Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid (Kamerstuk 33835-242) (Kamerstuk 33835-250)
2025D26048 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur hebben
de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 25 april 2025
betreffende Uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke
verhoging van de slachtsnelheid (Kamerstuk 33 835-242) (Kamerstuk 33 835, nr. 250).
De voorzitter van de commissie,
Aardema
Griffier van de commissie,
Jansma
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met diepe teleurstelling kennisgenomen
van het besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Visser, Voedselzekerheid en
Natuur (LVVN) om de motie van het lid Ouwehand c.s. (Kamerstuk 33 835, nr. 242) -om af te zien van alle maatregelen, plannen en pilots die leiden tot een hogere
slachtsnelheid- niet uit te voeren. Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen erop dat deze motie door een grote
meerderheid van de Kamer is gesteund. Al eerder is deze wens van de Kamer genegeerd.
Het is een kwestie van behoorlijk bestuur om moties serieus te nemen en uit te voeren.
Er is hier absoluut geen sprake van zwaarwegende of gemotiveerde redenen om dat niet
te doen, maar er is slechts sprake van politieke onwil. Daarom pleiten deze leden
ervoor dat de Staatssecretaris de motie naar behoren uitvoert en luistert naar de
wensen van de Kamer. Dat is zijn democratische plicht. Gaat hij zijn beslissing terugdraaien?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen verder onder andere op het onderzoek
door de Wageningen Universiteit (WUR, april 2023, «Risico factoren voor dierenwelzijn
en voedselveiligheid bij verhogen slachtsnelheid» (https://open.overheid.nl/documenten/7eb1657d-49f6-4b6e-b6fd-648ff8bbdb5…)) waaruit blijkt dat de risico’s voor dierenwelzijn en voedselveiligheid groter worden
bij een hogere slachtsnelheid. Zo kan het zorgen voor fouten bij bedwelming, extra
stress voor dieren en onvoldoende tijd voor inspectie en controle. Kan de Staatssecretaris
van LVVN reflecteren op deze wetenschappelijke inzichten en elk van deze risico’s?
Waarom vindt hij een hogere slachtsnelheid überhaupt wenselijk? Kan hij onderbouwen
waarom hij denkt dat het wél verantwoord is om pilots of maatregelen door te voeren
die een verhoging van de slachtsnelheid mogelijk maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben geen vragen of opmerkingen met betrekking tot het
de uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke verhoging
van de slachtsnelheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben de brief van de staatsecretaris van LVVN over de
Uitvoering van de motie van het lid Ouwehand c.s. over afzien van elke verhoging van
de slachtsnelheid met interesse gelezen en hebben daar geen vragen over.
De leden van de BBB-fractie zien wel de ingewikkelde situatie die ontstaan is doordat
de ontijdige motie over het afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid is aangenomen.
De motie van het lid Van der Plas (BBB) (Kamerstuk 28 286, nr. 1254) uit 2022 die de regering verzoekt op korte termijn een toetsingskader voor de slachtsnelheid
in te stellen, in overleg met betrokken belangenpartijen, en de Kamer daar zo snel
mogelijk over te informeren is ten slotte ook aangenomen. De beide moties spreken
elkaar bovendien tegen. Beter was natuurlijk geweest als de ontijdige motie van het
lid Ouwehand was aangehouden, zodat het onderzoek naar de slachtsnelheid eerst had
kunnen worden afgerond.
De leden van de BBB-fractie vinden dat het toch in stemming laten brengen van de motie
van het lid Ouwehand natuurlijk een fout is die de Staatssecretaris niet kan worden
aangerekend, maar slechts diegenen die invloed hadden op de keuze om de motie niet
aan te houden. Helaas levert de situatie nu veel werk op en bovendien moet nu veel
overheidsgeld worden uitgegeven om deze situatie op te lossen. De waarschuwing van
de Staatssecretaris tijdens het debat, dat de motie ontijdig was, zien deze leden
als helder geformuleerd. De onnodige kosten die nu door de staat worden gemaakt door
het indienen van de motie en het schriftelijk overleg dat is aangevraagd naar aanleiding
van de brief van de Staatssecretaris die op de motie volgde, zijn dan ook wat deze
leden betreft een grove verspilling.
De leden van de BBB-fractie wensen de Staatssecretaris veel wijsheid en geduld toe.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben met ongeloof kennisgenomen van de brief van de
Staatssecretaris van LVVN waarin hij aangeeft dat hij de motie van het lid Ouwehand
c.s. over het afzien van elke verhoging van de slachtsnelheid niet gaat uitvoeren
en in plaats daarvan toestaat dat slachthuizen hun slachtsnelheid gaan verhogen. Deze
leden hebben hier verschillende vragen over.
De leden van de PvdD-fractie vinden het onwerkelijk dat de Staatssecretaris het prima
vindt dat slachthuizen hun slachtsnelheid nóg verder verhogen terwijl er nu al, op
moordend tempo, tot wel 675 varkens, 130 runderen, 245 kalveren en zelfs 13.5000 kippen
per slachthuis per uur(!) worden gedood (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025,
nr. 28). De Kamer heeft heel duidelijk verzocht dat de slachtsnelheid naar beneden moet.
In februari 2020 werd al door de toenmalig Minister geconcludeerd dat «de druk op
het slachtproces, ingegeven door economische overwegingen (…) te groot [is] geworden
om belang van dierenwelzijn en voedselveiligheid, maar ook van toereikend toezicht,
op een adequate manier te borgen» (Kamerstuk 33 835, nr. 138). Onderschrijft de Staatssecretaris deze vaststelling van de toenmalig landbouwminister?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de Kamer datzelfde jaar een motie aannam
waarmee de regering werd verzocht om slachthuizen per direct op te dragen de slachtsnelheid
te verlagen (Kamerstuk 28 286, nr. 1118). De toenmalig Minister besloot, ter uitvoering van deze motie en in afwachting van
een uitgezet onderzoek, om in ieder geval geen verdere verhogingen van slachtsnelheden
toe te staan (Kamerstuk 28 286, nr. 1201). Uit het hierop volgende onderzoek van Wageningen University & Research bleek dat
risico’s voor dierenwelzijn en voedselveiligheid groter worden bij een hogere slachtsnelheid
(WUR, april 2023, «Risico factoren voor dierenwelzijn en voedselveiligheid bij verhogen
slachtsnelheid» (https://open.overheid.nl/documenten/7eb1657d-49f6-4b6e-b6fd-648ff8bbdb5…)). Naar aanleiding van dat onderzoek nam de Kamer opnieuw een motie aan waarmee de
Minister werd verzocht om de slachtsnelheid te verlagen (Kamerstuk 33 835, nr. 219).
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de huidige landbouwminister Wiersma eerder
al liet weten weinig op te hebben met de wens van de Kamer en met het welzijn van
dieren. Toen haar werd gevraagd of zij er kennis van heeft genomen dat de Kamer verschillende
keren heeft verzocht om de slachtsnelheid te verlagen, antwoordde ze kortweg «Ja.»
Op de daaropvolgende vraag of ze de slachtsnelheid in slachthuizen gaat verlagen,
antwoordde ze «Nee.» (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2159). «Nee»: zonder enige context. Een grote schoffering van de Kamer. Dat werd ook gezien
door het lid Graus (PVV). Bij het commissiedebat Dieren in de veehouderij van 25 september
2024 (Kamerstuk 28 286, nr. 1354) stelde hij: «De slachtsnelheid moet omlaag. Het was allemaal al afgetikt. Ik vind
het heel erg dat ik allemaal dingen moet gaan herhalen waar we ons de afgelopen achttien
jaar de tering voor hebben gewerkt. Alles wordt langzamerhand weer teruggedraaid.
Daar heb ik echt geen zin in.» Heeft de Staatssecretaris hiervan kennisgenomen? Wat
bewoog hem ertoe om deze heldere woorden volledig te negeren?
De leden van de PvdD-fractie zien dat de Minister en Staatssecretaris een paar maanden
later namelijk nóg een stap verder gingen. Ze weigeren niet alleen de slachtsnelheid
te verlagen, maar gaan er zelfs mee akkoord dat slachthuizen hun slachtsnelheid verder
verhogen (Kamerstuk 28 286, nr. 1380). Bij het commissiedebat Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 24 maart 2025
werd de motivatie van de bewindspersonen bekend. De Staatssecretaris liet namelijk
weten dat slachthuizen investeringen hebben gedaan en hij het daarom «unfair» vindt
als ze de slachtsnelheid niet mogen verhogen (onder het mom van een pilot) (Kamerstuk
33 835, nr. 248). Dus terwijl de Kamer heel helder stelt dat de slachtsnelheid omlaag moet, kiezen
de bewindspersonen voor het verdienmodel van de agro-industrie, ten koste van het
welzijn van de dieren en volledig in strijd met de wens van de Kamer. Deze leden vinden
dat ongehoord. Vervolgens nam de Kamer nóg een motie aan, ingediend door de Partij
voor de Dieren, PVV, D66 en GL/PvdA waarmee de regering werd verzocht «af te zien
van alle maatregelen, plannen en pilots die leiden tot een hogere slachtsnelheid».
Een heldere opdracht van de Kamer. Een Staatssecretaris die de wens van de Kamer ook
maar enigszins zou respecteren, zou een dergelijke motie hebben uitgevoerd. Maar wat
doet deze Staatssecretaris? Hij stuurt een kort briefje naar de Kamer waarin hij expliciet
maakt deze aangenomen motie niet te gaan uitvoeren (Kamerstuk 33 835, nr. 250).
De leden van de PvdD-fractie lezen in de beslisnota die door ambtenaren is opgesteld
dat de Staatssecretaris zélf heeft aangegeven dat hij de motie niet wil uitvoeren
(Bijlage 2025D19428; Kamerstuk 33 835, nr. 242). Als een van de hoofdargumenten wordt genoemd dat de slachthuizen te maken hebben
met concurrentie vanuit het buitenland. Dit bevestigt het beeld dat de Staatssecretaris
toestaat dat slachthuizen hun slachtsnelheid verhogen om zo het verdienmodel te beschermen.
Kan de Staatssecretaris dat bevestigen?
De leden van de PvdD-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven welke gesprekken
hij en/of zijn ambtenaren, na het aannemen van de motie van het lid Ouwehand c.s.
tot het versturen van de Kamerbrief waarin hij schrijft dat hij deze motie niet gaat
uitvoeren, hebben gevoerd over dit onderwerp en met wie. Is de Staatssecretaris bereid
om alle adviezen en brieven die hij hierover heeft ontvangen, zowel vanuit de sector
als van ambtenaren, naar de Kamer te sturen?
De leden van de PvdD-fractie lezen in de beslisnota tevens dat de pluimveesector heeft
aangegeven dat de slachtsnelheden in sommige andere landen hoger zijn dan in Nederland.
Kan de Staatssecretaris aangeven van welke organisatie en/of welk individu hij, of
zijn ambtenaren, deze informatie hebben ontvangen? Kan de Staatssecretaris aangeven
of hij en/of zijn ambtenaren tussen het aannemen van de motie van het Ouwehand en
het versturen van de brief over dit onderwerp hebben gesproken met de belangenorganisatie
van de pluimveeslachterijen, Nepluvi, en/of Nepluvi-voorzitter en tevens BBB-senator
Gert-Jan Oplaat? Kan hij aangeven wat hierbij is besproken? Kan hij alle input en/of
factsheets die over dit onderwerp door Nepluvi naar het ministerie en/of naar de Staatssecretaris
persoonlijk zijn verstuurd naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie vragen de Staatssecretaris of hij zich kan voorstellen
dat de eerdergenoemde beslisnota het beeld opwerpt dat hij de wens van de Kamer negeert,
omdat hij niet wil tornen aan het verdienmodel van de slachthuizen, dat onder meer
wordt vertegenwoordigd door een senator van de BBB? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris
aangeven waarom in zijn Kamerbrief met geen woord wordt gerept over het beschermen
van het verdienmodel van de slachthuizen, terwijl uit de beslisnota heel duidelijk
naar voren komt dat dit een zwaarwegend argument is geweest voor zijn besluit?
De leden van de PvdD-fractie vragen de Staatssecretaris ten slotte wat voor hem zwaarder
weegt: de hele heldere wens van de Kamer die verzoekt om af te zien van alle maatregelen,
plannen en pilots die leiden tot een hogere slachtsnelheid of het verdienmodel van
de slachthuizen? Wat is er voor deze Staatssecretaris nodig om hem af te laten zien
van zijn besluit om toe te staan dat de slachtsnelheid verder wordt verhoogd, aangezien
een hele heldere Kamermeerderheid, vertaald in verschillende aangenomen moties, er
voor hem blijkbaar niet toe doet?
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.