Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2024 (Kamerstuk 36740-XIV-1)
36 740 XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2024
Nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 23 juni 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal
vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
over de brief van 21 mei 2025 inzake het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur 2024 (Kamerstuk 36 740 XIV, nr. 1)
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Aardema
De griffier van de commissie, Jansma
Vraag (1):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn er in 2024 uitgevaardigd? Tegen hoeveel van deze strafbeschikkingen
is verzet aangetekend?
Antwoord:
In 2024 is voor 52.900 misdrijven en 47.700 overtredingen een OM-strafbeschikking
opgelegd. In 2024 is voor 3.838 misdrijven en 4.917 overtredingen verzet aangetekend
tegen de opgelegde OM- strafbeschikking (deze OM-strafbeschikking kan in 2024, maar
ook in eerdere jaren zijn opgelegd).
Vraag (2):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn er de afgelopen vijf jaar jaarlijks uitgevaardigd?
Antwoord:
In de tabel in de bijlage is een overzicht van alle misdrijven en overtredingen met
uitgesplitst voor hoeveel daarvan een OM-strafbeschikking (OMSB) is uitgevaardigd.
Vraag (3):
Hoeveel strafbeschikkingen zijn in 2024 naar aanleiding van het ingesteld verzet gewijzigd,
ingetrokken en/of laten vervallen door het Openbaar Ministerie (OM)?
Antwoord:
Van de 3.838 verzetten in misdrijfzaken die in 2024 in totaliteit tegen een opgelegde
OMSB is ingesteld:
• Aangepaste OMSB: 163
• Verzet ingetrokken: 376
• Naar zitting: 2.463
• Sepot: 535
• Nog te beoordelen: 301
Van de 4.917 verzetten in overtredingen die in 2024 in totaliteit tegen een opgelegde
OMSB is ingesteld:
• Aangepaste OMSB: 75
• Verzet ingetrokken: 109
• Naar zitting: 778
• Sepot: 1.582
• Nog te beoordelen: 2.373
Vraag (4):
Over hoeveel van deze strafbeschikkingen is een persbericht naar buiten gebracht door
het OM?
Antwoord:
Het OM registreert niet in hoeveel gevallen een persbericht wordt uitgebracht over
zaken die met een strafbeschikking worden afgedaan. De persberichten worden gepubliceerd
op www.om.nl.
Vraag (5):
Hoeveel tijd is er in 2024 gemiddeld verstreken tussen het aantekenen van verzet tegen
een strafbeschikking en het behandelen van het verzet door de rechter?
Antwoord:
Van de verzetten die in 2024 op zitting zijn behandeld is de gemiddelde doorlooptijd
voor misdrijven 287 dagen en de gemiddelde doorlooptijd voor overtredingen 470 dagen.
Vraag (6):
In hoeveel zaken waarin door de strafrechter een verzetschrift tegen een strafbeschikking
werd behandeld, kwam de rechter in 2024 tot vrijspraak?
Antwoord:
In 2.020 zaken van de in totaal 14.520 zaken waarin door de strafrechter in eerste
aanleg een verzetschrift tegen een strafbeschikking werd behandeld kwam de rechter
tot een vrijspraak.
Toelichting bij de cijfers
• In het totaal aantal zaken zijn ook gevoegde zaken en zaken met eindvonnis «dagvaarding
nietig», «OM niet ontvankelijk» en «Ontslag van alle rechtsvervolging» meegenomen
• Zowel misdrijfzaken als overtredingszaken zijn meegenomen
• Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis
van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare
management informatiesystemen.
• Aantallen zijn afgerond op tientallen.
Bron: PSK, datum raadpleging 3-6-2025
Vraag (7):
Hoeveel zaken zijn er in 2024 ingestroomd bij de nu bestaande wijkrechtspraakprojecten?
Antwoord:
In 2024 zijn in de bestaande wijkrechtspraakprojecten over alle rechtsgebieden tezamen
bijna 1.400 zaken behandeld.
Vraag (8):
Hoe groot is op dit moment de voorraad op zitting te plannen strafzaken?
Antwoord:
Voor de eerste aanleg betreft de voorraad op zitting te plannen zaken: zaken die door
het OM zijn gedagvaard of waarin sprake is van een verzet tegen een OM strafbeschikking,
maar waarvoor nog geen zittingsdatum bekend is. Ook zaken die zijn aangehouden en
waarin nog geen nieuwe zittingsdatum bekend is, zitten in deze voorraad. Voor de MK-zaken
in deze voorraad betekent de status dagvaarden overigens niet dat de zaak ook gereed
is voor de zitting.
Voor de tweede aanleg betreft de voorraad op zitting te plannen zaken: zaken die de
status planbaar hebben, maar waarvoor nog geen zittingsdatum bekend is. Ook zaken
die zijn aangehouden en waarin nog geen nieuwe zittingsdatum bekend is, zitten in
deze voorraad.
Begin mei 2025 was de voorraad op zitting te plannen strafzaken:
− in de eerste aanleg ongeveer 74.200 zaken (waarvan ongeveer 28.100 misdrijfzaken en
ongeveer 46.100 kantonzaken)
− in de tweede aanleg ongeveer 9.350 zaken (waarvan ongeveer 8.600 misdrijfzaken en
ongeveer 750 kantonzaken)
Bron PSK
Vraag (9):
Hoeveel procent van de strafrechtelijke vonnissen is in 2024 gepubliceerd op rechtspraak.nl?
Antwoord:
De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat aan het noemen van een percentage haken
en ogen zitten, omdat de beantwoording van deze vraag afhangt van wat precies als
zaak en als publiceerbare uitspraak gedefinieerd wordt. Denk aan het voegen van strafzaken
en aan ontnemingszaken die samen met de bijbehorende strafzaak één vonnis opleveren.
Eerder gaf de Raad voor de rechtspraak aan dat ongeveer 1/3 deel van het totaal aantal
door de rechtspraak afgedane zaken leidt tot een publiceerbare uitspraaktekst. Het
jaarverslag 2024 van de rechtspraak meldt dat in 2024 rechters ongeveer 1,4 miljoen
beslissingen hebben genomen. Ongeveer een derde deel hiervan zou gepubliceerd kunnen
worden.
Ongeveer 190.000 zaken van het totaal aantal afgedane zaken in 2024 betreft strafzaken.
Op rechtspraak.nl zijn in 2024 in totaal 14.357 gepubliceerde strafrechtzaken te vinden.
De rechtspraak geeft dat in absolute zin het aantal gepubliceerde strafzaken bij de
rechtbanken en de hoven samen met 700 toegenomen ten opzichte van 2023.
Vraag (10):
Wat zijn de actuele kosten van het tenuitvoerleggen van respectievelijk een taakstraf,
een gevangenisstraf en elektronische detentie per dag?
Antwoord:
De huidige kostprijs van de uitvoering van de taakstraf is € 1.313,49 per taakstraf.
De loon- en prijsbijstelling is nog niet vertaald naar de kostprijzen, maar zal tot
een verhoging van circa 4,7% leiden.
De begrotingsprijs voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf in 2025 bedraagt
€ 435 per dag.1
Er is momenteel geen sprake van elektronische detentie in de vorm van een door de
rechter op te leggen hoofdstraf of als executiemodaliteit. Wel kan elektronische monitoring
als controlemiddel worden toegepast in verschillende kaders, bijvoorbeeld als onderdeel
van een voorwaardelijke veroordeling of als onderdeel van een schorsing van de voorlopige
hechtenis. Voor elektronische monitoring maken zowel de reclassering als de Dienst
Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen kosten.
In 2025 is de kostprijs voor elektronische monitoring door de reclassering € 26,16
per dag en de kostprijs voor een enkelband van DV&O € 33 per dag.
Vraag (11):
Hoe vaak is in 2024 elektronisch toezicht verbonden aan een door de strafrechter opgelegde
voorwaarde?
Antwoord:
De rechter kan elektronisch toezicht verbinden aan voorwaarden bij een schorsing van
voorlopige hechtenis of bij het opleggen van een voorwaardelijke sanctie. In 2024
is elektronisch toezicht op die manier 785 keer verbonden aan voorwaarden.
Vraag (12):
Heeft Reclassering Nederland momenteel een capaciteitstekort wat betreft aantal benodigde
medewerkers? Zo ja, hoe groot is dit tekort?
Antwoord:
Reclassering Nederland heeft momenteel geen capaciteitstekort wat betreft het aantal
benodigde medewerkers.
Vraag (13):
Hoeveel vacatures voor wijkagenten zijn er op dit moment?
Antwoord:
Op 31 december 2024 was de formatie wijkagenten 3612 fte. De bezetting was 3.568 fte.
Hieruit volgt dat 44 fte niet was ingevuld van de formatie wijkagenten en dat de bezetting
t.o.v. de formatie op 98,8% lag.
Vraag (14):
Wat is het totale budget dat in 2024 beschikbaar is gesteld voor de bestrijding van
drugscriminaliteit?
Antwoord:
De bestrijding van drugscriminaliteit is een prioriteit van dit kabinet en er wordt
daarom fors in geïnvesteerd. Het is echter niet mogelijk om het totale budget voor
de bestrijding van drugscriminaliteit in 2024 inzichtelijk te maken. Hiervoor zou
het noodzakelijk zijn dat in de hele keten de tijd en kosten worden geregistreerd
die aan de aanpak van specifieke delicten wordt besteed. Dit is niet het geval.
Vraag (15):
Hoeveel kilo drugs is in 2024 onderschept in de Nederlandse havens? Kan dit worden
uitgesplitst per haven?
Antwoord:
In de havens van Rotterdam, Vlissingen/Moerdijk en Amsterdam is in 2024 in totaal
ca. 50.000 kilogram drugs onderschept door de Douane. Daarvan werd 39.000 kg in Rotterdam,
11.000 kg in Vlissingen/Moerdijk en 37 kg in Amsterdam onderschept.
Vraag (16):
Hoeveel uithalers zijn er in 2024 geregistreerd? Hoeveel van hen waren minderjarig?
Antwoord:
In 2024 zijn er in de haven van Rotterdam 266 uithalers geregistreerd. 59 van hen
waren minderjarig.
Het overgrote deel van de uithalers in Nederland wordt aangetroffen in Rotterdam.
De cijfers van andere Nederlandse havens worden niet los gerapporteerd en soms ook
op andere wijzen geregistreerd. Dat maakt een volledig beeld lastig. De cijfers van
Rotterdam geven echter een goed beeld van de situatie in Nederland. Uit een proef
die in 2024 is gedaan blijkt dat het overgrote deel (ongeveer 90%) van de uithalersdelicten
plaatsvindt in Rotterdam.
Vraag (17):
Hoeveel drugslabs zijn er in 2024 opgerold per provincie?
Antwoord:
Zoals de politie in haar Nationaal Overzicht Drugslocaties aangeeft zijn er in 2024
167 productielocaties opgerold; dit betreft «het aantal productielocaties synthetische
drugs, heroïne en cocaïne». Een productielocatie betreft een locatie waar de productie
van synthetische drugs, heroïne en/of cocaïne plaatsvindt. Dit betreft conversie,
synthese, kristallisatie, tabletteren, extractie, versnijden, bewerken en/of verpakken
van drugs. Zie ook de tabel in de bijlage.
Vraag (18):
Hoeveel aanhoudingen zijn er verricht in verband met synthetische drugsproductie in
de jaren 2022, 2023 en 2024?
Antwoord:
In de politiesystemen zijn de cijfers voor het aantal aanhoudingen in verband met
synthetische drugsproductie niet beschikbaar. Wel heeft de politie de cijfers van
het aantal verdachten in opsporingsonderzoeken gericht op georganiseerde drugscriminaliteit:
2022–2.154
2023–2.214
Het aantal over 2024 is nog niet beschikbaar.
Vraag (19):
Hoeveel drugsgerelateerde zaken zijn er in de jaren 2022, 2023 en 2024 bij het OM
binnengekomen waarin sprake was van een corruptieverdenking van een (douane)ambtenaar?
Antwoord:
Uit de systemen van de politie, de Rijksrecherche, het OM en/of de Rechtspraak volgt
niet of een corruptiefeit is begaan door een ambtenaar of een niet-ambtenaar en of
een zaak drugsgerelateerd is. Dit inzicht zou alleen met zeer uitgebreid, handmatig
dossieronderzoek kunnen worden verkregen.
Vraag (20):
Hoeveel veroordelingen wegens corruptie van een (douane)ambtenaar hebben er in de
jaren 2022, 2023 en 2024 plaatsgevonden in drugsgerelateerde zaken?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 19.
Vraag (21):
Wat is de gemiddelde doorlooptijd van strafzaken met betrekking tot georganiseerde
drugscriminaliteit?
Antwoord:
Cijfers met betrekking tot doorlooptijden van strafzaken specifiek voor georganiseerde
drugs-criminaliteit worden niet als zodanig bijgehouden in de systemen van het Openbaar
Ministerie. Wel worden cijfers bijgehouden in relatie tot criminele samenwerkingsverbanden
en ondermijnende criminaliteit. In het jaarverslag van het Openbaar Ministerie is
opgenomen dat de afgelopen jaren de doorlooptijd van ondermijningszaken tussen ongeveer
590 en 650 dagen bedraagt. Dit betreft de periode vanaf het moment dat de zaak bij
het Openbaar Ministerie is aangemeld als strafzaak, tot en met de afdoening door de
rechter. De onderzoeksperiode door de politie is hierin niet meegenomen.
Vraag (22):
Welke resultaten zijn in 2024 geboekt met het programma «Preventie met Gezag»?
Antwoord:
Jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang van het programma Preventie met Gezag.
De rapportage over 2024 zal met de eerstvolgende halfjaarbrief ondermijnende criminaliteit
naar uw Kamer worden verzonden.
Vraag (23):
Hoeveel geregistreerde slachtoffers van gedigitaliseerde criminaliteit waren er in
2024? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de aantallen uit 2022 en 2023?
Antwoord:
Gedigitaliseerde criminaliteit betreft delicten die met behulp van digitale middelen
worden gepleegd, maar ook zonder digitale middelen mogelijk zijn. Het zicht op het
slachtofferschap van veelvoorkomende criminaliteit blijkt uit de Veiligheidsmonitor,
het tweejaarlijks bevolkingsonderzoek van het CBS (Tweede Kamer 2023/24, 28 684, nr. 737). De Veiligheidsmonitor wordt sinds mei 2023 afgewisseld door het CBS met tweejaarlijkse
metingen van slachtofferschap in de Monitor Online veiligheid en criminaliteit. Bij
online veiligheid gaat het om de veiligheidsbeleving van burgers op internet en de
maatregelen die zij nemen om zich te beschermen tegen criminaliteit. Bij online criminaliteit
gaat het om slachtofferschap van online delicten, gevolgen die slachtoffers ervaren
van wat hen overkomen is, en of ze melding of aangifte gedaan hebben. Uit de Veiligheidsmonitor
blijkt dat in 2024 16 procent van de bevolking van 15 jaar of ouder aangeeft in de
afgelopen twaalf maanden slachtoffer te zijn geweest van online criminaliteit. Dit
zijn bijna 2,4 miljoen mensen.
Hiervan werden de meeste mensen slachtoffer van oplichting en fraude (9 procent),
en dan met name van aankoopfraude. Daarnaast had 4 procent te maken met hacken en
eveneens 4 procent met online bedreiging en intimidatie. Krap 1 procent werd slachtoffer
van een ander online delict. In 2024 gaven meer mensen aan slachtoffer te zijn geweest
van online criminaliteit dan in 2022 (15 procent). Deze toename was met name zichtbaar
bij slachtoffers van online oplichting en fraude. Het aandeel slachtoffers van hacken
was in 2024 juist lager dan in 2022. Van online bedreiging en intimidatie en van andere
online delicten was het aantal slachtoffers vergelijkbaar.
Vraag (24):
Op welke manier zijn in 2024 stappen gezet in het verbeteren van de cyberveiligheid
bij de uitvoerende organisaties uit de strafrechtketen?
Antwoord:
Cyberveiligheid is voor de organisaties in de strafrechtketen een grote prioriteit.
Zo heeft de politie in 2024 stappen gezet om de informatiebeveiliging structureel
te versterken, onder andere door de implementatie van protective monitoring in de
gehele politieorganisatie. Daarnaast is bij het OM het informatiebeveiligingsbeleid
herijkt en naar aanleiding van een Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) volwassenheidsscan
een plan van aanpak opgesteld om risicogebieden aan te pakken. Daarnaast is een start
gemaakt met het versterken van het Security Operations Centre (SOC), ook in samenwerking
met het ministerie en ketenpartners. Door het Ministerie van Justitie en Veiligheid
zijn middelen beschikbaar gesteld aan organisaties in de strafrechtketen binnen het
programma IB2.0 voor onder andere het wegwerken van achterstanden op gebied van beleid,
processen, risico-analyse, of operationele achterstand voor bijv. configuratie van
beveiligingsinstellingen, assetmanagement en kwetsbaarheden. Daarnaast is een nieuwe
versie van de QuickScan Informatie Beveiliging verschenen.
Vraag (25):
Hoeveel vacatures voor rechercheurs zijn er op dit moment?
Antwoord:
Op 31 december 2024 was de formatie van de werksoort opsporing 11.433 fte. De bezetting
was 10.378 fte. Hieruit volgt dat er op 31 december 2024 1.055 fte niet was ingevuld
van de formatie in de opsporing en dat de bezetting t.o.v. de formatie op 91,8% lag.
Vraag (26):
Wat zijn de meest voorkomende onderschepte drugs en meest voorkomende drugs in drugslabs
en is daarin een verschuiving zichtbaar de afgelopen jaren?
Antwoord:
Inbeslagnameregistraties van de politie zijn niet volledig, daarom zijn hier de inbeslagnames
aan de grens door de Douane aangehouden. In de afgelopen 3 jaar is het aantal in beslaggenomen
drugs gedaald van 68.199 kilo (2022) naar 58.934 kilo (2024). Daarbij is te zien dat
de meest voorkomende onderschepte drugs cocaïne (2022: 56.228, 2023: 59.141 en 2024
37.642) en marihuana (2022: 5.489, 2023: 3.932 en 2024: 14.492) zijn, waarbij 2024
voor wat betreft marihuana een uitschieter lijkt.
Bron: Drugsdashboard (overdedouane.nl)
In de afgelopen 3 jaar is het totaal aantal opgerolde drugsproductielocatie synthetische
drugs, cocaïne en heroïne – na een dip in de Coronaperiode – toegenomen van 105 (2022)
naar 167 (2024). Daarbinnen is te zien dat het aantal productielocaties heroïne is
toegenomen (2022: 2, 2023: 10, 2024: 15). Het aantal cocaïne productielocaties blijft
ongeveer gelijk (2022: 20, 2023: 21, 2024: 24) en het aantal productielocaties synthetische
drugs schommelt, maar lijkt een trend omhoog te kennen (2022: 83, 2023: 125, 2024:
114). Ten slotte, gaf de politie in 2023 aan dat er een grote toename was van het
aantal aangetroffen locaties waar meerdere soorten drugs werden geproduceerd, zogenaamde
combinatie-labs, ten opzichte van 2022 (dit ging van 9 naar 21); deze trend heeft
zich in 2024 voortgezet met 24 aangetroffen combinatie-labs.
Bron: Nationaal Overzicht Drugslocaties Politie 2022, 2023 en 2024
Vraag (27):
Hoeveel vervolgingen hebben er in 2024 plaatsgevonden voor gedigitaliseerde criminaliteit?
En hoeveel veroordelingen?
Antwoord:
In 2024 zijn 2.100 misdrijfzaken met betrekking tot gedigitaliseerde criminaliteit
ter vervolging aan het OM aangeboden. In 2024 zijn 2.316 misdrijfzaken met betrekking
tot gedigitaliseerde criminaliteit door het OM behandeld:
• Onvoorwaardelijk sepot: 862
• Voorwaardelijk sepot: 87
• OMSB/OM-transactie: 219
• Beoordeling dagvaarden: 1.148
• Totaal afgehandelde zaken: 2.316
De rechtspraak registreert niet het aantal veroordelingen voor gedigitaliseerde criminaliteit.
Vraag (28):
Kan er toegelicht worden of en op welke manier geprobeerd is de kosten voor externe
inhuur te verlagen?
Antwoord:
Er wordt op verschillende manieren gestuurd op het verlagen van de externe inhuur.
Allereerst wordt bij het invullen van (tijdelijke) werkzaamheden kritisch gekeken
of externe inhuur echt nodig is of dat taken anders belegd kunnen worden, bijvoorbeeld
door interne medewerkers de taken uit te laten voeren. Daar waar externen toch (tijdelijk)
nodig zijn, vindt actief kennisoverdracht plaats, zodat bij toekomstige werkzaamheden
deze kennis beter geborgd is binnen het ministerie. Waar nodig worden interne medewerkers
opgeleid. Daarnaast zijn in het kader van de wet DBA ook de externe contracten tegen
het licht gehouden. Daar waar sprake is van mogelijke schijnzelfstandigheid zijn aflopende
contracten niet meer verlengd of is externen aangeboden om in dienst te komen van
de Rijksoverheid.
Vraag (29):
Kan er een prognose gegeven worden van het aantal gevangenisplekken binnen Dienst
Justitiële Inrichtingen (DJI)-instellingen voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
Het aantal inzetbare gevangenisplaatsen neemt de komende vijf jaar naar verwachting
met ca. 270 toe tot gemiddeld 10.835 in 2030. In dat jaar wordt JC Vlissingen volgens
planning in gebruik genomen met ca. 200 plaatsen.
Om deze plekken te behouden is wel sprake van risico's op het gebied van onderhoud
van gebouwen en installaties. Er zijn geen middelen beschikbaar om deze risico's op
te lossen.
Vraag (30):
Kan er een prognose gegeven worden voor het aantal benodigde gevangenisplekken binnen
DJI-instellingen voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
Conform de meest recente PMJ-ramingen van het WODC bedraagt het aantal benodigde gevangenisplekken,
inclusief de benodigde marge, de komende vijf jaar:
2026: 11.551
2027: 11.662
2028: 11.782
2029: 11.823
2030: 11.932.
Vraag (31):
Kan er een prognose gegeven worden van het aantal politieagenten voor de komende vijf
jaar?
Antwoord:
De huidige prognose is dat het aantal operationele politiemensen de komende vijf jaar
nog zal groeien. Met hoeveel is afhankelijk van diverse factoren, zoals ontwikkelingen
op de arbeidsmarkt en leeftijdsgebonden uitstroom.
Vraag (32):
Kan er een prognose gegeven worden voor het aantal benodigde politieagenten voor de
komende vijf jaar?
Antwoord:
Het aantal benodigde politieagenten is een politieke keuze. Sinds 2017 hebben opeenvolgende
kabinetten de formatie van operationeel politiepersoneel uitgebreid. Van 2017 t/m
2024 is het aantal formatieplaatsen voor operationeel politiepersoneel met ruim 3000
fte toegenomen. De in gang gezette uitbreidingen zullen de komende jaren nog doorlopen.
Vraag (33):
Kan er aangegeven worden op welke locaties politieposten en politiebureaus gaan sluiten
in de komende vijf jaar?
Antwoord:
De voorgenomen mutaties op huisvesting voor 2025 zijn vermeld in de bijlage van de
Verzamelbrief politie van 11 oktober 2024, 29 628, nr. 1224.
Voor 2026 en verder geldt dat de politie op diverse locaties nog in gesprek is met
het lokaal gezag over huisvestingsprojecten, die zich in verschillende fasen van het
besluitvormingsproces bevinden. Een overzicht met de in 2026 e.v. te sluiten of samen
te voegen politiebureaus en politieposten is op dit moment dan ook nog niet te geven.
Vraag (34):
Kan er aangegeven worden op welke locaties brandweerkazernes gaan sluiten de komende
vijf jaar?
Antwoord:
In de brief van 19 mei 2025 (Kamerstuk 29 517, nr. 270) is uw Kamer geïnformeerd over de inschatting van het Veiligheidsberaad van de door
hun verwachte gevolgen van de bezuinigingen op de Veiligheidsregio’s. De voorzitter
van het Veiligheidsberaad geeft in zijn brief aan dat er nog geen uitspraken gedaan
kunnen worden over de begrotingen en de uitwerking van (voorziene) bezuinigingen,
aangezien het begrotingsproces nog gaande is. Meer zicht hierover ontstaat in het
najaar van 2025.
Vraag (35):
Kan er beschreven worden op welke manier C2000 op dit moment doorontwikkeld wordt?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de brief van de MJenV van 11 april jl.2, is reeds in 2023 gestart met diverse initiatieven om het huidige C2000 te optimaliseren
tot het moment dat de nieuwe missiekritische communicatievoorziening VMX in gebruik
genomen is.
Daarom wordt er continu gewerkt aan aanpassingen aan hardware, software en randapparatuur
om te zorgen dat de bestaande dekking van C2000 zo optimaal mogelijk is.
Tevens wordt ingezet op het gebruikersperspectief, aangezien ook zij een rol hebben
in het optimaliseren van het gebruik van C2000.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt daarnaast aan kaders om te zorgen
dat de disciplines Push To Talk veilig kunnen koppelen aan C2000. Bovendien worden,
in de aanloop naar de NAVO-top, door de disciplines zelf verschillende maatregelen
getroffen gericht op het realiseren van een zo stabiel mogelijke dekking en beschikbaarheid
van C2000 en fallback-systemen.
Vraag (36):
Kunt u toelichten op basis van welke criteria er wordt bepaald of, waar en waarom
een flexflitser geplaatst wordt?
Antwoord:
De flexflitser wordt ingezet naar aanleiding van een aanvraag van een wegbeheerder,
zoals de gemeente of de provincie. De criteria waaraan een aanvraag voor een flexflitser
wordt getoetst zijn, net zoals voor de vaste flitspaal, opgenomen in een beleidskader
van het Openbaar Ministerie. De belangrijkste criteria voor inzet van een flexflitser
zijn een verkeersintensiteit van in beginsel 5000 passanten per dag op de te handhaven
rijstro(o)k(en), of er sprake is van een geloofwaardige en passende infrastructuur
die past bij de geldende snelheidslimiet, of er sprake is van objectieve verkeersonveiligheid
waaronder een concreet snelheidsprobleem en een positief advies van de politie. Daarbij
is er altijd sprake van maatwerk. Zo is de minimumverkeersintensiteit in de meer landelijke
gebieden soms lastig te halen. Dat is geen reden om bij voorbaat een aanvraag af te
wijzen, maar geeft aanleiding om daar verder over in gesprek te gaan. Dit kader wordt
op dit moment van een update voorzien om nog meer duidelijk te maken dat er sprake
is van maatwerk en dat deze criteria niet in steen gebeiteld zijn.
Vraag (37):
Klopt het dat ten aanzien van emigratie er geen onderscheid kan worden gemaakt in
emigratiemotieven? Waarin dus geen onderscheid kan worden gemaakt tussen mensen die
in Nederland aankwamen als asiel-, arbeids-, kennis- of studiemigranten?
Antwoord:
Op de website van het CBS worden de migratiemotieven van immigranten vermeld:3en 4
Deze tabellen bevatten ook cijfers over personen die niet langer in Nederland verblijven
(naar immigratiemotief), maar deze cijfers bevatten ook overledenen en worden getoond
per immigratiecohort.
Vraag (38):
Hoeveel vacatures staan er op dit moment open bij de DJI en kan dit antwoord worden
uitgesplitst per functie?
Antwoord:
Er staan op 2 juni 2025 in totaal 204 vacatures open voor ambtelijk personeel op de
DJI-website, www.werkenbijdji.nl. DJI heeft vacatures open staan in de vakgebieden Beveiliging (41), begeleiding en
bewaring (59), zorg, welzijn en behandeling (69) en bedrijfsvoering en staf (35).
Voor één vacature zijn soms meerdere banen beschikbaar.
Vraag (39):
In hoeveel zaken van meerderjarige verdachten tussen de 18 en 23 jaar is door de rechter
bij de oplegging van de straf het jeugdstrafrecht toegepast? Welk deel is dit van
het totaal in deze leeftijdsgroep?
Antwoord:
In 2024 is in 600 (7%) van de zaken met een verdachte tussen de 18 en 23 jaar met
strafoplegging door de rechter in eerste aanleg jeugdstrafrecht toegepast.
Toelichting bij de cijfers
− Deze cijfers zijn indicatief. Ze geven een zo goed mogelijke representatie op basis
van de informatie die op dit moment beschikbaar is uit de voor de Rechtspraak beschikbare
management informatiesystemen.
− Aantallen zijn afgerond op tientallen
− Leeftijd is leeftijd bij plegen feit. Bij meerdere feiten in een zaak, zijn alleen
de zaken meegenomen waarin alle feiten tussen de 18 en 23 jaar zijn gepleegd.
Vraag (40):
Wat is er reeds juridisch mogelijk om de criteria voor verlof in tbs-instellingen
bij risicovolle tbs’ers aan te scherpen? Wat zou er juridisch nodig zijn om het maximaal
aan te scherpen?
Antwoord:
In artikel 50 en 51 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden zijn de voorwaarden
voor verlof en proefverlof beschreven. De voorwaarden zijn verder uitgewerkt in het
Reglement verpleging ter beschikking gestelden. In de Verlofregeling tbs staan de
regels omtrent het verlof. Afhankelijk van de vraag hoe fundamenteel de gewenste aanscherpingen
zijn, zal ofwel wet- ofwel regelgeving moeten worden aangepast om een aanscherping
te realiseren.
De procedure voor het verlenen van verlof met steeds meer vrijheden is zeer zorgvuldig
opgebouwd. De veiligheid van de samenleving is het belangrijkste uitgangspunt bij
het toetsen of iemand op verlof mag. Een tbs gestelde gaat pas met verlof als vanuit
risicotaxatie en professioneel oordeel van de behandelaars de kans op recidive of
terugval beheersbaar wordt geacht. Bovendien worden verlofaanvragen getoetst door
een onafhankelijk adviescollege (het Adviescollege Verloftoetsing tbs). Het Adviescollege
Verloftoetsing tbs toetst op veiligheid en beoordeelt of het gevraagde verlof risico's
met zich meebrengt voor de maatschappij, bezien vanuit gedragsdeskundig perspectief.
Het hangt af van de resultaten van die onderzoeken of het AVT een positief of negatief
advies geeft over het verlof. Als het college negatief heeft geadviseerd over de verlofaanvraag,
dan moet de Minister dat advies overnemen. Bij een positief advies mag de Minister
anders beslissen. Verlof is een belangrijk onderdeel van de behandeling van een tbs-gestelde.
Daarnaast kan de Minister ook een verlofmachtiging intrekken, aldus artikel 53 lid
3 Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt). Deze machtiging kan worden
ingetrokken bij overtreding van de voorwaarden, gesteld bij het verlenen van verlof
of indien feiten of omstandigheden bekend worden waardoor, indien deze ten tijde van
het verlenen van de machtiging bekend waren geweest, de machtiging niet of niet in
deze vorm zou zijn verleend.
Het huidige proces van verloftoetsing is zeer nauwkeurig vormgegeven, waarbij verschillende
partijen beoordelen of het verantwoord is om iemand met verlof te laten gaan. Indien
een te hoog risico wordt gezien voor het verlenen van verlof, wordt verlof niet verleend.
Vraag (41):
Kunt u een overzicht geven van alle dagprogramma’s per penitentiaire inrichting met
beschrijving, fte, deelnemers en kosten?
Antwoord:
Voor alle regimes geldt een minimale personeelsratio van 2:24 uitgelsoten gedetineerden.
De kostprijs van een reguliere plek binnen het gevangeniswezen bedraagt in 2024 € 435,–.
Ik kan geen overzicht geven per inrichting, alleen een overzicht van het wettelijke
minimum per regime.
Huis van bewaring (HvB)
In het HvB verblijven gedetineerden die in afwachting zijn van de behandeling van
hun strafzaak door de rechter. Er wordt alleen een basisdagprogramma aangeboden van
42,5 uur per week buiten de cel. Dit betekent dat gedetineerden gemiddeld per dag
bijna 18 uur op cel zitten. Het basisdagprogramma ziet er als volgt uit.
Tabel 3.1: Basisprogramma
Activiteit
Bezoek:
1 uur per week
Luchten:
7 uur per week
Persoonlijke verzorging, denk aan douchen of het schoonmaken van de cel:
1 uur per week
Recreatie, gedetineerden kunnen deze tijd vrij over de afdeling beweging en bijvoorbeeld
koken, bellen of televisiekijken:
6 uur per week
Bibliotheek:
1 uur per week
Sport, dit bestaat voor de helft uit fitness en voor de helft uit spel, bijvoorbeeld
voetbal:
1,5 uur per week
Geestelijke Verzorging, denk aan gemeenschappelijke diensten:
1 uur per week
Arbeid (zie opties hieronder):
20 uur per week
– Bedrijfseconomisch, denk aan monteren van televisies of schuttingen, of
– Huishoudelijk/besparend, denk aan plantsoendienst, schilder- of schoonmaakwerk binnen
de PI
Onderwijs, re-integratie en zingeving, u kunt denken aan het regelen van praktische
zaken ter voorbereiding van de terugkeer naar de maatschappij en bijvoorbeeld groepsgesprekken
onder leiding van de geestelijke verzorging:
minimaal 4 uur per week
Totaal:
42,5 uur per week
Deelname aan activiteiten in het dagprogramma is niet verplicht. Wanneer gedetineerden
niet deelnemen aan het dagprogramma, worden zij ingesloten. De tijden buiten het dagprogramma
brengt een gedetineerde sowieso door op cel.
Gevangenis
In de gevangenis verblijven gedetineerden die door de rechter een gevangenisstraf
opgelegd hebben gekregen.
De gevangenis kent zowel een basis- (42,5 uur) als een plusprogramma (48 uur).
Het basisprogramma is hetzelfde als dat in de HvB. Het plusprogramma heeft vijf uur
extra activiteiten gericht op onder andere re-integratie door het werken aan vaardigheden,
gedragsverandering, het sociaal netwerk, arbeidsvaardigheden, verantwoordelijkheid
en kennis. Het plusprogramma bestaat uit activiteiten die aansluiten op de individuele
begeleidingsdoelen van gedetineerden. Het plusprogramma ziet er als volgt uit.
Tabel 3.2 plusprogramma
Activiteit
Bezoek:
2 uur per week
Luchten:
7 uur per week
Persoonlijke verzorging:
1,5 uur per week
Recreatie:
9 uur per week
Bibliotheek:
1 uur per week
Sport:
2,25 uur per week
Geestelijke Verzorging:
1 uur per week
Arbeid:
20 uur per week
Onderwijs, re-integratie en zingeving:
minimaal 4 uur per week
Totaal:
48 uur per week
In het plusprogramma is er daarnaast twee avonden in de week een avondprogramma van
twee uur. Ook kan bezoek en Sport en Spel in het weekend worden aangeboden.
In veel inrichtingen is het avondprogramma echter geschrapt vanwege personeelstekort.
Arrestantenregime
In het arrestantenregime verblijven gedetineerden:
• die zich hebben onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf of voorlopige
hechtenis;
• die een voorwaardelijke straf moeten uitzitten;
• die vervangende hechtenis moeten uitzitten omdat zij hun taakstraf (deels) niet hebben
uitgevoerd;
• wanneer de voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen;
• die zich niet als zelfmelder hebben gemeld nadat zij een oproep hebben ontvangen.
Verblijf in een arrestantenregime duurt maximaal 8 weken. De rest van de straf wordt
uitgezeten in de gevangenis.
Het dagprogramma in het arrestantenregime betreft een basisprogramma, zonder arbeid.
Tabel 3.2.1 Basisprogramma in het arrestantenregime
Activiteit
Bezoek:
1 uur per week
Luchten:
7 uur per week
Persoonlijke verzorging:
1 uur per week
Recreatie:
11,5 uur per week
Bibliotheek:
1 uur per week
Sport:
1,5 uur per week
Geestelijke Verzorging:
1 uur per week
Arbeid:
0 uur per week
Onderwijs, re-integratie en zingeving:
4 uur per week
Totaal:
28 uur per week
Vraag (42):
Wat is de stand van zaken betreffende het verbieden van merkkleding in gevangenissen?
Antwoord:
In de modelhuisregels voor de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) en Afdelingen Intensief
Toezicht (AIT’s) zal een algeheel verbod worden opgenomen op kleding en schoenen die
genoemd worden op de lijst met niet toegestane merken of die een waarde hebben van
boven de € 250,– per stuk/per paar. Het algehele verbod houdt in dat een gedetineerde
dergelijke kleding of dergelijk schoeisel niet mag dragen binnen de PI of op een andere
wijze in bezit mag hebben. De aangepaste modelhuisregels voor de EBI en de AIT zullen
gelijktijdig met het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet
met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde misdaad in detentie in werking treden5.
Het streven is een dergelijk verbod ook op te nemen in de modelhuisregels van de reguliere
inrichtingen. SJenV werkt aan een algehele actualisatie van deze modelhuisregels,
waarbij het streven is dit in het eerste kwartaal van 2026 te realiseren.
Vraag (43):
Welke landen in Europa maken gebruik van gevangenisuniformen? Kunt u dat toelichten?
Antwoord:
SJenV beschikt niet over een volledig overzicht van landen in Europa die gebruik maken
van een gevangenisuniform.
Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen voor de begrotingsbehandeling 2025
is inzicht gegeven in de situatie in een viertal landen (Zweden, Finland, Polen en
het Verenigd Koninkrijk). In Polen en Finland dragen gedetineerden eigen kleding,
maar kunnen hier wel voorwaarden aan gesteld worden in het kader van onder meer veiligheid
en toezicht. Alleen hoogrisicogedetineerden dragen in Polen een oranje uniform. In
Zweden dragen gedetineerden uniformen, met uitzondering van voorlopig gehechten. In
het VK tot slot voorziet de Prison Act in het leveren van kleding voor gevangenen.
Indien gevangen dat wensen, hebben zij het recht om eigen kleding te dragen. De regels
hieromtrent verschillen per gevangenis. Het kan bijvoorbeeld de vorm krijgen van een
beloning voor goed gedrag.
Vraag (44):
Kunt u onderzoeken en resultaten delen van alle Europese landen die gevangenisuniformen
hanteren? Wat zijn de bevindingen over de werking, effecten in de praktijk, kosten,
etc.?
Antwoord:
SJenV heeft dergelijke inzichten op dit moment niet beschikbaar. Dit zou een internationaal
vergelijkend onderzoek vragen. Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen voor
de begrotingsbehandeling 20256 is aangegeven dat er onderzoeken zijn waaruit blijkt dat het dragen van eigen kleding
kan bijdragen aan een (niet-criminele) identiteit (Smiley & Middlemass, 20167), en uiteindelijk aan een betere re-integratie (Snacken et al., 20228). SJenV is daarom niet voornemens een dergelijk internationaal vergelijkend onderzoek
te initiëren.
Vraag (45):
Kan het rookverbod dat van kracht is in de Mesdagkliniek ook binnen juridische kaders
uitgebreid worden naar gevangenissen?
Antwoord:
Uit de Tabaks- en rookwarenwet en het Tabaks- en rookwarenbesluit volgt niet dat penitentiaire
inrichtingen verplicht zijn om een rookverbod in te stellen, maar het is op grond
van deze wetgeving ook niet verboden om dat wel te doen. Daarnaast heeft de beroepscommissie
van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) recentelijk geoordeeld
dat het invoeren van een algeheel rookverbod in de gebouwen en op de terreinen van
de van Mesdagkliniek en tijdens begeleid verlof niet in strijd is met hogere wet-
en regelgeving. Voor zover roken gezien kan worden als invulling van een recht op
zelfbeschikking, wordt dit recht begrensd door de grondrechten van anderen. Uit een
belangenafweging volgt dat zwaarder gewicht mag worden toegekend aan het recht op
onaantastbaarheid van het lichaam en dat daarom het zelfbeschikkingsrecht beperkt
mag worden, aldus de RSJ. Indien de lokale omstandigheden geen redelijke mogelijkheden
bieden om dit recht op minder vergaande wijze te beperken (in de vorm van een beperkt
rookverbod), is het derhalve niet onrechtmatig om een algeheel rookverbod in te stellen.
Het valt op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen of een dergelijk rookverbod
ook stand zou houden in penitentiaire inrichtingen. Hoewel de huidige juridische kaders
in beginsel niet in de weg lijken te staan bij het instellen van een rookverbod, zijn
in het uiteindelijke oordeel van de RSJ ook de lokale omstandigheden in de Van Mesdagkliniek
meegewogen. Hoe de weging zou uitpakken in het geval van een rookverbod in gevangenissen
is niet op voorhand te zeggen, mede gelet op het feit dat naast de lokale omstandigheden
ook nog de mogelijke consequenties voor de veiligheid en het leefklimaat binnen de
gevangenis meegewogen moeten worden.
Vraag (46):
Kan het rookverbod dat van kracht is in de Mesdagkliniek ook binnen juridische kaders
uitgebreid worden naar alle andere tbs-klinieken?
Antwoord:
De huidige juridische kaders staan in beginsel een algeheel rookverbod zoals bij de
van Mesdagkliniek, niet in de weg. De Tabaks- en rookwarenwet (Trw) en Tabaks- en
rookwarenbesluit (Trb) verplichten niet tot een algeheel rookverbod in tbs-klinieken,
maar staan dit wel toe. Daarnaast heeft de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ) recentelijk geoordeeld dat het invoeren van een algeheel
rookverbod in de gebouwen en op de terreinen van de van Mesdagkliniek en tijdens begeleid
verlof niet in strijd is met hogere wet- en regelgeving. Voor zover roken kan worden
gezien als invulling van een recht op zelfbeschikking, wordt dit recht begrensd door
de grondrechten van anderen. Uit een belangenafweging volgt dat zwaarder gewicht mag
worden toegekend aan het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en dat daarom
het zelfbeschikkingsrecht mag worden beperkt, aldus de RSJ. Indien de lokale omstandigheden
geen redelijke alternatieven bieden om het recht op zelfbeschikking op minder vergaande
wijze te beperken (in de vorm van een beperkt rookverbod), is het niet onrechtmatig
om een algeheel rookverbod in te stellen. De uitspraak van de RSJ biedt daarmee een
grondslag voor andere tbs-klinieken om af te wegen of zij, in het licht van hun eigen
lokale omstandigheden, al dan niet een algeheel rookverbod willen instellen. In het
Nationaal Preventieakkoord is vastgelegd dat in 2030 de gehele zorg rookvrij is. Om
deze reden ondersteunt JenV de klinieken die een rookverbod in de huisregels opnemen,
waarbij instellingen vrij zijn in de manier waarop zij dat willen bereiken.
Vraag (47):
Kunt u het volledige juridische kader schetsen met betrekking tot leefgeld in gevangenissen?
Wat zijn de minimumvoorwaarden vanuit Europees- en mensenrechtelijk kader?
Antwoord:
Alle gedetineerden die in aanmerking komen voor langdurend re-integratieverlof, komen
in aanmerking voor leefgeld. Het leefgeld wordt verstrekt tijdens langdurend re-integratieverlof
en in de toekomst eindverlof. Bij kortdurend re-integratieverlof (van maximaal een
dag), incidenteel verlof (van eveneens maximaal een dag) en strafonderbreking komen
gedetineerden niet in aanmerking voor leefgeld.
De achtergrond van leefgeld is gelegen in het feit dat gedetineerden (tijdens het
verlof) geen inkomen kunnen genereren en niet in aanmerking komen voor een uitkering.
Degenen aan wie rechtens hun vrijheid is ontnomen, komen niet in aanmerking voor een
uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere
en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet Inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet werk
en inkomen kunstenaars (WIK), de Werkloosheidswet (WW), de Ziektewet (ZW), de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(Wet WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten (WAJONG) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). In deze wetten is daartoe
een uitsluitingsgrond opgenomen. Degenen aan wie rechtens hun vrijheid is ontnomen,
kunnen namelijk niet voldoen aan de verplichtingen die verbonden zijn aan het verkrijgen
en het behouden van een uitkering, zoals de arbeidsverplichting, de verplichting beschikbaar
te zijn voor werk en de verplichting voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling
te accepteren.
Het leefgeld wordt niet tijdens detentie verstrekt, omdat iemand tijdens detentie
geen kosten heeft voor eten en drinken, verblijf, vervoer et cetera. Tijdens detentie
wordt voorzien in eten en drinken en kan iemand (beperkt) inkomen verdienen door middel
van arbeid om te voorzien in extra’s.
Vraag (48):
Kunt u aangeven in welke gevangenissen gedetineerden zelf koken en in welke gevangenissen
niet? Kunt u hiervan tevens een kosten-batenanalyse verschaffen?
Antwoord:
Er is geen landelijke registratie of inventarisatie op welke plekken gedetineerden
zelf kunnen koken. In principe is in elke gevangenis wel de mogelijkheid om dit te
doen. Niet altijd op alle afdelingen. Van de kookfaciliteiten wordt door gedetineerden
gebruik gemaakt gedurende de recreatie-uren en het avondprogramma. Zelf koken door
gedetineerden is geen recht. Deze activiteit vindt plaats afhankelijk van het dagprogramma,
bv. gedurende recreatiemomenten, en binnen de beveiligingsniveaus op basis van risico-afweging.
Gedetineerden kunnen dan zelf koken, met zelf aangeschafte boodschappen, vanuit eigen
middelen. Daarnaast verstrekt de Rijksoverheid /DJI dagelijks een warme maaltijd aan
gedetineerden.
Er is geen kosten-batenanalyse van het zelf koken in de gevangenissen beschikbaar.
In zijn algemeenheid geldt dat het zelf koken een belangrijke bijdrage levert aan
de autonomie van gedetineerden en een positief leef- en werkklimaat. De kosten bestaan
vooral uit de gebouwelijke kosten van de keukens. De uren recreatie zijn onderdeel
van het dagprogramma. De voedingskosten voor zelf koken of een magnetronmaaltijd op
cel zijn gelijk.
Vraag (49):
Wat is de huidige stand van zaken betreffende de uitbreiding van de speurhondencapaciteit
bij Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) van DJI?
Antwoord:
De DV&O heeft de afgelopen jaren de formatie van de Afdeling Speurhonden uitgebreid,
waarbij zij thans op de vastgestelde formatie is en DJI binnen de gestelde financiële
kaders blijft. De vastgestelde formatie is 20 fte en de 20e speurhondengeleider zit
op dit moment in het selectie/opleidingstraject.
Tevens zijn er extra speurhonden aangekocht conform de in 2022 gedane toezegging9. Zij zijn getest en opgeleid voor de doeleinden waarvoor zij worden ingezet. Dit
is een continue proces, vanwege het feit dat niet voorspelbaar is hoe lang een speurhond
inzetbaar is en er af en toe honden afvallen door bijvoorbeeld medische klachten of
het niet behalen van de gestelde kwaliteitseisen. DV&O heeft op dit moment 36 speurhonden
operationeel en 4 in opleiding.
Daarbij streeft DV&O er naar om, conform gedane toezegging n.a.v. de motie van Emiel
van Dijk (PVV) (Kamerstuk 24 587, nr. 992), de inzet van de speurhonden tijdens onaangekondigde acties te verdubbelen.10
Vraag (50):
Wat is de huidige stand van zaken betreffende de € 20 miljoen vrijgemaakt met het
amendement-Ellian?
Antwoord:
Er worden verschillende opties verkend om plekken te creëren met de middelen vanuit
het amendement van het lid Ellian (VVD). Het Rijksvastgoedbedrijf is gevraagd te verkennen
of er in de PI Zuid – Oost (locatie Ter Peel) in totaal 60 extra plekken gerealiseerd
kunnen worden. Dit betreft (tijdelijke) plekken met een lager beveiligingsniveau.
Daarnaast worden in de PI Haaglanden in ieder geval 27 plekken gerealiseerd. Er zijn
ook andere tijdelijke voorzieningen op het oog waar mogelijk kortgestrafte zelfmelders
geplaatst kunnen worden. Echter zijn er verschillende afhankelijkheden, zoals de staat
van de panden en het aanpassen van regelgeving die ook invloed hebben op of een pand
daadwerkelijk gebruikt kan worden.
Ik onderzoek op welke wijze ik de eenmalige middelen voor tijdelijke plekken van het
amendement over meerdere jaren kan inzetten.
Vraag (51):
Kunt u een overzicht verschaffen van veroordelingen binnen categorie 2 van de Wet
wapens en munitie, uitgesplitst naar specifiek soort wapen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om een overzicht te verschaffen van veroordelingen binnen categorie
2 van de Wet wapens en munitie. In de systemen van de rechtspraak kan gezocht worden
op wetsartikelen. Aangezien er geen aparte wetsartikelen zijn voor specifieke soorten
wapens binnen categorie 2 van de Wet wapens en munitie, kan de vraag niet worden beantwoord
op basis van de gegevens beschikbaar in het informatiesysteem van de Rechtspraak.
Ditzelfde geldt voor het Openbaar Ministerie als het gaat om OM-strafbeschikkingen.
Vraag (52):
Kunt u aangeven hoeveel dossiers er op de plank liggen waarin naast het hoofddelict
ook een wapenverdenking staat?
Antwoord:
Dit is niet uit de systemen van de politie te halen. Het is niet mogelijk om te zoeken
op een combinatie van «plankzaken» en wapenverdenking naast een ander hoofddelict.
Overigens is het niet zo dat zaken «op de plank liggen» en dus stilliggen bij de politie.
Er wordt in fasen gewerkt aan de zaken. Soms is het bijvoorbeeld nodig om een bepaald
sporenonderzoek af te wachten.
Ook op basis van de data uit de systemen van het Openbaar Ministerie is het niet mogelijk
om aan te geven hoeveel voorraadzaken er zijn waarin naast het hoofddelict ook een
wapenverdenking staat. Wel kan MJenV uw Kamer meegeven dat de voorraadstand voor Wet
wapens en munitiezaken op 4 mei jl. 4.499 was. Het gaat hierbij onder andere over
zaken met een verdenking op basis van de Wet wapens en munitie die worden beoordeeld
door het OM, waarvan de zitting gepland moet worden of waarvan de zitting reeds gepland
staat.
Vraag (53):
Kunt u het complete juridische kader schetsen omtrent de rekening-courant van gedetineerden?
Wat zijn tevens de bevindingen en excessen die blijken uit de praktijk?
Antwoord:
Artikel 46 Pbw vormt de basis van het juridisch kader rondom de rekening-courant van
gedetineerden. In lid 3 van dit artikel is o.a. opgenomen dat in de huisregels nadere
regels kunnen worden gesteld omtrent het gebruik van de rekening-courant.
Sinds 2024 mag maximaal € 250 staan op de rekening-courant van gedetineerden. Als
het bedrag hoger is dan het maximumbedrag dan wordt het bedrag overgeboekt naar een
geblokkeerd deel van de rekening-courant. Het is niet mogelijk om de rekening courant
aan te vullen vanaf de geblokkeerde rekening als het saldo onder de € 250,– komt.
Alleen in het kader van noodzakelijke reintegratiedoelen kunnen gedetineerden geld
over laten maken vanaf hun rekening-courant. Dat kan zijn i.v.m.:
• Betaling collegegeld;
• Schuldenaflossing;
• ID/rijbewijs of paspoort(verlengingen);
• Inschrijfgeld voor een huurwoning;
• Overig re-integratiedoel. Dit dient opgenomen te zijn in uw D&R-plan en hiervoor is
toestemming nodig van de directeur.
Het is niet toegestaan voor gedetineerden om geld over te maken naar de rekening-courant
van een andere gedetineerde. Hier zijn geen uitzonderingen op mogelijk.
Het beleid rondom de rekening-courant is in 2024 aangescherpt omdat financiële transacties
via de rekening-courant van gedetineerden onderdeel kunnen zijn van voortgezet crimineel
handelen in detentie (VCHD). Daarnaast is in 2023 een motie over een nieuw kader voor
financiële transacties van en naar gedetineerden aangenomen in de Tweede Kamer. Er
hebben geen evaluaties plaatsgevonden n.a.v. dit aangescherpte beleid dus er zijn
nu geen uitspraken te doen over de bevindingen en excessen.
Vraag (54):
Kunt u aangeven wat de kosten en eisen zijn voor het bouwen van een prefab-gevangenis?
Welke mogelijkheden zijn daartoe tegen welke kosten per plek?
Antwoord:
DJI werkt aan een noodgevangenis met een aantal prefeb noodunits. DJI heeft het Rijksvastgoedbedrijf
in maart 2025 opdracht gegeven deze tijdelijke noodgevangenis met een beperkt beveiligd
beveiligingsregime te realiseren als onderdeel van «PI ter Peel». Het project is in
de opstartfase. Voor het project is een indicatieve inschatting van de kosten gemaakt,
maar uiteindelijk zal pas na de projectuitwerking blijken wat de kosten echt zijn.
Hangende het traject is de indicatieve inschatting commercieel vertrouwelijk.
Vraag (55):
Kunt u het complete proces schetsen vanaf start tot operationeel zijn van een complete
prefab-gevangenis, inclusief formele stappen zoals vergunningen?
Antwoord:
DJI werkt aan een noodgevangenis met prefab noodunits. DJI heeft het Rijksvastgoedbedrijf
in maart 2025 opdracht gegeven om deze tijdelijke noodgevangenis met een beperkt beveiligd
beveiligingsregime zo snel mogelijk te realiseren als onderdeel van «PI ter Peel».
Het project is in de opstartfase. Een gedetailleerde planning inclusief vergunningen
en onderzoek naar de effecten van recente stikstof uitspraak is onderdeel van de projectuitwerking.
Het is de verwachting dat deze noodgevangenis op zijn vroegst in het tweede kwartaal
van 2026 beschikbaar is.
Vraag (56):
Kunt u aangeven waarom treintickets van zelfmelders naar de inrichting vergoed worden
en of dit juridisch verplicht is?
Antwoord:
Er is geen juridische verplichting om treintickets van zelfmelders naar de inrichting
te vergoeden.
Als een gedetineerde met het openbaar vervoer naar de gevangenis reist worden de kosten
tegen het tarief 2e klas binnen Nederland vergoed. Deze vergoeding geldt alleen als een geldig vervoersbewijs
aan de gevangenis kan worden overgedragen. Aan het einde van de detentie ontvangt
een gedetineerde een financiële vergoeding voor de reis naar het verblijfsadres waar
hij/zij ingeschreven stond voor detentie.
Deze vergoeding wordt betaald om te voorkomen dat gebrek aan financiële middelen de
ten uitvoerlegging van de straf in de weg staat. Na afloop van de detentie is het
niet wenselijk dat de ex-gedetineerde zonder geldig vervoersbewijs de thuisreis maakt.
Gedetineerden die re-integratieverlof, incidenteel verlof of strafonderbreking hebben,
kunnen een vergoeding krijgen voor reiskosten met het openbaar vervoer. Dit is geregeld
in het Besluit vaststelling vergoeding reis- en verblijfskosten gedetineerden tijdens
verlof.
Vraag (57):
Kunt u het juridisch kader schetsen rondom privéruimtes voor bezoeken van familie
in gevangenissen?
Antwoord:
Gedetineerden hebben recht op ten minste één uur per week bezoek van familieleden
of andere personen. Dit blijkt uit artikel 38 lid 1 Pbw. In de huisregels van de inrichtingen
is vastgelegd op welke tijden en plaatsen het bezoek mag plaatsvinden, de wijze waarop
het bezoek moet worden aangevraagd en het aantal personen dat de gedetineerde mag
ontvangen (artikel 38 lid 1 Pbw).
Het bezoek vindt in beginsel plaats in een bezoekzaal met collectief toezicht. In
deze ruimte wordt door het personeel toezicht gehouden en kunnen meerdere gedetineerden
tegelijkertijd hun bezoek ontvangen. Daarnaast kan het bezoek tussen de gedetineerde
en een bezoeker in een ruimte onder individueel toezicht van een ambtenaar plaatsvinden.
Dit moet noodzakelijk zijn met het oog op de handhaving van de orde of veiligheid
in de inrichting, de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid, de
voorkoming of opsporing van strafbare feiten en de bescherming van slachtoffers van
of anderszins betrokkenen bij misdrijven (artikel 38 lid 4 Pbw juncto artikel 36 lid
4 Pbw).
Ouder-kind dagen
Het hebben van een ouder in detentie kan een enorme impact hebben op het leven van
de kinderen. Om ervoor te zorgen dat het kind hierdoor zo min mogelijk schade ondervindt,
acht DJI het belangrijk om de band tussen ouders en kinderen zoveel mogelijk in stand
te houden en te bevorderen. Dit wordt onder andere verwezenlijkt door verschillende
initiatieven in de inrichtingen zoals ouder-kind-dagen of ouder-kind-bezoekmomenten
die een aantal keer per jaar worden georganiseerd. Op deze dagen krijgen ouders de
gelegenheid om met hun kinderen tot zestien jaar te praten, spelen, huiswerk te maken
of samen te eten.
Bezoek zonder toezicht
Gedetineerden die gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden in een normaal
beveiligde inrichting verblijven, kunnen voor bezoek zonder toezicht in aanmerking
komen. Zo wordt er een mogelijkheid gegeven om ongestoord en persoonlijk contact te
hebben met eventueel de gelegenheid tot seksueel contact. Dit bezoek wordt daarom
ook wel relatiebevorderend bezoek (RBB) genoemd. Het landelijk vastgelegde Model Huisregels penitentiaire inrichtingen bepaalt dat een gedetineerde ten hoogste één keer per maand bezoek zonder toezicht
kan ontvangen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• de gedetineerde verblijft gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden in
één of meerdere normaal beveiligde penitentiaire inrichtingen zijnde gevangenis of
huis van bewaring;
• het bezoek draagt, naar het oordeel van de directeur, redelijkerwijs bij tot het behoud
of het versterken van de banden tussen de gedetineerde en het beoogde bezoek, en is
van belang voor de terugkeer van de gedetineerde in de samenleving;
• de band tussen de gedetineerde en het beoogde bezoek is naar het oordeel van de directeur
hecht en duurzaam;
• de belangen van de opsporing en vervolging van strafbare feiten verzetten zich niet
tegen het beoogde bezoek;
• de gedetineerde is gepromoveerd. Dit laatste is opgenomen in de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen en komt voort uit de Wet straffen en beschermen, waarin gedrag steeds zwaarder gaat
meetellen in het toekennen van vrijheden. Bij goed gedrag en meewerken aan re-integratie
kan aan iemand meer vrijheden, zoals bezoek zonder toezicht, worden toegekend.
Bezoek zonder toezicht is geen recht van de gedetineerde. In de Pbw is dit recht niet
vastgelegd. Een directeur moet een verzoek tot bezoek zonder toezicht in behandeling
nemen en daarop beslissen. De directeur heeft een eigen discretionaire bevoegdheid
om, na het maken van een individuele belangenafweging, het verzoek af te wijzen dan
wel toe te kennen. Negatieve gedragingen van de gedetineerde die de orde, rust en
veiligheid in de inrichting hebben geschaad of kunnen schaden en mogelijke contra-indicaties
voor bezoek zonder toezicht, kunnen bij het nemen van een beslissing meegewogen worden.
De beslissing, of het uitblijven daarvan, is klachtwaardig. Bij de behandeling van
het verzoek wordt er gekeken naar de band tussen de bezoeker(s) en de gedetineerde.
Deze band dient duurzaam en hecht te zijn. In de meeste inrichtingen wordt de stelregel
aangehouden dat betrokkenen levenspartners dienen te zijn en dat zij voor de detentie
samenwonend waren.
Beperken of weigeren van het bezoek
De gedetineerde kan bij de directeur een aanvraag doen om bezoek te ontvangen. Over
de toelating van bezoekers beslist de directeur. De directeur kan het aantal bezoekers
die tegelijkertijd op bezoek willen komen, beperken als dit noodzakelijk is in het
belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting (artikel 38
lid 2 Pbw). Artikel 38 lid 3 Pbw bepaalt dat deze beperking maximaal twaalf maanden
mag duren. Na het verstrijken van deze twaalf maanden is het aan de directeur om een
hernieuwd verzoek van toelating van een bezoeker opnieuw te beoordelen.
Daarnaast kan de directeur ingevolge artikel 38 lid 3 jo. artikel 36 lid 4 Pbw de
toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon of bepaalde personen weigeren
als dit noodzakelijk is met het oog op:
1. de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
2. de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;
3. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;
4. de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.
Vraag (58):
Kunt u aangeven waarom voor de scans bij visitatie in de vreemdelingenbewaring een
apart contract met een onafhankelijke partner moet worden afgesloten, omdat het personeel
zelf de beelden niet mag beoordelen? Wat is hiervoor de juridische basis en hoe zou
dat anders kunnen?
Antwoord:
De detentiecentra verrichten – met toestemming van de vreemdeling – met behulp van
röntgenfoto's onderzoek naar de aanwezigheid van verboden voorwerpen in en aan het
lichaam van de ingeslotene. Voor de toepassing van de röntgenscanner wordt gewerkt
op basis van een vergunning afgegeven door de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
op grond van de Kernenergiewet en het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming.
Het personeel van de detentiecentra heeft slechts een faciliterende rol in het onderzoek.
Hij begeleidt de vreemdeling naar de scanner, informeert hem over het onderzoek en
bedient de apparatuur De feitelijke uitvoering van het onderzoek (de beoordeling van
de röntgenfoto) is, ingevolge de verstrekte vergunning, belegd binnen het medische
domein. Dit houdt in dat een arts (radioloog) de röntgenbeelden bekijkt via een beveiligde
ICT-verbinding en deze beoordeelt op aanwezigheid van verboden en gevaarlijke voorwerpen
in of aan het lichaam.
Vraag (59):
Wat is de definitie van «racisme» zoals gebruikt door DJI?
Antwoord:
DJI hanteert geen eigen definitie van «racisme». Zij sluit aan bij de rijksbrede en
wettelijke kaders.
Vraag (60):
Wat is de definitie van «discriminatie» zoals gebruikt door DJI?
Antwoord:
DJI hanteert geen eigen definitie van «discriminatie». Zij sluit aan bij de rijksbrede
en wettelijke kaders.
Vraag (61):
Wat is de huidige stand van zaken van de burgerdialoog openbare ordeverstoringen?
Antwoord:
De burgerdialoog is op 17 mei jl. van start gegaan. Tijdens de eerste fysieke bijeenkomst
en een online sessie hebben deelnemers kennis gemaakt met het onderwerp. De twee bijeenkomsten
die nog volgen staan in het teken van de dialoog. Na de zomer zal de Kamer worden
geïnformeerd over de opbrengst van de burgerdialoog. De opgehaalde inzichten zullen
worden meegenomen in de verdere beleidsontwikkeling op dit onderwerp.
Vraag (62):
Welke kosten zijn er reeds gemaakt voor de burgerdialoog openbare ordeverstoringen?
Antwoord:
De gemaakte kosten voor de uitvoering van de burgerdialoog bedragen tot op heden circa
€ 325.000. De grootste kostenposten zijn de inhuur van een gespecialiseerd bureau
dat de bijeenkomsten begeleidt, de locatiehuur met catering en de vergoeding voor
de deelnemers. Eerder liet ik uw Kamer weten dat de totale kosten voor dit traject
naar verwachting € 350.000 zullen bedragen.11 Er is op dit moment geen aanleiding om dit bij te stellen.
De gemaakte kosten in het reguliere werkproces (zoals het verzenden van uitnodigingsbrieven
om deelnemers te werven en de inzet van medewerkers) zijn erg lastig te specificeren
en worden buiten beschouwing gelaten.
Vraag (63):
Welke regels hanteert DJI om discriminatie en racisme tegen te gaan? Wilt u dit zo
gedetailleerd mogelijk beschrijven?
Antwoord:
DJI hanteert het Landelijk beleidskader discriminatie en racisme zoals eerder met
uw Kamer gedeeld (kamerbrief: 30 950 Racisme en Discriminatie, 24 587, Justitiële
Inrichtingen, Nr. 336). In het beleidskader wordt ingegaan op het huidige beeld, de
ambities van DJI op dit terrein, de uitgangspunten hierbij en de maatregelen om die
ambities te realiseren. De maatregelen zijn verdeeld in vijf pijlers: preventie, meldingen,
sancties, nazorg en monitoring.
Vraag (64):
Kunt u een schets maken van een gemiddeld dagprogramma in een gevangenis?
Antwoord:
Zie ook antwoord vraag 41.
Huis van bewaring (HvB)
Er wordt alleen een basisdagprogramma aangeboden van 42,5 uur per week buiten de cel.
Dit betekent dat gedetineerden gemiddeld per dag bijna 18 uur op cel zitten.
Deelname aan activiteiten in het dagprogramma is niet verplicht. Wanneer gedetineerden
niet deelnemen aan het dagprogramma, worden zij ingesloten. De tijden buiten het dagprogramma
brengt een gedetineerde sowieso door op cel.
Gevangenis
De gevangenis kent zowel een basis- (42,5 uur) als een plusprogramma (48 uur).
Het basisprogramma is hetzelfde als dat in de HvB. Het plusprogramma heeft vijf uur
extra activiteiten gericht op onder andere re-integratie door het werken aan vaardigheden,
gedragsverandering, het sociaal netwerk, arbeidsvaardigheden, verantwoordelijkheid
en kennis.
In het plusprogramma is er daarnaast twee avonden in de week een avondprogramma van
twee uur. Ook kan bezoek en Sport en Spel in het weekend worden aangeboden.
In veel inrichtingen is het avondprogramma echter geschrapt vanwege personeelstekort.
Arrestantenregime
Verblijf in een arrestantenregime duurt maximaal 8 weken. De rest van de straf wordt
uitgezeten in de gevangenis.
Het dagprogramma in het arrestantenregime betreft een basisprogramma van 28 uur, zonder
arbeid.
Vraag (65):
Wat voor niet-noodzakelijke spullen hebben gedetineerden tot hun beschikking binnen
een penitentiaire inrichting? Welke ontwikkelingen hebben zich hierin de afgelopen
twintig jaar voorgedaan?
Antwoord:
In de lijst voorwerpen-op-cel staat vermeld wat gedetineerden op cel mogen hebben.
Drugs, wapens, geld, explosieven, alcohol, informatiedragers en overige voorwerpen
zijn niet toegestaan. De lijst is gepubliceerd in de staatscourant.
Deze lijst wordt periodiek geactualiseerd waarbij DJI rekening houdt met een humane
detentie en ten uitvoer legging van de straf. Alles binnen de normen die veiligheid
hieraan stelt, zodat het leefklimaat binnen de gevangenis veilig blijft.
De afgelopen 20 jaar is geen registratie bijgehouden van ontwikkelingen en/of wijzigingen.
Gedetineerden verblijven in verschillende detentieregimes en beveiligingsniveaus.
Afhankelijk van het beveiligingsniveau kan er een aanscherping op de lijst toegestane
goederen op cel zijn opgenomen in de huisregels van een inrichting t.a.v. een specifiek
regime.
Vraag (66):
Kunt u aangeven hoe criminelen die vallen onder de Top600-aanpak, gehuisvest worden
in het Justitieel Complex Zaanstad? Verblijven zij in een meerpersoonscel? Hebben
zij meer vrijheden?
Antwoord:
Gedetineerden die vallen onder de top600-aanpak worden zoveel mogelijk in JC Zaanstad
gehuisvest. Hier verblijven zij bij voorkeur op één van de twee (top 600) afdelingen,
in meerpersoonscellen (2 op 1 cel), tenzij er een reden is dat zij hier niet geplaatst
kunnen worden. Top 600-gedetineerden hebben niet meer vrijheden dan andere gedetineerden.
Vraag (67):
Kunt u aangeven welk percentage van tbs-patiënten een migratieachtergrond heeft? Kunt
u dit uitsplitsen per achtergrond? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er vindt binnen DJI geen registratie naar migratieachtergrond plaats. Om die reden
kan geen antwoord worden gegeven op uw vraag.
Vraag (68):
Kunt u aangeven welke kosten er door DJI gemaakt worden ten behoeve van verduurzaming?
Antwoord:
De kosten voor verduurzaming binnen DJI zijn voor een groot deel gerelateerd aan huisvesting.
De verduurzamingsplannen voor de gebouwen van DJI zijn verwerkt in de portefeuilleaanpak
van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Het is lastig om de precieze kosten voor deze
verduurzamingsmaatregelen te identificeren, daar verduurzaming van de organisatie
vraagt om een integrale benadering. Zo kan het vervangen van een installatie bij einde
levensduur in een gevangenis een flinke bijdrage leveren aan het verminderen van het
energieverbruik. Dat zijn echter niet specifiek kosten voor de verduurzaming.
Vraag (69):
Kunt u de personeelstekorten per penitentiaire inrichting schetsen?
Antwoord:
Dat laat zich lastig duiden. We zien over 2024 een hogere instroom dan uitstroom en
wordt er hard gewerkt om die lijn door te trekken. Ondanks dit positieve beeld, knelt
het vinden van nieuw personeel als gevolg van de (regionale) krapte op de arbeidsmarkt
waar ook DJI mee te maken heeft. Dit raakt vooralsnog inrichtingen gelegen in en rondom
de randstad. Buiten de Randstad is DJI op dit moment goed in staat voldoende personeel
aan te trekken. Andere factoren van invloed op de personele bezetting en daarmee op
eventuele tekorten varieren van van maatschappelijke en demografische ontwikkelingen,
continuïteit van de mate van succes bij werving, ontwikkelingen in de strafrecht-
en executieketen tot persoonlijke situaties van medewerkers.
Vraag (70):
Hoeveel is er in 2024 ten opzichte van 2022 en 2021 extra uitgegeven aan de versterking
van de strafrechtketen?
Antwoord:
Ten opzichte van de begroting 2021 was 1,5 miljard meer beschikbaar en ten opzichte
van de begroting 2022 was 398 miljoen meer beschikbaar in 2024. In de tabel in de
bijlage wordt een beeld gegeven van de versterking van de strafrechtketen in de periode
2021–2022–2024 (bedragen * € 1 mln.). Belangrijk om op te merken is dat het een weergave
op hoofdlijnen is, omdat organisaties als de politie, de Rechtspraak en de Raad voor
rechtsbijstand ook andere taken verrichten naast werkzaamheden voor de strafrechtketen.
In de rechter kolom is aangegeven indien de gepresenteerde reeks niet volledig ten
bate van de strafrechtketen is. Zo zijn binnen de Ondermijningsmiddelen, zowel bij
begroting 2021 als bij begroting 2022 ook middelen beschikbaar gesteld voor «bewaken
en beveiligen». Dit zijn strikt genomen geen middelen ten behoeve van de (werking
van de) strafrechtketen.
Ook de middelen ten behoeve van de rechtspraak en de rechtsbijstand zijn zeker niet
volledig ten bate van de strafrechtketen. De middelen voor de rechtspraak en de rechtsbijstand
zijn immers voor een groot deel ook ten behoeve van de civiele- en bestuursrechtelijke
keten (inclusief asiel). Dit geldt tevens voor de politie, die een belangrijke taak
heeft in het veiligheidsdomein en de openbare-orde handhaving.
Ten slotte moet worden opgemerkt dat de sterke stijging van 2021 naar 2022 in de praktijk
nog niet volledig kon worden gerealiseerd, vanwege de arbeidsmarktproblematiek en
het absorptievermogen van de organisaties. Een deel van de middelen, zoals de Ondermijningsmiddelen
en de middelen ten behoeve van de Modernisering van het wetboek van strafvordering
zijn via kasschuiven over meerdere jaren verspreid of zijn in enig jaar (deels) als
onderuitputting teruggevloeid in de Staatskas. De middelen voor modernisering Wetboek
van Strafvordering zijn incidenteel toegekend. Voor 2025 en verder is in totaal nog
150 mln. beschikbaar.
Vraag (71):
Wanneer wordt de tweede aanvullingswet voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering
in consultatie gegeven?
Antwoord:
De werkzaamheden ter voorbereiding van de tweede aanvullingswet zijn begonnen nadat
de twee vaststellingswetten op 1 april 2025 door de Tweede Kamer zijn aangenomen en
eerste aanvullingswet op 26 mei jl. aan de Afdeling advisering van de Raad van State
is voorgelegd. Voor de tweede aanvullingswet worden op dit moment de volgende onderwerpen
voorzien: uitvoering van enkele door de Tweede Kamer bij de behandeling van de vaststellingswetten
aangenomen moties, verwerking evaluatie Innovatiewet strafvordering, verwerking jurisprudentie
toegang tot gegevens in een smartphone, verwerking jurisprudentie functioneel verschoningsrecht
en de lichtingsbevoegdheid. Over deze onderwerpen vinden zoals gebruikelijk gesprekken
met de betrokken ketenpartners plaats (informele consultatie); deze zijn inmiddels
gestart. Het voornemen is het wetsvoorstel voor de tweede aanvullingswet in consultatie
te geven in het eerste kwartaal van 2026.
Vraag (72):
Welke inspanningen zijn er in 2024 en tot nu toe in 2025 verricht om de gevolgen voor
de rechtspraktijk van het Landeck-arrest te beperken?
Antwoord:
Het Hof van Justitie van de EU heeft in oktober 2024 het Landeck-arrest gewezen, als
gevolg waarvan de officier van justitie voor de toegang tot gegevens in een digitale-gegevensdrager
of geautomatiseerd werk – indien deze toegang het risico inhoudt op een ernstige of
zeer ernstige inmenging in de grondrechten van de betrokkene, hetgeen veelal het geval
zal zijn – een machtiging van de rechter-commissaris behoeft. In maart 2025 heeft
de Hoge Raad naar aanleiding van het Landeck-arrest zijn eigen rechtspraak over het
onderzoek aan (in beslag genomen) elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde
werken bijgesteld (HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:409, r.o. 5.1.1–5.2.4). Deze
jurisprudentie van eind 2024 en begin 2025 heeft met name gevolgen voor het OM en
de Rechtspraak. De officier van justitie moet een machtiging vorderen bij de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris zal op die vordering moeten beslissen.
Bij het OM en de Rechtspraak zijn, naar aanleiding van Landeck, modellen ontwikkeld
voor de vorderingen en machtigingen, en zijn werkprocessen ingericht om de aanvragen
en beslissingen gestructureerd te behandelen.
De hierboven genoemde rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU wordt overigens
door middel van de tweede aanvullingswet in het nieuwe Wetboek van Strafvordering
gecodificeerd. De gesprekken daarover met de ketenpartners zijn gestart (zie ook vraag
71). De ketenpartners werken echter al conform Landeck. Het betreft immers het nu
geldende recht.
Vraag (73):
Wat zal naar verwachting de looptijd van het visietraject naar de toekomst van de
sociaal advocatuur zijn?
Antwoord:
In de brief die door de Staatssecretaris Rechtsbescherming voor het zomerreces is
toegezegd, zullen de pijlers geschetst worden die onderdeel zullen gaan uitmaken van
de visie. Beoogd wordt om na de zomer de visie te kunnen presenteren, inclusief de
daaraan gekoppelde concrete doelen en de uitwerking van de maatregelen die tot die
doelen moeten leiden. Daarnaast zullen de reeds ingezette maatregelen op bijvoorbeeld
het gebied van het onderwijs zoals genoemd in de brief van 20 april 2023 (Kamerstukken
2022–2023, 31 753, nr. 269) en de brief van 27 maart 2025 (Kamerstukken II, 2024–2025, 31 753, nr. 294) ook betrokken worden bij de visievorming.
Vraag (74):
Waarom heeft het uitbreiden van de categorie slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven
die een beroep kan doen op de ongemaximeerde voorschotregeling, vertraging opgelopen
en per wanneer is dit nu ingevoerd?
Antwoord:
De juridische uitwerking welke geweldsdelicten onder de ongemaximeerde voorschotregeling
zullen vallen, was complex en kostte meer tijd dan voorzien. Eind 2025 zal de concept-
AMvB hiervoor gereed zijn en in consultatie worden gegeven.
Vraag (75):
Welke gemeenten ontvingen in 2024 middelen vanuit het programma «Preventie met Gezag»
en kan een uitsplitsing worden gemaakt per gemeente en hoeveel gemeenten zijn hier
in 2025 nog aan toegevoegd?
Antwoord:
Vanuit Preventie met Gezag ontvangen 27 gemeenten structureel middelen voor de lokale
aanpak. In 2024 zijn er 20 gemeenten toegevoegd. Deze 20 gemeenten ontvangen tot medio
2027 incidentele ondersteuning. In tde bijlage zijn de betreffende gemeenten opgenomen,
inclusief het toegekende bedrag per gemeente. Er zijn geen gemeenten aan het programma
Preventie met Gezag toegevoegd in 2025.
Vraag (76):
Wanneer is het onderzoek naar de modus operandi van onlineronselaars afgerond?
Antwoord:
Vanuit het Programma Preventie met Gezag is het verzoek neergelegd bij SPINE om een
onderzoek uit te voeren naar de modus operandi van online ronselaars. Dit onderzoek
wordt afgerond in de zomer van 2027. Het betreft een cyclisch onderzoek waarbij elk
half jaar een factsheet, dan wel een quickscan, met trends en handelsperspectieven
wordt opgeleverd voor de de beleidsmakers en uitvoerende partijen, zoals gemeenten,
de jongerenwerkers, RIEC’s, hulpverlening en opsporingsorganisaties om gerichte interventies
te ontwikkelen en in te zetten. Met een cyclisch onderzoek is de veronderstelling
dat we makkelijker kunnen bijsturen en aan sluiten op de snel veranderde online wereld
en modus operandi van de online ronselaars.
Vraag (77):
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de Rijksbrede risico-inventarisatie
die is gestart om corruptie beter in kaart te brengen en op welke termijn wordt verwacht
dat de Rijksbrede aanpak van corruptie met de Kamer kan worden gedeeld?
Antwoord:
Het ministerie heeft verkennende gesprekken met meer dan 160 personen binnen en buiten
de overheid gevoerd over de vraag hoe het nationale anti-corruptiebeleid kan worden
versterkt. Deze gesprekken zijn afgerond. Op basis van onder meer deze verkennende
gesprekken zijn de contouren voor een rijksbrede aanpak van corruptie opgesteld, die
samenhangt met het bestaande integriteitsbeleid. MJenV zal deze contouren samen met
MBZK en SBZK zo spoedig mogelijk met uw Kamer delen.
Vraag (78):
Hoeveel is er in 2024 extra geïnvesteerd in de Platforms veilig ondernemen?
Antwoord:
In 2024 zijn aan de PVO’s reguliere middelen toegekend van in totaal € 11.400.000,–.
Bovenop de structurele reeks is het bedrag in 2024 verhoogd met € 599.000,– loon-
en prijsbijstelling. Daarnaast is de subsidie voor 2024 eenmalig verhoogd met € 500.000,–.
Hiervoor is extra capaciteit aangetrokken voor het realiseren van de opgaven van de
PVO’s.
Vraag (79):
In welke zin is het Landelijk kwaliteitskader Effectieve Jeugdinterventies voor Preventie
«niet vrijblijvend» en klopt het dat het Rijk voornemens is interventies die worden
bekostigd vanuit Preventie met Gezag en niet voldoen aan het kwaliteitskader, (deels)
terug te vorderen?
Antwoord:
In het kader van de aanpak van jeugdcriminaliteit, worden interventies veelal ingezet
op kinderen, jongeren, jongvolwassenen en hun gezinnen die zich over het algemeen
op dat moment in een kwetsbare positie bevinden. Die positie benadrukt dat de adviezen
in het Landelijk Kwaliteitskader op zichzelf niet vrijblijvend zijn: interventies
dienen integer en zorgvuldig ingezet te worden. Daarnaast moeten we doelmatig omgaan
met de beperkte middelen die er zijn; dat geldt lokaal, regionaal en landelijk. Daarom
stimuleert mijn ministerie om bij de aanpak van jeugdcriminaliteit in te zetten op
bij voorkeur bewezen effectieve interventies en anders kansrijke interventies, gebaseerd
op uit de wetenschap bekende risico- en beschermende factoren en werkzame bestanddelen.
Hiervoor zijn rond de jaarwisseling bijvoorbeeld meerdere bijeenkomsten in het land
gefaciliteerd met bijdragen vanuit onder andere de wetenschap, de betrokken partners
in gemeenten en interventie-uitvoerders.
Preventie met Gezag in gemeenten beslaat een breed palet van (data-)analyse, onderzoek,
maatregelen en inzet van bijvoorbeeld jongerenwerk, jeugdboa’s en van gedragsinterventies.
Het gebruik van het kwaliteitskader is gericht op het laatste, daar waar interventies
direct zorgen voor het voorkomen van (herhaling van) jeugdcriminaliteit.
De interventies gefinancierd vanuit Preventie met Gezag worden door gemeenten langs
dit kwaliteitskader gelegd om interventies bij te stellen, te stoppen of om aanvullend
onderzoek te starten, zoals past bij de lerende aanpak van het programma Preventie
met Gezag. Ook in verschillende gesprekken met gemeenten is het kwaliteitskader en
de inzet door gemeenten onderdeel van het gesprek. Daar waar gemeenten voorstellen
doen die niet stroken met het kwaliteitskader wordt dit vanuit mijn ministerie afgeraden.
Het is niet aan de orde om het geld terug te vorderen, mede vanwege de eerder door
gemeenten afgesloten lokale contracten, gemaakte afspraken met partners en het verschijnen
van het kwaliteitskader in juni 2024.
Bij de beoordeling van de plannen van de 20 gemeenten met incidentele middelen is
rekening gehouden met het kwaliteitskader en op basis van nader overleg met gemeenten
zijn enkele van de plannen bijgesteld. Bij de nieuwe aanvraagronde voor de 27 gemeenten
met de domeinoverstijgende aanpak wordt gemeenten gevraagd rekening te houden met
het Landelijk Kwaliteitskader. Bij de keuze voor gedragsinterventies die direct jeugdcriminaliteit
voorkomen, wordt verwacht dat de gemeenten zoveel mogelijk kiezen voor bewezen effectieve
interventies. Indien die niet beschikbaar zijn, wordt gevraagd in te zetten op kansrijke
interventies op basis van wetenschappelijke inzichten. Indien er geen kansrijke of
bewezen effectieve interventies zijn, is er ruimte voor innovatie passend binnen de
denkwijze van het kwaliteitskader en wordt gevraagd de wetenschap bij de ontwikkeling
te betrekken.
Vraag (80):
Wie controleert of is voldaan aan het landelijk kwaliteitskader en wat gebeurt er
in contact met gemeenten als blijkt dat gemeenten die deelnemen aan Preventie met
Gezag, hier niet aan voldoen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 79.
Vraag (81):
Hoeveel beklagzaken vinden er plaats op jaarbasis van gedetineerden in de Extra Beveiligde
Inrichting (EBI)? Hoeveel is dit ongeveer per EBI-gedetineerde en welke inspanningen
worden gepleegd om het aantal evidente niet-ontvankelijke beklagzaken naar beneden
te krijgen?
Antwoord:
Gedetineerden hebben op grond van de wet het recht om tegen beslissingen van de vestigingsdirecteur
een klacht in te dienen. Een onafhankelijk toezichthoudend orgaan, de Commissie van
Toezicht (CvT) handelt de beklagzaken af. Elk jaar stelt de CvT een jaarverslag op
over haar werkzaamheden. De leden van de CvT bezoeken ook als maandcommisaris de inrichting
om verzoekbriefjes met grieven en vragen af te handelen.
In het jaarverslag van de CvT van de PI Vught wordt het totale aantal klachten voor
de PI Vught gegeven. Het totaal aantal klachten is in 2024 afgenomen t.o.v. 2023.
Het jaarverslag bevat geen overzicht van de aantallen klachten gespecificeerd naar
de EBI. Op het exacte aantal daar ingediende klachten heb ik geen zicht. De CvT geeft
aan met regelmaat de EBI te bezoeken in het kader van haar toezichthoudende taak.
Vraag (82):
Wat is er in 2024 gedaan om de capaciteitsproblemen in het gevangeniswezen aan te
pakken?
Antwoord:
Er zijn in 2024 verschillende maatregelen getroffen om de capaciteitsproblematiek
in het gevangeniswezen aan te pakken:
• Arrestantenmaatregel;
• Incidenteel drie dagen vervroegd heenzenden op vrijdag;
• De verruiming van de termijn voor plaatsing op de beperkt beveiligde afdeling (BBA);
• Capaciteitsverlof onder elektronisch toezicht (op 31 december 2024 beëindigd);
• Inzet van beperkt beveiligde locaties voor kortgestrafte zelfmelders;
• Door voortdurende inspanningen van de Taskforce van de Dienst Justitiële Inrichtingen
(DJI) wordt het oorspronkelijke tekort van 330 plekken als gevolg van personeelstekorten
steeds verder teruggebracht;
• Het hanteren van een hogere bezettingsgraad (gemiddeld 99% in plaats van de norm van
gemiddeld 95,1%);
• Diverse pilots zijn in uitvoering of worden gestart, zoals het minder aanbieden van
arbeid in het Huis van Bewaring om personeel vrij te spelen en een pilot met tablets
op cel. Hierdoor kunnen sommige afdelingen open blijven;
• Drie dagen eerder heenzenden op alle dagen van de week.
• Zelfmeldstop (sinds 6 december 2023);
In de voortgangsrapportages capaciteit DJI die ik periodiek naar uw Kamer stuur, geef
ik per brief een overzicht van de maatregelen die in gang zijn gezet.
Vraag (83):
Klopt het dat er sinds eind 2023 een capaciteitstekort in de gevangenissen is? Wanneer
werd duidelijk dat het probleem in 2024 en 2025 in deze mate zou verergeren? Kan hier
een tijdlijn voor aangeleverd worden?
Antwoord:
Ja, er is sinds het najaar van 2023 een capaciteitstekort in de gevangenissen. In
oktober 2023 is de Kamer geïnformeerd over de capaciteitsdruk bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen (DJI) en daarbij is aangegeven dat er een reële kans bestond dat op korte
termijn een tekort aan beschikbare capaciteit ontstond in de huizen van bewaring,
de reguliere gevangenissen en de afdelingen voor arrestanten. Op dat moment was er
voldoende fysieke celcapaciteit, maar door een tekort aan personeel kon deze niet
volledig worden ingezet. In juni 2024 is de Kamer geïnformeerd over de stijgende bezetting,
mede door het toegenomen verblijf van jeugdigen en tbs-passanten in het gevangeniswezen.
In december 2024 is de Kamer geïnformeerd over dat er naast een tekort aan personeel,
ook een tekort aan cellen is mede vanwege de hiervoor genoemde redenen. Het tekort
is nog groter vanwege geplande noodzakelijke renovaties.
Het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) raamt jaarlijks de benodigde capaciteitsplaatsen
voor de komende 5 jaar. DJI maakt ook eigen ramingen. Het PMJ gepubliceerd op 11 juni
2024 liet zien dat de behoefte naar celcapaciteit in de toekomst verder toeneemt.
Het meeste recente PMJ, van d.d. 19 mei 2025, laat zien dat er fors meer capaciteitsplaatsen
nodig zijn de komende jaren. Er is sprake van een bepaalde onzekerheid bij de ramingen
waardoor de realiteit kan afwijken. DJI bekijkt en raamt de ontwikkelingen in de benodigde
capaciteit voortdurend. De benodigde capaciteit is namelijk ook afhankelijk van de
(nood)maatregelen die worden genomen.
Vraag (84):
Wanneer ontvangt de Kamer een nieuwe stand van zaken met betrekking tot het nieuwe
stelsel Bewaken en Beveiligen?
Antwoord:
Het streven is om de Kamer voor het zomerreces te informeren over het vernieuwde stelsel
via de halfjaarlijkse voortgangsbrief Bewaken en Beveiligen.
Vraag (85):
Welke afspraken zijn er gemaakt over verdere evaluaties van de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) nadat er jarenlang onenigheid was tussen u en de AP over de vraag wie de evaluatie
naar de AP mag uitzetten? In welke andere EU-lidstaten wordt het standpunt van de
AP hierover gedeeld?
Antwoord:
Er wordt op dit moment nog gesproken met de AP over de recent afgeronde evaluatie.
Binnen die context wordt ook gekeken naar toekomstige evaluaties en het opdrachtgeverschap,
waarover ik u nader informeer. Ik ben niet bekend met de positie van andere EU-lidstaten
ten aanzien van de evaluatie.
Vraag (86):
Welke inspanningen zijn verricht om in het jaarverslag 2024 meer inzicht te geven
in de begroting van de politie, zoals door de Kamer is verzocht?
Antwoord:
In het JenV-jaarverslag 2024 wordt inzicht gegeven in de besteding van de bijdragen
aan politie naar een aantal kostencategorieën waaronder personeel, huisvesting, vervoer
en informatievoorziening. Ook is een tabel opgenomen met de gerealiseerde bezetting
van de operationele en niet-operationele sterkte ten opzichte van de raming in de
ontwerpbegroting. Aanvullend hierop is in de Jaarverantwoording Politie 2024 informatie
opgenomen over de ontwikkeling van de formatie en over de gerealiseerde bezetting
over de organisatieonderdelen van de politie. Zoals toegezegd zal in de JenV-begroting
2026 een overzicht van de bezetting naar acht werksoorten (GGP, opsporing, intake
& service en meldkamer, informatiefunctie, beveiliging, leiding, overige operationele
functies en aspiranten) worden opgenomen. Hiermee wordt uw Kamer in staat gesteld
om een beter oordeel te vormen over de personele component van de politiebegroting.
Vraag (87):
Wanneer wordt de Kamer nader geïnformeerd over een herziening van de Wet politiegegevens
en/of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens?
Antwoord:
Een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens zal in (internet)consultatie worden gegeven zodra de aan
de Tweede Kamer toegezegde ultieme poging is afgerond om de opties in kaart te brengen
voor een verlenging van de bewaartermijn van bepaalde politiegegevens met het oog
op het oplossen van cold cases. Over de uitkomsten van deze ultieme poging wordt de
Kamer voor het zomerreces geïnformeerd
Vraag (88):
Kan de regering toelichten wat de kosten, 11 miljoen euro, voor de politie inhielden
in verband met de NAVO-top?
Antwoord:
De middelen zijn als bijzondere bijdrage aan de politie ter beschikking gesteld en
besteed op basis van het vastgestelde bestedingsplan aan eerste aanloopkosten in 2024
zoals de projectorganisatie en werkzaamheden in het kader van opleiding, oefenen en
beveiliging. Zoals in de jaarverantwoording van politie is verantwoord, is een beperkt
deel (0,4 mln euro) in 2024 tot besteding gekomen. De politie is in 2024 daarnaast
verplichtingen aangegaan voor onder andere overnachtingen en opleidingen. Het restant
van de bijzondere bijdrage blijft in 2025 beschikbaar voor uitgaven in het kader van
de NAVO-top.
Vraag (89):
Kan er een toelichting gegeven worden op de niet-operationele bezetting?
Antwoord:
Op 31 december 2024 was de formatie van de niet-operationele sterkte 11.946 fte. De
bezetting was 13.278 fte. De overbezetting komt eind 2024 uit op 1.332 fte, waarbij
een deel hiervan (ca. 440 fte) te maken heeft met de Landelijke Meldkamer Samenwerking
(LMS). De LMS heeft een afwijkende administratieve inrichtingsvorm, hetgeen afwijkingen
tussen formatie en bezetting veroorzaakt.
Vraag (90):
Hoe kunnen de kosten voor huisvesting tegenvallen terwijl er juist politiebureaus
gesloten worden?
Antwoord:
Bij de kosten voor huisvesting is sprake van een sterke stijging van energielasten,
hogere bouw- en onderhoudskosten als gevolg van schaarste aan personeel en materialen
en hogere kosten om te kunnen voldoen aan de wettelijke duurzaamheidseisen.
Vraag (91):
Waar komen de extra middelen voor het Juridisch Loket vandaan?
Antwoord:
De extra middelen in 2024 kwamen vanuit het programmabudget Stelselvernieuwing Rechtsbijstand,
welke geplaatst was binnen het budget Toevoegingen rechtsbijstand.
Vraag (92):
Kunt u toelichten waarom ons land geen ondersteuning vanuit het EU-fonds nodig heeft
als het gaat om de toegang tot het recht?
Antwoord:
Op het moment dat er een uitvraag komt voor het indienen van voorstellen die gefinancierd
kunnen worden uit een EU-fonds, wordt beoordeeld of hieraan wordt deelgenomen. In
2024 is met financiering van het Technical Support Instrument van de Europese Unie
een Europees meerlandenproject voorbereid en van start gegaan waarin Nederland (JenV)
– samen met Ierland, Italië en Malta – ondersteund wordt in de versterking van de
toegang tot het recht en met name de mensgerichte benadering daarvan.
Vraag (93):
Hoe groot was in 2024 het financieringstekort bij het Juridisch Loket? Hoe loopt dit
tekort de komende jaren naar verwachting op?
Antwoord:
Er was in 2024 geen financieringstekort, als gevolg van de toevoeging van 14 mln.
euro vanuit het programmabudget stelselvernieuwing rechtsbijstand. Momenteel wordt
het bekostigingsmodel van het Juridisch Loket onderzocht. Hieruit zal o.a. blijken
welke maatregelen genomen dienen te worden om activiteiten zo uit te voeren dat deze
passen binnen het meerjarig beschikbare budget.
Vraag (94):
In hoeverre sluit het visietraject over de sociale advocatuur aan bij de aanbevelingen
die zijn gedaan in het rapport van de commissie-Van der Meer II?
Antwoord:
De aanbevelingen van de Commissie-Van der Meer II, voorzover die zien op de lange
termijn en toekomstbestendigheid, zullen worden meegenomen in het visietraject.
Vraag (95):
Kunt u toelichten waarom er zo'n groot verschil is bij «32.3 Caribisch Nederland (BES)»
tussen de vastgestelde begroting en de realisatie?
Antwoord:
Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie bij «32.3 Caribisch
Nederland (BES)» is het gevolg van een technische aangelegenheid. In 2024 zijn de
verschillende BES-budgetten van DGRR gecentraliseerd naar 32.3 Caribisch Nederland
(BES). Als gevolg hiervan is alle realisatie op deze budgetcode geregistreerd in 2024,
terwijl in de ontwerpbegroting 2024 het budget er nog niet stond. Als hiervoor wordt
gecorrigeerd, is het verschil tussen budget en realisatie gering.
Vraag (96):
Hoe groot was de toename van het aantal mensen dat in 2024 bij de Stichting Geschillencommissies
voor Consumentenzaken aanklopte? Hoe groot is het verschil met de vijf jaren daarvoor?
Antwoord:
In 2024 hebben 13.582 mensen zich gewend tot de Geschillencommissie. Hierij ging het
in 6819 zaken om aanmeldingen bij de Geschillencommissies en in 6763 zaken om aanmedingen
bij de klachtenloketten.Ten opzichte van 2023 betreft dit een toename van 528 zaken.
In 2023 hebben zich 13.054 gemeld (7551 aanmeldingen bij de geschillencommissies en
5503 bij de klachtenloketten).
De vijf jaren ervoor, van 2019 tot en met 2024, laten een structurele toename zien
van het aantal klachten en geschillen van 6.400 (2019) naar 13.582 (2024).
In de tabel in de bijlage wordt het verloop van de ontvangen klacht- en geschilmeldingen
over de afgelopen jaren in beeld gebracht: de totale klacht- en geschilmeldingen en
uitgesplitst naar klachtenloketten en geschillencommissies.
In alle domeinen is het volume qua aantal klachten en geschillen in de afgelopen jaren
behoorlijk gestegen.
Vraag (97):
Hoe groot is de «sterke groei» van het aantal contacten met rechtszoekenden van het
Juridisch Loket? Hoe heeft deze trend zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld?
Antwoord:
Het aantal geregistreerde contacten dat het Juridisch Loket met rechtzoekenden had
in de periode van 2019 tot en met 2024 staat in de tabel in de bijlage. Het betreft
hier telefonische contacten en contacten aan de balie of tijdens een spreekuur.
Om de cijfers goed te kunnen duiden is het belangrijk om te weten dat sinds 1 januari
2023 een belteam actief is. Dit belteam zorgt ervoor dat rechtzoekenden snel iemand
aan de lijn krijgen. Daarmee is een extra contactmoment gecreëerd en dat verklaart
(grotendeels) de grote stijging van het aantal contacten tussen 2022 en 2023. De meest
zuivere vergelijking van cijfers die gemaakt kan worden is die tussen 2023 en 2024.
In een jaar tijd is – bij een gelijkblijvende werkwijze – het totaal aantal contacten
met meer dan 30% gestegen.
Vraag (98):
Wat is de oorzaak van de beperkte doorstroming vanuit de gemeentelijke schuldhulpverlening?
Antwoord:
Gemeenten geven aan dat het doen van een aanvraag voor toelating tot de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen (Wsnp) ingewikkeld is en veel vraagt van mensen met schulden
en van de hulpverlening. Soms wordt er daarom nog een ultieme poging gedaan om het
minnelijke traject toch te laten slagen, ook al zou er al een aanvraag voor de Wsnp
ingediend kunnen worden. Dit zorgt ervoor dat iemand soms onnodig lang binnen het
minnelijke traject blijft hangen, terwijl de route van de Wsnp niet wordt bewandeld.
Mensen met schulden geven soms aan dat zij de toelatingseisen voor de Wsnp als streng
ervaren en/of niet goed weten wat de Wsnp inhoudt. Aan de andere kant constateren
rechters dat verzoekschriften niet altijd aan de vereisten voldoen. Het op orde brengen
van het dossier kost alle betrokken professionals extra tijd en zorgt ervoor dat de
betrokkene zelf langer in onzekerheid zit.
Om de doorstroom naar de Wsnp te verbeteren wordt momenteel gewerkt aan de Wet schuldregelen.
Dit wetsvoorstel beoogt door middel van maximale termijnen in het minnelijke traject
een doorgeleiding naar een dwangakkoord of een Wsnp te bespoedigen indien een minnelijke
regeling niet tot stand komt.
Vraag (99):
In hoeverre hebben de lagere gerealiseerde uitgaven op het onderdeel toevoegingen
rechtsbijstand van € 27 miljoen te maken met de gestokte doorstroom in de strafrechtketen?
Wordt hier rekening mee gehouden in de ramingen voor de jaren hierna?
Antwoord:
Er is geen meetbaar verband tussen de doorstroom in de strafrechtketen en de lagere
gerealiseerde uitgaven op het onderdeel toevoegingen. In de ramingen van het Prognosemodel
Justitiële Ketens wordt rekening gehouden met samenhangen tussen de ontwikkelingen
in criminaliteit en het beroep op rechtshulp (toevoegingen rechtsbijstand) en de ontwikkelingen
in de rest van de justitiële ketens.
Vraag (100):
Kunt u toelichten waarom de eerste ervaringen met de Wet seksuele misdrijven positief
zijn? Wat zijn de delicten met uitgesproken vonnissen waarop gebaseerd wordt dat het
positief is?
Antwoord:
Allereerst is het implementatietraject van de Wet seksuele misdrijven succesvol en
tijdig verlopen. De organisaties in de strafrechtketen waren op 1 juli 2024 klaar
voor de uitvoering van deze wet en de overgang naar de nieuwe wet is zonder problemen
verlopen. Verder blijkt uit de rapportage van het effectonderzoek naar de landelijke
publiekscampagne over de invoering van de wet, die op 1 juli 2024 is gestart is, dat
deze goed is ontvangen.12 Daarnaast zijn de eerste veroordelingen onder deze wet uitgesproken, onder meer naar
aanleiding van de nieuwe strafbaarstelling van seksuele intimidatie in het openbaar,
het seksueel benaderen van kinderen (sexchatting) en de schuld- en opzetvarianten
van aanranding en verkrachting.
Vraag (101):
Waar komt het bedrag van € 19,5 miljoen vandaan dat is toegevoegd aan de begroting
2024?
Antwoord:
Ten opzichte van de begroting van 2024 is een bedrag van 19,5 miljoen toegevoegd:
• Een bedrag van 7 miljoen daarvan is bestemd voor de aanpak ondermijning met als einddoel
een duurzaam, robuust, hybride en forensische stelsel voor een breed spectrum aan
forensisch onderzoek. Daarmee wordt een belangrijk bijdrage geleverd aan de versterking
van de bestrijding van georganiseerde ondermijnede criminaliteit door uitbreiding
van en door nieuwe specifieke capaciteit in producten en diensten.
• Voor jaarlijkse loon en prijsbijstelling is een bedrag van 6,9 miljoen toegevoegd.
• Daarnaast is er voor het traject Justicelink een bedrag van 3,8 miljoen toegevoegd.
JusticeLink is een gegevensinfrastructuur voor het WODC en NFI die gefedereerde data-analyse
mogelijk moet maken. Met JusticeLink wordt het mogelijk om veilig en efficiënt gevoelige
gegevens te delen en te analyseren.
• Het resterende bedrag van 1,4 miljoen bestaat uit een aantal kleine posten die voor
het merendeel te maken hebben met IV uitgaven.
Vraag (102):
Waar wordt de € 2 miljoen voor het Programma Modernisering Identiteitsvaststelling
voor gebruikt?
Antwoord:
Het bedrag van 2 miljoen voor het programma modernisering identiteitsbehandeling en
vindbaarheid (PMIV) wordt niet herkend. Er is 27 mln. beschikbaar voor PMIV. Dit heeft
als doel een aantal knelpunten rond de identiteitsvaststelling in de strafrechtketen
aan te pakken, zoals het verbeteren van de werkprocessen; het vernieuwen van verouderde
ICT en het voorkomen van een verkeerde tenaamstelling van vonnissen.
Vraag (103):
Hoe hoog zijn de kosten die gemaakt worden voor de huur van een bijzondere zittingslocatie
op Justitieel Complex Schiphol?
Antwoord:
De kosten die het OM kwijt was aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de zittingslocatie
van het Justitieel Complex Schiphol bedroegen in 2024 € 888.531,75.
Vraag (104):
Kan er een specificatie gegeven worden van de hoeveelheid boetes die wordt uitgedeeld
waarvoor een hoger boetebedrag geldt?
Antwoord:
Het totaal aantal overtredingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften (Wahv), de zogenoemde Mulder-boetes, kwam uit op 7.913.692.
In 2023 werden bijna 8,5 miljoen Wahv-beschikkingen uitgeschreven (8.463.917).
De meeste overtredingen worden geconstateerd op snelheid: in 2024 bijna 6 miljoen
(5.969.817, in 2023 waren dit 6.546.450). Parkeerovertredingen (2024: 465.819, in
2023: 473.539), het rijden door rood licht (2024: 214.962, 2023: 233.512), en handheld
telefoongebruik (2024: 165.408, in 2023: 198.841) zijn eveneens grote groepen. In
2025 wordt de handhaving op het vasthouden van een telefoon geïntensiveerd met de
focusflitsers van het OM.
De stijging van zaken waarin het gaat om een inrijverbod was het hele jaar al zichtbaar.
Het gaat hierbij met name om overtredingen van het verkeersbord C12 dat vaak gebruikt
wordt om inrijverboden van een autoluwe binnenstad of milieuzone aan te geven. Het
aantal overtredingen steeg van zo’n 147 duizend naar bijna 300 duizend.
De daling van het aantal geconstateerde overtredingen is zoals politie en openbaar
ministerie al eerder bekendmaakten, deels toe te schrijven aan het feit dat de vaste
flitspalen worden vervangen waardoor ze tijdelijk uit staan. Ook zijn twee trajectcontrolesystemen
blijvend uitgezet. Op sommige locaties zijn duizenden beschikkingen meer uitgeschreven,
zoals bijvoorbeeld in Amsterdam waar op veel plaatsen nog maar 30 km/u gereden mag
worden. Ook heeft de handhaving bij werkzaamheden op de snelweg tot een forse instroom
aan zaken geleid.
Daarnaast nam het aantal beschikkingen na staande houdingen door de politie af. Dat
kwam onder andere door een verschuiving binnen de werkzaamheden naar zwaardere delicten
binnen de handhaving van de verkeersveiligheid (bijvoorbeeld alcoholcontroles, fatbikes),
en bijvoorbeeld grootschalige inzet van politie en cao-acties door politiemensen.
De tabel in de bijlage geeft de opgelegde verkeersboetes weer uit 2024. Hieruit blijkt
een gemiddelde boeteopbrengst van € 110. Bij de raming voor de begroting 2024 was
uitgegaan van een gemiddeld boetebedrag van € 100. Vanwege de tijdsduur tussen opgelegde
boetes en de uiteindelijke betaling, wijken de cijfers af van de realisatie op de
JenV-begroting.
De informatie in dit antwoord is door het CJIB openbaar gemaakt bij de verschijning
van het Jaarbericht CJIB13.
Vraag (105):
Is de realisatie van de ontwerpbegroting structureel lager?
Antwoord:
Ja. Bij de laatste Begrotingsbehandeling (2025) heeft MJenV schriftelijk aangekondigd
dat bij de voorjaarsnotabesluitvorming herijking plaats vindt van de ramingen in de
JenV-begroting. In de Voorjaarsnotabesluitvorming is besloten de raming nu niet neerwaarts
bij te stellen, wetende dat deze per jaar sterk kunnen verschillen doordat deze mede
afhankelijk zijn van een klein aantal grote schikkingen. De realisaties zijn de afgelopen
jaren lager geweest dan geraamd, vooral vanwege het ontbreken van grote schikkingen.
Vraag (106):
Welke andere bestemming is er gevonden binnen de begroting voor actuele problematiek?
Antwoord:
Bij najaarsnota zijn de middelen die binnen JenV onderdelen niet in het betreffende
kasjaar geboekt konden worden, ingebracht in het algemene beeld van JenV. Op dat moment
kunnen de middelen van Slachtofferbeleid, die hier in het jaarverslag benoemd worden,
besteed worden aan tegenvallers in de JenV begroting, of meegenomen naar een volgend
jaar middels de Eindejaarsmarge. Omdat de middelen in het algemene beeld samengevoegd
zijn is niet direct te zeggen aan welke bestemming deze middelen specifiek gekregen
hebben. Wel is de lijst met tegenvallers die in het jaarverslag genoemd is gedekt
met onder andere de middelen van slachtofferbeleid.
Vraag (107):
Kan er een specificatie gegeven worden van de kosten voor de vorming van de voorziening
dwangsommen?
Antwoord:
Op basis van de ingediende ingebrekestelling (IGS) en beroep niet tijdig beslissen
(BNTB) is het financieel risico dwangsommen per eind 2024 gewaardeerd. Het betreft
hier de voorziening met betrekking tot het risico van dwangsommen in de toekomst.
In 2024 is ca. 37 mln. aan de voorziening onttrokken, voor de betalingen van de dwangsommen,
en is ca. 88 mln. aan de voorziening gedoteerd met betrekking tot het risico van toekomstige
dwangsommen. De stand van de voorziening per 31 december 2024 bedraagt ca. 76 mln.
Vraag (108):
Wat is de stand van zaken van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties?
Antwoord:
Vanwege het vervallen van het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 op de Wet deregulering
beoordeling arbeidsrelaties (DBA) zal JenV compliant moeten zijn aan deze wet. Door
de organisatie wordt er hard gewerkt schijnzelfstandigheid terug te dringen. Er worden
daarbij goede stappen gezet, maar JenV is nog niet volledig compliant. Met name voor
IT-gedreven onderdelen van JenV is de uitdaging extra groot omdat hier meer dan gemiddeld
inhuur van zzp’ers nodig is gezien de krappe arbeidsmarkt.
Vraag (109):
Hoeveel schijnzelfstandigen zijn er nog en hoe wordt dit afgebouwd? Welk afwegingskader
wordt toegepast?
Antwoord:
Elke inhuurrelatie binnen JenV wordt getoetst aan de hand van een checklist schijnzelfstandigheid.
Hierbij worden verschillende aspecten die wel of niet wijzen op mogelijke schijnzelfstandigheid
gewogen. De grootste inhuur bij JenV vindt via brokers plaats. Als alleen naar de
directe inhuur van zzp’ers wordt gekeken werden er op 1 januari 2025 16 schijnzelfstandigen
bij JenV ingehuurd. Er wordt hard gewerkt dat aantal terug te dringen.
Vraag (110):
Wat is de gemiddelde gerealiseerde capaciteit?
Antwoord:
In 2024 beschikten de inrichtingen van het gevangeniswezen over gemiddeld 10.379 operationele
plaatsen en de inrichtingen voor vreemdelingenbewaring over gemiddeld 489 operationele
plaatsen. Door plaatsgebrek in tbs-klinieken en justitiële jeugdinrichtingen verbleven
vorig jaar gemiddeld 176 tbs-passanten en 42 jeugdigen in penitentiaire inrichtingen.
Vraag (111):
Kan er een specificatie gegeven worden van € 1,5 miljoen uit verkoop/verhuur van voormalige
DJI-panden?
Antwoord:
Dit betreft een verrekening van het RVB over panden die medio 2014 door DJI zijn afgestoten,
en bestaat uit verhuuropbrengsten van de locaties Maastricht (ad. € 1,2 mln.) en de
eindafrekening van de locatie Oldenkotte.
Naast deze opbrengsten worden door het Rijksvastgoedbedrijf ook kosten in rekening
gebracht voor de instandhouding van panden die door DJI in het verleden zijn afgestoten
maar die nog niet zijn verkocht. Wanneer de opbrengsten en kosten tegen elkaar worden
afgezet zou er voor voor DJI over 2024 een klein negatief resultaat ontstaan.
Akkoord MT lid: DG DJI
Akkoord Directeur:
Vraag (112):
Kunnen er aantallen gegeven worden van de oplopende te betalen vergoedingen aan tbs-gestelden
die langer dan vier maanden in een Gevangeniswezen-inrichting verblijven?
Antwoord:
Wanneer tbs-pasanten langer dan vier maanden moeten wachten in het gevangeniswezen
alvorens zij worden opgenomen in een tbs kliniek hebben zij recht op een vergoeding
omdat de door de rechter opgelegde tbs-behandeling niet tijdig kan aanvangen.
De plaatsingstermijn van vier maanden is vastgelegd in artikel 6.3 van de Wet forensische
zorg.
Daarmee heeft de wetgever direct aansluiting gezocht bij jurisprudentie.
In de afgelopen jaren zijn per jaar de volgende bedragen uitgekeerd aan tbs-passanten:
2021: € 25.150,–
2022: € 100.300,–
2023: € 81.475,–
2024: € 356.554,–
Vraag (113):
Wat is het verloop van de € 49,5 miljoen van de voorziening van dwangsommen?
Antwoord:
In 2024 heeft de IND een specifieke bijdrage van 49,5 mln. als dekking ontvangen voor
de kosten van ca. 88 mln. die samenhangen met de uitkering voor de vorming van de
voorziening dwangsommen. Deze specifieke bijdrage is aan de voorziening gedoteerd.
In 2024 is ca. 37 mln. aan deze voorziening onttrokken, voor de betalingen van de
dwangsommen, en is in totaal ca. 88 mln. aan de voorziening gedoteerd met betrekking
tot het risico van toekomstige dwangsommen. De stand van de voorziening per 31 december
2024 bedraagt ca. 76 mln.
Vraag (114):
Welke bijzondere verlofsoorten zijn er binnen de overheid?
Antwoord:
De verschillende verlofsoorten binnen de overheid zijn in de CAO Rijk geregeld (zie
www.caorijk.nl). De verantwoordelijkheid hiervoor is belegd bij de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties.
Vraag (115):
Kan er een uitleg worden gegeven waarom de realisatie 2024 van de «doorlooptijd: %
binnen 8 weken na VTA» zo laag is?
Antwoord:
Een lagere realisatie van de doorlooptijd heeft onder meer te maken met een tekort
aan medewerkers. Als gevolg van onder meer een hoog verloop van medewerkers en het
moeilijk kunnen invullen van de beschikbare FTE’s, mede door de krappe arbeidsmarkt.
Maar ook de toenemende complexiteit van de VOG-aanvragen en de toename van het aantal
VOG-aanvragen spelen een rol. Daarnaast ontvangt screeningsautoriteit Justis niet
altijd binnen de gestelde termijnen de informatie van de ketenpartners, die nodig
is voor de beoordeling van de VOG-aanvraag, waardoor de behandeling van de VOG-aanvraag
langer duurt.
Justis zet zich in om het totaalpercentage van deze doorlooptijd te verbeteren. Justis
heeft een analyse laten uitvoeren om te bezien waar verbeteringen kunnen worden aangebracht.
Er wordt onder andere ingezet op het verbeteren van de personele bezetting door continue
werving van personeel. Tegelijkertijd vraagt het opleiden van een nieuwe medewerker
ook tijd en menskracht. Andere maatregelen die worden genomen zijn onder meer het
verbeteren van tijdige informatievoorziening door de ketenpartners van Justis en het
inzetten van medewerkers die vertraagde aanvragen monitoren en managen.
Vraag (116):
Welke inspanningen zijn er in 2024 verricht om de nieuwe Wet wapens en munitie voor
te bereiden?
Antwoord:
In 2024 is een interdepartementale projectstructuur (VWS, LVVN, OCW en JenV) onder
regie van het Ministerie van JenV opgezet voor het uitwerken van vraagstukken omtrent
de nieuwe Wet wapens en munitie.14 Conform de methodiek Beleidskompas is in 2024 een consultatie van het brede veld
van wapenverenigingen, de overheidsdiensten die betrokken zijn bij de Wet wapens en
munitie en andere stakeholders gehouden om de zienswijzen en knel- en verbeterpunten
te inventariseren. Hierbij worden de geconstateerde knelpunten uit het rapport Ringen
rond de Roos van Commissie Wet wapens en munitie betrokken.
Vraag (117):
Kan er een specificatie gegeven worden van de overhead?
Antwoord:
De overhead van Justid bestaat uit de gebruikelijke PIOFACH-processen en zaken die
niet direct of indirect aan de dienstverlening kunnen worden toegerekend. In 2024
betrof de overhead van Justid ongeveer 20%. Zoals toegelicht onder tabel 136 in het
jaarverslag is er afgelopen jaar een begin gemaakt in het beter toewijzen van deze
kosten aan de dienstverlening. De komende tijd zal Justid daar verdere scherpte in
aanbrengen. De specificatie van de kosten overhead staan in de tabel in de bijlage
Vraag (118):
Hoeveel kosten zijn er voor Justitie en Veiligheid in totaal gemaakt voor de landsadvocaat
in 2024 ten opzichte van 2022 en 2023 en welke inspanningen worden verricht om deze
kosten naar beneden te brengen?
Antwoord:
Hieronder treft u de kosten aan die in 2022, 2023 en 2024 door het Ministerie van
Justitie en Veiligheid en daaronder ressorterende organisaties aan het kantoor van
de landsadvocaat (hierna: landsadvocaat) zijn betaald. Deze bedragen betreffen honorarium
en kantoorkosten, doorbelaste verschotten (bijvoorbeeld griffierechten, proceskostenveroordelingen,
deskundigen, reiskosten, deurwaarder) en btw. Er wordt altijd kritisch gekeken naar
de kosten die gemoeid zijn met de inhuur van advocaten, maar het is niet reëel te
veronderstellen dat daar (substantieel) op kan worden bespaard. De Staat heeft immers
soms ook een advocaat nodig, bijvoorbeeld in civiele procedures waarbij vertegenwoordiging
door een advocaat verplicht is
2022: € 7,07 mln
2023: € 7,759 mln
2024: € 8,584 mln.
BIJLAGE: TABELLEN WAARNAAR IN DE ANTWOORDEN VERWEZEN WORDT
Vraag (17):
Hoeveel drugslabs zijn er in 2024 opgerold per provincie?
Bron: Nationaal Overzicht Drugslocaties Politie
Vraag (70):
Hoeveel is er in 2024 ten opzichte van 2022 en 2021 extra uitgegeven aan de versterking
van de strafrechtketen?
Vraag (75):
Welke gemeenten ontvingen in 2024 middelen vanuit het programma «Preventie met Gezag»
en kan een uitsplitsing worden gemaakt per gemeente en hoeveel gemeenten zijn hier
in 2025 nog aan toegevoegd?
Tabel 1: Overzicht van de middelen van de 27 structurele gemeenten voor het programma
Preventie met Gezag. Bedragen in miljoen euro.
gemeente
Bedrag x € mln. 2024
Amsterdam
9,8
Arnhem
2,1
Breda
1,5
Den Haag
5,0
Eindhoven
1,8
Groningen
1,7
Heerlen
1,9
Leeuwarden
1,8
Lelystad
1,6
Nieuwegein
1,6
Rotterdam
9,4
Schiedam
1,4
Tilburg
2,6
Utrecht
4,8
Zaanstad
1,5
Almere
1,6
Delft
1,0
Dordrecht
1,4
Enschede
1,6
Helmond
1,3
’s-Hertogenbosch
1,6
Maastricht
1,6
Nijmegen
1,6
Roosendaal
1,1
Sittard-Geleen
1,6
Venlo
1,4
Vlaardingen
1,1
Tabel 2: Overzicht van de middelen van de 20 incidentele gemeenten voor het programma
Preventie met Gezag. Bedragen in miljoen euro.
gemeente
Bedrag x € mln. 2024
Almelo
0,25
Bergen op Zoom
0,25
Brunssum
0,25
Den Helder
0,25
Diemen
0,25
Gouda
0,25
Haarlem
0,25
Hoorn
0,25
Kerkrade
0,25
Leiden
0,25
Middelburg
0,25
Nissewaard
0,25
Oosterhout
0,25
Rijswijk
0,25
Roermond
0,16
Venray
0,25
Vlissingen
0,25
Zoetermeer
0,25
Zutphen
0,25
Zwolle
0,25
Vraag (96):
Hoe groot was de toename van het aantal mensen dat in 2024 bij de Stichting Geschillencommissies
voor Consumentenzaken aanklopte? Hoe groot is het verschil met de vijf jaren daarvoor?
Vraag (97):
Hoe groot is de «sterke groei» van het aantal contacten met rechtszoekenden van het
Juridisch Loket? Hoe heeft deze trend zich de afgelopen vijf jaar ontwikkeld?
Vraag (104):
Kan er een specificatie gegeven worden van de hoeveelheid boetes die wordt uitgedeeld
waarvoor een hoger boetebedrag geldt?
Vraag (117):
Kan er een specificatie gegeven worden van de overhead?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier