Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit, houdende Wijziging van het Besluit publieke gezondheid in verband met het stellen van regels omtrent integraal suïcidepreventiebeleid (Kamerstuk 25424-749)
2025D25574 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 15 mei jl. inzake het Ontwerpbesluit
houdende Wijziging van het Besluit publieke gezondheid in verband met het stellen
van regels omtrent integraal suïcidepreventiebeleid (Kamerstuk 25 424, nr. 749).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Meijerink
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groenlinks-PvdA- en ChristenUnie-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II. Reactie van het kabinet
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit, houdende
de Wijziging van het Besluit publieke gezondheid in verband met het stellen van regels
omtrent integraal suïcidepreventiebeleid en hebben hierover geen aanvullende vragen
en/of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groenlinks-PvdA- en ChristenUnie-fracties
De leden van de GroenLinks-PvdA- en ChristenUnie-fracties maken graag van de gelegenheid
gebruik om enkele vragen te stellen bij het ontwerpbesluit integrale suïcidepreventie.
Deze leden vinden het belangrijk dat de Wet integrale suïcidepreventie zo snel mogelijk
in werking treedt en er landelijk en lokaal integraal suïcidepreventiebeleid verder
wordt ontwikkeld. Deze leden danken de Staatssecretaris wel dat hij het besluit heeft
voorgehangen in de Kamer. Omdat de initiatiefwet met zo’n brede vertegenwoordiging
uit de Kamer is verdedigd en nog breder is aangenomen, is het goed dat de Kamer het
ontwerpbesluit ziet.
De leden van de GroenLinks-PvdA- en ChristenUnie-fracties vragen globaal te schetsen
hoe de afstemming tussen diverse Ministers eruit komt te zien. Deze leden vinden het
goed dat er samenspraak wordt gezocht met wetenschappers, mensen uit de praktijk en
met ervaringsdeskundigen. Hoe ziet deze samenspraak eruit?
De leden van de GroenLinks-PvdA- en ChristenUnie-fracties vinden dat het ontwerpbesluit
vrij summier is opgesteld. Is de Staatssecretaris bereid om gelijk vanaf de inwerkingtreding
van de wet te starten met het inventariseren van voor effectieve noodzakelijke uitvoeringsbepalingen?
Hoe ziet de Staatssecretaris het betrekken van intermediaire gezondheidsdoelen die
richtinggevend kunnen zijn voor het beleid, zo vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-
en ChristenUnie-fracties.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de het Ontwerpbesluit, houdende
Wijziging van het Besluit publieke gezondheid in verband met het stellen van regels
omtrent integraal suïcidepreventiebeleid. Zij onderstrepen het belang van suïcidepreventie
maar hebben eerder aangegeven kritisch te zijn op het wettelijk vastleggen hiervan.
De leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe in een nationale communicatiestrategie wordt
voorkomen dat dit onbedoeld kan leiden tot normalisering of aanzetten tot, zoals dat
ook te zien is bij bijvoorbeeld anorexia.1 In hoeverre worden sociale-media-platforms betrokken bij het integrale beleid?
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het ontwikkelen en delen
van kennis op het gebied van suïcide en suïcidepreventie. Wat deze leden betreft komt
hierin specifieke aandacht voor jonge vrouwen en meisjes. Ondanks herhaalde verzoeken
acht het kabinet aanvullend onderzoek naar hun mentale gezondheid niet nodig, terwijl
het aantal suïcides onder deze groep hoger ligt dan ooit2. Genoemde leden vragen zich af hoe het integrale beleid effectief kan worden vormgegeven
zonder goed inzicht te hebben in de groep waar sprake is van steeds stijgende suïcidecijfers.
Kan aangegeven worden op welke wijze deze zorgwekkende ontwikkeling plek krijgt in
het integrale beleid? In hoeverre is onderzoek gedaan naar of bestaande interventies
voldoende aansluiten bij de hulpvraag en/of belevingswereld van meisjes en jonge vrouwen?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie naar de stand van zaken met betrekking
tot het gratis maken van het nummer 113. Wat is het tijdspad en is dit onderdeel van
het integrale beleid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Het Ontwerpbesluit integrale suïcidepreventie borgt drie instrumenten: de landelijke
agenda suïcidepreventie, een onderzoeksprogramma en een communicatiestrategie. Daarmee
staat niets de inwerkingtreding van de wet meer in de weg. De leden van de NSC-fractie
juichen dat toe. Wel sluiten de leden zich aan bij de oproep om vanaf de start te
kijken wat er nodig is voor effectieve implementatie middels een besluit of anderszins.
De leden van de NSC-fractie missen de visie van de Staatssecretaris hoe, mede in het
licht van het door het kabinet omarmde beginsel van Gezondheid in alle beleidsdomeinen,
de in de Wet integrale suïcidepreventie opgenomen regierol gaat uitvoeren. Integrale
suïcidepreventie vraagt ook om bepalingen in andere besluiten, op andere beleidsterreinen,
die vallen onder andere ministeries. Kan de Staatssecretaris meer vertellen over hoe
dit in beweging gaat worden gebracht? Wie neemt initiatief om te bezien welke wijzigingen
in regelgeving van andere departementen kunnen bijdragen aan effectieve suïcidepreventie?
Denk aan het aanhaken bij lopende wetsvoorstellen zoals het OCW-Wetsvoorstel vrij
en veilig onderwijs waarin suïcidepreventie nu nog geen rol heeft. Of hoe om te gaan
met het trainen van (overheids)personeel in het omgaan met mensen die kampen met suïcidaliteit,
waarbij zij het onderscheid weten te maken met zogeheten «instrumentele dreiging»
(dat mensen dreigen met suïcide om hun zin te krijgen, maar er geen echte suïcidale
dreiging achter zit).
De leden van de NSC-fractie denken daarnaast dat ook de onder de ministeries vallende
diensten hierbij een rol van betekenis kunnen spelen. Denk bijvoorbeeld aan NVWA en
IVM voor beperking van de toegang tot dodelijke middelen. Maar denk ook aan (bijvoorbeeld)
de inspecties bij het doen van onderzoek naar een onnatuurlijke dood. Is het logisch
dat bedrijfsongevallen grondiger worden onderzocht, dan een suïcide op de werkplek?
In de wet staat dat suïcidepreventie een plek krijgt in de landelijke nota gezondheidsbeleid.
De leden van de NSC-fractie missen in dit besluit nadere duiding en borging. Zo blijkt
uit het consultatieverslag dat monitoring voor zowel landelijke als lokale overheden
een plek krijgt in de komende landelijke nota gezondheidsbeleid. Gezien de voornemens
van het kabinet inzake een investeringsmodel voor preventie (meten is weten): zou
monitoring niet structureel onderdeel moeten zijn van integrale suïcidepreventie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Met interesse hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van de brief van de
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over geestelijke gezondheidszorg.
Daartoe hebben deze leden verdere vragen.
De leden van de D66-fractie hechten veel waarde aan een goede en effectieve aanpak
van suïcidepreventie. Elke suïcide is er één te veel. Met de Wet integrale suïcidepreventie
is een belangrijke stap gezet door het Rijk en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk
te maken voor integraal beleid op dit gebied.
Met dit ontwerpbesluit wordt hier invulling aan gegeven. De leden van de D66-fractie
zien dat er met onder andere de landelijke agenda, de communicatiestrategie en het
onderzoeksprogramma belangrijke onderdelen benoemd worden. Tegelijkertijd constateren
deze leden dat veel bepalingen nog algemeen blijven. Uit de behandeling van de wet
bleek al dat gemeenten en regio’s vaak al gestart zijn met suïcidepreventie, maar
dat structurele borging en samenwerking in de praktijk nog versterking verdienen.
De vraag is of gemeenten, professionals en maatschappelijke organisaties met het ontwerpbesluit
voldoende houvast hebben om het beleid in de praktijk goed uit te voeren. De leden
vragen de Staatssecretaris daarom hoe hij dit na inwerkingtreding zal volgen en monitoren.
Omdat suïcidepreventiebeleid zich voortdurend ontwikkelt en nieuwe inzichten kunnen
ontstaan over effectieve preventiemaatregelen, vinden deze leden het belangrijk dat
het ontwerpbesluit zo nodig kan worden aangepast. Zij vragen de Staatssecretaris daarom
of hij bereid is om binnen drie jaar na inwerkingtreding het besluit te evalueren
en op basis daarvan, indien nodig, met voorstellen tot wijziging te komen. Daarbij
vragen de leden hoe gemeenten, professionals, ervaringsdeskundigen en maatschappelijke
organisaties worden betrokken bij deze monitoring en mogelijke aanpassing.
Daarnaast vragen deze leden aandacht voor de uitvoeringscapaciteit bij gemeenten.
Gemeenten willen graag verantwoordelijkheid nemen, maar geven ook aan behoefte te
hebben aan ondersteuning, kennisdeling en praktijkvoorbeelden. De leden van de D66-fractie
vragen de Staatssecretaris hoe deze ondersteuning vorm krijgt, mede gezien het risico
dat sommige gemeenten zonder nadere concretisering moeite kunnen hebben om hun lokale
beleid goed vorm te geven.
De leden benadrukken dat snelheid bij invoering van de wet voorop moet staan. Tegelijkertijd
blijft het kabinet verantwoordelijk voor een goede uitvoering in de praktijk.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit, houdende
Wijziging van het Besluit publieke gezondheid in verband met het stellen van regels
omtrent integraal suïcidepreventiebeleid. Deze leden hebben de volgende vragen aan
de Staatssecretaris.
Om te beginnen willen de leden benadrukken dat het belangrijk is dat de wet zo snel
mogelijk in werking treedt. Daarnaast is het van belang om meteen vanaf de inwerkingtreding
de maatschappelijke behoeften bij het uitvoeren van de wet te inventariseren, zodat
op zo kort mogelijke termijn wijzigingen in het besluit worden doorgevoerd die handen
en voeten geven aan de uitvoering.
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat er vooral moet worden gekeken naar
wat er al is en daar zo goed mogelijk op moet worden aangesloten. Wat betreft de leden
hoeft er namelijk niet opnieuw een heel systeem opgetuigd te worden. Zo hebben de
leden gehoord dat er in het Aanvullend Zorg en Welzijnsakkoord mogelijk voorzieningen
zitten voor laagdrempelige psychische ondersteuning in gemeenten. De leden vragen
of die voorzieningen ook op suïcidepreventie wordt aangesloten, bijvoorbeeld door
samenwerking met het Suïcide Preventie Centrum.
Tot slot vinden deze leden dat er naast initiatieven onder het Ministerie van Volksgezondheid
Welzijn en Sport ook gekeken moet worden naar wat er nodig is om initiatieven bij
andere ministeries verder te brengen. Denk aan het verder ontwikkelen van TABOER of
maatregelen tegen de negatieve invloed van social media op jongeren. En welke rol
hebben de onder de ministeries vallende diensten daarbij, zoals de inspecties? Hoe
concreter, hoe beter.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit, houdende Wijziging
van het Besluit publieke gezondheid in verband met het stellen van regels omtrent
integraal suïcidepreventiebeleid. Zij zijn positief over het feit dat de Staatssecretaris
aan de slag is gegaan met de implementatie van de wet, maar hebben nog wel enkele
vragen en opmerkingen over de precieze invulling ervan.
De leden van de SP-fractie merken op dat het ontwerpbesluit een vrij beknopte uitwerking
is van het wetsvoorstel en er weinig nieuwe elementen in zijn verwerkt. Hoe kijkt
de Staatssecretaris hiernaar? Is hij van plan het besluit in de toekomst wel verder
uit te werken? Zo ja, welke stappen gaat hij zetten om in kaart te brengen hoe dit
het meest effectief kan worden gedaan?
II. Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J.J. Meijerink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.