Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Initiatiefnota van het lid Michon-Derkzen over de aanpak van voetbalgeweld (Kamerstuk 36650-2)
36 650 Initiatiefnota van het lid Michon-Derkzen over de aanpak van voetbalgeweld
Nr. 3
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 2 juni 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de initiatiefnemer over de initiatiefnota van 6 november 2024 over
de Initiatiefnota van het lid Michon-Derkzen over de aanpak van voetbalgeweld (Kamerstuk
36 650, nr. 2).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 februari 2025 aan de initiatiefnemer voorgelegd.
Bij brief van 2 juni 2025 zijn de vragen, voorzien van een inleiding, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pool
Adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de initiatiefnemer
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
initiatiefnemer
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de initiatiefnemer
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de initiatiefnemer
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de initiatiefnemer
6
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de initiatiefnemer
8
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de initiatiefnemer
10
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de initiatiefnemer
12
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie en reactie van de initiatiefnemer
16
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de initiatiefnemer
Inleiding
De initiatiefnemer heeft met veel waardering kennisgenomen van het verslag van de
vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en bedankt de leden van de fracties van
GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, BBB, CDA, SP, SGP en ChristenUnie voor hun vragen en opmerkingen.
De initiatiefnemer constateert met genoegen dat de fracties steun uitspreken voor
de noodzaak om het voetbalgeweld in te perken. Initiatiefnemer is verheugd dat er
serieus, grondig en kritisch is gelezen en meegedacht met de voorstellen, en zal hierna
zo zorgvuldig mogelijk op de inbreng reageren. Waar dat de leesbaarheid ten goede
komt, zijn vergelijkbare vragen van verschillende fracties soms gezamenlijk beantwoord.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
initiatiefnemer
Allereerst dankt initiatiefnemer de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie voor hun
steun. Ten aanzien van het handhaven van stadionverboden vragen de leden zich af of
de inzet van biometrische kenmerken past binnen de wet- en regelgeving ten aanzien
van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. In antwoord hierop kan ik zeggen
dat de Autoriteit Persoonsgegevens heeft geconstateerd dat er naar het oordeel van
de Autoriteit Persoonsgegevens op dit moment geen wettelijke basis is voor de inzet
van biometrische gegevens ten behoeve van de handhaving van stadionverboden.
In antwoord op de vraag over de effectiviteit van de digitale meldplicht verwijst
initiatiefnemer graag naar het «Engelse Model» waar de digitale meldplicht als een
succesfactor wordt bestempeld. Ook ziet de politie op dit moment vaak personen met
een stadionverbod in of in de buurt van een stadion. Een digitale meldplicht zorgt
ervoor dat er daadwerkelijk fysieke afstand is tussen de persoon met een stadionverbod
en het stadion. Met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie kijk ik zeer uit naar
de resultaten van de pilotprojecten, die in het seizoen ’24–’25 zijn gestart.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar de aard van de informatie die
voetbalclubs over hun supporters verzamelen. Het ligt volgens de initiatiefnemer in
de rede dat de veiligheidscoördinator hiervoor verantwoordelijk is. Het gaat om persoonsinformatie,
die bekend is door de seizoenskaart en om informatie over gedragingen van de persoon
in het stadion die relevant is voor de politie en de burgemeester.
Met de stelling van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA dat het in het kader
van licentie-uitgifte ook van belang zou moeten zijn welke maatregelen clubs nemen
om allerlei vormen van discriminatie van hun supporters tegen te gaan, waaronder het
optreden tegen antisemitische of racistische uitingen, is initiatiefnemer het volledig
eens.
Naar aanleiding van de vraag over de reikwijdte van de vergunningplicht, in het bijzonder
de optie tot preventief fouilleren van risicovakken, stelt initiatiefnemer dat ook
nu al fouillering mogelijk is als onderdeel van toegangscontrole. Door per wedstrijd
een vergunning te verstrekken kan meer maatwerk en meer transparantie in veiligheidsmaatregelen
worden geboden. De voetbalsupporter weet vooraf waar het aan toe is. Fouillering als
onderdeel van de toegangscontrole gebeurt altijd door de club zelf, in de huidige
praktijk door inzet van stewards of beveiligingsmedewerkers.
Ten aanzien van de vragen over strafeis van vuurwerk wil de initiatiefnemer benadrukken
dat het vuurwerk dat er in stadions wordt afgestoken altijd vuurwerk is dat al illegaal
is. Legaal vuurwerk, siervuurwerk F2 zoals cakes of F1 zoals knalerwten, zie je niet
in het stadion. Gelet op de gevaarzetting van vuurwerk, in combinatie met crowd control,
is een verdubbeling van de strafeis volgens de initiatiefnemer een voorstel dat goed
te rechtvaardigen is.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om
naast individuele aansprakelijkheid ook groepsaansprakelijkheid in te stellen, zodat
de hele groep verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade als zij zich schuldig
maakt aan geweld of vandalisme. Hoe verhoudt zich dit tot de reeds bestaande groepsaansprakelijkheid
op grond van Boek 6, artikel 166 Burgerlijk Wetboek (BW) waarin al bepaald is dat
indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt zij
hoofdelijk aansprakelijk kunnen zijn? Welk nieuw voorstel doet de initiatiefnemer
in dit verband?
De initiatiefnemer vindt het belangrijk dat bvo’s altijd proberen zoveel mogelijk
schade te verhalen op relschoppers. Dat is in het verleden niet altijd gebeurd. De
civiele route die de leden van GroenLinks-PvdA beschrijven wordt gelukkig in enkele
zaken inmiddels gevolgd. In dat kader heeft de initiatiefnemer kennisgenomen van de
resultaten die op dit onderdeel zijn geboekt; steeds vaker maken Bvo’s gebruik van
de kennis van de Taskforce van de KNVB bij het aansprakelijk stellen van relschoppers
naar aanleiding van wanordelijkheden. In de reactie van de Minister is te lezen dat
dit heeft geleid tot 20 zaken, waarin ongeveer 60 supporters in 15 zaken succesvol
aansprakelijk zijn gesteld voor (hun aandeel in) de ontstane schade. Dit heeft geresulteerd
in een totaalbedrag aan schadeverhaal van € 72.000,–. Toch is het in de praktijk vaak
lastig om relschoppers hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor toegebrachte schade,
omdat de drempel in het civiele recht om groepsaansprakelijkheid aan te nemen relatief
hoog is. Zo moet onder andere de schade kunnen worden toegerekend aan de relschopper,
moet de kans op schade bij de rellen dermate groot zijn, dat de specifieke relschopper
de overige relschoppers tegen had moeten houden, etc. De initiatiefnemer constateert
dat de drempel om groepsaansprakelijkheid aan te nemen omlaag kan. Ook is de initiatiefnemer
van mening dat in elk strafproces waar een relschopper terecht staat, de bvo zich
dient te voegen als benadeelde partij op grond van artikel 51f Sv, zodat de strafrechter
naast het opleggen van een straf de relschopper ook gelijk kan veroordelen de schade
te vergoeden. Hiermee wordt een eventuele langdurige civiele route die extra beslag
legt op schaarse zittingscapaciteit bij de civiele rechter voorkomen.
Ten overvloede merkt de initiatiefnemer hierbij op dat wanneer relschoppers worden
vervolgd voor openbare geweldpleging, de drempel voor groepsaansprakelijkheid ook
in het strafrecht zeer hoog is. In dat licht acht de initiatiefnemer het voorstelbaar
dat wordt gekeken ook deze drempel te verlagen, bijvoorbeeld in lijn met het wetsvoorstel
van het lid Helder tot wijziging van het Wetboek van strafrecht in verband met onder
andere de verruiming van de groepsaansprakelijkheid bij openlijke geweldpleging.1
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de initiatiefnemer
Initiatiefnemer dankt de leden van de VVD-fractie voor de aandacht voor het handhaven
van stadionverboden. Initiatiefnemer heeft met deze leden kennisgenomen van de reactie
van het kabinet op biometrische toegangscontroles waaruit blijkt dat dit niet uitgerold
kan worden omdat de wettelijke grondslag ontbreekt. Initiatiefnemer hecht niet aan
het middel maar aan het doel. Als de handhaving van stadionverboden in de praktijk
goed werkt via ID-checks, zoals de pilot met Identity Based Acces, en deze werkwijze
juridisch standhoudt, dan is dat de route die volgens initiatiefnemer landelijk uitgerold
moet worden.
Ten aanzien van de inzet van het strafrecht bij het overtreden van een civielrechtelijk
stadionverbod is initiatiefnemer het niet eens met de reactie van het kabinet die
verwijst naar artikel 138 Wetboek van Strafrecht (Sr). In antwoord op de vraag van
de leden van de VVD-fractie stelt initiatiefnemer dat het strafrecht in de praktijk
niet wordt toegepast bij het overtreden van een civielrechtelijk stadionverbod. Initiatiefnemer
is van mening dat het strafrecht op dit punt juist nodig is om te normeren én moet
om deze reden dus daadwerkelijk ingezet worden.
Ten aanzien van de rol van het strafrecht hebben de leden van de VVD-fractie nog de
volgende vragen gesteld. Voorgesteld wordt om groepsaansprakelijkheid meer centraal
te stellen. Met andere woorden: voorgesteld wordt dat een groep aansprakelijk wordt
gehouden door de geleden schade door voetbalvandalisme. Bedoelt de initiatiefnemer
de route van artikel 6:166 BW? En wie is degene die de schade zou moeten vorderen?
Is dat de voetbalclub of wordt de schade van de overheid bedoeld door inzet van politie?
En hoe wordt volgens de initiatiefnemer de groep dan afgebakend?
In reactie op de vraag van de leden van de VVD-fractie over groepsaansprakelijkheid
verwijst de initiatiefnemer naar het antwoord op de vergelijkbare vraag van de leden
van de fractie van GroenLinks-PvdA. De bvo zou de schade moeten vorderen in een civielrechtelijk
proces, maar bij voorkeur ook wanneer een relschopper voor de strafrechter staat in
verband met gepleegde strafbare feiten.
Ten aanzien van de vraag over het zelfstandig strafbaar stellen van het betreden van
het veld is de initiatienemer het niet eens met de reactie van het kabinet die stelt
dat de huidige civielrechtelijke maatregel de overtreder harder straft. De initiatiefnemer
vindt dat de onderbouwing van deze stelling ontbreekt. De initiatiefnemer van mening
dat de zelfstandige strafbepaling waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat het verboden
is een veld te betreden de overtreder harder straft dan een de civielrechtelijke maatregel
voor het betreden van een veld.
In antwoord op de vragen over spreekkoren deelt de initiatiefnemer de ergernis van
de leden van de VVD-fractie. Met deze leden is zij van mening dat er steviger optreden
nodig is en zij steunt het voorstel om een wedstrijd daadwerkelijk stil te leggen
op het moment dat antisemitische spreekkoren geconstateerd worden.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of de initiatiefnemer kan concretiseren
op welke wijze politie-inzet doorberekend zou moeten worden aan de voetbalclubs. In
antwoord hierop hecht initiatiefnemer eraan om te benadrukken dat het gaat om politie-inzet
ín het stadion, dat nodig blijkt bij incidenten in het stadion. In de regel is er
geen politie in het stadion, dat wil initiatiefnemer ook uitdrukkelijk zo houden.
De politie staat buiten het stadion, in het kader van de reguliere handhaving van
de openbare orde. De veiligheid in het stadion is een verantwoordelijkheid van de
club. Op het moment dat er politie nodig is in het stadion, heeft een club gefaald
in haar taak en moet hiervoor een bedrag betalen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de initiatiefnemer
Initiatiefnemer dankt de leden van de NSC-fractie voor hun constructieve reactie.
Ten aanzien van de vraag over de reden waarom stadionverboden in Nederland zo makkelijk
kunnen worden omzeild zit de hoofdoorzaak in het niet controleren van identiteitsbewijzen
bij de ingang.
Met de leden van de NSC-fractie bevreemdt het initiatiefnemer dat aan een stadionverbod
maar zelden een meldplicht wordt gekoppeld. Los van de beoordeling van het gezag was
er lange tijd ook sprake van een praktische belemmering; een fysieke meldplicht bleek
niet (overal) haalbaar en een digitale meldplicht moest nog ontwikkeld worden. Initiatiefnemer
is verheugd dat er vanaf het seizoen ’24–’25 eindelijk is gestart met een pilot voor
een digitale meldplicht en kijkt uit naar de eerste resultaten.
De leden van de NSC-fractie vragen naar de inzet van de Wet maatregelen bestrijding
voetbalvandalisme en ernstige overlast (MBVEO). Deze wet is geëvalueerd en daaruit
blijkt dat vooral het gebiedsverbod wordt ingezet.2
Ten aanzien van de handhaving van stadionverboden constateert initiatiefnemer met
de leden van de NSC-fractie dat er volgens de Autoriteit Persoonsgegevens nu onvoldoende
wettelijke basis is voor de inzet van biometrische gegevens ten behoeve van de handhaving
van stadionverboden. De AP vindt dat de inzet van biometrische gegevens op dit moment
pas gerechtvaardigd is bij de beveiliging van een kerncentrale of van staatsgeheime
informatie.3 Initiatiefnemer is bereid om het kabinet te verzoeken een aanvullende wettelijke
grondslag te creëren om de inzet van van biometrische gegevens voor toegangscontrole
onder omstandigheden mogelijk te maken. Echter, initiatiefnemer hecht niet aan het
middel maar aan het doel. Als de handhaving van stadionverboden in de praktijk goed
werkt via ID-checks, zoals de pilot met Identity Based Acces, en deze werkwijze juridisch
standhoudt, dan is dat de route die volgens initiatiefnemer landelijk uitgerold moet
worden.
Naar aanleiding van de vragen over camera’s in stadions stelt initiatiefnemer dat
het aantal camera’s en de kwaliteit van de camerabeelden per stadion zeer verschillend
is. Effectiviteit van de inzet van camera’s blijkt uit het «Engelse model». Feit is
dat het aantal camera’s en de kwaliteit van de camerabeelden op dit moment geen onderdeel
is van de licentie-eisen die de KNVB stelt aan de club. Veiligheid in het stadion
moet volgens initiatiefnemer juist een essentieel onderdeel zijn bij de beoordeling
van een uitgifte van een licentie.
Initiatiefnemer deelt de mening van de leden van de NSC-fractie niet op het punt van
de inzet van strafrecht. Strafrecht normeert en heeft een preventieve werking. De
huidige civielrechtelijke inzet bij het betreden van het veld werken in de ogen van
de initiatiefnemer onvoldoende. Uit het «Engelse model» blijkt dat toepassing van
het strafrecht een effectieve en noodzakelijk last resort of «ultimum remedium» is
bij het aanpakken van voetbalgeweld. Het afsteken van noodsignalen is niet strafbaar,
dat is immers geen vuurwerk.
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie vragen over de voorgestelde strafbaarstelling
van spreekkoren en playbacken. Deze leden begrijpen dat de aanpak van spreekkoren
mogelijk beter kan verlopen als ook playbacken strafbaar is, maar vragen wel hoe een
strafbaarstelling van playbacken zich verhoudt tot het schadebeginsel dat geldt in
het strafrecht. Kan de initiatiefnemer hierop reflecteren en onderbouwen waarom deze
strafbaarstelling volgens haar gerechtvaardigd zou zijn?
De initiatiefnemer verwijst hierbij naar het voorstel dat is gedaan vanuit het Openbaar
Ministerie.4 Er is een beperkt aantal gevallen waarin hooligans zijn weggekomen met het verhaal
dat zij aan het playbacken waren en niet daadwerkelijk riepen of zongen. Hiertoe zou
volgens de portefeuillehouder Voetbal & Veiligheid bij het OM artikel 141 Sr moeten
worden uitgebreid met het scanderen van leuzen. De initiatiefnemer heeft gezien dat
de Minister schrijft over een juridische verkenning waarin de verwachting is uitgesproken
dat de huidige wet- en regelgeving volstaat. De initiatiefnemer wil het risico niet
lopen dat er ook maar één relschopper succesvol wegkomt met een «playback»-verweer
en is daarom nog steeds van mening dat de wet op dit punt zou moeten worden aangepast.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de initiatiefnemer
De leden van de BBB-fractie lezen dat één van de maatregelen die genoemd wordt door
de initiatiefnemer de groepsaansprakelijkheid bij gemaakte schade is. Dit betekent
dat de hele groep verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade als zij zich
schuldig maakt aan geweld of vandalisme. Kan de initiatiefnemer deze maatregel meer
specificeren? Deze leden vragen wie bepaalt welke groep aansprakelijk is en ook hoe
het bepaald wordt wie er precies onder die groep valt.
Groepsaansprakelijkheid zou wat de leden van de BBB-fractie betreft ook opgelegd kunnen
worden bij stadionverboden. Wanneer er dus in een bepaald vak geweld of vandalisme
heeft plaatsgevonden, kan er overgegaan worden tot een stadionverbod voor het hele
vak voor de duur van bijvoorbeeld twee voetbalwedstrijden. Hoe kijkt de initiatiefnemer
naar deze vorm van groepsaansprakelijkheid?
De initiatiefnemer verwijst bij het beantwoorden van deze vraag naar de vergelijkbare
vragen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de VVD. Kort en goed zouden
bestaande routes sneller en effectiever en structureler moeten worden gevolgd; zowel
civiel als straf; maar is het ook noodzakelijk dat de drempel voor groepsaansprakelijkheid
bij het verhalen van schade wordt verruimd. Collectieve stadionverboden voor hele
vakken wijst de initiatiefnemer niet op voorhand af, maar heeft niet de voorkeur van
de initiatiefnemer.
De leden van de BBB-fractie lezen dat er in de initiatiefnota voorstellen worden gedaan
om nieuwe strafbaarstellingen in het leven te roepen. Aan welke stafmaten wordt er
gedacht?
Voor wat betreft de strafmaten bij de voorstellen in de initiatiefnota vindt de initiatiefnemer
het belangrijk dat ze aansluiten bij de aard en ernst van de strafbare feiten. Er
moet een zekere afschrikwekkende werking vanuit gaan en eraan bijdragen dat een relschopper
niet opnieuw in de fout gaat.
Verder wordt in de nota voorgesteld om een digitale meldplicht in te stellen. Bij
welke incidenten of overtredingen is de initiatiefnemer van mening dat de digitale
meldplicht moet worden opgelegd?
De initiatiefnemer vindt het verstandig om de resultaten van de pilots af te wachten,
voordat wordt bepaald in welke specifieke gevallen de digitale meldplicht wordt opgelegd.
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat de lengte van stadionverboden op dit
moment tekortschiet in een afschrikwekkende werking. Is de initiatiefnemer dit met
deze leden eens? En is de initiatiefnemer bereid om in de nota op te nemen dat er
in gesprek getreden dient te worden om stadionverboden fors langer te maken?
De initiatiefnemer is het hier mee eens, maar benadrukt ook dat het in de praktijk
belangrijker is dat de opgelegde stadionverboden beter worden gehandhaafd, bijvoorbeeld
door biometrische toegangscontrole en een ID-check bij de toegang.
Verder wordt voorgesteld om de individuele strafbaarheid van spreekkoren in het leven
te roepen, ook wanneer er geplaybackt wordt. Dit wordt gehandhaafd met slimme camera’s
in het stadion. De leden van de BBB-fractie vinden deze maatregel te ver gaan. Deze
leden vinden deze maatregel een te grote inperking op de vrijheid van meningsuiting
en te privacygevoelig. Kan de initiatiefnemer toelichten hoe zij kijkt naar deze zaken?
Verder hebben deze leden vraagtekens bij de handhaafbaarheid. Kan de initiatiefnemer
ook hierop ingaan?
De initiatiefnemer verwijst in reactie op de leden van de BBB-fractie naar het Engelse
model.Te vaak komt het voor dat relschoppers niet kunnen worden geïdentificeerd door
een schrijnend gebrek aan kwaliteit en kwantiteit van camera’s. De initiatiefnemer
meent dat door de introductie van meer slimme camera’s inderdaad inbreuk wordt gemaakt
op het recht op privacy. Toch is deze inbreuk gerechtvaardigd in het licht van het
doel van het cameratoezicht; namelijk ervoor zorgen dat iedereen vrij en veilig van
een voetbalwedstrijd kan genieten. De eisen die in Nederland zijn gesteld aan het
gebruik van camerabeelden in verband met de inbreuk op privacy zijn dusdanig van aard,
dat de initiatiefnemer het passend en geboden vindt dat bvo’s worden verplicht te
investeren in cameratoezicht. In het licht van de ernst van de rellen en wanordelijkheden
die plaatsvinden in voetbalstadion is de beperking van het recht op privacy gerechtvaardigd.
Daarnaast is er al een richtlijn bestrijding verbaal geweld, zo stellen de leden van
de BBB-fractie. Deze richtlijn gaat uit van preventie en repressie. Clubs kunnen vooraf,
bijvoorbeeld via hun supporterscoördinator, preventief en proactief optreden om spreekkoren
te voorkomen. Tijdens de wedstrijd zijn zij ook als eerste verantwoordelijk om de
wedstrijd stil te leggen. Daarnaast kunnen clubs aanstichters van ongewenste spreekkoren
corrigeren en/of aanpakken. Aanvullend kunnen individuen die zich schuldig maken aan
groepsbelediging en/of discriminatie een stadionverbod krijgen van vijf jaar. Kan
de initiatiefnemer toelichten waarom bovenstaande niet toereikend is?
De initiatiefnemer erkent dat de bestaande richtlijn waardevol is, maar constateert
dat deze in de huidige praktijk tekortschiet. Clubs treden niet altijd daadkrachtig
op, waardoor spreekkoren en ander verbaal geweld onvoldoende worden tegengegaan. Een
treffend voorbeeld hiervan is antisemitische spreekkoren bij PSV-Ajax in 2023. PSV
nam onvoldoende maatregelen en de KNVB legde de club een boete op. De initiatiefnemer
pleit daarom voor aanvullende maatregelen.5
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de initiatiefnemer
De initiatiefnemer dankt de leden van de CDA-fractie voor de gestelde vragen en voor
de steun om het bezoeken van een voetbalwedstrijd weer veilig en gastvrij te maken.
Met de leden van de CDA-fractie is initiatiefnemer het zeer eens dat het buitengewoon
schandalig en onaanvaardbaar is dat bestuursleden en medewerkers van een club worden
bedreigd door eigen supporters. Initiatiefnemer is van mening dat dergelijke zware
ondermijning via het strafrecht moet worden aangepakt. Deze rotte appels moeten uit
de groep worden gehaald en worden bestraft, om dit gedrag niet als een olievlek verder
te laten verspreiden onder de groep supporters.
Dank aan de leden van de CDA-fractie voor de vragen over de analyse van de gestage
groei van incidenten bij het betaald voetbal. Zoals ook in de initiatiefnota uiteengezet
ziet de organisatiestructuur van supporters er anders uit dan vroeger. Normvervaging,
zoals de leden van de CDA-fractie stellen, speelt in de ogen van initiatiefnemer zeker
een rol. Het antwoord hierop is volgens initiatiefnemer juist het hele pallet aan
maatregelen, zoals genoemd in de initiatiefnota, waarbij KNVB, clubs en de driehoek
optreden.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de voorgestelde aanpak van drugsgebruik om
zo een nonchalante houding tot het gebruik van extreem geweld te voorkomen. Initiatiefnemer
heeft in deze nota geen maatregel op drugsgebruik voorgesteld. Politie en OM handhaven
niet op eigen gebruik van (hard)drugs en dan is het in de ogen van initiatiefnemer
niet gerechtvaardigd om dat van de club te vragen.
In reactie op de vraag van de leden van de CDA-fractie over drugsgebruik merkt de
initiatiefnemer op dat alcohol en harddrugs voor relschoppers de drempel verlagen
om strafbare feiten te plegen zoals vernielingen en openlijke geweldpleging. In veel
gevallen werkt het gebruik van harddrugs strafverzwarend mee bij de straftoemeting;
bijvoorbeeld in de richtlijn van het OM over openlijke geweldpleging.6 Daar is voorgeschreven dat er bij alcohol of drugsgebruik het OM een strafeis van
+75% eist wanneer het delict is gepleegd onder invloed van alcohol of drugs.
Ten aanzien van de vragen over de inzet van camera’s hecht initiatiefnemer eraan te
zeggen dat het aantal camera’s in een stadion en de kwaliteit van de camera’s cruciaal
is. Dat is een belangrijke les uit het «Engelse model», die opvatting deelt de initiatiefnemer
met de leden van de CDA-fractie. Op dit moment is het aantal camera’s en de kwaliteit
van de camerabeelden per stadion zeer verschillend is. Feit is dat het aantal camera’s
en de kwaliteit van de camerabeelden op dit moment geen onderdeel is van de licentie-eisen
die de KNVB stelt aan de club. Veiligheid in het stadion moet volgens initiatiefnemer
juist een essentieel onderdeel zijn bij de beoordeling van een uitgifte van een licentie.
Wat de initiatiefnemer betreft kunnen bodycams ook een goede aanvulling zijn om ervoor
te zorgen dat supporters die zich misdragen sneller opgespoord en bestraft kunnen
worden.
Voor de initiatiefnemer is het cruciaal dat de stadionverboden beter worden gehandhaafd.
Op dit moment hanteert NEC biometrische toegangscontrole, op vrijwillige basis. Dat
is maar ten dele effectief. Zoals ook geantwoord op de vragen van de leden van de
fractie van GroenLinks-PvdA-fractie, VVD en NSC bestaat er nu onvoldoende wettelijke
basis om biometrische toegangscontrole landelijk uit te rollen. Initiatiefnemer hecht
niet aan het middel maar aan het doel. Als de handhaving van stadionverboden in de
praktijk goed werkt via ID-checks, zoals de pilot met Identity Based Acces bij PEC
Zwolle, en deze werkwijze juridisch standhoudt, dan is dat de route die volgens initiatiefnemer
landelijk uitgerold moet worden. De clubs moeten hierin investeren.
Op de vraag van de leden van de CDA-fractie of de initiatiefnemer mogelijkheden ziet
om stewards en beveiligers uit te wisselen tussen clubs om (tijdelijk) het personeelstekort
op te vangen kan ik positief antwoorden. Het personeelstekort zal over de hele breedte
spelen maar waar het helpt om mensen uit te wisselen, moet dat mogelijk zijn.
De leden van de CDA-fractie hebben vragen gesteld over het doorberekenen van de kosten
voor de extra politie-inzet, aan de clubs. Zoals ook geantwoord op de vragen van de
leden van de VVD-fractie hecht initiatiefnemer eraan te benadrukken dat het gaat om
de niet-geplande inzet van de politie ín het stadion, die nodig blijkt door incidenten
in het stadion. De veiligheid binnen het stadion is een verantwoordelijkheid van de
club. Per wedstrijd wordt het risico ingeschat en worden passende maatregelen genomen
door de club om de veiligheid in een stadion te garanderen Als het dan toch in het
stadion uit de hand loopt, op een zodanige wijze dat de politie nodig is om de orde
te herstellen, dan heeft de club gefaald. De politie zal uiteraard zo snel mogelijk
het stadion in komen en de orde herstellen maar voor deze inzet betaalt de club. Dit
kan een vast bedrag zijn. Op de vraag of initiatiefnemer over dit voorstel advies
heeft ingewonnen bij de KNVB is de reactie dat zij dit voorstel niet steunt.
Ten aanzien van de vraag van de leden van de CDA-fractie of initiatiefnemer, los van
het overleg tussen de vierhoek, mogelijkheden ziet om supporters(verenigingen) te
betrekken bij de overleggen is mijn reactie positief. Het is aan de vierhoek om dit
te bepalen. In de ogen van initiatiefnemer moet een vierhoek de standaard zijn en
vastgelegd worden in de APV. De toevoeging van supportersvereniging is op vrijwillige
basis en hangt af van de lokale omstandigheden.
Over de strafbaarstelling van noodsignalen stelt de initiatiefnemer dat noodsignalen
niet onder vuurwerk vallen en een normaal product is, onder andere in de maritieme
sector. Noodsignalen afsteken in een stadion zijn echter zeer gevaarzettend en om
deze reden is een aparte strafbaarstelling voor het afsteken van noodsignalen in een
stadion gerechtvaardigd.
Met de leden van de CDA-fractie is de initiatiefnemer het desgevraagd zeer eens dat
schade door voetbalvandalisme verhaald moet worden op de daders.
Op de vraag naar de financiële gevolgen van de voorstellen is de initiatiefnemer van
mening dat de clubs vooral een been bij moeten trekken. Effectieve toegangscontrole,
het beter opleiden van stewards, verbeteren cameratoezicht vergt een investering van
de clubs. De partijen uit de driehoek zullen niet direct extra financiële gevolgen
uit de voorstellen ervaren, hooguit een andere werkwijze door bijvoorbeeld een vergunningplicht
en extra vierhoek per wedstrijd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de initiatiefnemer
De initiatiefnemer dankt de leden van de SP-fractie voor de waardering van de initiatiefnota.
Met deze leden is de initiatiefnemer het eens dat de relschoppers moeten worden aangepakt,
op een wijze die de goedwillende supporters niet dupeert.
De leden van de SP-fractie delen het standpunt van de initiatiefnemer dat stadionverboden
gehandhaafd moeten worden. Deze leden vragen naar de opgedane ervaringen met een meldplicht.
In antwoord hierop constateert de initiatiefnemer dat een fysieke meldplicht niet
haalbaar bleek en een digitale meldplicht ontwikkeld moest worden. Initiatiefnemer
is verheugd dat er vanaf het seizoen ’24–’25 eindelijk is gestart met een pilot voor
een digitale meldplicht en kijkt uit naar de eerste resultaten.
Los van de meldplicht is de initiatiefnemer ook van mening dat er betere toegangscontrole
moet zijn bij het stadion, zoals een identiteitscheck of met behulp van biometrische
gegevens.
De leden van de SP-fractie constateren daarnaast dat een groot aantal van het strafbare
feiten op het gebied van racisme en discriminatie plaatsvindt rondom sportwedstrijden
en met name voetbalwedstrijden. 38 procent van het aantal strafbare feiten gebeurt
rondom sportwedstrijden, zo blijkt uit het rapport Strafbare discriminatie in beeld
2023 van het OM. Deze leden zijn voorstander van slim cameragebruik bij voetbalwedstrijden
om zo mensen in de gaten te houden die mogelijk over de schreef gaan en om hiermee
ervoor te zorgen dat dit minder gebeurt. Deze leden hebben in het verleden voorstellen
gedaan om vaker met slimme camera’s te gaan werken in voetbalstadion zodat bijvoorbeeld
discriminerende spreekkoren beter kunnen worden aangepakt. Weet de initiatiefnemer
in hoeveel stadions dergelijke camera’s aanwezig zijn? Is het nodig en realistisch
om deze in alle stadion te plaatsen of kan worden volstaan met bepaalde clubs of zelfs
bepaalde vakken in stadions?
De initiatiefnemer deelt het pleidooi van de leden van de SP-fractie voor meer inzet
van slimme camera’s bij voetbalwedstrijden. Deze technologie is essentieel om wangedrag,
zoals discriminerende spreekkoren, sneller en gerichter aan te pakken.
De initiatiefnemer beschikt niet over cijfers over het aantal stadions waarin deze
systemen al aanwezig zijn en stelt daarom voor om de Minister van Justitie en Veiligheid
te vragen dit inzichtelijk te maken. Wat de initiatiefnemer betreft mogen clubs fors
investeren in modern cameratoezicht.
Op de vraag van de leden van de SP-fractie naar de toegevoegde waarde van de vergunningsplicht
in de APV is de reactie van de initiatiefnemer dat de vrijblijvendheid eraf moet.
Het klopt dat er op dit moment ook een vergunningplicht per wedstrijd kan worden ingesteld
maar dit is aan het lokaal gezag. Initiatiefnemer is van mening dat er met een vergunningplicht
per wedstrijd meer maatwerk en meer transparantie in veiligheidsmaatregelen wordt
geboden. Een vergunningplicht per wedstrijd zou in de ogen van de initiatiefnemer
de norm moeten zijn.
Ten aanzien van het doorberekenen van de kosten van extra politie-inzet verwijst de
initiatiefnemer naar de beantwoording van de vraag hierover van de VVD-fractie en
de CDA-fractie. Het gaat om de niet-geplande inzet van de politie ín het stadion,
die nodig blijkt door incidenten in het stadion. De veiligheid binnen het stadion
is een verantwoordelijkheid van de club. Per wedstrijd wordt het risico ingeschat
en worden passende maatregelen genomen door de club om de veiligheid in een stadion
te garanderen, via de vergunning. Als het dan toch in het stadion uit de hand loopt,
op een zodanige wijze dat de politie nodig is om de orde te herstellen, dan heeft
de club gefaald. De politie zal uiteraard zo snel mogelijk het stadion in komen en
de orde herstellen maar voor deze inzet betaalt de club. Dit kan een vast bedrag zijn.
Het specifieke voorbeeld dat een paar relschoppers zich asociaal en crimineel gedraagt
is niet van toepassing op doorberekening als dat niet leidt tot de noodzaak van de
politie om het stadion binnen te gaan om de orde te herstellen. De inzet van de politie
buiten het stadion is en blijft een reguliere taak in ons algemeen belang waarvoor
geen kosten worden doorberekend.
Naar aanleiding van de vragen van de leden van de SP-fractie over vuurwerk wil de
initiatiefnemer benadrukken dat het afsteken van vuurwerk in een stadion levensgevaarlijk
is en veel te vaak voorkomt. Het vuurwerk dat in een stadion wordt afgestoken is per
definitie illegaal vuurwerk. De vragenstellers hebben gelijk met hun opmerking dat
het bezit en afsteken hiervan al strafbaar is maar gelet op de gevaarzetting is de
initiatiefnemen van mening dat een dubbele strafeis voor bezit en afsteken van illegaalvuurwerk
in een stadion gerechtvaardigd is. Voor het antwoord op het strafbaar stellen van
noodsignale verwijst de initiatiefnemer naar de beantwoording van de vraag van de
leden van de CDA-fractie.
Ten aanzien van het voorstel om het snelrecht in te zetten, vragen de leden van de
SP-fractie of de initiatiefnemer op de hoogte is van het feit dat dit in alle gevallen
al kan en dat de capaciteit hiervoor aanwezig is. Kan de initiatiefnemer hierop reflecteren?
In reactie hierop stelt de initiatiefnemer dat er bij snelrecht verdachten binnen
zeventien dagen na inverzekeringstelling voor de politierechter verschijnen, en bij
supersnelrecht worden verdachten binnen de termijn van inverzekeringstelling, dus
binnen drie tot zes dagen berecht. Er ontbreekt echter een landelijke registratie
van zaken die met toepassing van snelrecht worden behandeld. In sommige arrondissementen
is meer capaciteit beschikbaar voor snelrechtzittingen dan in andere arrondissementen.
De initiatiefnemer meent dat het niet altijd mogelijk zal zijn om alle relschoppers
via snelrecht te berechten, bijvoorbeeld omdat de onderbouwing van de vordering tot
schadevergoeding meer tijd vergt. In eenvoudige zaken waarin duidelijk is wie de relschopper
is en er geen complexe discussie is over aansprakelijkheid, dan verdient snelrecht
volgens de initiatiefnemer altijd de voorkeur. Meer gebruik maken van de mogelijkheden
voor snelrecht begint bij een inventarisatie van Politie, OM en de Rechtspraak kort
na rellen welke zaken hiervoor in aanmerking komen.
De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemer hoe zij het voorstel moeten begrijpen
over de groepsaansprakelijkheid. Welke wetswijziging is hiervoor volgens de initiatiefnemer
vereist, of in hoeverre dit nu al kan op basis van de huidige wet? Hoe zit het met
de bewijslast? Hoe voorkomt de initiatiefnemer dat de toevallige passant, of de net
iets te nieuwsgierige voetbalsupporter die niet op tijd is weggegaan, zwaar wordt
bestraft?
De initiatiefnemer verwijst bij haar beantwoording van deze vragen van de leden van
de SP-fractie naar de eerdere vragen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA
en de VVD. Daarbij is het natuurlijk van belang dat toevallige passanten niet aansprakelijk
worden gesteld voor de schade die relschoppers veroorzaken.
De leden van de SP-fractie stellen vragen over het voorstel om het betreden van het
veld door supporters als een zelfstandig strafbaar feit op te nemen in het Wetboek
van Strafrecht. In de initiatiefnota wordt uitgebreid stilgestaan bij de aanpak van
voetvalgeweld in Engeland. Deze aanpak blijkt zeer succesvol en wordt vaak aangehaald
als voorbeeld voor Nederland met de term «Engelse model». Onderdeel van deze aanpak
is meer inzet van strafrecht, omdat dit een normerende en preventieve werking heeft.
Initiatiefnemer is het eens met de leden van de SP-fractie dat geweld op de amateurvoetbalvelden
een probleem is en zij erkent het succes van de Halt-interventie Sport en Gedrag.
Om die reden heeft initiatiefnemer de motie waarnaar wordt verwezen (Kamerstuk 25 232, nr. 84) gesteund.
Initiatiefnemer heeft de motie-Van Nispen over collectieve straffen zo veel mogelijk
beperken gesteund. De initiatiefnota gaat uit van hetzelfde principe: goedwillende
supporters moeten niet de dupe worden van het gedrag van de rotte appels. De rotte
appels moeten wat de initiatiefnemer betreft steviger worden aangepakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de initiatiefnemer
De initiatiefnemer dankt de leden van de SGP-fractie voor hun zorgvuldige bestudering
van de initiatiefnota en de waardering voor de inzet om voetbalgeweld steviger aan
te pakken. Met deze leden deelt initiatiefnemer de zorg over de huidige situatie,
waarbij een disproportioneel grote politie-eenheid gemoeid is bij voetbalwedstrijden.
Acties van clubs en KNVB
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer diverse aanbevelingen doet
om met de clubs en KNVB te komen tot een strenger en effectiever beleid om geweld
bij voetbalwedstrijden tegen te gaan. Deze leden vragen de initiatiefnemer hoe de
maatregelen die genomen moeten worden door de KNVB en de clubs afgedwongen dienen
te worden. Zij vragen de initiatiefnemer of er een escalatieladder moet worden ingericht
ingeval clubs herhaaldelijk hun verplichtingen niet nakomen. Ingeval de initiatiefnemer
een escalatieladder voor ogen heeft, vragen zij de initiatiefnemer wie hier toezicht
op zal moeten houden.
De initiatiefnemer acht het essentieel dat clubs en de KNVB verantwoordelijkheid nemen
voor preventie. De initiatiefnemer acht het wenselijk dat de KNVB via licentievoorwaarden
afdwingt dat clubs de veiligheid waarborgen. Bij herhaaldelijke nalatigheid is een
escalatieladder met stevige sancties voorstelbaar, inclusief intrekking van de licentie.
Vergunningplicht voor elke wedstijd
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om voor iedere
wedstrijd van een BVO een vergunningplicht in te stellen. Deze leden lezen dat dit
burgemeesters de mogelijkheid geeft om specifieke maatregelen per wedstrijd af te
dwingen. Deze leden vragen de initiatiefnemer of zij het standpunt deelt dat indien
(herhaaldelijk) niet aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt op het gebied van veiligheid,
zoals door de initiatiefnemer onder A aangereikt, het burgemeesters mogelijk moet
worden gemaakt de vergunning voor de BVO-club helemaal in te trekken totdat voldaan
is aan de voorwaarden. Zij vragen de initiatiefnemer of het voorstelbaar is dat vergunningen
of proflicenties worden ingetrokken indien herhaaldelijk sprake is van stevige rellen
tijdens of na afloop van een wedstrijd waarbij veel politie-inzet gevergd wordt. Zij
wijzen de initiatiefnemer op het feit dat ieder ander evenement met een dergelijk
hoog risico allang geen vergunning meer zou verkrijgen ingeval van herhaaldelijk rellen
en een dermate hoge politie-inzet.
De initiatiefnemer is van mening dat burgermeesters de ruimte moeten krijgen om bij
wedstrijden specifieke veiligheidsvoorwaarden op te leggen. Daarom wordt voorgesteld
om een vergunningsplicht op te nemen in gemeentelijke algemeen plaatselijke verordeningen
(APV). In deze lijn deelt initiatiefnemer dat, indien er herhaaldelijk niet aan deze
voorwaarden wordt voldaan, de burgermeester de mogelijkheid benut de vergunning tijdelijk
in te trekken.
Kosten voor extra politie-inzet doorberekenen
De leden van de SGP-fractie lezen dat de politie pleit voor het weren van publiek,
omdat zij vaak de gevolgen moeten opvangen van het nalatende beleid van de KNVB en
de clubs. Bovendien brengen de materiële schade door vandalisme en de kosten van juridische
procedures en vervolging extra maatschappelijke lasten met zich mee. Deze leden vragen
of clubs op dit moment meebetalen aan de kosten die gemaakt worden om publieke eigendommen
te herstellen nadat deze door voetbalgeweld worden vernietigd en de daders niet kunnen
opdraaien voor deze kosten. Zij vragen de initiatiefnemer of het voorstelbaar is dat
clubs niet enkel opdraaien voor de extra politie-inzet, maar ook de inzet die wekelijks
van de politie gevraagd wordt waardoor zij zich niet met andere zaken bezig kan houden.
De initiatiefnemer verwijst met betrekking tot dit onderwerp naar de beantwoording
van de vragen van de VVD en CDA-fractie. Het gaat bij het doorberekenen van de kosten
om de niet geplande politie inzet binnen het stadion, die noodzakelijk is geworden
door incidenten tijdens de wedstrijd. Belangrijk te vermelden is dat de politie inzet
buiten het stadion een reguliere taak in het algemeen belang en blijft voor rekening
van de overheid. Ten aanzien van schade aan publieke eigendommen geldt dat de initiatiefnemer
van mening is dat altijd een maximale inspanning moet worden gepleegd om de schade
te verhalen op de daders, zowel via de civiele route als via het strafproces. Indien
schadeverhaal niet mogelijk is gebleken, is het voorstelbaar dat afhankelijk van de
aard, ernst en andere omstandigheden van de gebeurtenissen ook de club financieel
wordt aangesproken, zeker wanneer onvoldoende maatregelen zijn genomen om wanordelijkheden
te voorkomen.
In dit verband wijst de initiatiefnemer op artikel 41 van het Reglement Betaald Voetbal,
waarin BVO’s verplicht worden om schade te vergoeden die het gevolg is van wanordelijkheden
zoals bedoeld in artikel 20, lid 2, onder 2, van datzelfde reglement.7 Dit bevestigt dat clubs medeverantwoordelijk worden gehouden voor de gevolgen van
wangedrag van hun aanhang. Dit artikel biedt bovendien een basis voor het civielrechtelijk
verhalen van schade op de betreffende club.
Schade verhalen op daders
De leden van de SGP-fractie lezen dat schade die door voetbalvandalisme ontstaat altijd
moet worden verhaald op de daders. Deze leden vragen de initiatiefnemer of in gevallen
waarbij de dader niet kan worden herkend of veroordeeld, de club of de samenleving
moet opdraaien voor de schade die veroorzaakt is voor, tijdens of na de wedstrijd.
De initiatiefnemer vindt het belangrijk dat een maximale inspanning wordt geleverd
om schade te verhalen op relschoppers. Zoals ook in het voorgaande antwoord is uiteengezet,
is het echter voorstelbaar dat indien daders niet geïdentificeerd of vervolgd kunnen
worden de organiserende club financieel wordt aangesproken, met name wanneer de club
aantoonbaar tekort is geschoten.
Betreden van het veld als apart delict
De leden van de SGP-fractie lezen dat de indiener voorstelt om het betreden van het
veld door supporters als zelfstandig strafbaar feit op te nemen in het Wetboek van
Strafrecht. Deze leden vragen de initiatiefnemer of het denkbaar is dat het betreden
van het veld kan worden afgedaan met een stadionverbod in plaats van het ultimum remedium
hiervoor toe te passen. Zij vragen te reflecteren op de proportionaliteit van dit
voorstel.
De initiatiefnemer begrijpt de zorgen van de leden van de SGP-fractie over de proportionaliteit
van de zelfstandige strafbaarstelling van het betreden van het veld. Deze strafbaarstelling
sluit aan bij de lijn in andere Europese landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, waar
dergelijke gedragingen standaard strafrechtelijk kunnen worden aangepakt. Dat neemt
niet weg dat het aan het Openbaar Ministerie is op grond van het opportuniteitsbeginsel
om te beslissen over te gaan tot vervolging of niet, en vervolgens is het aan de rechterlijke
macht om per geval te beoordelen welke afdoening passend is. Mede om die reden acht
de initiatiefnemer de voorgestelde aparte strafbaarstelling proportioneel.
Individuele strafbaarheid van spreekkoren
De leden van de SGP-fractie lezen dat wordt voorgesteld om beledigende of discriminerende
spreekkoren individueel strafbaar te stellen. Deze leden lezen dat op dit moment een
wedstrijd stilgelegd kan worden indien een plastic beker of aansteker op het veld
wordt gegooid. Zij vragen de initiatiefnemer of de straffen nog in verhouding zijn
nu dat ingeval van spreekkoren niet wordt gedaan. Deze leden vragen de initiatiefnemer
of het stilleggen van de wedstrijd bij spreekkoren, naast het individueel strafbaar
stellen, ook een mogelijkheid is ingeval supporters zich schuldig maken aan antisemitische
spreekkoren. Zij vragen de initiatiefnemer of het voorstelbaar is dat een wedstrijd
geen doorgang vindt indien voorafgaand aan de wedstrijd antisemitische spreekkoren
hebben geklonken, in of rond het stadion. Zij vragen de initiatiefnemer hier ook te
reflecteren op de rol van de KNVB en de clubs ingeval van antisemitische spreekkoren.
De initiatiefnemer begrijpt de zorgen van de leden van de SGP-fractie en deelt de
opvatting dat beledigende en discriminerende spreekkoren ontoelaatbaar zijn. De initiatiefnemer
verwijst hierbij naar haar antwoord op de vragen van de VVD-fractie, waarin zij reeds
heeft aangegeven dat steviger optreden noodzakelijk is. Het stilleggen van een wedstrijd
bij antisemitische spreekkoren is volgens haar dan ook niet alleen voorstelbaar, maar
wenselijk als krachtig signaal.
De initiatiefnemer steunt het voorstel om een wedstrijd daadwerkelijk stil te leggen
wanneer dergelijke spreekkoren worden geconstateerd. Ook wanneer deze vóór de aftrap
klinken in of rond het stadion, acht zij het in ernstige gevallen verdedigbaar dat
een wedstrijd geen doorgang vindt.
Wat betreft de rol van de KNVB en de clubs geldt dat van hen mag worden verwacht dat
zij proactief optreden tegen antisemitisme, zowel in preventieve zin als in het nemen
van sancties. De initiatiefnemer vindt dat de KNVB steviger moet sturen op normhandhaving
en clubs moet houden aan hun verantwoordelijkheid om herhaald wangedrag actief en
zichtbaar aan te pakken. Dit geldt ook voor het aanspreken van supportersgroepen en
het treffen van disciplinaire maatregelen indien nodig.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om naast spreekkoren
ook playbacken strafbaar te stellen. Deze leden vragen of het voorstelbaar is dat
ook het brengen van de Hitlergroet onder de strafbepaling komt te vallen.
Hoewel de Hitlergroet in Nederland op zichzelf geen afzonderlijk misdrijf vormt, kan
deze afhankelijk van de context wél strafbaar zijn, bijvoorbeeld als opruiing of groepsbelediging.
Dit sluit aan bij het EU-kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat,
dat lidstaten verplicht om publiekelijk aanzetten tot haat of geweld, onder meer op
grond van godsdienst of etnische afkomst, strafbaar te stellen. Ook het ontkennen
of vergoelijken van internationale misdrijven, zoals de Holocaust, valt onder dit
kader sinds de inwerkingtreding van de Wet herimplentatie Europees strafrecht.8
In de context van een voetbalwedstrijd, waarin de Hitlergroet wordt gebruikt als provocatie
of antisemitische uiting, acht de initiatiefnemer het voorstelbaar dat dit gedrag
binnen het bereik valt van de voorgestelde strafbaarstelling. Zo wordt duidelijk gemaakt
dat haatverheerlijking en antisemitisme geen plaats hebben in of rond het voetbal.
Uiteindelijk is de beoordeling hiervan aan het Openbaar Ministerie en vervolgens de
strafrechter.
Financiële consequenties
De leden van de SGP-fractie constateren dat er in de betaald voetbalwereld veel geld
omgaat. Deze leden vragen de initiatiefnemer te reflecteren op het feit dat de maatschappij
de aanpak van deze onruststokers blijft faciliteren terwijl er miljoenen verdiend
worden met betaald voetbal. De begroting van alle profclubs bij elkaar is groter dan
de justitiebegroting. Zij vragen de initiatiefnemer of zij het gerechtvaardigd acht
dat hierin ook wordt bijgedragen aan de kosten die de handhaving met zich meebrengt,
zodat bijvoorbeeld geïnvesteerd kan worden in een extra waterwerper of veiligheidsuniformen.
Voorts vragen zij te reflecteren op het feit dat de openbare orde zwaarder weegt dan
voetbalvertier. Op welk moment kan de initiatiefnemer zich voorstellen dat het bevoegd
gezag ingrijpt in de proflicentie of vergunning van de BVO-club?
De initiatiefnemer vindt dat bij duidelijk falen van clubs de politie-inzet die noodzakelijk
is binnen het stadion moet worden doorberekend aan de clubs. In reactie op de laatste
vraag van deze leden bevestigt de initiatiefnemer dat de KNVB meer kan sturen op veiligheid,
door bijvoorbeeld concrete eisen over veiligheid te koppelen aan de uitgifte van een
proflicentie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie en reactie van de initiatiefnemer
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van deze
initiatiefnota. Deze leden complimenteren de initiatiefnemer van harte met deze bijdrage
op dit belangrijke onderwerp. Deze leden delen de urgentie die spreekt uit de probleembeschrijving
en onderschrijven ook het grootste deel van de genoemde oplossingsrichtingen. Ook
vinden deze leden het een goede zaak dat met deze initiatiefnota voorgesteld wordt
een deel van de kosten van de politie-inzet door te berekenen aan de clubs. Wel vragen
zij de initiatiefnemer om toe te lichten waarom de drempel wordt gelegd bij hetgeen
voorafgaand aan de wedstrijd in de vierhoek is afgesproken. Zou het niet rechtvaardiger
zijn om een groter deel van de politie-inzet door te berekenen of om bijvoorbeeld
te werken met een categorische maximering van de «gratis» politie-inzet en de meerkosten
standaard door de club te laten betalen?
De initiatiefnemer begrijpt deze redenering van de leden van de fractie van de ChristenUnie.
Bij de vraag welke kosten voor de inzet van politie wel en niet doorberekend zouden
moeten worden aan de bvo’s, spelen verschillende vragen en belangen een rol. De initiatiefnemer
vindt het belangrijkste dat er een stap wordt gezet naar een vorm van doorberekening
van de kosten en kiest ervoor om alleen die kosten door te berekenen van inzet van
politie ín het stadion, dus niet geplande politie-inzet als gevolg van een incident
in het stadion.
De Minister heeft in zijn reactie op de initiatiefnota ook laten weten dat het doorberekenen
van de kosten van politie-inzet op bvo’s een grote aanpassing van het huidige politiebestel
zou betekenen. Hij schrijft ook dat het van groot belang is dat politie-inzet in het
kader van de handhaving van de openbare orde op lokaal niveau gemaakt wordt door de
driehoek; op basis van een risico-inschatting zonder financiële gevolgen hiervan mee
te wegen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier