Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling Europees actieplan omtrent kabelveiligheid (Kamerstuk 22112-4019)
2025D21744 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om
enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Economische Zaken
over de brief «Fiche: Mededeling Europees actieplan omtrent kabelveiligheid» (Kamerstuk
22 112, nr. 4019).
De voorzitter van de commissie,
Wingelaar
Adjunct-griffier van de commissie,
Muller
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van GL-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van CDA-fractie
II
Antwoord/reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken op de
agenda van het schriftelijk overleg over de Fiche: Mededeling Europees actieplan omtrent
kabelveiligheid (Kamerstuk 22 112-4019). Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog een aantal vragen.
De leden van de PVV-fractie lezen dat de aanbieders van onderzeese datakabels op dit
moment onder de Telecommunicatiewet vallen, waaruit reeds een zorgplicht voortvloeit.
Deze zorgplicht zal bij de implementatie van NIS2 overgaan in de Cyberbeveiligingswet.
De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) kan als toezichthouder deze partijen
in de territoriale wateren controleren en aanspreken op hun zorgplicht onder zowel
de Telecommunicatiewet, de Cyberbeveiligingswet als de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten.
Aangezien in deze drie verschillende wetten een zorgplicht wordt gedefinieerd, vragen
deze leden zich af in hoeverre deze wetten van elkaar verschillen met betrekking tot
het begrip «zorgplicht». Indien hierin wezenlijke verschillen bestaan, waarom wordt
dit begrip niet geharmoniseerd?
Voorts lezen deze leden ook dat het kabinet kritisch is op de voorgestelde financiële
constructies waarbij CPEI’s (Cable Projects of European Interest) prioriteit krijgen.
Het kabinet zal bij de uitwerking van de voorgestelde financiële constructies moeten
bezien of dit voor Nederland passend is en de constructies geen ongewenste nadelige
effecten hebben op haar concurrentiepositie als belangrijk digitaal knooppunt in Europa.
Deze leden vragen hoe dit kabinet zich gaat inzetten voor de versteviging van onze
concurrentiepositie indien zij gaat deelnemen aan CPEI’s en welke randvoorwaarden
zij voornemens is te hanteren?
Zij constateren daarnaast dat het kabinet in het fiche aangeeft dat het Programma
Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) – lopend tot april 2026 – de kern vormt
van de Nederlandse inzet om vitale infrastructuur op de Noordzee te beschermen tegen
zowel statelijke als niet-statelijke dreigingen. Tevens constateren de leden van de
PVV-fractie dat het EU-actieplan kabelveiligheid inzet op onder meer het opzetten
van regionale surveillancehubs, gezamenlijke risicobeoordelingen en grensoverschrijdende
responscapaciteit. Deze leden vragen in dit licht op welke manier het PBNI zich verhoudt
tot deze Europese initiatieven.
Tot slot lezen deze leden dat de Cyberbeveiligingswet (Cbw) en de Wet weerbaarheid
kritieke entiteiten (Wwke) naar verwachting in het derde kwartaal van 2025 in werking
treden. Vervolgens lezen zij dat er ten behoeve van de Wwke een rapport is opgesteld
om te bepalen welke aanbieders van onderzeese datakabels onder de nieuwe wetgeving
zouden moeten komen vallen. Dit rapport ligt nu bij het kabinet voor appreciatie.
In het licht van de naderende implementatie vragen de leden van de PVV-fractie hoe
wordt gewaarborgd dat het kabinet deze aanbieders tijdig informeert en voorbereidt
op hun aanwijzing als kritieke entiteit.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het Europees actieplan
voor kabelveiligheid. Deze leden verwelkomen de komst van een samenhangend plan om
de fysieke beveiliging van onze digitale infrastructuur te verbeteren. Voor Nederland
is het van het grootste veiligheidsbelang dat kabels gemonitord, versterkt en beschermd
worden. Strategische autonomie, met name het verminderen van afhankelijkheden van
enkele marktpartijen, is in het belang van de nationale veiligheid. Hierover hebben
zij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie steunen het voornemen om brede risicoanalyses
uit te voeren voor de veiligheid van onderzeese zeekabels. Deze leden zijn benieuwd
naar de rol die Nederland, als belangrijk knooppunt in de digitale infrastructuur,
in de voorgestelde regionale surveillance-hubs van verschillende zeegebieden zal hebben.
Welke kennis en kunde draagt Nederland aan om de surveillance-hubs vorm te geven,
en welke overheidsorganisaties zijn hier bij betrokken? Ook ontvangen deze leden graag
meer informatie over de nieuwe capaciteiten die zullen worden ontwikkeld ten behoeve
van deze hubs. Zij benadrukken het belang van vertrouwelijke communicatie en informatie-uitwisseling
binnen de beoogde hubs. Hoe waarborgt u gegevensbescherming binnen de samenwerking
in de regionale hubs? Hoe worden nationale- en Europese toezichthouders betrokken
bij het vormgeven van deze waarborgen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen met interesse over het voorstel om via
het Uniemechanisme gezamenlijke herstel- en reparatiecapaciteit in te kopen. Deze
leden vragen u om nader in te gaan op de tijdsplanning en de middelen die nodig zijn
om een Europese reparatievloot, het opbouwen van strategische voorraden van reserveonderdelen,
en verdere standaardisatie van componenten te realiseren. Wanneer worden deze ambities
vastgelegd in een planning? Hoe gaat Nederland de komst van deze voorzieningen aanjagen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de publiek-private samenwerking
die wordt beoogd in het Actieplan. Deze leden horen graag meer over uw visie op de
takenverdeling en verdeling van verantwoordelijkheden tussen publieke en private partijen.
Volgens deze leden is veiligheid een publieke taak en hoort zeggenschap en regie voornamelijk
bij de politiek te liggen, uiteraard in goede samenwerking met private kennishouders.
Graag horen zij meer over de beoogde verdeling tussen publiek-privaat en welke bestaande
Nederlandse coalities hier een rol in kunnen spelen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de samenhang van het Actieplan
met lopende nationale ontwikkelingen. Kunt u een totaaloverzicht geven van de middelen
die de komende jaren geïnvesteerd zullen worden in de kabelveiligheid? Is een deel
van deze middelen afhankelijk van de tijdige inwerkingtreding van de Cyberbeveiligingswet,
en welke gevolgen heeft het voor de financiering en de nationale veiligheid als de
implementatie onverhoopt vertraging oploopt? Deze leden vragen u tevens om een stand
van zaken over de uitvoering van de moties-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643-1266 en 26 643-1267) en de motie-Kathmann (Kamerstuk 26 643-1192) die allemaal betrekking hebben tot zeekabelinfrastructuur. Zij vragen u om deze
aangenomen moties expliciet te betrekken bij de Nederlandse inzet en uitwerking van
het Actieplan.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benadrukken het belang van paraatheidsplannen
en publieke financiering van zeekabels. Deze leden vragen u om verder in te gaan op
de stevige crisisbeheersingsstructuur die Nederland beoogt. Verder vragen zij u naar
de nadere analyse van eventuele nationale publieke financiering en de voorgestelde
constructies. Welke analyses moeten er worden gemaakt en op welke termijn denkt u
deze af te ronden? Welke vormen acht u passend bij Nederland, en op welke mogelijke
ongewenste nadelige effecten doelt u? Graag ontvangen wij concrete voorbeelden van
dergelijke neveneffecten.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie horen verder graag of het Actieplan kabelveiligheid
volgens u ook aandacht moet hebben voor samenwerkingen buiten EU-verband. U geeft
aan dat samenwerkingen met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen voorhanden zijn. Welke
andere partners denkt u nodig te hebben voor een effectieve signalering en monitoring
van verdachte activiteiten? Deze leden zijn ook benieuwd naar de bijdrage die Nederland
kan leveren in de investeringen in nieuwe beeldopbouwcapaciteiten. Welke concrete
voorstellen doet u richting de Commissie om de coherentie tussen initiatieven te bewaken
en versplintering te voorkomen?
Deze leden steunen ten volste gezamenlijke initiatieven die de strategische afhankelijkheden
van internationale grootmachten en enkele marktpartijen terugdringen. Zij horen graag
meer over hoe het Actieplan bijdraagt aan de autonomie en soevereiniteit van onze
digitale infrastructuur. Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie u om te
reflecteren op de keuze van het kabinet om investeringen in digitale infrastructuur
via de private sector te laten verlopen. Bent u bekend met alternatieve constructies,
die worden gebruikt door EU-bondgenoten, die ook publieke financiering toelaten? Deze
leden vragen u om te reflecteren op de wenselijkheid van uitsluitend private financiering
in samenhang met de motie-Kathmann c.s. (Kamerstuk 26 643-1267), die vraagt om publieke zeggenschap te betrachten bij de realisatie van zeekabels.
Hoe kunt u beschikbaarheid en betaalbaarheid vooropzetten als u niet betrokken bent
via publieke financiering?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen u als laatste om te onderbouwen dat
betrokken toezichthouders, zoals de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI),
voldoende middelen hebben en zijn uitgerust voor het uitvoeren van hun taken zodra
het Actieplan is geïmplementeerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche
over het actieplan omtrent kabelveiligheid. Deze leden onderschrijven de doelstellingen
van het actieplan en lezen dat het erop is gericht de bescherming van onderzeese data
en elektriciteitskabels te versterken.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Maritieme sector ook is betrokken bij de
inzet van het kabinet bij de gesprekken op EU-niveau over het actieplan. Is er bijvoorbeeld
betrokkenheid van de kabinetsgezant Maritieme Maakindustrie, de KNVR (Koninklijke
Vereniging van Nederlandse Reders) en de NVKK (Nederlandse vereniging van Kapiteins
ter Koopvaardij)? Zo ja, hoe zijn deze partijen betrokken en delen zij de inzet van
het kabinet? Zo nee, is het kabinet bereid in gesprek te gaan en blijven met deze
partijen over het actieplan en te bezien hoe deze organisaties vanuit hun rol kunnen
bijdragen aan het actieplan? Wat hebben deze partijen verder nodig om een concrete
bijdrage te kunnen (blijven) leveren aan het actieplan? In hoeverre biedt het actieplan
ook een gelegenheid om uitwisseling van relevante gegevens te bevorderen en mogelijk
te maken? Welke concrete stappen worden gezet naar aanleiding van het actieplan om
met prioriteit gegevens uit te wisselen, ook om bijvoorbeeld betere EU-brede risicoanalyses
te kunnen maken?
Deze leden vinden het belangrijk dat samen met partijen in de maritieme sector tijdig
wordt nagedacht over communicatie en voorlichting over het actieplan. Deelt het kabinet
dat dit belangrijk is, zodat tijdig kenbaar is voor betrokken organisaties wat van
hen wordt verwacht?
Zij lezen in het Fiche dat bij de oprichting van de EU-reservevloot van kabelreparatieschepen
lidstaten zullen worden gevraagd om een vrijwillige bijdrage, door bijvoorbeeld financiële
middelen ter beschikking te stellen of bestaande nationale schepen en reparatiecapaciteit
in te zetten. Onder welke voorwaarden is Nederland hier eventueel toe bereid en welke
afwegingen spelen op dat moment voor het kabinet een rol?
De leden van de VVD-fractie vragen ook of het kabinet met deze leden van mening is
dat de bescherming van koopvaardijschepen ook in het belang is van de bescherming
van (internationale) vitale infrastructuur, en of zij de mening van deze leden deelt
dat meer lidstaten zoals Nederland gebruik zouden moeten maken van publiek-private
bescherming, zoals in Nederland geregeld in de Wet ter Bescherming Koopvaardij. Kan
het kabinet dit antwoord toelichten en daarbij ook in gaan op de laatste stand van
zaken met betrekking tot de uitvoering van deze wet? Hoe vaak is deze wet tot nu toe
ingezet, welke knelpunten zijn daar in de praktijk en op welk moment kan de Kamer
de wettelijk voorgeschreven evaluatie van deze wet verwachten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche en de mededeling
van de Europese Commissie over het actieplan over kabelveiligheid en hebben nog enkele
vragen.
De Commissie stelt voor om CPEI’s te financiëren via EU-programma’s, nationale co-financiering
en private investeringen. Deze leden vragen onder welke voorwaarden het kabinet bereid
is deel te nemen aan dergelijke projecten. Hoe wordt gegarandeerd dat nationale regie
behouden blijft over investeringskeuzes, prioritering en voorwaarden? Wordt de organisatie
Invest-NL betrokken bij het opstellen van randvoorwaarden voor eventuele participatie?
Zij constateren dat het voorstel beoogt om regionale suveillancehubs in te richten
die nationale en Europese gegevens combineren. De leden van de NSC-fractie vragen
op welke wijze gegevensbescherming, doelbinding en toegang tot gevoelige data worden
gewaarborgd. Wordt de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) betrokken bij de inrichting
van deze hubs?
Het actieplan noemt de inzet van slimme kabeltechnologie en AI-toepassingen. Deze
leden vragen of deze technologie voorafgaand getoetst wordt aan de verplichtingen
uit de AI-verordening? En zo ja, wie voert deze toets uit?
Het actieplan pleit ook voor civiel-militaire samenwerking en koppeling van EU-acties
aan NAVO-inspanningen. De leden van de NSC-fractie vragen hoe het kabinet voorkomt
dat bevoegdheden vervagen en dubbele sturingsstructuren ontstaan. Blijft nationale
veiligheid exclusief een bevoegdheid van lidstaten? Voorts vragen deze leden hoe daarnaast
de parlementaire controle op civiel-militaire samenwerking binnen de EU wordt gewaarborgd,
zeker in situaties waarbij militaire middelen worden ingezet voor bescherming van
civiele infrastructuur?
Zij lezen dat de Commissie een Europese reservevloot voor kabelreparaties wil opzetten.
De financieringsstructuur hiervan is nog onduidelijk. De leden van de NSC-fractie
vragen welke juridische en operationele randvoorwaarden voor het kabinet essentieel
zijn voordat deelname overwogen wordt. Wie wordt eigenaar van de schepen, wie houdt
toezicht op hun inzet en onder welk mandaat opereren zij in nationale wateren? Is
het kabinet bereid te borgen dat Nederlandse middelen, zoals marineschepen of infrastructuur,
alleen onder nationale regie worden ingezet?
De leden van de NSC-fractie steunen het voorstel om de schaduwvloot van onduidelijke
schepen die mogelijke sancties omzeilen proactief aan te pakken. Deze leden constateren
dat de Commissie hierbij ook expliciet kijkt naar schepen zonder duidelijke vlag of
eigendomsstructuur. Kan het kabinet aangeven op welke wijze deze analyse op of rond
Nederlandse infrastructuur plaatsvindt? Welke rol speelt Nederland in het signaleren
van dit soort schepen en hoe effectief is deze aanpak tot nu toe gebleken?
Zij vragen op welke wijze de verantwoordelijkheid voor kabelveiligheid wordt toegewezen
aan publieke en private partijen. Wordt voorkomen dat publieke investeringen private
verantwoordelijkheden doen verdwijnen? En hoe blijft de marktverantwoordelijkheid
overeind in sectoren waar deze tot op heden functioneert, zoals bij kabelonderhoud?
De leden van de NSC-fractie vragen of het actieplan ook betrekking heeft op elektriciteitskabels,
inclusief die van offshore windparken. Deze leden vragen hoe het kabinet de bescherming
van elektriciteitskabels waarborgt.
Zij vragen als laatste of het actieplan voorziet in de mogelijkheid om scheepvaartbeperkingen
op te leggen in de nabijheid van kritieke onderzees infrastructuur, zoals kabels.
In hoeverre staat het internationale recht dergelijke beperkingen toe binnen de territoriale
wateren van lidstaten? Kan het kabinet toelichten welke juridische instrumenten beschikbaar
zijn om de veiligheid van onderzeese infrastructuur te waarborgen zonder in strijd
te handelen met internationale verplichtingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het actieplan van de Europese
Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger om de veiligheid van onderzeese data- en elektriciteitskabels
te versterken. Deze leden staan in beginsel positief tegenover dit initiatief, gezien
de kwetsbaarheid van vitale infrastructuur in onder andere de Noordzee. Tegelijkertijd
hebben zij enkele kritische vragen en opmerkingen.
Wat betreft de zogenoemde CPEI’s onderstrepen de leden van BBB-fractie dat deelname
alleen wenselijk is als deze op vrijwillige basis plaatsvindt, zonder marktverstoringen
of ongewenste verplichtingen. Cruciaal is volgens hen dat Nederland zeggenschap en
transparantie over investeringen behoudt. Deze leden vragen daarom onder welke concrete
voorwaarden het kabinet deelname aan CPEI’s aanvaardbaar acht en op welke wijze zij
borgt dat de nationale regie blijft gewaarborgd.
Ten aanzien van de voorgestelde surveillancehubs op zee spreken de leden van de BBB-fractie
hun zorg uit over de onduidelijkheden rondom bevoegdheden, datadeling en de betrokkenheid
van derde landen. Hoe waarborgt het kabinet de nationale regie, met name in het Noordzeegebied?
En wordt de inzet van AI-technologie binnen deze hubs getoetst aan de Europese AI-verordening,
en zo ja, op welke manier?
Deze leden zien het belang van afstemming met de NAVO, maar wijzen op het risico van
rolvervaging tussen EU- en NAVO-structuren. Zij benadrukken dat nationale veiligheid
een nationale bevoegdheid moet blijven. Hoe voorkomt het kabinet dat er sprake is
van dubbele sturing? En hoe wordt binnen het actieplan gezorgd voor voldoende democratische
controle?
Tot slot staan de leden van BBB-fractie in beginsel positief tegenover de oprichting
van een EU-reparatievloot, mits duidelijke voorwaarden in acht worden genomen. Deze
leden vragen daarom welke juridische en operationele randvoorwaarden het kabinet essentieel
acht voor Nederlandse deelname. Kan bovendien worden gegarandeerd dat inzet van Nederlandse
middelen, zoals maritieme capaciteit, uitsluitend plaatsvindt onder nationale regie
en op vrijwillige basis?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Mededeling Europees
actieplan omtrent kabelveiligheid en hebben hierover nog enkele vragen. Deze leden
hebben al veelvuldig aandacht gevraagd voor het beschermen van zeekabels, gezien de
sterk toegenomen dreiging van sabotage en hybride aanvallen. De positie van Nederland
aan de Noordzee maakt dat Nederland zelf en in Europa het voortouw moet nemen voor
snelle maatregelen om zeekabels te beschermen en dat Nederland hieraan ook een proactieve
bijdrage moet leveren. Deze leden vragen of de Minister dit deelt.
Zij fractie vragen hoe de Nederlandse inzet via het PBNI wordt aangesloten op de stappen
die in Europa worden gezet en hoe het staat met de voortgang van dit programma. De
leden van de CDA-fractie vragen of de Minister voornemens is om het PBNI ook na 2026
door te zetten. Deze leden hebben vaker gepleit voor een centrale rol voor het Ministerie
van Defensie: hoe is dit nu geregeld binnen het PBNI, en welke rol heeft het Ministerie
van Defensie in de uitwerking van de Europese plannen?
Zij vragen of de Minister voornemens is om deel te nemen aan CPEI, gezien het belang
voor Nederland? Wanneer komt de Minister met de nadere analyse over nationale publieke
(co)financiering? Deelt de Minister dat dit urgent is en een proactieve bijdrage voor
Nederland? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de Nederlandse bijdrage aan CPEI?
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet het belang van een Noordzee-hub
op basis van de vormgeving van de Baltische hub deelt. Hoe spant het kabinet zich
ervoor in dat deze hub er zo snel mogelijk komt? Wil het kabinet zich ervoor inspannen
dat deze hub in Nederland wordt opgezet?
Deze leden vragen welke bijdrage Nederland wil leveren aan de «EU Cable reserve vessels
fleet». En welke bijdrage levert Nederland aan het aanleggen en opslaan van strategische
voorraden van essentiële reserveonderdelen?
Zij vragen als laatste of het kabinet bereid is om in overleg te treden met de partij
Invest-NL over hoe zij kunnen bijdragen aan financiering van projecten op het gebied
van de bescherming van onderzeese infrastructuur. In het licht van financiering vragen
deze leden ook in hoeverre publieke investeringen in de bescherming van onderzeese
infrastructuur zouden kunnen vallen onder een eventueel voorstel om van onder een
NAVO-norm van 5% 1,5% te besteden aan uitgaven gerelateerd aan militaire investeringen.
II Antwoord/reactie van de bewindspersoon
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.