Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over het incasso- en invorderingsstelsel
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Staatssecretarissen van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het incasso- en invorderingsstelsel (ingezonden 11 april 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Struycken (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 20 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2024–2025, nr. 2179.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het voorstel van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) voor verbetering van het invorderings- en incassostelsel in Nederland?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven of de regering de voorstellen van de VNG als kansrijk beschouwt voor
het verbeteren van het huidige invorderings- en incassostelsel? In hoeverre kunnen
voorgestelde maatregelen bijdragen aan een effectievere incasso en een eerlijker proces
voor zowel debiteuren als schuldeisers? Welke concrete aanbevelingen, voor zover deze
zien op maatregelen die de landelijke overheid moet nemen, worden opgevolgd, op welke
wijze, en welke niet?
Antwoord 2
In het Regeerprogramma van 13 september 2024 heeft het kabinet de ambitie uitgesproken
om problematische schulden fundamenteel aan te pakken en daarbij de aanbevelingen
van het IBO-rapport Problematische schuldenals uitgangspunt te nemen. Ik zie veel overlap in de voorstellen van de VNG en de
ambities van het kabinet. Zoals aangekondigd in de IBO Kabinetsreactie werkt het kabinet
reeds aan een aantal verbeteringen op het gebied van invordering voor zowel private
als publieke schuldeisers.2
Als opvolging op de IBO Kabinetsreactie heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd over
de verdere uitwerking van een aantal maatregelen op het gebied van civiele invordering.3 Dat betreft het collectief afbetalingsplan en de zorgplicht gerechtsdeurwaarders.
Het collectief afbetalingsplan heeft onder meer als doel om te voorkomen dat als gevolg
van meerdere minnelijke betalingsregelingen iemand meer aflost dan gegeven zijn financiële
positie mogelijk is. Dit is een aspect dat ook door de VNG nadrukkelijk onder de aandacht
wordt gebracht. Deze maatregel moet ook bijdragen aan een voor de debiteur structureel
haalbare oplossing voor betalingsproblemen. Bij de uitwerking van het collectief afbetalingsplan
wordt eveneens gekeken naar de preferente positie van schuldeisers.
Het kabinet werkt ook aan stroomlijning van informatie-uitwisseling in de keten voor
derdenbeslag, wat aansluit op het voorstel van de VNG om coördinatie van de beslagvrije
voet op niveau van de debiteur te organiseren. Met de stroomlijning keten derdenbeslag
wordt bij beslag onnodige kostenophoging voorkomen, het bestaansminimum gewaarborgd
en inzicht gegeven aan burgers en schuldhulpverleners.
Hiernaast onderstreept het kabinet het belang van vroegsignalering. Door in een vroeg
stadium hulp aan te bieden aan mensen met geldzorgen, kunnen problematische schulden
voorkomen worden. Het kabinet heeft tijdelijk extra middelen gereserveerd om de capaciteit
van vroegsignalering te vergroten. Ook werk ik aan een signaalfunctie voor gerechtsdeurwaarders
als onderdeel van de zorgplicht voor gerechtsdeurwaarders. Deze zal bijdragen aan
een snellere doorverwijzing, maar zal vermoedelijk ook nieuwe signalen met zich meebrengen.
In het position paper van VNG wordt voorgesteld om dit verder uit te breiden, bijvoorbeeld
met een verplichte melding bij de gemeente voordat er bij een inwoner wordt ingevorderd.
Hoewel ik het belang van goede signalering onderschrijf, merk ik op dat het melden
van elke invordering bij de gemeente een zeer ingrijpende maatregel is die gepaard
zal gaan met grote administratieve lasten. Terecht merkt de VNG daarover zelf ook
op dat dit voorstel meer tijd en onderzoek vergt. Het kabinet vindt het daarom van
belang om eerst de hierboven genoemde maatregelen uit te werken en te implementeren.
Vraag 3
Op welke wijze volgt u de aangenomen motie-Ceder c.s. (Kamerstuk 24 515, nr. 744) op waarin verzocht wordt om een nieuw incassostelsel gericht op collectief belang?
Antwoord 3
Met de verkenning Civiele invorderingdie in juni 2024 naar uw Kamer is toegestuurd4 is uitvoering gegeven aan de motie Ceder c.s. In het Regeerprogramma en vervolgens
in de kabinetsreactie op het IBO Problematische schulden heeft het kabinet aangegeven het stelsel van civiele invordering te willen verbeteren.
Hierbij gaat het om het zoveel mogelijk in een vroeg stadium oplossen van schulden,
een betere samenwerking tussen schuldeisers en het minder snel laten oplopen van de
kosten van invordering. Onlangs heb ik uw Kamer geïnformeerd over het proces van de
opvolging van de maatregelen op het gebied van civiele invordering.5 In deze brief heb ik de nadere uitwerking van het collectief afbetalingsplan en de
zorgplicht gerechtsdeurwaarders geschetst. Deze maatregelen zijn belangrijke pijlers
onder een nieuwe incassostelsel gericht op collectief belang. Daarnaast heb ik een
aantal onderzoeken uitgezet voor wat de betreft de huidige kosten van invordering.
Dit betreft een onderzoek naar de huidige financieringsstructuur van gerechtsdeurwaarders
en de toekomstbestendigheid van de huidige tariefstructuur. Tevens een wetsevaluatie
van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten (WIK) waarin wordt bezien in
hoeverre de huidige systematiek van de maximale buitengerechtelijke incassokosten
nog steeds passend is. Daarnaast een verkennend onderzoek naar de praktijk van buitengerechtelijke
incassowerkzaamheden, waarbij ook aandacht is voor hoe de opdrachtverlening en bijbehorende
(prijs)afspraken tussen schuldeiser en incassodienstverlener tot stand komen. Ten
slotte ben ik voornemens om enkele tarieven zoals opgenomen in het Besluit tarieven
ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) te laten onderzoeken om deze kosten te
herijken.
Vraag 4
Hoe wordt er invulling gegeven aan de motie-Ceder (Kamerstuk 35 915, nr. 27) waar tot een einde op doorverkoop van schulden en rentemaximering wordt opgeroepen?
Antwoord 4
De Minister voor Rechtsbescherming heeft op 29 maart 20246 een uiteenzetting gegeven over de problematiek van verkoop vorderingen. Zoals in
deze brief is aangegeven zit het probleem niet in de verkoop van de vordering zelf,
maar in de kosten van invordering. Met de maatregelen die volgen uit het Regeerprogramma
en de kabinetsreactie op het IBO Problematische schulden pakt het kabinet die kostenoploop aan. Een zorgplicht voor gerechtsdeurwaarders moet
voorkomen dat vorderingen die niet betaald kunnen worden onnodig lang in de invorderingsfase
blijven. Het collectief afbetalingsplan draagt eraan bij dat er juist in een eerdere
fase meer ruimte voor coördinatie is. Daarnaast beziet het kabinet, in lijn met het
IBO, of de kosten van herexecutie kunnen worden verboden wanneer deze nooit daadwerkelijk
betaald zijn door een schuldeiser. Hierdoor zal herexecutie minder als verdienmodel
worden gebruikt. De afgelopen periode lag de prioriteit bij het uitwerken van het
collectief afbetalingsplan en de zorgplicht gerechtsdeurwaarders. In de tweede helft
van 2025 wil ik ook een start maken met de uitwerking van de andere maatregelen. Een
ander belangrijk aspect waarnaar gekeken wordt is de kostenoploop. In dat kader wordt
ook gekeken naar de oplopende rente.
Vraag 5
Op welke wijze geeft u invulling aan de doelstelling uit het Hoofdlijnenakkoord om
de aanmanings- en incassokosten van de overheid fors omlaag te brengen en wanneer
kan de Kamer hierover een voorstel verwachten?
Antwoord 5
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoekt samen met de betrokken
departementen en de partijen in het samenwerkingsverband clustering Rijksincasso7 de doelmatigheid van de ophogingen die tijdens het invorderingstraject kunnen ontstaan.
De uitkomst van dit onderzoek wordt in juli verwacht. De kabinetsreactie volgt na
de zomer. In de kabinetsreactie wordt ook ingegaan op het onderzoek naar aanleiding
van de motie van de leden Welzijn en Ceder over het omdraaien van de toerekenvolgorde
voor publieke schuldeisers.8
Vraag 6
Signaleert u, of uw samenwerkingspartners in het veld, reeds effecten van de op 1 april
2024 in werking getreden Wet kwaliteit incassodienstverlening (hierna: WKI)? Zo ja,
welke?
Antwoord 6
Op 28 maart jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de invoeringstoets Wki.9 Zoals daarbij aangegeven heeft het tijd nodig voordat de mate van effectiviteit van
de nieuwe regelgeving blijkt en er significante ontwikkelingen merkbaar zijn. Het
afgelopen jaar zijn door mijn ministerie samen met de incassobranche verschillende
ervaringen opgedaan met de Wki. De hierbij reeds ontvangen signalen en een bestudering
van de werking van de Wki in de praktijk neem ik mee in de invoeringstoets. Met de
inwerkingtreding van de Wki is er een eerste stap gezet om de kwaliteit van incassodienstverlening
te verbeteren en mensen met schulden beter te beschermen. Ik verwacht de resultaten
van de invoeringstoets in het vierde kwartaal van dit jaar met u te kunnen delen.
Vraag 7
Hoeveel bedrijven hebben zich inmiddels ingeschreven in het register incassodienstverlening?
Hoeveel registratieaanvragen worden nog verwerkt?
Antwoord 7
Op 13 mei 2025 staan er 205 incassodienstverleners ingeschreven in het register incassodienstverlening.
Daarnaast waren er op dat moment nog 50 aanvragen in behandeling.
Vraag 8
Zijn er al signalen van bedrijven die incassowerkzaamheden uitvoeren en binnen de
reikwijdte aanvallen maar geen aanvraag hebben gedaan conform de WKI?
Antwoord 8
Uit eerder onderzoek is gebleken dat in 2021 bij benadering ruim 550 incassobureaus
actief waren in de incassobranche.10 Niet al deze partijen hebben zich op dit moment ingeschreven in het register incassodienstverlening.
Een aantal partijen kunnen gestopt zijn met het verrichten van incassowerkzaamheden,
maar ik veronderstel dat dit niet voor alle bedrijven van toepassing is. Ik heb vanuit
vertegenwoordigers van de incassosector vernomen dat zij het beeld hebben dat er partijen
zijn die zich nog niet hebben geregistreerd, maar wel incassowerkzaamheden verrichten.
Daarnaast heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid signalen ontvangen dat er partijen
zijn die incassowerkzaamheden aanbieden en/of verrichten, maar op dit moment nog niet
zijn ingeschreven. De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft in haar toezicht nadrukkelijk
aandacht voor deze partijen en kan indien nodig handhavend optreden. Verder kan tegen
wie zonder registratie buitengerechtelijke werkzaamheden verricht of aanbiedt, strafrechtelijk
worden opgetreden door politie en het Openbaar Ministerie omdat het een economisch
strafbaar delict is.11
Vraag 9
Klopt het dat ook Buy Now, Pay Later bedrijven (BNPL) onder de reikwijdte van de WKI
vallen? Zo ja, kunt u aangeven of alle BNPL-bedrijven inmiddels voldoen aan de WKI
of een aanvraag hebben lopen? Zo nee, wat is daar de oorzaak van en hoe acteert het
u hierop?
Antwoord 9
Het is afhankelijk van de omstandigheden of Buy Now, Pay Later (BNPL) bedrijven onder
de reikwijdte van de Wki vallen. Zoals ook aangegeven in het vragenuur van 4 april
2023 is dit het geval wanneer de aanbieder geen eigenaar van de vordering is, maar
wel voor de eigenaar van de vordering buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht.
Het kan in een aantal gevallen zo zijn dat BNPL in zijn geheel onder de Wki valt;
dat is afhankelijk van hoe de overdracht van de vordering in individuele gevallen
is ingeregeld.12 Inmiddels is een aantal BNPL-partijen reeds ingeschreven in het Register Incassodienstverlening.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.