bijstand kunnen giften in de bijstand niet onbegrensd vrijgelaten worden. Daarom
is in het wetsvoorstel Participatiewet in balans expliciet opgenomen dat giften (en
kostenbesparende bijdragen) tot een bedrag van € 1.200 per kalanderjaar vrijgelaten
kunnen worden. Op individuele basis blijft de Participatiewet gemeenten de ruimte
geven om hogere giften buiten beschouwing te laten zolang deze verantwoord zijn vanuit
het oogpunt van bijstandsverlening.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat sociale voorzieningen eerlijk en transparant moeten zijn
en dat het selectief bevoordelen van bijstandsgezinnen als in een bijstandsloterij
in een bepaalde gemeente niet wenselijk is?
Antwoord 5
Ik ben ook van mening dat sociale voorzieningen eerlijk en transparant moeten zijn.
Hierbij wil ik wel benadrukken dat het om een onderzoek gaat, waarbij bovendien de
uitwerking ervan past binnen de kaders van de Participatiewet. Dit project heeft als
doel te onderzoeken hoe de bestaanszekerheid van mensen die in armoede leven kan worden
versterkt. Een soortgelijk onderzoek is nog niet eerder in Nederland uitgevoerd. Het
onderzoek beoogt inzicht te krijgen in de effecten van onvoorwaardelijke financiële
steun op het gezin (op o.a. armoede, welzijn, gezondheid, arbeidsparticipatie en vertrouwen
in de overheid), in succes- en faalfactoren, en in de kosten en opbrengsten en noodzakelijke
systeemaanpassingen.
Bij eventuele aanbevelingen die voortkomen uit dit onderzoek zal ik specifiek aandacht
hebben voor het uitgangspunt dat voorzieningen eerlijk en transparant moeten zijn
en dat werken moet lonen. In diverse onderzoeken is geconstateerd dat het gemeentelijke
minimabeleid versnipperd is, zowel de landelijke als lokale regelingen, en dat er
aanzienlijke verschillen zijn tussen gemeenten. Ik kan mij voorstellen dat dit voor
mensen soms moeilijk te begrijpen is. Daarom wil het kabinet minder, eenvoudigere
en effectievere regelingen en komen tot oplossingen die de complexiteit en (ervaren)
rechtsongelijkheid verminderen. Maar ook oplossingen die ruimte bieden voor gemeentelijke
beleidsvrijheid en mogelijkheden tot maatwerk. De inzet is om samen met VNG en Divosa
te komen tot eenvoudiger, eenduidiger en overzichtelijker en meer integraal (gemeentelijk)
(kinder-)armoedebeleid. SZW werkt hierbij aan een afwegingkader om te bezien hoe het
armoedebeleid beter georganiseerd kan worden. In het Nationaal Programma Armoede en
Schulden licht het kabinet nader toe welke stappen worden gezet om deze ambitie te
realiseren. Bij de uitwerking zullen wij de motie Van Eijk (over een onderzoek naar
aard en omvang van de gemeentelijke minimaregelingen en het effect daarvan op de armoedeval
en marginale druk2), de motie De Kort/Inge van Dijk (over in overleg met gemeenten tot vereenvoudiging
en een basisniveau van gemeentelijke regelingen komen3) en de motie Ceder (over bij de uitwerking van spoor 2 inzetten op het versimpelen
van gemeentelijke regelingen4) betrekken.
Vraag 6
Hoe verhoudt dit experiment van de gemeente Amsterdam zich tot de aangenomen motie
De Kort/Inge van Dijk, die oproept tot vereenvoudiging en het realiseren van een basisniveau
voor gemeentelijke regelingen?5 Deelt u de opvatting dat dit experiment juist het tegenovergestelde doet, door gemeentelijke
verschillen te vergroten en ruimte te geven aan eigenhandige inkomenspolitiek?
Antwoord 6
Dit onderzoek past binnen de door de wetgever gegeven kaders van de Participatiewet
en daarom is er per definitie geen sprake van inkomenspolitiek. Het gaat hier nadrukkelijk
om een tijdelijk onderzoek. In de tussentijd zet ik mij in voor het verbeteren en
vereenvoudigen van het armoedebeleid, zoals beschreven in het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Wat zijn de gevolgen van deze extra geldstroom voor de uitkeringshoogte, toeslagen
of eventuele verrekeningen met andere inkomensondersteuning? Wordt dit bedrag aangemerkt
als inkomen in de zin van de Participatiewet of andere sociale regelingen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 7
Deze extra bijdrage heeft vanwege het aanmerken als een onbelaste gift geen gevolgen
voor de uitkeringshoogte, toeslagen of eventuele verrekeningen met andere inkomensondersteuning.
In de voorbereiding van dit onderzoek is hier uitgebreid naar gekeken. Indien het
in individuele gevallen toch misgaat, heeft gemeente Amsterdam een bedrag gereserveerd
om onvoorziene negatieve gevolgen op te kunnen vangen.6 In de Participatiewet worden giften in zijn algemeenheid niet tot de middelen gerekend
voor zover dat, gezien de bestemming en de hoogte van de gift, naar het oordeel van
het college vanuit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Gemeenten dienen
te beoordelen of de ontvangen gift verantwoord is vanuit het oogpunt van de bijstandsverlening.
Om dit onderzoek mogelijk te maken heeft de Belastingdienst na overleg en afstemming
met Kansfonds bepaald dat de maandelijkse gift niet als inkomen wordt aangemerkt en
dus niet verrekend hoeft te worden met de bijstandsuitkering. Deelnemende bijstandsgerechtigden
ondervinden op deze manier geen nadeel van hun deelname.
Vraag 8
Wat zijn de voorwaarden voor een gemeente of organisatie om dispensatie te krijgen
voor verrekeningen in de Participatiewet?
Antwoord 8
In de Participatiewet staan de bepalingen opgenomen over het verrekenen van middelen
met de bijstandsuitkering. Bijzondere dispensatie voor verrekenen in de Participatiewet
is niet mogelijk en hiervan is ook geen sprake bij dit onderzoek.
Vraag 9
Deelt u de mening dat deze extra uitkering van de gemeente Amsterdam het minder aantrekkelijk
maakt voor de aangewezen mensen in de bijstand om aan het werk te gaan, gezien zij
dit «gratis» geld niet hadden gekregen als zij een baan zouden hebben gehad?
Antwoord 9
De gezinnen die maandelijks deze gift ontvangen zijn niet uitgezonderd van de arbeidsverplichtingen.
Indien zij door de gemeente Amsterdam niet specifiek zijn uitgezonderd van deze verplichtingen,
zijn deze gezinnen verplicht om betaald werk te vinden of aan te nemen. De gemeente
Amsterdam dient de naleving van deze verplichting te handhaven. Onderdeel van het
onderzoek is daarnaast om na te gaan in hoeverre de onvoorwaardelijke gift een positief
effect heeft op arbeidsparticipatie.
Vraag 10
Bent u het eens dat dit soort projecten – hoe goed bedoeld ook – de kloof tussen werkende
armen en mensen met een uitkering kan vergroten, omdat de eerste groep geen aanspraak
maakt op deze «gratis» ondersteuning?
Antwoord 10
Ik vind het onwenselijk om de kloof tussen mensen met een uitkering en de groep werkende
armen verder te vergroten. Wel betreft het hier een tijdelijk onderzoek, geen structurele
werkwijze. Er is dus geen sprake van het structureel vergoten van deze kloof.
Er is een spanningsveld tussen de hoogte van inkomensondersteuning en de stimulans
om te gaan werken. Voor sommige mensen kan de hoogte van de uitkering een reden zijn
om de stap naar werk niet te zetten, omdat ze bang zijn (een deel van) hun uitkering
te verliezen en/of omdat ze vinden dat ze er financieel onvoldoende op vooruit gaan.
Het onderzoek beoogt inzichtelijk te maken wat de effecten van onvoorwaardelijke financiële
steun zijn op arbeidsparticipatie, zoals het vinden van (fulltime) werk. In Nederland
is hier eerder nog geen onderzoek naar gedaan. Wel ben ik van mening dat de hoogte
van inkomensondersteuning in verhouding moet staan tot loon uit arbeid. Daarom heeft
het kabinet specifiek aandacht voor de groep werkende armen in de Agenda voor werkend
Nederland en in het Nationaal Programma Armoede en Schulden. Het doel hiervan is dat
werken loont.
Vraag 11
Bent u bereid om de juridische en beleidsmatige implicaties van dit soort gemeentelijke
initiatieven te onderzoeken en de Kamer hierover te informeren?
Antwoord 11
Dit onderzoek valt binnen de wettelijke kaders van de Participatiewet. Ik zie daarom
geen noodzaak om de juridische implicaties van dit onderzoek te onderzoeken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.