Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Waveren en Idsinga over de bezorging van overheidspost
Vragen van de leden Van Waveren en Idsinga (beiden Nieuw Sociaal Contract) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken over het alarm slaan van de ombudsman over de gebrekkige postbezorging door de overheid (ingezonden 18 maart 2025).
Antwoord van Minister Beljaarts (Economische Zaken), mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 19 mei 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2024–2025, nr. 1939.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «burgers in de problemen door te late bezorging brieven
overheid, ombudsman wil actie»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Sinds wanneer bent u op de hoogte van problemen met postbezorging door overheidsinstanties?
Welke signalen heeft u hierover ontvangen en van wie?
Antwoord 2
De postmarkt in den brede bevindt zich al enige tijd in moeilijk vaarwater. De klachten
die over langer dan normale overkomstduur bij het Ministerie van Economische Zaken
binnenkomen richten zich voornamelijk op post die binnen de universele postdienst
(UPD) wordt verstuurd. Omdat zakelijke post, zoals van de overheid, en UPD-post door
hetzelfde netwerk gaan, gaan deze problemen ook de bezorging van overheidspost niet
voorbij. De beantwoording van vraag 4, 5 en 6 gaat verder in op de ontvangen klachten.
Gelet op de brede scope van de vragen benoem ik graag de rolverdeling tussen de verschillende
departementen. Het Ministerie van Economische zaken is verantwoordelijk voor het wettelijk
kader rondom de UPD. Voor zakelijke post geldt geen wettelijk kader. Het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een overkoepelende verantwoordelijkheid
voor goed functionerend openbaar bestuur. Het Ministerie van Financiën is verantwoordelijk
voor de gebundelde inkoop van goederen en diensten voor de overheid, waaronder het
Rijksbrede postcontract voor circa 140 (rijks)organisaties. Het Ministerie van Justitie
en Veiligheid is verantwoordelijk voor de rechtsorde en in het verlengde hiervan procesrechtelijke
wetgeving over zorgvuldige communicatie tussen rechtspraak en rechtszoekenden.
Vraag 3
Zijn er binnen uw ministeries interne meldingen gedaan over klachten van overheidsinstanties
met betrekking tot postbezorging? Zo ja, welke meldingen zijn er in de afgelopen vijf
jaar vanuit overheidsinstanties ontvangen over problemen met de postbezorging en gebrekkige
klachtafhandeling en hoe zijn deze signalen opgevolgd?
Antwoord 3
Er is binnen het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties geen registratie waarin dergelijke interne meldingen
staan.
Vraag 4
Houdt het Rijk (of departementen of diensten binnen het Rijk) bij hoe verzonden post
bezorgd wordt en of daar klachten over zijn? Kunt u aangeven of, en zo ja, bij welke
departementen of overheidsinstanties problemen met postbezorging structureel meer
voorkomen dan bij andere departementen of overheidsinstanties?
Antwoord 4
Ik heb hiervoor navraag gedaan bij het Ministerie van Financiën dat verantwoordelijk
is voor de gebundelde inkoop van goederen en diensten voor de overheid. De Rijksoverheid
heeft hiervoor 22 verschillende categorieën opgesteld. Eén van deze categorieën is
de categorie Logistiek. Het Ministerie van Financiën (categorie Logistiek) beheert
o.a. het Rijksbrede postcontract en is opdrachtgever voor de aanbesteding van postdienstverlening.
Circa 140 (rijks)organisaties zijn aangesloten bij dit Rijksbrede postcontract. Denk
hierbij aan de departementen, de Belastingdienst, CJIB, maar ook organisaties zoals
het UWV, de rechtbanken en de Politie. Decentrale overheden vallen niet onder het
Rijksbrede postcontract. Jaarlijks worden circa 255 miljoen poststukken onder dit
contract verstuurd.
Vanuit deze rol houdt het Ministerie van Financiën sinds 2021 bij hoeveel klachten
er zijn gemeld bij PostNL. Dit kunnen klachten zijn vanuit overheidsinstanties zelf
of klachten die door een burger worden gemeld bij een deelnemende organisatie en die
vervolgens bij PostNL gerapporteerd worden. PostNL registreert de ontvangen klachten
en bespreekt deze elk kwartaal met het Ministerie van Financiën. De klachten worden
bijgehouden voor het totaalpakket aan post dat binnen de aanbesteding valt en wordt
niet per overheidsinstantie bijgehouden. Daarom kan hierin geen onderscheid gemaakt
worden.
Vraag 5
Klopt het dat voordat een klacht bij de Nationale ombudsman terecht komt, die eerst
al bij het bestuursorgaan ingediend zou moeten zijn waar de klacht betrekking op heeft?
Kunt u per departement een overzicht verstrekken van de afgelopen vijf jaar met daarin
het aantal klachten of meldingen over niet of te laat bezorgde post? Kunt u (op hoofdlijnen)
aangeven op welke wijze op deze klachten is gereageerd? Zijn brieven opnieuw verstuurd?
Zijn termijnen opgeschort? Of zijn klachten afgewezen?
Antwoord 5
Voordat iemand de Nationale ombudsman kan verzoeken om een onderzoek te doen naar
een gedraging van een bestuursorgaan, moet deze persoon inderdaad eerst een klacht
indienen bij het betrokken bestuursorgaan, tenzij dit redelijkerwijs niet van die
persoon kan worden gevergd (artikel 9:20, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht).
Zoals in de beantwoording van de vorige vraag aangegeven, worden klachten op Rijksbreed
niveau bijgehouden. Op deze manier kan zicht worden gehouden op de afspraken die onder
de aanbesteding gelden. Er is geen overzicht per departement van het aantal klachten
of meldingen over niet of te laat bezorgde post van de laatste vijf jaar. Het is de
verantwoordelijkheid van de departementen zelf om deze af te handelen, mede omdat
de aard van het probleem per klacht en instantie kan verschillen. Er is wel een overzicht
van het totale aantal klachten dat bij PostNL door alle organisaties die deelnemen
aan het Rijksbrede postcontract geregistreerd wordt. In de beantwoording van de volgende
vraag wordt hier een overzicht van gegeven.
Vraag 6
Kunt u een overzicht verstrekken van de afgelopen vijf jaar met daarin de hoeveelheid
klachten over gebrekkige postbezorging die door de overheid zijn afgehandeld met een
doorverwijzing naar PostNL?
Antwoord 6
Hieronder volgt een zo volledig mogelijk overzicht van het aantal en soort klachten
over bezorging van overheidspost, zoals dat wordt bijgehouden door Categorie Logistiek
van het Ministerie van Financiën.
2021
2022
2023
2024
Klachten reguliere post
1844
1663
2363
1977
Meest genoemden klachten
distributie / bezorging1
1087
822
1327
861
serviceproducten en diensten2
561
557
763
773
digitale bestelomgeving3
57
115
75
122
administratief4
98
90
144
0
Klachten aangetekende post
991
724
1202
728
Meest genoemde klachten
zending niet ontvangen
682
488
830
391
geen kennisgeving ontvangen
38
55
47
81
onbeheerd achtergelaten
16
22
21
50
zonder handtekening uitgereikt
17
12
17
26
onterecht in brievenbus
0
25
0
21
Vertraagd
110
37
129
0
gedrag medewerker
25
7
0
0
onterecht retour gestuurd
16
6
0
0
Totaal aantal reguliere poststukken
276.494.581
262.234.202
250.630.092
254.686.249
Totaal aantal aangetekende poststukken
747.191
746.691
727.628
739.001
X Noot
1
Distributie/ bezorging: bezorging op verkeerd huisnummer, gedrag medewerker, poststuk
niet of te laat bezorgd, poststuk onterecht retour gestuurd
X Noot
2
Serviceproducten en diensten: klachten over haal-en brengritten. Bezorgers die te
laat zijn om post te bezorgen of ophalen (let op dit betreft locaties van de deelnemende
organisaties, niet van burgers)
X Noot
3
Digitale bestelomgeving: storingen in online omgeving, orders die online geplaatst
worden en online niet goed verwerkt
X Noot
4
Administratief: klachten over facturatie van deelnemende organisaties
Om de bovenstaande cijfers in perspectief te plaatsen geeft de klachtenratio de verhouding
tussen het totale volume poststukken en de ontvangen klachten weer. Deze ratio was
in 2024 voor aangetekende post ~0.1% en voor reguliere post ~0.0008%.
Vraag 7
Bent u het eens met de stelling van de Nationale ombudsman dat de overheid verantwoordelijk
blijft voor de postbezorging, ook wanneer ze dit door PostNL laat uitvoeren? Welke
verantwoordelijkheid heeft de overheid zelf om ervoor te zorgen dat overheidspost
tijdig en correct wordt bezorgd?
Antwoord 7
De overheid is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de eisen die
in relevante wetgeving worden gesteld aan postvoorziening. Dit toezicht is belegd
bij de ACM. Voor de UPD zie ik hierbij een verantwoordelijkheid om mij in te zetten
voor een wettelijk kader dat aansluit bij de marktomstandigheden en de behoeftes van
gebruikers, zoals de Nederlandse consument maar ook overheidsinstanties die post versturen.
Op deze manier worden hun belangen geborgd.
Ook los van het toezicht op de naleving van wettelijke verplichtingen zijn de Minister
van BZK en ik van oordeel dat, als overheidsinstanties per post communiceren met burgers,
de kwaliteit van postbezorging een aangelegen punt is. Het is immers belangrijk dat
een stuk de geadresseerde ook daadwerkelijk bereikt. Dat is te meer het geval indien
het gaat om stukken die voor de geadresseerde belangrijke (rechts)gevolgen hebben.
Ons rechtsbestel voorziet op dit punt op meerdere manieren in waarborgen om de rechtspositie
van de burger te beschermen. Zo is het vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechters2 dat, in het geval van niet-aangetekende verzending van een stuk, het verzendende
bestuursorgaan aannemelijk moet maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Het
bestuursorgaan kan daarbij in eerste instantie volstaan met het aannemelijk maken
van verzending naar het juiste adres. Daarvoor is in elk geval vereist dat het desbetreffende
stuk is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van
een deugdelijke verzendadministratie. Als het bestuursorgaan de verzending aannemelijk
heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde om feiten en omstandigheden
aan te voeren op grond waarvan de ontvangst van het stuk redelijkerwijs kan worden
betwijfeld. Voor aangetekende verzending van een stuk is het vaste rechtspraak van
de hoogste bestuursrechters dat moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op
regelmatige wijze op het adres van de geadresseerde is aangeboden. Als een stuk volgens
gegevens van PostNL op het juiste adres is uitgereikt of als daar een zogenoemd afhaalbericht
is achtergelaten, rechtvaardigt dat het vermoeden dat het stuk op regelmatige wijze
op dat adres is aangeboden. Wanneer PostNL bij aanbieding van het stuk niemand thuis
treft en daarom een afhaalbericht in de brievenbus achterlaat, komt het niet ophalen
van dat stuk voor risico van de belanghebbende. Stelt de geadresseerde dat hij geen
afhaalbericht heeft ontvangen, dan ligt het op zijn weg om het aan de gegevens van
PostNL ontleende vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe is voldoende is dat hij feiten en
omstandigheden aanvoert op grond waarvan de ontvangst of de aanbieding van het stuk,
in weerwil van de gegevens van PostNL, redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Voor
zowel niet-aangetekend als aangetekend verzonden stukken geldt dat niet is vereist
de geadresseerde aannemelijk maakt dat het stuk niet is ontvangen of aangeboden. Op
grond van deze jurisprudentie is het risico dat een stuk niet of niet tijdig wordt
bezorgd dus niet per definitie voor rekening van de geadresseerde. Deze jurisprudentie
biedt ook ruimte om rekening te houden met concrete problemen met postbezorging die
zich op het desbetreffende adres in andere gevallen hebben voorgedaan.3 Dat neemt niet weg dat het wat de bewijsvoering betreft lastig kan zijn om feiten
en omstandigheden aan te dragen op grond waarvan de ontvangst of aanbieding van een
stuk redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Dat bevestigt dat het ook voor post die
de overheid verzendt belangrijk is dat de bezorging ervan een hoge mate van betrouwbaarheid
kent.
Vraag 8
Hoeveel klachten heeft de overheid in de afgelopen vijf jaar bij PostNL of andere
bezorgdiensten ingediend over problemen met bezorging? Zijn hier gesprekken over gevoerd?
Antwoord 8
Het Ministerie van Financiën bespreekt elk kwartaal de binnengekomen klachten met
PostNL. Indien er een significante toename van het aantal klachten is te zien, wordt
dit apart besproken. Zo was er bijvoorbeeld in 2023 sprake van een significante toename
van het aantal klachten over aangetekende post (zie tabel bij vraag 6). Hierover is
een apart gesprek gevoerd met PostNL en dit heeft geleid tot een aangepaste werkwijze.
Vraag 9
Zijn er bijzondere afspraken met PostNL over bezorging van post van de overheid of
overheidsdiensten? Zo ja, welke?
Antwoord 9
Ja, er is in het Rijksbrede postcontract afgesproken dat minimaal 95% van de poststukken
van de (rijks)organisaties die onderdeel zijn van dit contract, op de afgesproken
dag bezorgd moet worden. Ook is er afgesproken dat 99% van de poststukken op de afgesproken
dag of de eerstvolgende bezorgdag bezorgd moet worden. De norm van 95% wordt structureel
niet behaald, de consequentie hiervan is dat er maandelijks een boete wordt opgelegd
door het Ministerie van Financiën. Deze boete bedraagt voor tijdkritische post 3%
van de omzet van de desbetreffende maand, voor niet-tijdkritische post is dit 2%.
Dit komt neer op een maandelijkse totale boete van circa € 100.000 tot € 160.000 per
maand, afhankelijk van de omzet.
Vraag 10
Klopt het dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) toezicht houdt op de postmarkt
van consumenten, maar niet op de zakelijke markt en dat PostNL zich daarom, volgens
de ombudsman, nauwelijks aan regels hoeft te houden wat betreft bezorging van overheidspost?
Zijn u meer signalen bekend over gebrekkige postbezorging op de zakelijke postmarkt?
Zo ja, bent u van mening dat hier sprake is van marktfalen en welke maatregelen overweegt
u om dit op te lossen?
Antwoord 10
ACM houdt toezicht op de eisen die ten aanzien van de UPD vastgelegd zijn. Denk hierbij
onder andere aan de overkomstduur van brieven en de bereikbaarheid van brievenbussen.
De kwaliteit van de zakelijke postmarkt is niet gereguleerd door middel van wetgeving.
Dat betekent echter niet dat PostNL zich niet aan regels zou hoeven te houden. Voor
wat betreft bezorging van post door overheidsorganen die onder het Rijksbrede postcontract
vallen, gelden namelijk de voorwaarden en eisen die daarin zijn vastgelegd (zie het
antwoord op vraag 9).
Via belangenorganisaties van verzendende zakelijke partijen zijn de afgelopen jaren
ook signalen binnengekomen over afnemende kwaliteit van de postbezorging en stijgende
tarieven. Deze signalen worden momenteel meegenomen in het lopende onderzoek van de
ACM over de toekomst van de postmarkt.
Vraag 11
Welke stappen onderneemt u om te garanderen dat de ACM beter toezicht kan houden op
de betrouwbaarheid van de zakelijke markt, inclusief overheidspost, nu uit signaleren
blijkt dat marktfalen kan optreden? Bent u bereid aanvullende regulering te overwegen?
Antwoord 11
Gelet op ontwikkelingen zoals de toenemende digitalisering, de dalende omvang van
de postmarkt en de veranderende behoeften van gebruikers ben ik terughoudend in het
opzetten van sectorspecifieke regulering voor de zakelijke postmarkt. De ACM doet
momenteel op verzoek van mijn voorganger onderzoek naar de toekomst van de postmarkt.
Het vervolgproces is dat ik na de oplevering van het ACM-onderzoek aan uw Kamer een
appreciatie wil sturen van het ACM-onderzoek samen met de nota van wijziging. Deze
appreciatie kan door uw Kamer worden betrokken bij de behandeling van de wijziging
van de Postwet4.
Vraag 12
Welke klachtprocedures bestaan er momenteel voor burgers die hinder ondervinden van
gebrekkige bezorging van overheidspost?
Antwoord 12
Klachten over niet ontvangen of te laat bezorgde post kunnen door de geadresseerde
worden gemeld bij de verzender. De verzender kan vervolgens actie ondernemen, bijvoorbeeld
door een klacht in te dienen bij PostNL, door de betreffende zending opnieuw te versturen
of door een andere verzend- of communicatiemethode te kiezen. Ook de Geschillencommissie
Post kan een rol spelen bij het beslechten van geschillen tussen consumenten en PostNL
met betrekking tot de dienstverlening van PostNL.
Vraag 13
Bent u het met de stelling in het voorbeeld van de Nationale ombudsman eens dat «niet-ontvangen
post geen gegronde reden is voor een klacht» bij een waterschap? Zo ja, hoe verhoudt
dit zich tot het uitgangspunt dat de overheid betrouwbaar en toegankelijk moet zijn
voor burgers? Zo nee, bent u dan van mening dat de betreffende overheidsinstanties
onjuist hebben gehandeld? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat een afwijzing van
een klacht op deze grond niet meer voorkomt?
Antwoord 13
Ik onderstreep het belang van een betrouwbare en toegankelijke overheid en vanuit
dat oogpunt vind ik dat zij secuur richting haar burgers moet communiceren. Wat de
precieze juridische gevolgen zijn van het niet ontvangen van post, in dit geval een
aanmaning, is afhankelijk van de context. De feiten en omstandigheden van het geval
waar de door de Nationale ombudsman bedoelde klacht over ging, zijn mij niet bekend.
Daarom kan ik geen uitspraak doen over de juistheid van zijn stelling en over de vraag
of de desbetreffende overheidsinstanties juist hebben gehandeld.
Zoals ook bij vraag 7 aangegeven ligt het risico van verzending volgens de in de jurisprudentie
ontwikkelde hoofdregel bij de verzender. Dit brengt mee dat, wanneer de geadresseerde
stelt dat een stuk niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt om de verzending
aannemelijk te maken. Als de verzender de verzending aannemelijk maakt, ligt het vervolgens
op de weg van de geadresseerde om feiten en omstandigheden aan te voeren op grond
waarvan de ontvangst van het bericht redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
Vraag 14
Zijn er situaties bij overheidsinstanties bekend waarbij burgers door gebrekkige postbezorging
bezwaar- of beroepstermijnen hebben gemist? Zo ja, kunt u aangeven bij welke overheidsinstanties
dit heeft plaatsgevonden en daarbij ook expliciet aan te geven hoe deze situaties
door de desbetreffende instantie zijn opgevolgd?
Antwoord 14
Er is geen overzicht van gevallen waarin burgers door gebrekkige postbezorging bezwaar-
of beroepstermijnen hebben gemist. Wel is duidelijk, bijvoorbeeld op basis van de
genoemde rechterlijke uitspraken, dat zich zulke gevallen voordoen. In het antwoord
op vraag 7 is uiteengezet bij wie het risico van verzending en ontvangst van overheidspost
berust.
Vraag 15
Welke maatregelen gaat u nemen om te garanderen dat burgers niet juridisch benadeeld
worden door fouten in de postbezorging van overheidsinstanties?
Antwoord 15
Indien duidelijk is dat een fout in het proces van postbezorging er de oorzaak van
is dat een stuk niet of niet tijdig door een burger is ontvangen, biedt de huidige
wetgeving verschillende mogelijkheden om de negatieve gevolgen daarvan niet voor rekening
van burgers te laten komen. Zie de beantwoording van vraag 7 voor een nadere toelichting.
Vraag 16
Deelt u de mening dat, ondanks dat overheidscommunicatie steeds meer via digitale
wegen gebeurt, er geen concessies gedaan mogen worden aan de bezorging van fysieke
post? Zo ja, welke voorstellen gaat u doen om tegemoet te komen aan de zorgen van
de Nationale ombudsman?
Antwoord 16
Ik deel de zorgen vanuit de Kamer en de Nationale ombudsman en vind dat, wanneer overheidsorganisaties
of burgers kiezen voor communicatie per fysieke post, zij daar ook op moeten kunnen
rekenen. Bij vraag 7 is aangegeven welke verantwoordelijkheid ik daarbij heb voor
de postbezorging die wettelijk is geregeld. Zoals eerder aangegeven doet de ACM momenteel
onderzoek naar de toekomst van de postmarkt. Ik zal na de oplevering daarvan aan uw
Kamer een appreciatie sturen samen met de nota van wijziging. Deze appreciatie kan
door uw Kamer worden betrokken bij de behandeling van de wijziging van de Postwet.
Vraag 17
Acht u naar aanleiding van deze problematiek aanpassing van de Postwet nodig om te
garanderen dat burgers niet langer de dupe zijn van gebrekkige postbezorging? Zo ja,
welke wijzigingen overweegt u? Zo nee, welke stappen onderneemt u wel om de situatie
te verbeteren?
Antwoord 17
Dit vraagstuk is onderdeel van het onderzoek naar postmarkt dat de ACM momenteel uitvoert
en waarover ik u op korte termijn nader zal berichten. Na het versturen van mijn appreciatie
van het ACM onderzoek ga ik graag snel met uw Kamer in gesprek over de toekomst van
de postmarkt.
Vraag 18
Vormen de voorgestelde bevoegdheden in de asielnoodmaatregelenwet een onwenselijk
groot risico, aangezien lidstaten volgens de Procedurerichtlijn een asielaanvraag
als ongegrond mogen afhandelen in drie situaties waarin een vreemdeling zijn verzoek
om internationale bescherming impliciet heeft ingetrokken of ervan heeft afgezien,
waaronder bij weigering om te verschijnen voor een gehoor na een behoorlijke uitnodiging?
Deelt u de zorg dat dit risico extra groot is vanwege de bekende problemen met gebrekkige
postbezorging? Zo ja, wat betekent dit voor de toepassing van deze bevoegdheid in
de voorgestelde asielnoodmaatregelenwet? En kunt u specifiek ingaan op de rechtsgevolgen
van deze bevoegdheid?
Antwoord 18
Deze zorg deel ik niet. De Asielnoodmaatregelenwet brengt geen wijziging aan in de
gronden waarop de IND een asielaanvraag als impliciet ingetrokken kan beschouwen.
Wel verandert het de afdoening van de asielaanvraag in deze gevallen. Het in uw vraag
genoemde niet verschijnen bij een gehoor is een voorbeeld van een situatie waarin
de asielzoeker niet aan zijn samenwerkingsplicht voldoet. Tijdens de asielprocedure
heeft de asielzoeker immers de plicht om zich beschikbaar te houden. De IND betrekt
echter ook of er sprake is van verschoonbare redenen voor het niet verschijnen. Bij
niet verschijnen op het gehoor neemt de IND dan ook contact op met de vreemdeling
of diens gemachtigde om navraag te doen naar de redenen voor het niet verschijnen.
Wanneer sprake zou zijn van aantoonbare problemen rondom de bezorging van de uitnodiging,
zou het gaan om een verschoonbare reden. Indien de vreemdeling niet bereikbaar is
en/of diens verblijfsplaats niet bekend is, dan voldoet de asielzoeker niet aan zijn
plichten en kan de aanvraag vanaf inwerkingtreding van de Asielnoodmaatregelenwet
als ongegrond worden afgedaan.
Vraag 19
Kunt u tevens separaat ingaan op de rechtsgevolgen van niet-ontvangen of vertraagde
post bij de volgende instanties: de Immigratie- en Naturalisatiedient, de rechtbanken,
het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, de Belastingdienst en de Dienst
Toeslagen?
Antwoord 19
Wat de (rechts)gevolgen zijn van het niet of niet tijdig ontvangen van een stuk van
de genoemde instanties, is afhankelijk van de inhoud van het stuk. Is het stuk slechts
informerend, dan zal het niet of niet tijdig ontvangen ervan veelal geen (directe)
gevolgen hebben. Wordt in een brief een termijn gesteld of een actie van de geadresseerde
gevraagd, dan zal dat doorgaans anders zijn. Voor zover het gaat om stukken die de
genoemde bestuursorganen per post versturen, geldt in algemene zin dat – zoals in
het antwoord op vraag 7 is uiteengezet – het betrokken bestuursorgaan de verzending
van het stuk aannemelijk moet maken, waarna het aan de geadresseerde is om feiten
en omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de ontvangst of aanbieding van het
stuk redelijkerwijs kan worden betwijfeld. Slaagt diegene daarin, dan zullen de gevolgen
van het niet of niet tijdig ontvangen van het stuk in beginsel niet voor rekening
van die persoon komen. Indien bijvoorbeeld door het niet tijdig ontvangen van een
besluit de daarin gestelde bezwaar- of beroepstermijn is verstreken, dan moet een
bezwaar of beroep in elk geval alsnog inhoudelijk worden behandeld indien het bezwaar-
of beroepschrift is ingediend binnen zes weken (of een afwijkende wettelijke termijn)
nadat betrokkene alsnog van het besluit op de hoogte is geraakt. Eenzelfde lijn geldt
voor stukken die door rechtbanken worden verzonden. Ook rechtbanken zijn zich bewust
van het belang van een correcte en tijdige bezorging van poststukken. Daarom wordt
vanuit de rechtspraak ook overleg gevoerd met PostNL om tot verbetering van de postbezorging
te komen. Verder komt in verschillende uitspraken5 duidelijk tot uitdrukking dat de rechtspraak bij beantwoording van de vraag of de
ontvangst of aanbieding van een stuk redelijkerwijs kan worden betwijfeld, rekening
houdt met het feit dat bekend is dat zich al langere tijd problemen voordoen met postbezorging.
Vraag 20
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 20
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken -
Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.