Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden inzake de Slotwet 2024 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36740 VI)
36 740 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024
36 740
VII
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
36 740
XIII
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2024
Nr. 12
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 13 juni 2025
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de bewindspersonen
van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van Economische
Zaken over de brieven van 21 mei 2025 inzake de Slotwet 2024 van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36 740 VI); de Slotwet 2024 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(Kamerstuk 36 740 VII); de Slotwet 2024 van het Ministerie van Economische Zaken (Kamerstuk 36 740 XIII), voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering.
De vragen zijn op 28 mei 2025 aan de bewindspersonen voorgelegd. Bij brief van 6 juni
2025 zijn de vragen inzake Slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 door
de Minister en Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Wingelaar
Adjunct-griffier van de commissie, Muller
Vraag (1):
Welke risico’s ziet u bij de implementatie van de e-Justice-, AI- en eIDAS-verordeningen
voor nationale IT-autonomie?
Antwoord:
In algemene zin streeft het kabinet naar zogenaamde Europese open strategische autonomie
in het digitale domein. Als het gaat om digitale autonomie, is het juist belangrijk
om dit in EU-verband te doen en bezien en hier niet nationale autonomie (volledig)
leidend te laten zijn. Samenwerking binnen de EU is cruciaal om als mondiale speler,
in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes
onze publieke belangen te borgen, weerbaar te zijn en het concurrentievermogen van
Europese (en dus Nederlandse) bedrijven te behouden of zelfs te vergroten.
De AI-verordening zorgt voor geharmoniseerde regels voor verantwoorde en betrouwbare
AI op de Europese markt. De AI-verordening is een proportioneel gemeenschappelijk
regelgevend kader dat voorkomt dat Europese aanbieders in verschillende landen aan
verschillende regels moeten voldoen. Ook (grote) aanbieders van AI uit derde landen
moeten aan de eisen uit de AI-verordening voldoen, wat onze (EU-)autonomie vergroot.
Tegelijkertijd is het belangrijk dat Europese aanbieders worden ondersteund in het
voldoen aan de AI-verordening. Het kabinet zet hier actief op in door het opzetten
van regulatory sandboxes en heldere communicatie, zoals de Gids AIverordening.
Ook vanuit de Europese Unie komt er ondersteuning voor aanbieders via de AI Act Service
Desk. Naast de AI-verordening zet de EU ook actief in op het stimuleren van AI-ontwikkeling
binnen de EU. In het recent aangekondigde AI Continent Action Plan heeft de Europese
Commissie verschillende maatregelen aangekondigd om data- en computerinfrastructuur
te bouwen, toegang tot data te vergroten, AI-talent te versterken en de adoptie van
AIin sectoren te stimuleren.
Wat betreft de eIDAS-verordening is het zo dat deze beoogt de afhankelijkheid van
Big Tech te verminderen, doordat lidstaten verplicht zijn een wallet uit te geven
of te erkennen, die aan de EU-eisen voldoet. De vertrouwensdiensten in eIDAS maken
gebruik van open standaarden die door Europese standaardisatieinstituten zijn opgesteld.
Doel van de e-Justice-verordening1
is het vergemakkelijken van grensoverschrijdende communicatie tussen justitiële autoriteiten2
De e-justice verordening heeft in zoverre impact op de nationale digitale autonomie,
dat deze voorschrijft dat de grensoverschrijdende communicatie digitaal moet (tenzij
voldaan is aan een nader omschreven uitzondering). Wel is het uitgangspunt bij deze
digitalisering dat gebruik wordt gemaakt van de op de IT-infrastructuur e-CODEX gebaseerde
decentrale ITsystemen, die interoperabiliteit moeten garanderen doordat elke lidstaat
desgewenst van eigen ITapplicaties gebruik kan maken. Hierdoor kan de nationale digitale
autonomie worden geborgd. Als deze interoperabiliteit onvoldoende geborgd zou worden
bij de implementatie van de e-Justiceverordening, zou dit de nationale digitale autonomie
negatief kunnen beïnvloeden. Nederland heeft zich daarom tijdens de onderhandelingen
over de e-Justice verordening hard gemaakt voor deze interoperabiliteit van Europese
digitale systemen. Zo heeft Nederland bij de onderhandelingen over de e-Justice-verordening
bereikt dat elementen van de gedecentraliseerde IT-systemen voor grensoverschrijdende
communicatie, modulair worden opgezet, zodat lidstaten met hun bestaande nationale
IT-systemen aan dit systeem kunnen aankoppelen. Momenteel worden de technische specificaties
en voorwaarden voor de bouw van de IT-systemen nader uitgewerkt in door de Europese
Commissie voorgezeten comitologie-onderhandelingen, die in Q1 van 2024 zijn gestart
en in ieder geval doorlopen tot en met 2029. Tijdens deze dialoog zet Nederland zich
in om te zorgen dat de gemaakte afspraken over interoperabiliteit en nationale IT-autonomie
worden gevolgd.
Vraag (2):
Hoe wordt borging geregeld voor regio’s met zwakke digitale infrastructuur?
Antwoord:
Nederland beschikt over een zeer hoogwaardige digitale infrastructuur, blijkt onder
andere uit verschillende internationale vergelijkingen en uit de Staat van de Digitale
Infrastructuur3 die met de Kamer is gedeeld. Er is geen sprake van «regio’s met zwakke digitale infrastructuur»
zoals de vraag lijkt te suggereren. Een aandachtspunt is wel dat nog niet alle huishoudens
in de buitengebieden kunnen beschikken over snel internet. Er wordt goede voortgang
geboekt met de uitrol van glasvezel en bovendien zijn er steeds meer draadloze alternatieven
waarmee deze huishoudens goed kunnen participeren in onze digitaliserende samenleving4. Dit antwoord is afkomstig van de Minister van Economische Zaken
Vraag (3):
Welke vitale knelpunten zijn gesignaleerd in landelijke regio’s bij de voorbereiding
op de aankomende Cyberbeveiligingswet?
Antwoord:
Op verzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft
de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (hierna: RDI) een uitvoerings- en handhavingstoets
(UHT) uitgevoerd op het concept van het Cyberbeveiligingsbesluit en de bijbehorende
nota van toelichting. Mogelijke knelpunten die hieruit naar voren zijn gekomen, zijn
meegenomen in bovengenoemd interdepartementaal implementatieproces.
Vraag (4):
Wat betekent de vertraagde implementatie van de NIS2- en CER-richtlijn voor kleine,
essentiële entiteiten zoals agrarische coöperaties?
Antwoord:
Om organisaties op weg te helpen heeft de rijksoverheid een zelfevaluatietool ontwikkeld
waarmee organisatie een eerste beoordeling kunnen doen of ze als essentiële entiteit
of belangrijke entiteit onder de Cyberbeveiligingswet komen te vallen.
In de periode tussen 17 oktober 2024 en de datum van inwerkingtreding van de Cyberbeveiligingswet
gelden er voor organisaties, die onder die wet komen te vallen, geen verplichtingen
vanuit de NIS2-richtlijn. Voor alle essentiële en belangrijke entiteiten gaan die
verplichtingen pas gelden zodra de Cyberbeveiligingswet in werking treedt. Sommige
andere bepalingen uit de NIS2-richtlijn hebben in genoemde overgangsperiode zogenoemde
rechtstreekse werking. Dat betekent dat organisaties die van rechtswege onder de richtlijn
vallen, in die periode bepaalde rechten zullen hebben, zoals het ontvangen van bijstand
bij een cyberincident door een CSIRT.
Daarnaast wordt entiteiten aangeraden om zich alvast voor te bereiden op de komst
van de Cyberbeveiligingswet.
Vraag (5):
Welke dekkingstekorten van C2000 (het communicatiesysteem voor hulpdiensten) in buitengebieden
zijn aangepakt in 2024?
Antwoord:
Zoals ook beschreven in de Verzamelbrief Brandweer, Crisisbeheersing en Meldkamers
van 6 februari jl. wordt er hard gewerkt aan de verbetering van de dekkingsgraad van
C2000 in gebieden met verminderde dekking (DIPP-gebieden). Hoewel gestreefd wordt
naar het volledig optimaliseren van de radiodekking van C2000 is 100% dekking niet
mogelijk. Het plaatsen van nieuwe opstelpunten heeft een doorlooptijd van twee tot
drie jaar. Door het plaatsen van mobiele oplossingen, met een gemiddelde doorlooptijd
van een tot anderhalf jaar, kunnen bestaande opstelpunten verbeterd worden. De totale
lijst bestaat uit 95 DIPP-gebieden. Van de 95 gebieden zijn er momenteel 28 gebieden
opgelost, waarvan 12 gebieden in 2024. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid doet
vanuit operationeel oogpunt geen uitspraken over de locatie van individuele, bestaande
of al opgeloste, DIPP-gebieden.
Vraag (6):
Zijn «geofencing»-tests met NL-Alert uitgevoerd in landelijke regio’s, en zo ja, wat
waren de resultaten?
Antwoord:
Voor de implementatie van geofencing in NL-Alert zijn door de beheerder van NL-Alert
(Landelijke Meldkamer Samenwerking) tests uitgevoerd met onder andere mobiele telefoon
providers. Het doel van deze tests was om vast te stellen dat geofencing (op Iphone
en Android-toestellen) op de netwerken van de mobiele telefonie providers en de broker
van NL-Alert goed functioneert, en om waar nodig verbeteringen door te voeren. Dit
heeft geleid tot het advies om begin september 2024 geofencing te implementeren in
NL-Alert. Daarnaast is er een vervolgtraject ingericht voor de doorontwikkeling van
geofencing om de uitzending van NL-Alert voor nog kleinere uitzendgebieden (vanaf
200 bij 200 meter) mogelijk te gaan maken. Dit traject loopt nog.
Vraag (7):
Kunt u, in hoeverre mogelijk, inzicht geven in de totale licentiekosten die over 2024
betaald zijn aan Microsoft?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om inzicht te geven in de exacte omvang van de licentiekosten.
Dit omdat de licentiekosten (naast overige kosten) deel uitmaken van de prijs die
voor Microsoft producten wordt betaald. Wel kan desgewenst inzage worden geboden in
de uitgaven aan Microsoft producten.
Vraag (8):
Zijn de licentiekosten van grote techleveranciers waar de overheid in grote mate afhankelijk
van zijn verhoogd over 2024? Hoeveel meer betaalt u aan de licenties ten opzichte
van eerdere jaren?
Antwoord:
Over 2024 zijn er geen uitzonderlijke verhogingen waar te nemen. Vanuit rijksbreed
categoriemanagement en strategische leveranciersmanagement wordt voortdurend gewerkt
aan een gezonde samenwerking met IT-leveranciers. Eventuele verhoging van licentiekosten
zijn onderwerp van gesprek. In het geval van voorgestelde aanpassingen in samenwerkingsvoorwaarden
(zoals duurdere licenties) wordt via meerdere instrumenten gewerkt aan alternatieve
oplossingen; dit kan juridisch van aard zijn, of via andere (open source) technische
oplossingen.
Overkoepelende / overige vragen die betrekking hebben op bovenstaande slotwetten
De beantwoording van de overkoepelende vragen wordt verzorgd door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.