Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 36740-XVII-2)
36 740 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024
Nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 18 juni 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal
vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over
de brief van 21 mei 2025 inzake over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek
2024 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 36 740 XVII, nr. 2).
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni
2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, A. de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
1
Herkent de regering de analyse van de Algemene Rekenkamer dat het Ministerie van Buitenlandse
Zaken geen goed zicht heeft op de aangegane verplichtingen en verstrekte voorschotten?
Welke concrete maatregelen zijn inmiddels getroffen om dit te verbeteren?
Antwoord
Het beeld dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen goed zicht heeft op de aangegane
verplichtingen en verstrekte voorschotten behoeft nuancering. De inrichting van het
financieel administratieve systeem SAP van BZ is dusdanig dat een deel van de informatie
over verplichtingen en voorschotten alleen met behulp van een ander ondersteunend
systeem (MI-BZ) inzichtelijk kan worden gemaakt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarmee
volledig zicht op de afspraken die zijn gemaakt met organisaties en inzicht in de
administratie. De tussenkomst van een ondersteunend systeem houdt evenwel een extra
risico in en maakt toegang in sommige omstandigheden onnodig complex. Daarom stellen
ook de ADR en AR dat transacties direct uit het financieel administratief systeem
SAP moeten blijken, zonder tussenkomst van een ondersteunend systeem (MI-BZ). Bij betalingen en ontvangsten is dat overigens al het geval.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een verbeterplan aan de Algemene Rekenkamer
aangeboden om dit punt op te lossen door aanpassing van het SAP-systeem. De concrete
en controleerbare maatregelen in het verbeterplan geven de Algemene Rekenkamer voldoende
vertrouwen, waardoor de Algemene Rekenkamer op 7 mei het bezwaar heeft opgeheven.
Veel zal in 2025 worden gerealiseerd, maar niet alle structurele maatregelen zijn
in 2025 al volledig te implementeren, omdat een deel van de maatregelen afhankelijk
is van externe factoren, zoals de beschikbaarheid van externe dienstverleners voor
aanpassingen in de IT-voorzieningen. Maatregelen op de korte termijn zorgen evenwel
ook in dat geval dat BZ in 2026 tijdig de jaarverslagen 2025 in overeenstemming met
de wettelijke vereisten kan opleveren. In het plan is aangegeven hoe de voortgang
wordt bewaakt en welke mijlpalen worden gehanteerd.
2
Wanneer wordt de eerder aangekondigde aangepaste verantwoordingssystematiek voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp ingevoerd en hoe zorgt die voor betere inzicht in doelmatigheid
en doeltreffendheid?
Antwoord
De nieuwe verantwoordingssystematiek is op 23 mei naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk
2025D23874). De bedoeling is met deze vernieuwde aanpak te starten vanaf de BHO-begroting 2026.
De nieuwe verantwoordingsystematiek geeft beter inzicht in de effecten en risico’s
van het huidige beleid, van beleidswijzigingen en van beleid dat is beëindigd. Dit
gaat gepaard met een sterkere focus op verantwoording over leren en aanpassen en een
centralere rol voor de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) en de mate waarin
beleidsaanbevelingen ook hebben geleid tot aanpassing van beleid. De RPE levert het
meest zorgvuldige antwoord op vragen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van
het beleid.
3
Waarom zijn er in 2024 nog altijd geen meetbare doelstellingen verbonden aan de inzet
op economische diplomatie, terwijl hierover al eerder opmerkingen zijn gemaakt door
de Algemene Rekenkamer?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 15 van de Schriftelijke vragen over het Jaarverslag.
4
Hoe beoordeelt de regering de constatering dat de Minister nauwelijks inzicht heeft
in de bijdrage van economische diplomatie aan het Nederlandse verdienvermogen?
Antwoord
Het stemt het kabinet tot tevredenheid dat de Algemene Rekenkamer constateert dat
het midden- en kleinbedrijf (mkb) zeer tevreden is met de door de posten verleende
economische diplomatie. Daar doen we het immers voor. De Algemene Rekenkamer ziet
evenwel gebreken in het stimuleringsbeleid en in de verantwoording over de resultaten
hiervan door het postennet. Voorts concludeert de Algemene Rekenkamer dat er geen
meetbare doelstellingen zijn en onvoldoende systematische monitoring op de resultaten
is. Deels onderschrijft het kabinet deze conclusies en gaat het kabinet daar verder
mee aan de slag. Het kabinet wil wel benadrukken dat de bijdrage van economisch diplomatie
aan het internationale verdienvermogen van Nederland al jarenlang voortdurend wordt
gemonitord middels evaluaties en onderzoeken. De resultaten van het huidige beleid
als geheel, zijnde de totale inzet van mensen en middelen wereldwijd, is lastig meetbaar.
Het kabinet blijft zich inzetten om, waar mogelijk, de bijdrage van economische diplomatie
kwantificeerbaar te maken. Zo wil het kabinet de aanbevelingen opvolgen van de Algemene
Rekenkamer over het verbeteren van de huidige aansturing en verantwoording van de
posten en welke doelgroepen de meeste stimulering nodig hebben. We zullen daarbij
meenemen welke indicatoren het beste meten in hoeverre de gewenste resultaten behaald
worden en welke monitorinformatie nodig is om bij te sturen en om het parlement goed
te informeren over de behaalde resultaten.
5
Welke lessen trekt de regering uit het feit dat veel doelen in het jaarverslag nog
steeds niet SMART zijn geformuleerd, ondanks herhaalde aanbevelingen van de Algemene
Rekenkamer?
Antwoord
Op 28 april stuurde ik uw kamer reeds mijn reactie op het concept Rapport Verantwoordingsonderzoek
2024 BHO met daarin opgenomen hoe ik de aanbevelingen van uw Rekenkamer zal opvolgen.
Dit betreft:
1. Een betere aansturing en verantwoording voor het handelsbeleid van de posten door
betere doelbepaling, en daarbinnen welke doelgroepen stimulering nodig hebben. Overigens
heb ik in die reactie u ook laten weten dat niet alle resultaten zijn te vatten in
indicatoren en dat de resultaten van economische diplomatie ook afhankelijk zijn van
andere variabelen als de stand van de wereldhandel en het beleid van andere landen.
2. Een herijking van het verantwoordings- en controlekader van Invest International Public
Programmes.
3. Verbetering van de resultaatmeting voor klimaat en de bescherming van beoogde doelgroepen,
o.a. middels de verbeterde verantwoordingsystematiek voor BHO (zie antwoord 2 en 7).
6
Bent u bereid het klantcontactsysteem Achilles beter te benutten om de langetermijneffecten
van mkb-exporten te monitoren?
Antwoord
Zoals gesteld in mijn reactie op het Concept Rapport Verantwoordingsonderzoek 2024
BHO1, ga ik een betere benutting van het klantcontactsysteem Achilles verkennen. We zetten
reeds in op betere registratie van klantcontacten in Achilles, bijvoorbeeld voor betere
opvolging van klantenvragen, en zullen deze inzet versterken. Daarmee zal het systeem
eveneens betere managementinformatie opleveren welke gebruikt kan worden om prioriteiten
te stellen en zo effectiever en efficiënter te worden. Zo kan Achilles ook benut worden
om langetermijneffecten te monitoren zoals het nemen van exportstappen of het doen
van buitenlandse investeringen door mkb’ers.
7
Hoe beoordeelt de regering de constatering van de Rekenkamer dat de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp onvoldoende inzicht heeft in de doeltreffendheid
van het internationaal klimaatbeleid?
Antwoord
De Algemene Rekenkamer noemt in zijn conclusie dat IOB in zijn periodieke rapportage
geen oordeel kon geven over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid als
geheel omdat er onvoldoende bekend is over de resultaten van het programma als geheel.
De evaluatie is overigens positief over de effectiviteit van afzonderlijke onderdelen
van het beleid.
In de beleidsreactie op de periodieke rapportage internationaal klimaatbeleid 2016–2022
van IOB (Kamerstuk 31 793, Nr. 267) onderschrijft het kabinet het belang van verbetering van de resultaatmeting, vooral
met het oog op het bereiken van de beoogde resultaten voor klimaat en de bescherming
van de beoogde doelgroepen. Hiertoe zijn verschillende aanvullende maatregelen genomen
zoals een verplichte, expliciete analyse en beoordeling van programma's, vooraf en
achteraf, op klimaatrelevantie en bereik van de belangrijke doelgroepen.
8
Waarom is de rapportage over klimaatbeleid van de IOB, hoewel conform RPE, volgens
de Rekenkamer niet in staat om uitspraken te doen over effectiviteit? Is dit inmiddels
opgepakt?
Antwoord
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 was het voor IOB niet mogelijk is om in
de periodieke rapportage voor álle onderzochte beleidsterreinen een uitspraak te doen
over de doeltreffendheid van het beleid. De IOB-bevindingen schetsen een overwegend
positief beeld van de Nederlandse klimaatfinanciering. IOB concludeert tevens dat
de Nederlandse klimaatdiplomatie in grote lijnen effectief was.
In de beleidsreactie op de periodieke rapportage internationaal klimaatbeleid 2016–2022
van IOB (Kamerstuk 31 793, Nr. 267) onderschrijft het kabinet het belang van verbetering van de resultaatmeting met
het oog op het bereiken van de beoogde resultaten voor klimaat en de bescherming van
de beoogde doelgroepen. Hiertoe zijn verschillende aanvullende maatregelen genomen
zoals beschreven in het antwoord op vraag 7 en 9.
9
Wat doet de regering met de IOB-conclusie, onderstreept door de Rekenkamer, dat klimaatprojecten
onvoldoende aandacht besteden aan kwetsbare groepen en klimaatrisico’s en dat het
vaak ontbreekt aan goede analyses en strategieën op dat gebied? Wat doet de regering
met de IOB-aanbeveling om klimaat structureel in programma’s te integreren en daarbij
gebruik te maken van analyses van klimaatrisico’s en kwetsbaarheid van achtergestelde
groepen? Hoe gaat de regering dit meenemen gezien de ambitie van de regering om klimaatinzet
te halveren, en vooral op klimaat in te zetten binnen andere programma's?
Antwoord
In de beleidsreactie op de periodieke rapportage internationaal klimaatbeleid 2016–2022
van IOB (Kamerstuk 31 793, nr. 267) onderschrijft het kabinet het belang van verbetering van de resultaatmeting met
het oog op het bereiken van de beoogde resultaten voor klimaat en de bescherming van
de beoogde doelgroepen.
Hiertoe zijn verschillende aanvullende maatregelen genomen zowel aan de voor- als
achterkant van de projectcyclus, zoals een verplichte, expliciete analyse en beoordeling
van programma's, vooraf en achteraf, op klimaatrelevantie en bereik van de belangrijke
doelgroepen.
Het kabinet heeft verder gevolg gegeven aan zijn voornemen om de vraag naar explicietere
klimaatrisico- en kwetsbaarheidsanalyses en verbeterde monitoring van kwetsbare groepen
nog nadrukkelijker op te nemen in de kaderinstructies voor onze onderhandelingen binnen
internationale financiële instellingen (IFI’s).
Deze maatregelen sluiten aan bij de ambitie van de regering om vooral op klimaat in
te zetten binnen andere programma’s zodat de klimaatrelevantie van alle programma’s
groter en zichtbaarder wordt.
10
Wat doet u met de constatering van de Rekenkamer dat de kabinetsreactie op de IOB
niet ingaat op het kritiekpunt van de IOB bij klimaatfinanciering dat de financiering
wordt betaald uit het bestaande ontwikkelingsbudget (ODA), terwijl bij de klimaatonderhandelingen
is afgesproken dat klimaatsteun aan ontwikkelingslanden nieuw en additioneel zou zijn?
Hoe gaat het kabinet alsnog voldoen aan deze internationale afspraak?
Antwoord
Er is geen internationaal overeengekomen definitie van nieuw en additioneel. De Nederlandse
klimaatfinanciering komt ten goede aan ontwikkelingslanden en kwalificeert volgens
internationale regels per definitie als ontwikkelingshulp.
11
Wat doet u met de bevinding van de IOB dat de aanname dat arme en kwetsbare groepen
als vanzelf worden bereikt niet blijkt te kloppen?
Antwoord
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 9 heeft het kabinet verschillende aanvullende
maatregelen genomen om arme en kwetsbare mensen beter te bereiken en te beschermen.
Zo is er een verplichte meer expliciete analyse en beoordeling van programma's, vooraf
en achteraf, op klimaatrelevantie en doelgroepbereik ingevoerd.
Het kabinet neemt verbeterde monitoring van het bereik van arme en kwetsbare groepen
nog nadrukkelijker op in de kaderinstructies voor onderhandelingen binnen multilaterale
klimaatfondsen en internationale financiële instellingen (IFI’s).
12
Wat is de reactie van de regering op het oordeel van de Rekenkamer dat het ministerie
zelf onvoldoende zicht heeft op de resultaten van beleid?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 5.
13
Welke gevolgen heeft de door de Rekenkamer gesignaleerde zwakke financiële administratie
bij Buitenlandse Zaken gehad voor de juistheid van de verantwoording door de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp?
Antwoord
Zoals aangegeven bij vraag 1, is er bij Buitenlandse Zaken geen sprake van een zwakke
financiële administratie, maar is een deel van de administratie m.b.t. verplichtingen
en voorschotten alleen toegankelijk door tussenkomst van een ondersteunend systeem
(MIBZ) in plaats van rechtstreeks uit de financiële administratie SAP.
14
Waarom kiest u ervoor om de herhaalde aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met
betrekking tot de revolverende fondsen Dutch Good Growth Fund (DGGF) en Dutch Trade
and Investment Fund (DTIF) niet over te nemen en wat betekent dit voor het parlementaire
zicht op effectiviteit en kosten?
Antwoord
De Algemene Rekenkamer raadde aan voor genoemde fondsen een exit-strategie, een einddatum
en meer informatie over de uitvoeringskosten en revolverendheid op te nemen. De aanbevelingen
worden om de volgende redenen niet geheel overgenomen:
• Doordat de middelen van stopgezette fondsen in principe terugvloeien naar de BHO-begroting,
is er geen reden om voor alle revolverende fondsen, inclusief DGGF en DTIF, exit-strategieën
op te stellen.
• Wat we wel over nemen is dat voor toekomstige revolverende fondsen in beginsel een
einddatum zal worden opgenomen. Voor de lopende fondsen zonder einddatum is er geen
aanleiding dit te doen, omdat ook deze beëindigd kunnen worden.
• De uitvoeringskosten van revolverende fondsen kunnen, omdat het bedrijfsgevoelige
informatie bevat, niet openbaar gemaakt worden.
• De gerealiseerde revolverendheid van een fonds kan alleen goed achteraf worden bepaald.
Deze informatie opnemen in de factsheets geeft geen reëel beeld van hoe het fonds
presteert.
Over de effectiviteit van de fondsen wordt uw Kamer via (tussentijdse) evaluaties,
BHO-jaarverslagen en factsheets ingelicht. Voor wat betreft de uitvoeringskosten geldt
dat deze, zoals ik hierboven al schetste, bedrijfsgevoelig zijn en daarom niet met
uw Kamer gedeeld kunnen worden.
15
Hoe verklaart de regering dat de informatievoorziening over de 12 revolverende fondsen
– met een totale ministeriële bijdrage van € 2,5 miljard – volgens de Rekenkamer tekortschiet?
Antwoord
Ik ga niet mee in deze conclusie.
In juni 2024 heeft uw Kamer van mij een format ontvangen voor factsheets over revolverende
fondsen. Dit format werd ondersteund door de rapporteurs van de vaste Kamercommissie
BHO en deze factsheets zijn vervolgens met ingang van 2025 aan de memorie van toelichting
bij de BHO-begroting gevoegd. Deze factsheets zullen nu jaarlijks worden gedeeld met
uw Kamer om zo uw Kamer jaarlijks te informeren.
Daarnaast worden de fondsen elke vijf jaar geëvalueerd en worden de fondsen meegenomen
in de IOB-evaluaties per begrotingsartikel. Een verwijzing naar deze evaluaties wordt
in de factsheets opgenomen.
16
Wat is de reden dat het ministerie geen centraal en actueel overzicht beschikbaar
heeft van de financiële stand van zaken van de revolverende fondsen?
Antwoord
Revolverende fondsen dienen jaarlijks financiële rapportages in bij het Ministerie.
Op basis van deze rapportages wordt de informatie over de revolverende fondsen in
het jaarverslag samengesteld en worden de factsheets gemaakt ten behoeve van de memorie
van toelichting.
Bij alle fondsen is het beheer van het fonds buiten het Ministerie geplaatst. Om die
reden is een centraal en actueel overzicht van de financiële stand van zaken van de
revolverende fondsen niet beschikbaar op elk moment.
17
Welke concrete acties onderneemt de regering om te zorgen dat in de toekomst niet
alleen beleidsinzet maar ook de bereikte resultaten systematisch inzichtelijk worden
gemaakt?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2 en 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier