Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 725 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 6 juni 2025
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, belast met het
voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen
in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 22 mei 2025 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Bij brief van 5 juni 2025 zijn ze door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, De Vree
De griffier van de commissie, Honsbeek
1
Wat is de budgettaire ruimte op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2025? Welke middelen zijn juridisch verplicht,
welke zijn bestuurlijk gebonden, welke zijn beleidsmatig belegd en hoeveel middelen
zijn nog vrij te besteden? Hoeveel bedraagt naar verwachting de onderuitputting in
2025 en hoeveel bedragen naar verwachting de kasschuiven van 2025 naar latere begrotingsjaren?
Antwoord:
De budgetflexibiliteit geeft weer welke delen van de budgetten juridisch verplicht,
bestuurlijk gebonden en beleidsmatig belegd zijn. De budgetflexibiliteit wordt op
artikelniveau weergegeven in de individuele begrotingen.
Gedurende het begrotingsjaar zal onder andere op basis van uitvoeringsinformatie blijken
of er sprake is van meevallers. Indien meevallers zich voordoen kan dit conform begrotingsregels
worden ingezet voor tegenvallers. Dergelijke wijzigingen worden dan verwerkt in het
eerstvolgende begrotingsstuk. De september suppletoire zal meer inzicht geven in eventuele
kasschuiven in het betreffende begrotingsjaar. De ontwerpbegroting bevat een meerjarig
overzicht.
2
Klopt het dat het de CAO voor medewerkers van werk- en ontwikkelbedrijven een andere
CAO is dan die voor de medewerkers van gemeenten? Waarom vallen deze medewerkers niet
onder de CAO voor gemeenteambtenaren? Hoeveel zou het kosten om het loon van medewerkers
van werk- en ontwikkelbedrijven even hard mee te laten stijgen met de inflatie als
het loon van gemeenteambtenaren?
Antwoord:
Het klopt dat er op medewerkers van werk- en ontwikkelbedrijven een andere CAO van
toepassing is dan op medewerkers van gemeenten. Er is zowel een CAO sociale werkvoorziening
als een CAO Aan de slag. De VNG en Cedris sluiten de CAO Aan de slag af. Deze is speciaal
voor mensen met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen
en die met behulp van loonkostensubsidie in dienst zijn van de gemeente, via een gemeenschappelijke
regeling of een andere publieke organisatie belast met de uitvoering van de Participatiewet
of vanuit deze organisaties worden gedetacheerd. Het is een eenvoudige doorstroom-cao
met fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en een vangnet mocht er geen passend werk zijn
bij een reguliere werkgever. In de CAO Sociale werkvoorziening worden de arbeidsvoorwaarden
geregeld voor werknemers voor wie de Wet Sociale werkvoorziening geldt en wordt afgesloten
door de vakbonden en VNG. Beide CAO’s regelen dus de arbeidsvoorwaarden voor mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt die vallen onder verschillende wettelijke regimes
waarbij hun arbeidsvoorwaarden aansluiten. De CAO gemeenten sluit niet aan bij de
specifieke situaties die gelden voor deze werknemers. De kosten die gemoeid zijn om
deze werknemers een gelijke loonstijging te geven zijn niet eenvoudig aan te geven.
Looptijden van CAO’s zijn verschillend en er worden meerdere afspraken in CAO’s gemaakt
die van invloed zijn op de koopkracht.
3
Kan het beschikbaar gestelde structurele bedrag voor nationale veiligheid, zoals afgesproken
in het Hoofdlijnenakkoord, nader gespecificeerd worden?
Antwoord:
De Kamer wordt hierover in juni conform de comptabiliteitswet artikel 3.1 geïnformeerd,
indien noodzakelijk via de geëigende kanalen.
4
Voldoet Nederland inmiddels aan de omzetting van de Europese Open Data Richtlijn in
Nederlandse wetgeving?
Antwoord:
Ja, Nederland heeft de Wet implementatie open data richtlijn gereed sinds 19 juni
2024, toen deze wet in werking trad (zie Stb. 2024, 164).
5
In hoeverre valt de invulling van de taakstelling ook uiteen in de rem op externe
inhuur? Valt daarmee de invulling niet in drie (fte-reductie, besparingen op beleidsbudgetten
en besparingen SSO), maar in vier delen uiteen?
Antwoord:
Het kabinet wil dat bij de rijksoverheid minder extern personeel wordt ingehuurd.
De Roemernorm (maximaal 10% van de totale personele uitgaven aan externe inhuur) wordt
de laatste jaren overschreden. Externe inhuur is echter wel een manier om te voorzien
in noodzakelijke personele capaciteit bij piekbelasting, ziekte, moeilijk vervulbare
vacatures en specialistische en innovatieve werkzaamheden. Ieder ministerie is zelf
verantwoordelijk voor het terugdringen van de externe inhuur, zij kunnen zelf het
beste beoordelen of externe inhuur nodig is voor de taakuitvoering en maatschappelijke
dienstverlening.
De apparaatstaakstelling is een budgettaire taakstelling. Voor het apparaat van de
ministeries van VRO en BZK (inclusief KR) loopt dit op tot € 126,2 mln. in 2029. De
grondslag is de begroting 2024. Binnen het apparaat betreft dit voor het overgrote
deel de budgetten Eigen personeel en Bijdrage SSO’s. Voor het kerndepartement is ervoor
gekozen om de taakstelling langs beide sporen in te vullen en daarbij de analyse van
het CPB te hanteren, waaruit blijkt dat ook beleidsmatige keuzes nodig zijn om te
komen tot fte-reductie. Daarmee valt de invulling van de taakstelling voor BZK/VRO
in de door u genoemde drie delen uiteen. Aanvullend hierop zet BZK/VRO zich in op
het terugdringen van externe inhuur.
6
Kunnen de besparingen van 57 miljoen euro op de bedrijfsvoering uitgevoerd door de
Shared Service Organisaties nader gespecifieerd worden? Waar worden welke besparingen
gerealiseerd binnen deze categorie?
Antwoord:
De € 57 mln. die gekort wordt op de bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft
het bedrijfsvoeringbudget van BZK&VRO en het centraal opdrachtgeverschap vanuit BZK
richting FMHaaglanden en het P-Direkt deel van O&P Rijk. De SSO’s werken op dit moment
met de afnemers en opdrachtgever(s) uit hoe zij besparingen kunnen realiseren. Zoals
in de eerste suppletoire begroting 2025 is aangegeven volgt deze invulling na het
voorjaar, omdat de omvang van de kortingen vanuit andere departementen hiervoor inzichtelijk
moet zijn.
7
Waar ziet de 21 miljoen euro in vier jaar tijd voor een IT platform exact op?
Antwoord
Het huidige IT platform van de RvIG waar essentiële voorzieningen op draaien voor
onder meer de Basis registratie Personen (BRP) en Reisdocumenten is «end of service»
(einde dienstverlening) en wordt per eind 2027 niet meer ondersteund, omdat de technologie
is verouderd. Om deze reden moet het platform uiterlijk eind 2027 zijn gemigreerd
naar een nieuw IT-platform. Als deze migratie wordt ingezet kan RvIG de basisdienstverlening
blijven garanderen.
Voor het nieuwe IT platform zou dit bijvoorbeeld betekenen dat RvIG vanaf 2028 in
staat blijft om burgergegevens (op een veilige manier) te delen met Gemeenten die
paspoorten willen uitgeven. Een ander voorbeeld is dat de Belastingdienst blijft beschikken
over actuele burgergegevens die gebruikt worden voor het innen van belastingen. Tegelijkertijd
wordt er, door het toegenomen dreigingsbeeld, verder geïnvesteerd in de cybersecurity
van deze kritieke dienstverlening. De extra financiële impuls is hiermee een absolute
noodzaak.
8
Wat betekent de nadere uitwerking van de enveloppe Goed Bestuur en Sterke Rechtsstaat
uit het Hoofdlijnenakkoord? Kan nader gespecificeerd worden hoe de 4,8 miljoen euro
ingezet gaat worden om een overheid te creëren die anders werkt en waar ambtelijk
vakmanschap wordt versterkt?
Antwoord:
Van de 4,8 miljoen wordt 1 miljoen ingezet voor de Rijksbrede aanpak van onevenredige
hardheden en 3,8 miljoen voor een andere werkwijze en versterking ambtelijk vakmanschap.
Er wordt langs meerdere sporen aan vernieuwing gewerkt zoals een basisopleiding voor
elke ambtenaar, te beginnen met beleidsmedewerkers en starters, interventies op gedrag
en houding, doorontwikkeling opgavegericht werken en het opbouwen van leer- en ontwikkelcommunities.
9
Hoe en wanneer is de Kamer eerder geïnformeerd over het programma Beter Samen Werken
(BSW)? Welke activiteiten horen hierbij en welke budgetten zijn hiervoor gereserveerd?
Antwoord:
De Kamer is geïnformeerd over het bestaan van het programma Beter Samen Werken middels
de brief van de Minister van BZK inzake het AcICT advies (Kamerstukken II 2024/25, 29 362, nr. 366.).
In deze brief aan de Kamer is het doel (realisatie werkomgeving van de toekomst) en
door/voor wie benoemd, namelijk 4 departementen, stelselpartijen, CIO Rijk, Nationaal
Archief. De Kamer is middels de brief Kabinetsreactie op de adviesrapporten over chatberichtenarchivering
en informatiebeheer (Kamerstukken II 2022/23, 32 802, nr. 67) geïnformeerd over het oppakken van activiteiten die moeten leiden tot een werkomgeving
van de toekomst. De belangrijkste activiteiten zijn het realiseren van samenwerkingsfunctionaliteit
in een digitale werkomgeving waarin informatiehuishouding by design goed is geborgd
en welke voldoet aan wet- en regelgeving.
De kosten van die activiteiten zijn opgenomen op het Rijks ICT dashboard.
10
Kunt u een overzicht geven van de taakstelling in het kader van de 22 procent besparing
op apparaatskosten voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
De apparaatstaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord is een oplopende reeks van 5%
in 2025 tot 22% structureel vanaf 2029. In onderstaand overzicht is de opbouwende
reeks van de taakstelling voor BZK en VRO (inclusief KR) inzichtelijk gemaakt die
oploopt tot structureel € 126,2 mln.
Bedragen in € mln.
2025
– 5%
2026
– 10%
2027
– 15%
2028
– 20%
2029/structureel
– 22%
Taakstelling BZK/VRO (incl.KR)
– 29,9
– 59,0
– 86,7
– 114,2
– 126,2
11
Wat is de realisatie van deze taakstelling voor het jaar 2024 en wat is de voortgang
voor 2025?
Antwoord:
De taakstelling op apparaat is ingeboekt vanaf 2025 met een oploop van 5% per jaar
tot 22% in 2029. Er heeft derhalve geen realisatie van de taakstelling plaatsgevonden
in 2024. Om een verantwoorde invulling van de taakstelling zorgvuldig te kunnen voorbereiden,
is ervoor gekozen om 2025 incidenteel te dekken. In de eerste suppletoire begroting
2025 van BZK is de taakstelling voor 2025 incidenteel gedekt uit loon- en prijsbijstelling
en een desaldering van een vordering op personeelsgerelateerde kosten.
12
Welk deel van die taakstelling wordt ingevuld vanuit apparaatsgelden en welk deel
vanuit andere middelen en welke zijn dat?
Antwoord:
De apparaatstaakstelling uit het HLA bedraagt voor BZK en VRO exclusief Koninkrijksrelaties
structureel € 121 mln. Bij de Voorjaarsnota is € 64 mln. hiervan ingevuld, het resterende
deel (de invulling van een besparing op het budget voor de Shared Service Organisaties)
volgt na dit voorjaar. Van het ingevulde deel van de taakstelling blijft € 33 mln.
structureel op het apparaatsartikel, waarvan € 23 mln. voor fte-reductie. De overige
€ 32 mln. wordt structureel ingevuld op beleidsartikelen. Bij BZK ligt dit op de terreinen
van het openbaar bestuur, de overheidsdienstverlening en de (rijksbrede) bedrijfsvoering.
Vanuit VRO is de taakstelling gedekt binnen de verduurzaming maatschappelijk vastgoed,
diverse subsidies voor de energietransitie gebouwde omgeving en projecten ruimtelijke
kwaliteit.
13
Welke ICT-vernieuwingen zullen niet of later plaatsvinden als gevolg van de taakstelling
op apparaatskosten?
Antwoord:
De invulling van de taakstelling binnen het apparaatsbudget van BZK/VRO leidt in directe
zin niet tot het niet of later plaatsvinden van ICT-vernieuwingen. In de eerste suppletoire
begroting van BZK worden met de i-strategie juist maatregelen getroffen om de weerbaarheid
tegen nieuwe en/ of toenemende dreigingen te verhogen, een inhaalslag in de adoptie
van nieuwe technologie te maken en om de executiekracht van de organisatie te vergroten.
De Shared Service Organisaties werken op dit moment met de afnemers en opdrachtgever(s)
uit hoe zij besparingen kunnen realiseren. Het eventuele effect van de besparingen
op ICT-vernieuwingen is daarmee voor de SSO’s nog niet bekend.
14
Welk deel van deze taakstelling valt neer bij uitvoeringsorganisaties en wat zijn
hier de operationele gevolgen van?
Antwoord:
Bij de invulling van de taakstelling op apparaat uit het Hooflijnenakkoord door BZK
en VRO wordt de uitvoering zoals bedoeld in de motie van het lid Chakor niet geraakt,
namelijk de dienstverlening vanuit de rijksoverheid aan burgers en bedrijven (Kamerstukken
II 2024/25, 36 600-VII, nr. 18). Wel wordt circa € 57 mln. bespaard op bijdragen aan de Shared Service Organisatie
die de interne bedrijfsvoering van het Rijk verzorgen.
15
Welke kaders hanteert u voor het realiseren van de taakstelling op de apparaatsuitgaven?
Antwoord:
Het uitgangspunt in het regeerprogramma is om te werken aan een systeemverandering:
minder bureaucratie, minder regels, minder administratie en verantwoordingslasten,
minder hardheden en meer werken als één rijksoverheid (ontkokering) met de focus op
het belang van burgers en bedrijven. Daarnaast zijn er verschillende moties van uw
Kamer relevant voor de invulling van de taakstelling op de apparaatsuitgaven. In mijn
brief van 14 maart 2025 (Uitvoering ambities regeerprogramma taakstelling rijksoverheid)
heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over de stappen die worden gezet in het kader van
de taakstelling en de doorontwikkeling rijksoverheid (Kamerstukken 2024/25, 31 490, nr. 359).
16
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van externe inhuur in de afgelopen
vijf jaar en de doelstelling voor de komende vijf jaar?
Antwoord:
In de jaarverslagen van BZK is jaarlijks een bijlage Inhuur externen opgenomen. Hierin
zijn de inhuurpercentages voor BZK als geheel (Kern en Agentschappen) gerapporteerd.
In onderstaand overzicht vindt u de percentages voor de afgelopen vijf jaar.
2020
2021
2022
2023
2024
Heel BZK
20,9%
23,0%
21,6%
21,7%
21,1%
In lijn met mijn brief van 18 april 2025 Terugdringen externe inhuur, willen BZK en
VRO de komende jaren de externe inhuur terugbrengen richting de Roemernorm (Kamerstukken II 2024/25, 31 490, nr. 363). Zoals ook in die Kamerbrief is genoemd, zullen er situaties zijn en blijven waarin
inhuur nodig is. In dit verband is het goed om te vermelden dat vanwege het tijdelijke
karakter van de organisatie Nationaal Coördinator Groningen, de overkomst van deze
organisatie naar BZK vanaf 2025 tot een hoger inhuurpercentage zal leiden.
17
Kunnen de oplopende kosten voor inhuur van externen nader gespecificeerd worden?
Antwoord:
De oplopende kosten hangen samen met de departementale herschikking van Herstel Groningen.
Het budget voor externe inhuur van de Nationaal Coördinator Groningen is vanaf 2025
onderdeel geworden van de begroting van BZK (vanaf de begroting van EZ). De oplopende
kosten worden veroorzaakt door de raming van de externe inhuur door NCG die bij de
eerste suppletoire begroting is bijgesteld.
18
Waarom zijn de middelen voor Goed Bestuur en Sterke Rechtsstaat voor 2027 tot en met
2030 via deze suppletoire begroting 2025 overgeboekt van artikel 13
Onverdeeld naar de artikelen 12, 6 en 7? Waarom is er niet voor gekozen om dit bij
de reguliere begroting in september op te nemen?
Antwoord:
De middelen voor Goed bestuur en de rechtsstaat die bij de Ontwerpbegroting 2025 op
artikel 13 (Onverdeeld) waren opgenomen hadden een nadere uitwerking nodig alvorens
deze naar de verschillende beleidsartikelen overgeboekt konden worden. Met deze suppletoire
begroting zijn de middelen naar aanleiding van deze nadere uitwerking overgeboekt
naar de juiste beleidsartikelen.
19
Kunt u aangeven welke uitgaven u wilt doen met de middelen voor Goed
Bestuur en Sterke Rechtsstaat die voor 2027 tot en met 2030 worden voorgesteld? Kunt
u aangeven welke meetbare doelen u daarmee wilt bereiken?
Antwoord:
De middelen die beschikbaar zijn gesteld vanuit de enveloppe Goed bestuur en de rechtsstaat
zijn gereserveerd voor beleidsdoelstellingen die voortvloeien uit het hoofdlijnenakkoord
en het regeerprogramma. De middelen worden onder meer aangewend voor het oprichten
van een constitutioneel hof; verzelfstandiging van de afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State; uitbreiden van het mandaat van de Kiesraad; aanpassing in het
kiesstelsel; het versterken van democratisch burgerschap en maatschappelijk initiatief;
de versterking van de onderzoeksfunctie Tweede Kamer; het versterken van een dienstbare
overheid en het vergroten van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de overheidsdienstverlening.
Een aantal voorstellen zijn nog onderdeel van verdere uitwerking.
Doel hiervan is het versterken van het belang van de Grondwet en van grondrechten,
van «checks and balances» in ons democratisch bestel, van rechtsstatelijke instituties
en rechtsbeginselen. Daarnaast wordt er een stevige basis gelegd om de overheidsdienstverlening
te versterken en het bereik te vergroten.
20
Kunt u toezeggen jaarlijks in de begroting een overzicht op te nemen van de voortgang
van de doelen die u met de investeringen in goed bestuur en rechtsstaat wilt bereiken?
Antwoord:
De middelen die beschikbaar gesteld zijn voor Goed bestuur en de rechtsstaat zullen,
zoals gebruikelijk, verantwoord worden in het jaarverslag. In het jaarverslag zal
bij de desbetreffende beleidsartikelen stil worden gestaan bij de voortgang van de
doelen die voortvloeien uit de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor het investeren
in goed bestuur en sterke rechtsstaat.
21
Welk bedrag stond initieel voor de enveloppe Goed Bestuur gereserveerd? Kan hierbij
worden toegelicht vanaf welk jaar dit bedrag structureel gereserveerd is?
Antwoord:
Zoals opgenomen in de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord is het kasritme
van de enveloppe Goed bestuur en de rechtsstaat als volgt:
Bedragen x € 1 mln.
2025
2026
2027
2028
Struc.
100
150
200
200
200
Vanaf 2027 bedragen de beschikbare middelen vanuit de enveloppe Goed bestuur en de
rechtsstaat structureel € 200 mln. Voor de versterking van de rechtsstaat is er vanuit
deze enveloppe in 2025 € 25 mln; in 2026 € 37,5 mln; en vanaf 2027 € 50 mln. structureel
beschikbaar gesteld voor het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
22
Hoeveel van het bedrag voor de enveloppe Goed Bestuur is reeds uitgegeven/gereserveerd?
Antwoord:
De begroting 2025 voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is op 15 april jl.
door de Eerste Kamer aangenomen, waardoor er tot op heden nog beperkte uitgaven hebben
plaatsgevonden. Alle middelen die beschikbaar zijn gesteld vanuit de enveloppe Goed
bestuur en de rechtsstaat zijn gereserveerd voor beleidsdoelstellingen op dit terrein
die voortvloeien uit het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma.
23
Hoeveel structureel geld is vanuit de enveloppe Goed Bestuur nog uit te geven?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 21 en 22.
24
Wat is de omschrijving/vereisten waaraan uitgaven onder de enveloppe Goed Bestuur
aan moeten voldoen?
Antwoord:
De middelen die beschikbaar gesteld zijn vanuit de enveloppe Goed bestuur en de rechtsstaat
zullen besteed worden ten behoeve van de beleidsdoelstellingen zoals opgesteld in
hoofdstuk 7 van het regeerprogramma (Goed bestuur en sterke rechtsstaat).
25
Hoe wordt invulling gegeven aan de middelen die zijn vrijgemaakt voor de nationale
veiligheid? Hoe ziet de verdeling van deze middelen eruit?
Antwoord:
De Kamer wordt hierover in juni conform de comptabiliteitswet artikel 3.1 geïnformeerd,
indien noodzakelijk via de geëigende kanalen.
26
Kunt u een nadere toelichting geven op het onderzoek dat nodig is naar hoe het budget
voor de versterking van de kennis- en onderzoeksfunctie van de Tweede Kamer goed kan
worden besteed? Wat wordt precies onderzocht? Wie gaat dit onderzoek uitvoeren? Wat
is de looptijd van het onderzoek?
Antwoord:
Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid voor de democratische rechtsstaat heb ik oog
voor het bewaren en verbeteren van de machtsbalans tussen de staatsmachten. Voor een
gezonde democratie is het effectief functioneren van het parlement cruciaal. Uw Kamer
werkt hier ook aan, zoals blijkt uit het Eindverslag van de werkgroep «Voor een Kamer
die werkt» en de twee monitoringsrapporten bij «Versterking functies Tweede Kamer».
Het is uiteindelijk aan de Tweede Kamer zelf om vorm te geven aan haar organisatie
en besteding van middelen. Dit gebeurt via de jaarlijkse begrotingswet «Raming der
voor de Tweede Kamer benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten».
Daarom ga ik in een overleg met de voorzitter van de Tweede Kamer bespreken hoe de
additionele middelen vanuit het hoofdlijnenakkoord voor de versterking van de kennis-
en onderzoeksfunctie van de Tweede Kamer het beste tot hun recht komen. Op basis hiervan
komt het kabinet met een voorstel uiteraard mede gebaseerd op de onderzoeken die de
Kamer zelf heeft uitgevoerd en nog binnenkort te verschijnen onderzoeken, zoals bijvoorbeeld
het Parlementsonderzoek van het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit
Leiden.
27
Hoe ziet u uw rol bij de voorgenomen versterking van de ondersteuning van de Tweede
Kamer?
Antwoord:
Zie vraag 26.
28
De middelen voor het amendement-Bontenbal zijn overgeboekt naar artikel 13 onvoorzien
(3,6 miljoen euro vanaf 2026 structureel). Komt dit bedrag bij de uitvoeringsorganisaties
terecht en in welke mate? En als dat nog niet duidelijk is, wanneer kan de Kamer deze
informatie dan wel verwachten?
Antwoord:
Conform de grondslag wordt het amendement-Bontenbal (Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VII, nr. 121) voor een deel gedekt uit de bijdragen aan de uitvoeringsorganisaties. Hiervoor zijn
middelen overgeboekt naar artikel 13 onvoorzien (€ 3,6 mln. vanaf 2026 structureel).
Daarnaast wordt het amendement gedekt uit de prijsbijstelling (€ 7,3 mln. in 2025 en
€ 6,3 mln. vanaf 2026 structureel). De € 3,6 mln. wordt vanaf 2026 gekort op budgettaire
reeksen in de beleidsartikelen van de BZK-begroting voor bijdragen aan de uitvoeringsorganisaties
(agentschappen en ZBO’s).
29
Om hoeveel banen gaat het als er gesproken wordt om een fte-reductie van 23 miljoen
euro structureel? In welke mate wordt de fte gereduceerd? Hoeveel fte zal er bespaard
worden op wetgevingsjuristen?
Antwoord:
Op dit moment vindt de vertaalslag plaats van de budgettaire invulling van € 23 mln.
fte-reductie naar de impact op de organisatie van de taakstelling apparaat BZK en
VRO uit het hoofdlijnenakkoord. Hoeveel fte dit zijn per organisatie onderdeel wordt
daarbij nader uitgewerkt. Het bedrag van € 23 mln. zou ongeveer 175 fte reductie betekenen
als met schaal 12 wordt gerekend. Daarin is dan niet meegerekend het (netto) effect
in fte van de invulling van de taakstelling bij de Shared Service Organisaties en
overige (indirecte) effecten op apparaat, zoals van de beleidskeuzes die ook invulling
geven aan de taakstelling. Het (netto) effect op de omvang van het ambtelijk apparaat
is niet goed te voorspellen. Naast de taakstelling hebben andere in- en extensiveringen
daar ook invloed op. Bijvoorbeeld de extra middelen voor goed bestuur, aanpak woningnood
en de vermindering externe inhuur met mogelijk verambtelijking tot gevolg. De Kamer
wordt regulier geïnformeerd over de voortgang van de realisatie van de taakstelling.
30
Wat wordt specifiek bedoeld met de zinsnede «wordt de uitvoering zoals bedoeld in
de motie Chakor niet geraakt?» Betekent dit dat uitvoeringsorganisaties in het geheel
niet worden gekort? En als dit wel het geval is, welk effect heeft dit op de dienstverlening?
Antwoord:
Het rijksbrede uitgangspunt is dat het primaire proces c.q. de kwaliteit van de dienstverlening
geen nadeel mag ondervinden van de rijksbrede taakstelling. Dit sluit in mijn beleving
aan bij het doel van de moties van de leden Chakor & Sneller. Dit maakt dat – na zeer
zorgvuldige weging – Ministers ertoe kunnen besluiten om ook de uitvoering een beperkt
deel van de taakstelling te laten dragen.
Bij de invulling van de taakstelling apparaat uit het Hooflijnenakkoord door BZK en
VRO wordt de uitvoering zoals bedoeld in de motie van het lid Chakor niet geraakt,
namelijk de dienstverlening vanuit de rijksoverheid aan burgers en bedrijven (Kamerstukken
II 2024/25, 36 600-VII, nr. 18). Wel wordt circa € 57 mln. bespaard op bijdragen aan de Shared Service Organisatie
die de interne bedrijfsvoering van het Rijk verzorgen.
Conform de grondslag is het amendement-Bontenbal (Kamerstukken II 2024/25, 36 600 VII, nr. 121) voor een deel gedekt uit de bijdragen voor de uitvoeringsorganisaties. Vanaf 2026
wordt € 3,6 mln. gekort op budgettaire reeksen in de beleidsartikelen van de BZK-begroting
voor bijdragen aan de uitvoeringsorganisaties (agentschappen en ZBO’s).
31
Kunt u nader toelichten wat de gevolgen voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties zullen zijn van het niet volledig uitkeren van de loon- en
prijsbijstelling en de loonbijstelling voor externe inhuur tranche 2025?
Antwoord:
Het kabinet heeft besloten om 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 in te houden.
Daarnaast heeft het kabinet ook besloten om de loonbijstelling voor externe inhuur
tranche 2025 in te houden. Beide inhoudingen worden ingezet ter dekking van rijksbrede
problematiek. Het budgettaire gevolg van de gedeeltelijke inhouding van de loonbijstelling
op begrotingshoofdstuk VII is als volgt:
(bedragen in € x 1.000)
Jaar
2025
2026
2027
2028
2029
2030
– 11.315
– 9.859
– 8.285
– 7.271
– 5.914
– 5.914
Het budgettaire gevolg van de gedeeltelijke inhouding van de prijsbijstelling op begrotingshoofdstuk
VII is als volgt:
(bedragen in € x 1.000)
Jaar
2025
2026
2027
2028
2029
2030
– 26.553
– 23.231
– 18.407
– 15.145
– 11.976
– 11.771
32
Kunt u nader toelichten wat de gevolgen van de invulling van de apparaatstaakstelling
uit het Hoofdlijnenakkoord zullen zijn voor het bereiken van de resultaten en doelen
die u nastreeft voor de jaren 2025 en verder?
Antwoord:
Incidenteel voor 2025 wordt de taakstelling grotendeels gedekt uit de loon- en prijsbijstelling
en een desaldering van een vordering op personeelsgerelateerde kosten. In het jaar
2025 zullen er dus geen directe gevolgen zijn. Voor de kerndepartementen BZK en VRO
is ervoor gekozen om de taakstelling vanaf 2026 in te vullen conform de analyse van
het CPB, waaruit blijkt dat ook beleidsmatige keuzes nodig zijn om te komen tot fte-reductie.
Bij BZK zijn deze beleidsmatige keuzes gemaakt op de terreinen van het openbaar bestuur,
de overheidsdienstverlening en de (rijksbrede) bedrijfsvoering. Vanuit VRO is de taakstelling
gedekt binnen de verduurzaming maatschappelijk vastgoed, diverse subsidies voor de
energietransitie gebouwde omgeving en projecten ruimtelijke kwaliteit.
33
Waarom zijn de middelen voor Goed Bestuur en Versterking Rechtsstaat voor 2027 tot
en met 2030 via deze suppletoire begroting 2025 overgeboekt van artikel 13 Onverdeeld
naar de artikelen 12, 6 en 7? Waarom is er niet voor gekozen om dit bij de reguliere
begroting in september op te nemen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 18.
34
Kunt u aangeven welke uitgaven u wilt doen met de middelen voor Goed Bestuur en Versterking
Rechtsstaat die voor 2027 tot en met 2030 worden voorgesteld? Kunt u aangeven welke
meetbare doelen u daarmee wil bereiken?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 19.
35
Kunt u toezeggen jaarlijks in de begroting een overzicht op te nemen van de voortgang
van de doelen die u met de investeringen in Goed Bestuur en Versterking Rechtsstaat
wilt bereiken?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 20.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier