Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024 (Kamerstuk 36740-VII-1)
2025D28075 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben de
                  onderstaande fracties de behoefte nadere vragen en opmerkingen voor te leggen aan
                  de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het Jaarverslag van
                  het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024 (onderwerpen die
                  zien op Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (Kamerstuk 36 740 VII, nr. 1).
               
De voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Morrin
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de rapporteurs
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II
Antwoord/reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de rapporteurs
De leden Gabriëls en Welzijn treden op als rapporteurs voor onderdelen van het jaarverslag
                     van het Ministerie van Binnenlandse Zaken die toezien op Volkshuisvesting en Ruimtelijke
                     Ordening (VRO). Zij hebben namens de commissie gekeken naar de volgende onderwerpen:
                  
• meevallers en onderuitputting;
• woningbouw;
• de renovatie van het Binnenhof;
• de informatiewaarde van het jaarverslag;
• evaluaties.
Hieronder gaan de rapporteurs per onderwerp in op hun bevindingen en de vragen die
                  ze aan de Minister willen voorleggen. Vooraf merken de rapporteurs op dat ze niet
                  ingaan op de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de bedrijfsvoering bij VRO,
                  omdat dit de verantwoordelijkheid is van de Minister van Binnenlandse Zaken. Sommige
                  punten zijn uiteraard wel relevant voor VRO, bijvoorbeeld waar het aanbestedingen
                  van het Rijksvastgoedbedrijf betreft. De rapporteurs gaan ervan uit dat het ministerie
                  de opmerkingen van de Rekenkamer ter harte neemt.
               
Wat betreft de meevallers en onderuitputting hebben de rapporteurs geconstateerd dat
                     op de VRO-onderdelen in 2024 500 miljoen euro minder is uitgegeven dan bij het opstellen
                     van de begroting werd verwacht. Een meevaller voor de huurtoeslag is hiervan de grootste
                     component: 370 miljoen euro. Volgens het jaarverslag komt dit doordat de inkomens
                     sterker zijn gestegen dan was geraamd. Volgens de analyse van de rapporteurs waren
                     óók in 2022 en 2023 de uitgaven voor de huurtoeslag duidelijk lager dan de raming.
                     Een ander punt is dat bij de huurtoeslag sprake is van onderuitputting. Een deel van
                     de huishoudens vraagt de toeslag niet aan, maar hebben er wel recht op (in 2021 was
                     dit 12 procent). Omdat de doelgroep van de huurtoeslag sinds dit jaar groter is geworden,
                     neemt dit probleem misschien wel toe. Daarom hebben de rapporteurs de volgende vragen:
                  
• Wat kan de Minister doen om de ramingen van de huurtoeslag realistischer te maken,
                           zodat afwijkingen niet pas zichtbaar worden bij de Slotwet?
                        
• Wat gaat de Minister doen om te stimuleren dat mensen die recht hebben op huurtoeslag
                           deze ook daadwerkelijk aanvragen?
                        
Er was ook onderuitputting op andere regelingen, onder meer op het gebied van flex-
                     en transformatiewoningen. Het viel de rapporteurs op dat in de paragraaf over onderuitputting
                     de uitgaven worden vergeleken met de Najaarsnota, terwijl bij de beleidsartikelen
                     de vergelijking wordt gemaakt met de oorspronkelijke begroting. De rapporteurs hebben
                     een nadrukkelijke voorkeur voor deze laatste werkwijze, omdat de realisatie dan beter
                     afgezet kan worden tegen de doelen in de begroting. Bovendien wordt dan ook onderuitputting
                     die optreedt gedurende het hele jaar zichtbaar. Uit deze laatste vergelijking blijkt
                     bijvoorbeeld dat sommige begrotingsposten doorschuiven naar latere jaren omdat regelingen
                     vertraging hebben opgelopen, zoals de ondersteuning van wooncoöperaties. Krapte op
                     de arbeidsmarkt blijkt volgens het jaarverslag geen dominante oorzaak van onderuitputting
                     in 2024. Het is echter wel een risico voor het halen van de woningbouwdoelen. Al deze
                     constateringen brengen de rapporteurs op de volgende vragen:
                  
• Wat doet de Minister om te voorkomen dat beschikbare middelen voor flex- en transformatiewoningen
                           wederom niet worden besteed?
                        
• Kan de Minister in toekomstige jaarverslagen de onderuitputting (in de samenvattende
                           paragraaf over dit onderwerp) voortaan afzetten tegen de oorspronkelijke begroting
                           in plaats van tegen de Najaarsnota, zodat de Kamer een completer beeld krijgt van
                           de onderuitputting die gedurende het jaar is opgetreden?
                        
• Wat is de strategie van de Minister om oplossingen te vinden voor arbeidsmarktkrapte
                           voor zowel de bouwsector als gemeenten, gezien de risico’s voor de woningbouwdoelen?
                        
Woningbouw is het tweede aandachtspunt van de rapporteurs. Er zijn vorig jaar ruim
                  82.000 woningen gerealiseerd, terwijl de doelstelling ligt op 100.000 woningen per
                  jaar. Volgens het jaarverslag is dit te wijten aan de economische omstandigheden van
                  enkele jaren geleden, die met vertraging doorwerken in de productie.
               
Het is natuurlijk lastig om een link te leggen met de middelen die in 2024 zijn ingezet,
                  omdat er vertraging zit tussen de inzet van middelen en de daadwerkelijke bouw. Toch
                  zouden het jaarverslag en de begroting duidelijker kunnen aangeven hoe de verschillende
                  regelingen in onderlinge samenhang bijdragen aan de doelstelling.
               
Er zijn specifieke doelen voor woningen die geschikt zijn voor ouderen. De rapporteurs
                  benadrukken het belang van het halen van deze doelen voor de doorstroming op de woningmarkt.
                  Volgens de Algemene Rekenkamer heeft de Minister echter te weinig zicht op de voortgang,
                  en is het niet aannemelijk dat de doelen worden gehaald. De Algemene Rekenkamer adviseert
                  om tussendoelen tot 2030 te formuleren en om in voortgangsrapportages aandacht te
                  besteden aan de knelpunten om zo een realistischer beeld te schetsen. Verder wijst
                  de Rekenkamer op het gebrek aan voortgang in de woningbouw op Bonaire.
               
Op het gebied van woningbouw hebben de rapporteurs de volgende vragen:
• Waren er in 2024 behalve de economische omstandigheden van enkele jaren geleden ook
                           andere oorzaken voor het achterblijven van de woningbouwproductie ten opzichte van
                           de doelstelling, zoals stikstof of netcongestie?
                        
• Kan de Minister in de begroting 2026 inzichtelijk maken hoe de woningbouwregelingen
                           gezamenlijk bijdragen aan de doelstelling van 100.000 extra woningen per jaar, bijvoorbeeld
                           door dit per regeling aan te geven?
                        
• Is de Minister van plan om inderdaad tussendoelen te formuleren voor ouderenhuisvesting
                           en zo ja, wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien? Pakt de Minister de aanbeveling
                           op om niet alleen de acties op te schrijven, maar ook een realistisch beeld te schetsen
                           van de knelpunten?
                        
• Wanneer ontvangt de Kamer de toegezegde actielijst voor woningbouw op Bonaire, waarin
                           ook de aanbevelingen van de Rekenkamer zijn verwerkt?
                        
De Algemene Rekenkamer gaat uitgebreid in op de renovatie van het Binnenhof. Zij concludeert
                     dat het oorspronkelijke budget niet realistisch was. Volgens de Rekenkamer kan de
                     Minister de informatievoorziening verbeteren, op twee punten:
                  
• Ten eerste is er een gebrek aan definities van en afspraken over de zogenaamde disclaimers
                           die een rechtvaardiging kunnen vormen voor extra budget. Daarbij merkt de Rekenkamer
                           op dat kosten die vallen onder de disclaimer «extra eisen beveiliging» wel erg gemakkelijk
                           worden geaccepteerd.
                        
• Ten tweede ontvangt de Kamer niet alle beschikbare informatie. De regels vereisen
                           dat de Minister de Kamer alleen mag informeren over budgetclaims als deze vooraf zijn
                           goedgekeurd door de Minister van Financiën. Volgens de Rekenkamer is dit echter op
                           te lossen door te werken met bandbreedtes. De communicatie over de Grafelijke Zalen
                           is een goed voorbeeld hoe het wél kan. Uiteraard hebben de rapporteurs er begrip voor
                           dat sommige kosten vertrouwelijk kunnen zijn, vanwege onderhandelingen over de prijs.
                        
De rapporteurs hebben de volgende vragen:
• Hoe reageert de Minister op de constatering van de Rekenkamer dat het oorspronkelijke
                           budget voor renovatie van het Binnenhof onrealistisch laag was en welke lessen trekt
                           de Minister hieruit voor vergelijkbare projecten?
                        
• Kan de Minister de definities en afspraken over «disclaimers» aanscherpen en deze
                           verwerken in de voortgangsrapportages over de renovatie van het Binnenhof?
                        
• Gebruikt de Minister de suggesties van de Rekenkamer om beter te sturen op de kosten,
                           bijvoorbeeld door betere spelregels over disclaimers en kritischer te kijken naar
                           beveiligingseisen?
                        
• Is de Minister bereid om voortaan niet-vertrouwelijke kostenramingen eerder met de
                           Kamer te delen, door bijvoorbeeld te werken met budgetbandbreedtes?
                        
Verder adviseert de Rekenkamer de Tweede Kamer om de renovatie aan te wijzen als groot
                     project. De Kamer zal hier een eigen afweging over moeten maken. De Minister geeft
                     aan dat er nu ook al gerapporteerd wordt conform de regeling grote projecten, en dat
                     de Kamer al uitgebreid wordt geïnformeerd over risico’s. Het verschil zou echter zijn
                     dat de Kamer elk half jaar een accountantsrapport ontvangt, dat een extra waarborg
                     biedt voor de kwaliteit van de ramingen. Dat kan een overweging voor de Kamer zijn.
                     De vraag aan de Minister is dan ook:
                  
• Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?
De rapporteurs hebben in de breedte gekeken naar de informatiewaarde van het jaarverslag.
                     De Algemene Rekenkamer wijst er op dat in het jaarverslag, en ook in veel Kamerbrieven,
                     nauwelijks concreet wordt gemaakt welke resultaten met de ingezette middelen zijn
                     bereikt. Dat speelt niet alleen bij VRO. Een belangrijk startpunt is dat er concrete
                     doelen zijn. Bij het beleidsartikel over ruimtelijke ordening en de Omgevingswet en
                     bij de Regio Deals is het nog niet gelukt om toetsbare doelen te formuleren. Bij sommige
                     onderwerpen zijn er wel doelen voor 2030, maar zouden tussendoelen een nuttige toevoeging
                     zijn. De ouderenhuisvesting is al genoemd, maar de rapporteurs denken bijvoorbeeld
                     ook aan de isolatie van woningen. Hoeveel woningen moeten er bijvoorbeeld in 2027
                     of 2028 zijn aangepakt? En hanteert het kabinet nog de doelstelling dat er in 2030
                     2,5 miljoen woningen zijn geïsoleerd? De rapporteurs verzoeken daarom aan de Minister:
                  
• Kunt u bij de gehele begroting 2026 nagaan waar u tussendoelen kunt toevoegen, bijvoorbeeld
                           bij de isolatie van woningen?
                        
Sinds de begroting 2024 is een kleine verbetering doorgevoerd met de toevoeging van
                     tabellen met kernindicatoren onder het kopje «beleidsagenda»; in het jaarverslag is
                     dit het kopje «beleidsprioriteiten. Deze indicatoren zijn er voor de woningmarkt en
                     de energietransitie. Het valt hierbij op dat de gegevens niet erg recent zijn, soms
                     nog over 2022. Een meer fundamenteel punt is dat de toelichting bij de beleidsartikelen
                     zelf nog niet is verbeterd. De Minister heeft, in antwoord op schriftelijke vragen,
                     toegezegd om in de begroting voor 2026 de koppeling tussen middelen en doelen te gaan
                     verbeteren. Daarom hebben de rapporteurs twee vragen:
                  
• Hoe gaat de Minister in de begroting 2026 invulling geven aan de toezegging om de
                           koppeling tussen beleidsdoelen en ingezette middelen te verbeteren?
                        
• Kan de Minister zorgen dat in toekomstige begrotingen en jaarverslagen recente gegevens
                           worden opgenomen bij de kernindicatoren?
                        
Het laatste onderwerp van de rapporteurs is evaluaties. De Kamer ontvangt regelmatig
                     monitoringsrapporten of evaluaties op VRO-terrein. Meestal ontvangt de Kamer ze vrij
                     snel na afronding, maar in sommige gevallen zit daar wel een half jaar tussen. Belangrijker
                     is echter de kwaliteit; de indruk van de rapporteurs is dat deze nogal wisselt. Er
                     waren de afgelopen jaren enkele beleidsdoorlichtingen – tegenwoordig periodieke rapportages
                     genoemd – waarbij het niet lukte om conclusies te trekken over de doeltreffendheid
                     en doelmatigheid van het beleid. Het ontbreken van voldoende goede evaluaties is dan
                     vaak het probleem. De beleidsdoorlichting over de woningmarkt was juist een positief
                     voorbeeld, met een goede analyse van de effecten van het beleid. Een ander positief
                     punt is dat voor de Omgevingswet een goed stelsel van monitoring en evaluatie is opgezet.
                     Voor 2026 staan periodieke rapportages over de energietransitie en over het functioneren
                     van het Rijksvastgoedbedrijf en het Kadaster gepland. De rapporteurs hebben hierover
                     één vraag aan de Minister:
                  
• Kan de Minister zorgen dat de positieve trend die is ingezet met de beleidsdoorlichting
                           over de woningmarkt wordt doorgetrokken naar de kwaliteit van de evaluaties en periodieke
                           rapportages die de Kamer in 2026 en daarna ontvangt?
                        
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Jaarverslag
                  2024 en willen de Minister danken voor de beantwoording van de feitelijke vragen.
                  Op onder andere deze beantwoording willen deze leden ingaan, te beginnen met het jaarverslag.
               
Zo is er een feitelijke vraag gesteld over de regeling die ondersteuning biedt aan
                  gemeenten en woningcorporaties bij het passend huisvesten van grote gezinnen met een
                  verblijfsvergunning. In 2024 is ervoor circa 725.000 euro aan subsidie aangevraagd
                  van de in totaal 2,7 miljoen euro beschikbaar. De leden van de PVV-fractie vragen
                  zich af waarom deze regeling enkel toegankelijk is voor grote gezinnen met een verblijfsvergunning
                  en vragen de Minister hoe zij er tegenover staat dat deze regeling wordt verbreed,
                  zodat ook Nederlandse grote gezinnen er gebruik van kunnen maken.
               
In de beantwoording valt tevens te lezen dat criteria voor urgentieverlening per gemeente
                  kunnen verschillen en dat de Wet versterking regie volkshuisvesting gemeenten de ruimte
                  geeft om groepen toe te voegen voor urgentie. Deze leden vrezen dat hierdoor een geitenpaadje
                  aan gemeenten wordt geboden om statushouders tot urgentiecategorie te kunnen maken.
                  Bij de behandeling van de Wet versterking regie zullen de leden van de PVV-fractie
                  dan ook met een voorstel komen om dat te voorkomen.
               
Deze leden lezen bij het antwoord op vraag 40 dat uit recent onderzoek blijkt dat
                  houtbouw – een specifieke vorm van biobased bouwen – gemiddeld genomen ca. 8 procenet
                  duurder is bij nieuwbouw dan regulier bouwen en dat voor isolatie er beperkte meerkosten
                  zijn voor biobased materialen. Wat deze leden betreft moet de woningbouwopgave leidend
                  zijn en waar mogelijk een hogere prioriteit hebben dan circulair beleid. Veel Nederlanders
                  moeten namelijk hun leven op de handrem zetten, omdat zij geen (geschikte) woning
                  kunnen vinden.
               
Op blz. 151 staat dat Diversiteit & Inclusie het Rijk ondersteunt bij het bevorderen
                  van divers en inclusief denken en handelen op de werkvloer. Zij geeft advies, trainingen
                  en colleges, werft, bemiddelt en begeleidt. Op blz. 98 valt te lezen dat de Minister
                  van Binnenlandse Zaken de departementen ondersteunt bij de doelstelling om een diverse
                  en inclusieve rijksdienst te zijn en daarbij inzet op een verdere stijging van het
                  percentage vrouwen en bevordering van culturele diversiteit in topfuncties. De leden
                  van de PVV-fractie zijn van mening dat personeelsbeleid puur moet gaan om kennis,
                  kunde, alsmede ervaring en niet om eigenschappen als «vrouw» en «culturele achtergrond».
                  Deze leden willen de Minister vragen of zij kan aangeven hoeveel belastinggeld op
                  het departement van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is uitgegeven in 2024
                  aan activiteiten die diversiteit en inclusie moeten bevorderen. Deelt de Minister
                  de mening dat positieve discriminatie ook discriminatie is? Daarnaast vragen deze
                  leden of er ook op het departement van VRO in 2024 in functioneringsgesprekken met
                  leidinggevenden is gesproken over racisme en discriminatie.
               
Volgens de Rekenkamer kan de Minister de informatievoorziening over renovatie van
                  het Binnenhof verbeteren. Het gaat dan om betere definities van en afspraken over
                  disclaimers (die een rechtvaardiging kunnen vormen voor extra budget) en het delen
                  van intern beschikbare informatie. Omdat de Rekenkamer deze punten niet expliciet
                  laat terugkomen in haar aanbevelingen, gaat de Minister hier niet op in. De leden
                  van de PVV-fractie zouden graag een toelichting van de Minister willen hebben.
               
Deze leden lezen in de memorie van toelichting bij de Slotwet dat er minder gebruik
                  wordt gemaakt van de Regeling tegemoetkoming herplaatsing flexwoningen (RTHF). Zo
                  werd er 226 miljoen euro minder uitgegeven. Recent viel in de media te lezen dat flexwoningen
                  voornamelijk «flopwoningen» worden genoemd en de bouw achter. Woningzoekenden, corporaties
                  en omwonenden lijken weinig te zien in deze woningen. Tegelijkertijd wijst het Economisch
                  Instituut voor de Bouw (EIB) erop dat flexwoningen reguliere woningen verdringen,
                  aangezien flexwoningen in veel gevallen grond bezetten waar ook «regulier» gebouwd
                  kan worden. Deze leden vragen daarom aan de Minister hoe zij aankijkt tegen de regeling
                  en de huidige situatie. Moet misschien niet geconcludeerd worden dat flexwoningen
                  een heilloze weg zijn en belastinggeld beter aan andere woningbouw gerelateerde zaken
                  besteed kan worden?
               
Het valt de leden van de PVV-fractie ook op dat meerdere subsidies voor huisvesting
                  (zoals ouderenwoningen) minder uitgaven zagen dan begroot, omdat de vergunningverlening
                  tegenviel. De vergunningverlening voor woningbouw is een kritieke factor om voldoende
                  te kunnen bouwen binnen afzienbare tijd. Deze leden vinden het dan ook zorgelijk dat
                  in het eerste kwartaal van dit jaar er 22 procent minder vergunningen zijn afgegeven
                  voor nieuwbouwwoningen dan in dezelfde periode vorig jaar. Een aantal redenen zijn
                  het tekort aan ambtenaren, regelgeving en stikstofproblematiek. Zij willen vragen
                  aan de Minister wat zij gaat doen om ervoor te zorgen dat er wel voldoende vergunningen
                  worden afgegeven. Immers, als je de ambitie voor nieuwbouw wil handhaven, moet de
                  vergunningverlening op gang komen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de VRO-onderdelen van het Jaarverslag
                  Binnenlandse Zaken 2024 gelezen. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen
                  bij.
               
Allereerst valt het de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat het afgelopen jaar
                  wéér te weinig woningen zijn gebouwd. In 2024 zijn 82.171 woningen gerealiseerd, minder
                  dan de doelstelling van 100.000 woningen per jaar en ook minder dan de productie in
                  2022 en 2023. Deze leden fractie benadrukken dat Nederland een groot tekort aan woningen
                  kent, en bouwdoelstellingen beslist behaald moeten worden. Zij vragen de Minister
                  uiteen te zetten welke oorzaken, naast de economische omstandigheden van een tijd
                  geleden die ze noemt, nog meer verhinderen dat bouwdoelen gehaald worden, en hoe zij
                  van plan is deze obstakels weg te nemen.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken wederom op dat het parlement al lange
                  tijd wacht op de uitwerking van de planbatenheffing en de grondbank, en dat dit bij
                  uitstek instrumenten zijn om de bouw van betaalbare woningen weer op gang te krijgen,
                  omdat schaarste aan grond en hoge grondprijzen grote veroorzakers van het woningtekort
                  zijn. Deze leden vragen of de Minister nog van plan is om aan de slag te gaan met
                  deze belofte.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie zien grote onderuitputting op de begroting
                  op de posten bedoeld voor flexwoningen, ouderenwoningen, en grote bouwprojecten. Deze
                  leden vragen zich af wat de Minister gaat doen om te zorgen dat deze middelen niet
                  op de plank blijven liggen, door ze door te schuiven naar volgende jaren, maar juist
                  zo snel mogelijk te investeren in genoeg betaalbare woningen. Verder vragen zij naar
                  de oorzaken van de onderuitputting, bijvoorbeeld op het gebied van flexwoningen. Hoe
                  komt het dat er voor stimuleringsregelingen minder aanvragen zijn gedaan dan geraamd,
                  wordt aan gemeenten gevraagd waarom zij geen gebruik maken van deze regeling, en wordt
                  geprobeerd hier meer bekendheid aan te geven?
               
Ook zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderuitputting doordat bouwwerkzaamheden
                  nog niet zijn gestart. Wat zijn hiervan de oorzaken en hoe worden deze weggenomen?
               
Op de huurtoeslag zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eveneens een flinke
                  onderuitputting van bijna 370 miljoen euro. Deze leden vinden het niet uit te leggen
                  dat veel mensen hun rekeningen niet meer kunnen betalen en te maken krijgen met torenhoge
                  huurstijgingen, terwijl er miljoenen op de plank blijven liggen die hen een steuntje
                  in de rug moeten geven. Deelt de Minister de opvatting dat veel huurders met een laag
                  inkomen grote moeite hebben om rond te komen, en dat geld bedoeld voor hun huurtoeslag
                  dan ook besteed zou moeten worden? Deze leden vinden het extra pijnlijk omdat de eenmalige
                  verhoging van de huurtoeslag die aan huurders is beloofd, de zogenaamde «boodschappenbonus»
                  die ongeveer 600 euro zou opleveren, niet doorgaat. Huurders krijgen minder huurtoeslag
                  van dit kabinet én het kabinet laat de huren fors oplopen, huurders zijn dus dubbel
                  de pineut. Deze leden vragen de Minister hoe zij deze 370 miljoen euro die was bedoeld
                  voor huurders, maar niet is uitgegeven, gaat inzetten op een manier die alsnog ten
                  goede komt aan huurders.
               
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat niet-gebruik van de huurtoeslag een
                  oorzaak van de onderuitputting is. Deze leden vinden het zorgelijk dat 12 procent
                  van de huishoudens die recht heeft op huurtoeslag, deze niet aanvraagt, terwijl er in 2024 maatregelen zijn genomen om de doelgroep
                  van de huurtoeslag te verbreden, en de huurtoeslag minder complex te maken. Deze leden
                  vragen zich af wat de Minister bovenop deze maatregelen nog kan doen om te stimuleren
                  dat niet-gebruikers hun huurtoeslag ook daadwerkelijk gaan aanvragen en onderuitputting
                  te voorkomen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen de stukken behorend bij het schriftelijk
                  overleg Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
                  (onderwerpen die zien op Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) en hebben hierover
                  nog enkele vragen.
               
Deze leden lezen dat er 82.171 woningen zijn gebouwd. Zij vragen zich af hoe het kan
                  dat de afgelopen jaren meer regelingen in het leven zijn geroepen, maar de bouwproductie
                  toch achterblijft. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de Startbouwimpuls daadwerkelijk
                  bijdraagt aan het verhogen van de bouwproductie naar 100.000 woningen per jaar?
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Minister te weinig zicht heeft op het
                  behalen van het doel van 290.000 ouderenwoningen. Welke stappen gaat de Minister nemen
                  om dit inzicht te verbeteren?
               
Deze leden vragen zich af wat de Minister doet met het advies van de Rekenkamer ten
                  aanzien van het onderbrengen van de renovatie van het binnenhof als groot project?
                  Kan zij dit toelichten?
               
De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom er onderuitputting is op het woningbouwproject
                  Zuiderhage in Lelystad. Kan hier nader op in worden gegaan?
               
Deze leden maken zich zorgen over de trage realisatie van flexwoningen. Welke oorzaken
                  ziet de Minister voor deze vertraging?
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat bijna 30 miljoen euro aan middelen niet
                  is besteed voor de realisatie van flexwoningen. Hoe wordt dit in de toekomst voorkomen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie stellen middels deze weg graag een aantal vragen aan de
                  Minister over het Jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  2024 (onderwerpen die zien op Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening).
               
Deze leden maken zich zorgen over de bevinding van de Algemene Rekenkamer ten aanzien
                  van de Renovatie van het Binnenhof dat het budget van 2 miljard euro naar alle waarschijnlijkheid
                  niet genoeg is en overschreden zal worden. Deze leden vragen de Minister of zij haar
                  ervaring kan delen ten aanzien van het rapport van de Algemene Rekenkamer over de
                  renovatie van het Binnenhof. Herkent de Minister de constatering van de Algemene Rekenkamer
                  dat het budget van 2 miljard euro waarschijnlijk niet genoeg zal zijn? Kan zij kan
                  delen waar deze overschrijdingen in het project concreet aan toe te schrijven zijn?
               
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister of zij bereid is om een prijsplafond
                  van 2 miljard euro voor de renovatie van het Binnenhof te hanteren zodat de regering
                  en de Tweede Kamer beschikken over een helder financieel ijkpunt. Kan de Minister
                  haar antwoord toelichten? Kan zij daarnaast toezeggen dat eventuele kostenoverschrijdingen
                  boven dit prijsplafond onder geen beding zullen worden gedekt uit vrijgemaakte woningbouwbudget
                  van 5 miljard euro?
               
Deze leden constateren dat er 370 miljoen euro minder aan huurtoeslag uitgegeven is
                  dan van te voren begroot. Zij vragen de Minister of zij het eens is dat dat deze middelen
                  – gelet op het koopkrachtprobleem bij lagere inkomens – ten goede zouden moeten komen
                  aan huishoudens die daadwerkelijk moeite hebben om rond te komen. Zij vragen de Minister
                  hoe zij in samenwerking met collega’s, bij de besluitvorming over de begroting 2026
                  de ramingen voor de huurtoeslag realistischer gaat maken. Zij vragen de Minister of
                  het huurregister op de korte termijn ook een rol kan spelen bij het verbeteren van
                  de raming ten aanzien van de huurtoeslag; en vragen of zij dit kan toelichten.
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat voortgang ontbreekt gezien deze woningen
                  van groot belang zijn voor de doorstroom op de woningmarkt. Deze leden vragen de Minister
                  of zij herkent dat de voortgang bij het realiseren van de afgesproken 290.000 ouderenwoningen
                  tussen 2022 en 2030 momenteel achterblijft bij de doelstellingen en haar antwoord
                  te voorzien van een toelichting. Zij vragen de Minister of zij de opvatting deelt
                  dat ouderenhuisvesting niet alleen een zorgvraagstuk is, maar ook een belangrijke
                  sleutel vormt tot meer doorstroming op de woningmarkt en zien haar antwoord graag
                  toegelicht worden.
               
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister of zij bereid is om uiterlijk in oktober
                  in kaart te brengen welke belemmeringen er zijn voor het aantrekkelijker maken van
                  woningdelen onder ouderen. Deze leden vragen de Minister of zij kan toezeggen om op
                  basis van de analyse vóór eind oktober met een concreet voorstel te komen waarmee
                  woningdelen voor ouderen aantrekkelijk wordt en de doorstroming op de woonmarkt op
                  gang helpt.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het Jaarverslag 2024 van het
                  Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (onderwerpen die zien op
                  Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening). Deze leden waarderen de inzet van het ministerie
                  op het gebied van woningbouw, ruimtelijke ordening en regionale ontwikkeling.
               
De leden van de BBB-fractie merken op dat in het jaarverslag gesproken wordt over
                  voortgang van de zogenoemde versnelling huisvestiging en de inzet van rijksmiddelen.
                  In hoeverre monitort het Rijk de daadwerkelijke realisatie van woningen buiten de
                  grote steden? Worden hierbij regionale verschillen ook in beeld gebracht, en zo ja,
                  kan de Minister deze cijfers delen?
               
Deze leden hebben kennisgenomen van de beantwoording van de eerder gestelde feitelijke
                  vragen. Zij hebben een vervolgvraag over de beantwoording van vraag 31. Hier wordt
                  het volgende gesteld: «Het kabinet onderneemt diverse maatregelen om vergunningstrajecten
                  rondom bouwprojecten te versnellen.» Over welke maatregelen heeft de Minister het
                  dan precies?
               
De leden van de BBB-fractie vragen verder of de in het verslag genoemde middelen ook
                  evenredig beschikbaar zijn gesteld aan kleinere gemeenten die kampen met capaciteitsproblemen
                  om woningbouwplannen überhaupt van de grond te krijgen. Bestaan er specifieke ondersteuningsregelingen
                  of programma’s voor deze gemeenten?
               
Hoewel deze leden het belang onderschrijven van goede ruimtelijke keuzes, hebben zij
                  zorgen over de balans tussen centrale regie en lokale autonomie. In hoeverre worden
                  provincies en gemeenten daadwerkelijk in de lead gelaten bij het vormgeven van NOVEX-gebieden
                  en de Nota Ruimte? Kunnen gemeenten voorstellen uit de regio afwijzen of aanpassen
                  indien deze niet aansluiten bij hun draagvlak of ruimtelijke mogelijkheden?
               
II Antwoord/reactie van de Minister
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - 
              
                  Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.