Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Nader verslag
36 703 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de vereisten bij nareis (Wet invoering tweestatusstelsel)
Nr. 23
                   NADER VERSLAG
            
Vastgesteld 15 mei 2025
De vaste commissie voor Asiel en Migratie, belast met het voorbereidend onderzoek
                  van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt nader verslag uit te brengen, n.a.v.
                  het advies van de tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing (Kamerstuk
                  36 703, nr. 21). Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende
                  zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel
                  van wet genoegzaam voorbereid.
               
INHOUDSOPGAVE
Algemeen deel
2
1.
Inleiding
2
2.
Aanleiding en hoofdlijnen
3
2.1
Tweestatusstelsel
3
2.2
Aanvullende voorwaarden nareis subsidiair beschermden
4
2.3
Beperken nareis tot kerngezin
4
3.
Verhouding tot hoger recht
5
3.1
Gezinsherenigingsrichtlijn
5
3.2
EVRM
6
4.
Financiële- en uitvoeringsgevolgen
6
4.1
Tweestatusstelsel
6
Artikelgewijs deel
7
Artikel II (samenloopbepaling)
7
Artikel III (inwerkingtreding)
7
Algemeen deel
1. Inleiding
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen
                  van het advies van de Tijdelijke Commissie Grondrechten en Constitutionele Toetsing
                  (TCGCT) (Kamerstuk 36 703, nr. 21) met betrekking tot het wetsvoorstel Wet invoering tweestatusstelsel (hierna: het
                  wetsvoorstel). Deze leden willen allereerst waardering uitspreken voor de commissie
                  voor het uitvoering van het adviestraject. Voorts hebben deze leden enkele vragen
                  aan de regering over de bevindingen van de commissie.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven het advies van de TCGCT dat
                  stelt dat de regering alsnog op een adequate wijze ingaat op door de Afdeling Advisering
                  van de Raad van State (hierna: de Afdeling) gesignaleerde grondrechtelijke aandachtspunten
                  en per punt inzichtelijk maakt welke grondrechten in het geding zijn en welke belangenafweging
                  daarbij is gemaakt. Kan de regering dit alsnog doen? Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering toe te lichten of en hoe
                  met het onderhavig wetsvoorstel en de nieuwe nareisvoorwaarden wordt voldaan aan de
                  rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) waarbij blijkt
                  dat het recht op eerbiediging van het gezinsleven moet worden verzekerd door staten
                  op een manier die het recht praktisch en effectief maakt en niet theoretisch of denkbeeldig.
                  Biedt volgens de regering de nationale besluitvormingsprocedure voor gezinshereniging
                  met deze wetswijziging garanties voor flexibiliteit, snelheid en effectiviteit om
                  het recht op eerbiediging van het familieleven onder artikel 8 EVRM te verzekeren.
                  Zo ja, op welke wijze? Zo nee, welke aanpassingen zijn daarvoor nodig? Kan de regering
                  alsnog specifiek ingaan op de kritiek van de Afdeling over de disproportionaliteit
                  van de wachttermijn van twee jaar voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen? Zo
                  nee, waarom niet?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat ook de TCGCT grote bedenkingen
                  heeft bij het directe inwerkingtreden van onderhavig wetsvoorstel. Kan de regering
                  bij deze keuze alsnog ingaan op het belang van rechtszekerheid en het recht op gelijke
                  behandeling? Kan de regering reageren op de interpretatie van de Gezinsherenigingsrichtlijn
                  door het Hof van Justitie van de EU dat het indruist tegen de beginselen van rechtszekerheid
                  en gelijke behandeling wanneer tijdverloop dat door een lidstaat is veroorzaakt, bij
                  de behandeling van een aanvraag wordt aangerekend aan een statushouder? Erkent de
                  regering dat met de directe inwerkingtreding van het wetsvoorstel ze haaks handelt
                  met deze interpretatie? Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de NSC-fractie hebben wederom met grote belangstelling kennisgenomen
                  van het wetsvoorstel en danken ook de leden van de TCGCT voor hun advies.
               
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de TCGCT met betrekking
                  tot het wetsvoorstel Wet invoering tweestatusstelsel. Zij hechten er grote waarde
                  aan de regering te bevragen over de adviezen van deze tijdelijke commissie.
               
Daarnaast vragen zij de regering enkele documenten met de Kamer te delen, te weten
                     de volgende documenten:
                  
− Nota’s DMB, bijlage 4 bij de beslisnota van 22 november 2024 (2025D09786)
− Resultaat wetgevingstoets, bijlage 5 bij de beslisnota van 9 december 2024 (2025D09785)
− Advies WO3.24.00362, bijlage 2 bij de beslisnota van 14 februari 2025 (2025D09835)
De leden van de D66-fractie lezen dat de TCGCT de regering en Staten-Generaal als
                  wetgever wijst op hun verantwoordelijkheid om wetgeving in overeenstemming met grondrechten
                  te houden. Zij scharen zich achter de verontrustende constatering van de TCGCT dat
                  de regering desondanks niet het belang toelicht van degene wiens grondrechten worden
                  geraakt in de memorie van toelichting. Deze leden vragen de regering of zij moeten
                  concluderen dat de regering geen belangenafweging met betrekking tot grondrechten
                  heeft gemaakt. Voornoemde leden vragen de regering uiteen te zetten hoe deze werkwijze
                  te verenigen is met het expliciete uitgangspunt in het regeerprogramma om grondrechten
                  te borgen en een prominentere rol te geven. Ook verzoeken zij de regering met klem
                  om deze belangenafweging desalniettemin te maken en te delen.
               
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de TCGCT met betrekking
                  tot het wetsvoorstel. Hier zijn geen vragen over.
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover,
                  in verband met het advies van de TCGCT, nadere vragen aan de regering.
               
De leden van de SP-fractie vragen allereerst de regering om nog eens heel precies
                  toe te lichten wat er aan het wetsvoorstel is gewijzigd naar aanleiding van de scherpe
                  kritiek en de grondrechtelijke aandachtspunten van de Afdeling.
               
2. Aanleiding en hoofdlijnen
               
2.1 Tweestatusstelsel
               
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering vooral in algemene zin stelt
                  dat de voorgestelde maatregelen geen grondrechtenschendingen tot gevolg mogen hebben.
                  Is de regering alsnog bereid heel precies per maatregel te onderbouwen hoe dat nou
                  precies wordt voorkomen?
               
De leden van de SP-fractie stellen dat bij iedere maatregel die raakt aan een grondrecht,
                  of dit grondrecht inperkt, moet worden afgewogen of deze noodzakelijk en proportioneel
                  is, waarbij het maatschappelijk belang dat beoogd wordt moet worden afgewogen tegen
                  de belangen van diegenen die worden geraakt door de maatregel. Zoals de TCGCT terecht
                  constateert wordt de belangenafweging steeds niet gemaakt. Is de regering bereid die
                  belangenafweging per maatregel alsnog expliciet te maken en uit te schrijven, en niet
                  te volstaan met algemene redeneringen? Deelt de regering de mening dat de wetgever
                  zélf een belangrijke rol heeft om ervoor te zorgen dat wetten in overeenstemming zijn
                  met de grondrechten en dit niet slechts kan worden overgelaten aan de uitvoering en
                  de rechter?
               
2.2 Aanvullende voorwaarden nareis subsidiair beschermden
               
De leden van de D66-fractie merken op dat de regering stelt rekening te houden met
                  de belangen van het kind, maar tegelijkertijd vasthoudt aan het toepassen van een
                  wachttermijn van twee jaar voor minderjarige alleenstaande asielzoekers. Deze leden
                  lezen geen toelichting hoe deze maatregel zich verhoudt tot de rechten van het kind.
                  Mogen zij concluderen dat er geen dergelijke belangenafweging is gemaakt? Ook verzoeken
                  de aan het woord zijnde leden de regering deze afweging desalniettemin te maken en
                  te delen.
               
De leden van de SP-fractie constateren dat de aanvullende voorwaarden die gaan gelden
                  voor de nareis van subsidiair beschermden (een wachttermijn van twee jaar, een inkomensvereiste
                  en een huisvestingsvereiste) tot scherpe kritiek hebben geleid van de Afdeling, mede
                  in verband met de rechten van het kind, maar de regering daar nauwelijks op in is
                  gegaan. Nadere onderbouwing en nadere toelichting op de proportionaliteit ontbreekt.
                  Waarom is daarvoor gekozen?
               
Ook hier zou de regering de belangen moeten wegen, van enerzijds de vreemdeling om
                  zo snel mogelijk te worden herenigd, en anderzijds het doel van de maatregel om het
                  aantal nareizigers te beperken, zo stellen de leden van de SP-fractie. Kan die afweging
                  alsnog expliciet worden gemaakt en toegelicht? Hoe wordt voorkomen dat deze maatregel
                  in strijd raakt met de rechtspraak van het EHRM? Hoe worden de kinderrechten gewaarborgd,
                  namelijk dat een aanvraag van een kind om gezinshereniging met spoed dient te worden
                  behandeld en dat het belang van het kind een eerste overweging dient te vormen?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van aanvullende voorwaarden
                  voor de nareis van subsidiair beschermden die op grond van het wetsvoorstel zouden
                  gelden. Deze leden verwachten van de regering dat de rechten van het kind en bescherming
                  van gezinnen de eerste overweging moeten vormen. In hoeverre kan de regering het doel,
                  noodzaak en proportionaliteit van een wachttermijn van twee jaar nader toelichten?
                  Hoe verantwoord de regering deze wachttermijn voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen?
               
2.3 Beperken nareis tot kerngezin
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat de TCGCT de leden adviseert om af te wegen
                  hoe het recht op gelijke behandeling en verbod op discriminatie zich verhoudt tot
                  de beperking van nareis tot het kerngezin, gezien het feit dat in sommige landen bepaalde
                  mensen niet met elkaar kunnen trouwen, bijvoorbeeld stellen van gelijk geslacht of
                  van verschillende etnische groepen. In reactie op de Afdeling gaf de regering eerder
                  aan dat dergelijke gevallen op grond van artikel 8 EVRM nog in aanmerking kunnen komen
                  voor gezinshereniging. Is de regering van mening dat daarmee strijdigheid met grondrechten
                  afdoende kan worden voorkomen, of ziet de regering de noodzaak om voorkomende gevallen
                  specifiek uit te zonderen in de wet van de beperking tot het kerngezin? Of vreest
                  de regering dat dergelijke uitzonderingen zouden kunnen leiden tot fraude?
               
De leden van de D66-fractie delen de zorgen van de TCGCT over de mogelijk discriminerende
                  praktijk van de voorgenomen maatregel om ongehuwde partners uit te sluiten. Zij vragen
                  de regering om uiteen te zetten hoe zij de verhouding tot het verbod op discriminatie
                  ziet.
               
De leden van de SP-fractie constateren dat de beperking van nareis tot het kerngezin
                  discriminatoir kan uitpakken omdat bijvoorbeeld stellen van gelijk geslacht niet met
                  elkaar kúnnen huwen. Dit is strijdig met het recht op gelijke behandeling. Kan alsnog
                  inzichtelijk worden gemaakt hoe ongelijke behandeling in de praktijk wordt voorkomen?
                  Deelt de regering de mening dat de wetgever er zelf voor dient te zorgen dat ook deze
                  maatregel in overeenstemming is met de grondrechten en dit niet slechts aan de uitvoering
                  of de rechter kan worden overgelaten? Hoe weegt de regering het recht op gelijke behandeling/het
                  verbod op discriminatie ten opzichte van de beperking van nareis tot het kerngezin?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het voorstel
                  in het wetsvoorstel dat nareis wordt beperkt tot het kerngezin, aangezien er landen
                  zijn waar de wetgeving het huwelijk voor bepaalde personen niet toelaat. In hoeverre
                  heeft de regering rekening gehouden met de mogelijke discriminatoire uitwerking van
                  deze regeling in de praktijk? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de onmiddellijke
                  werking van deze maatregelen in de praktijk niet in strijd zijn met het recht op gelijke
                  behandeling/het verbod op discriminatie?
               
3. Verhouding tot hoger recht
               
De leden van de Volt-fractie lezen dat de TCGCT in een reactie op het wetsvoorstel
                  heeft aangegeven dat het van essentieel belang is dat er een zorgvuldige belangenafweging
                  plaatsvindt wanneer een wetsvoorstel raakt aan een Grondwet of een algemeen rechtsbeginsel.
                  De TCGCT geeft daarbij ook aan dat een dergelijke afweging voor dit wetsvoorstel onvoldoende
                  of niet is gemaakt. Kan de regering hierop reflecteren? Kan de regering onderbouwen
                  dat er geen sprake is van strijd met het rechtzekerheidsbeginsel en gelijke behandeling
                  door geen overgangsrecht toe te passen?
               
3.1 Gezinsherenigingsrichtlijn
               
De leden van de CDA-fractie vragen de regering uiteen te zetten hoe zij het advies
                  van de TCGCT juridisch beoordeelt waarin zij stelt: «Uit de interpretatie van de Gezinsherenigingsrichtlijn
                  door het Hof van Justitie van de EU valt verder af te leiden dat het indruist tegen
                  de beginselen van rechtszekerheid en gelijke behandeling wanneer tijdverloop dat door
                  een lidstaat is veroorzaakt, bij de behandeling van een aanvraag wordt aangerekend
                  aan een statushouder».
               
De leden van de CDA-fractie vragen de regering daarnaast uit te leggen wat het vigerende
                  juridisch kader is dan wel de meeste leidende jurisprudentie aangaande de vraag of
                  onmiddellijke werking kan worden toegepast.
               
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre ten aanzien van bovenstaande vragen
                  juridisch relevant is dat de regering heeft besloten de Gezinsherenigingsrichtlijn
                  niet van toepassing verklaren, conform artikel 3, tweede lid, aanhef onder c, voor
                  subsidiair beschermden.
               
3.2 EVRM
               
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering meermaals verwijst
                  naar de ambtshalve toetsing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en dat
                  vreemdelingen zich bij de rechter kunnen beroepen op artikel 8 EVRM. Is de regering
                  zich ervan bewust dat artikel 8 EVRM ook betekent dat staten de eerbiediging van dit
                  recht praktisch en effectief moeten maken?
               
4. Financiële- en uitvoeringsgevolgen
               
4.1 Tweestatusstelsel
               
De leden van de SP-fractie vragen of de regering erkent dat de in dit wetsvoorstel
                  voorgestelde maatregelen het risico met zich meebrengen dat grondrechtenschendingen
                  optreden door uitvoeringsproblemen. Er zijn nu al problemen in de uitvoering en in
                  de rechtspraak, beslissingen duren te lang, er zijn grote achterstanden, redelijke
                  termijnen worden overschreden, etc. De voorgestelde maatregelen hebben grote gevolgen
                  voor de uitvoering. Welke waarborgen zijn er nu volgens de regering dat de problemen
                  in de uitvoering niet zullen leiden tot termijnoverschrijdingen en andere grondrechtenschendingen?
                  Hoe wordt het recht op een rechterlijke beslissing binnen een redelijke termijn gewaarborgd,
                  hoe wordt het recht op eerbiediging van het gezinsleven en de rechten van het kind
                  gegarandeerd?
               
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de TCGCT terecht constateert dat in het
                  nader rapport een nieuwe maatregel wordt geïntroduceerd, namelijk het afschaffen van
                  de bezwaarfase bij ambtshalve besluiten van de IND over reguliere verblijfsvergunningen.
                  Kan de regering uitgebreid toelichten, mede aan de hand van een voorbeeld, wat dit
                  nu precies inhoudt? Waarom moet deze mogelijkheid van bezwaar worden afgeschaft en
                  wat betekent dat voor de rechtsbescherming? Welke extra impact heeft dit voor de werklast
                  van de rechtspraak? Welke gevolgen heeft deze nieuwe maatregel voor het risico van
                  grondrechtenschendingen door uitvoeringsproblemen?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over het ontbreken van een
                  afdoende onderbouwing over hoe de regering gaat voorkomen dat het wetsvoorstel geen
                  grondrechtenschending tot gevolg zal hebben. Hoe verantwoordt de regering het ontbreken
                  van deze onderbouwing? Op welke wijze gaat de regering ervoor zorgen dat de wetgeving
                  in overeenstemming is met grondrechten?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten grote waarde aan een zorgvuldige belangenafweging
                  tussen bescherming van grondrechten en het bereiken van een legitiem doel. In die
                  afweging is het belangrijk of een maatregel proportioneel is. In hoeverre kan de regering
                  verantwoorden dat de voorgenomen maatregelen proportioneel zijn? In hoeverre heeft
                  de regering de voorgestelde maatregelen afgewogen tegen de belangen van de vreemdelingen
                  wiens grondrechten in het geding zijn? Kan de regering deze afweging per punt inzichtelijk
                  maken? Hoe verantwoordt de regering het enkel benoemen van het beoogde maatschappelijke
                  doel van de voorgestelde maatregelen, zonder in te gaan op de inmenging in grondrechten
                  en de belangenafweging die dit vraagt?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het risico op grondrechtenschendingen
                  door uitvoeringsproblemen. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat het recht op een
                  rechterlijke beslissing binnen een redelijke termijn, het recht op eerbieding van
                  het gezinsleven en de rechten van het kind niet geschonden worden? Deze leden vinden
                  het opmerkelijk dat de regering stelt dat het niet nuttig of mogelijk is om per maatregel
                  het instroomeffect te bepalen. Waar heeft de regering de het verwachtte effect van
                  alle maatregelen op gebaseerd?
               
Artikelgewijs deel
Artikel II (samenloopbepaling)
De leden van de SP-fractie constateren dat de problemen in de uitvoering met het risico
                  op grondrechtenschendingen nog eens wordt versterkt door de komst van het EU Asiel-
                  en migratiepact. Deze nieuwe regels treden per 12 juni 2026 in werking. Weer nieuwe
                  regels, die zorgen voor wijzigingen in de uitvoering en in de rechtspraak. Erkent
                  de regering dit?
               
Wanneer verwacht de regering eigenlijk redelijkerwijs de thans voorliggende asielwetten
                  door de Tweede en Eerste Kamer behandeld te hebben en in werking te laten treden?
                  Hoeveel maanden is dat nog voor de inwerkingtreding van het EU Asiel- en migratiepact?
               
Waarom is niet op voorhand gezorgd voor afstemming met dit EU Asiel- en migratiepact
                  om nieuwe wijzigingen te voorkomen? Zou het niet beter zijn de regels gelijktijdig
                  met de inwerkingtreding van het pact te wijzigen en in werking te laten treden om
                  nieuwe problemen in de uitvoering en bij de rechtspraak met het risico op grondrechtenschendingen
                  dat dit met zich meebrengt, te voorkomen?
               
Artikel III (inwerkingtreding)
De regering stelt voor vrijwel alle maatregelen onmiddellijk in werking te laten treden,
                  waarbij ze ook van toepassing zullen zijn op lopende aanvragen. De leden van de D66-fractie
                  wijzen op het advies van de TCGCT om af te wegen hoe de keuze voor onmiddellijke werking
                  zich verhoudt tot het rechtszekerheidsbeginsel en het recht op gelijke behandeling.
                  Deze leden vragen de regering of zij moeten concluderen dat de regering geen belangenafweging
                  heeft gemaakt met betrekking tot de inwerkingtreding en deze beginselen. Ook verzoeken
                  zij de regering met klem om deze belangenafweging desalniettemin te maken en te delen.
               
De leden van de SP-fractie constateren dat de keuze om de wet onmiddellijke werking
                  te laten hebben inbreuk maakt op het beginsel van rechtszekerheid en het recht op
                  gelijke behandeling, omdat de nieuwe regels van toepassing worden op aanvragen die
                  al eerder waren ingediend en het verschil in behandeling wordt veroorzaakt door het
                  moment waarop het besluit wordt genomen door de (overbelaste) uitvoering. Kan de regering
                  toelichten waarom er volgens haar geen sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel
                  en het recht op gelijke behandeling, of waarom deze inbreuk gerechtvaardigd zou zijn?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de keuze van de regering
                  om het grootste deel van de voorgestelde maatregelen direct in werking te laten treden.
                  In hoeverre kan de regering deze keuze verantwoorden wetende dat dit kan leiden tot
                  ongelijke behandeling en strijd met het rechtszekerheidsbeginsel? Is de regering bereid
                  om aanvragen tot nareis te behandelen op basis van het recht dat gold ten tijde van
                  de aanvraag om ongelijke behandeling te voorkomen?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie willen de regering nogmaals wijzen op het Europese
                  Asiel- en migratiepact dat per 12 juni 2026 van toepassing is. Hoe verantwoordt de
                  regering de mogelijke onwenselijke gevolgen van het aanpassen of intrekken van het
                  wetsvoorstel op korte termijn in verband met het Europese Asiel- en migratiepact?
                  Overweegt de regering het wetsvoorstel af te stemmen met de wet ter uitvoering van
                  het pact? In hoeverre heeft de regering de rechtszekerheid af gewogen tegen de noodzaak
                  om regelgeving aan te passen?
               
De leden van de D66-fractie merken op dat de TCGCT wijst op het rechtszekerheidsbeginsel
                  in relatie tot het onderliggende wetsvoorstel en de te verwachten implementatiewet
                  van het Europese Asiel- en migratiepact. Deze leden lezen ook dat de regering heeft
                  aangegeven de inwerkingtreding van het pact over dertien maanden niet af te willen
                  wachten en dat zij daarom nu dit wetsvoorstel presenteert. Kan de regering uiteenzetten
                  hoe het rechtszekerheidsbeginsel geborgd kan worden met deze werkwijze, zo vragen
                  deze leden.
               
De voorzitter van de commissie, Vijlbrief
De griffier van de commissie, Burger
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.C. Burger, griffier 
Stemmingsuitslagen
Aangenomen (95-55) via hoofdelijk stemming
| Fracties | Zetels | Kamerlid | Voor/Tegen | 
|---|---|---|---|
| PVV | 37 | Aardema, M. | Voor | 
| Blaauw, R.B. | Voor | ||
| Boon, M.C.H. | Voor | ||
| Born van den, V.H. | Voor | ||
| Bosma, M. (Martin) | Voor | ||
| Boutkan, W. | Voor | ||
| Claassen, R.A.B. | Voor | ||
| Crijns, P.P. | Voor | ||
| Deen, M. | Voor | ||
| Dijck van, A.P.C. (Tony) | Voor | ||
| Dijk van, E. (Emiel) | Voor | ||
| Esser, E.R.F. | Voor | ||
| Faddegon, C.J. | Voor | ||
| Graus, D.J.G. | Voor | ||
| Haasen van, J.P. | Voor | ||
| Heutink, H.D. | Voor | ||
| Hoeff van der, P.H. | Voor | ||
| Jong de, L.W.E. (Léon) | Voor | ||
| Kops, A. | Voor | ||
| Markuszower, G. | Voor | ||
| Meetelen van, R.F. | Voor | ||
| Mooiman, J. | Voor | ||
| Mulder, E. (Edgar) | Voor | ||
| Nijhof-Leeuw, J.M. | Voor | ||
| Pool, J. | Voor | ||
| Ram, D. | Voor | ||
| Rep, R.J.H.H. | Voor | ||
| Roon de, R. | Voor | ||
| Smitskam, P. | Voor | ||
| Thiadens, F.M. | Voor | ||
| Uppelschoten, N.A. | Voor | ||
| Valize, J.J.T.M. | Voor | ||
| Velde van der, M.K. | Voor | ||
| Vlottes, E. | Voor | ||
| Vondeling, M. | Voor | ||
| Vree de, J.H. | Voor | ||
| Wilders, G. | Voor | ||
| GroenLinks-PvdA | 25 | Bromet, L. | Tegen | 
| Bushoff, T.J. | Tegen | ||
| Chakor, G. | Tegen | ||
| Gabriëls, G.J.W. | Tegen | ||
| Haage, M.W. | Tegen | ||
| Hirsch, D.H. | Tegen | ||
| Hoop de, H.E. | Tegen | ||
| Kathmann, B.C. | Tegen | ||
| Klaver, J.F. | Tegen | ||
| Kröger, S.C. | Tegen | ||
| Lahlah, A. | Tegen | ||
| Lee van der, T.M.T. | Tegen | ||
| Mohandis, M. | Tegen | ||
| Mutluer, S. | Tegen | ||
| Nordkamp, J. | Tegen | ||
| Patijn, M.H. | Tegen | ||
| Pijpelink, A. | Tegen | ||
| Piri, K.P. | Tegen | ||
| Slagt-Tichelman, E. | Tegen | ||
| Stultiens, L.C.J. | Tegen | ||
| Thijssen, J. | Tegen | ||
| Timmermans, F.C.G.M. | Tegen | ||
| Tseggai, M. | Tegen | ||
| Westerveld, E.M. | Tegen | ||
| White, R.J. | Tegen | ||
| VVD | 24 | Becker, B. | Voor | 
| Beer de, M.E.E. | Voor | ||
| Bevers, H. | Voor | ||
| Bikkers, B.T. | Voor | ||
| Buijsse, M.R.G. | Voor | ||
| Burg van der, E. | Voor | ||
| Campen van, A.A.H. | Voor | ||
| Dral, R.M. | Voor | ||
| Eijk van, W.P.J. | Voor | ||
| Ellian, U. | Voor | ||
| Erkens, S.P.A. | Voor | ||
| Groot de, P.C. (Peter) | Voor | ||
| Hartsuiker, R.J.J. | Voor | ||
| Kisteman, A. | Voor | ||
| Kort de, A.H.J. | Voor | ||
| Martens-America, C. | Voor | ||
| Meulenkamp, W.J.H. | Voor | ||
| Michon-Derkzen, I.J.M. | Voor | ||
| Rajkowski, Q.M. | Voor | ||
| Richardson, S.M. | Voor | ||
| Veltman, H.N. | Voor | ||
| Verkuijlen, R. | Voor | ||
| Vries de, A. (Aukje) | Voor | ||
| Yesilgöz-Zegerius, D. | Voor | ||
| NSC | 20 | Boomsma, D.T. (Diederik) | Voor | 
| Bruyning, F.H. | Voor | ||
| Dijk van, O.C. (Olger) | Voor | ||
| Heite, A. | Voor | ||
| Hertzberger, R.Y. | Voor | ||
| Holman, H. | Voor | ||
| Idsinga, F.L. | Voor | ||
| Joseph, A.S. | Voor | ||
| Kahraman, I. | Voor | ||
| Koops, W.J. | Voor | ||
| Korte de, M.C. | Voor | ||
| Kouwenhoven, A.J. | Voor | ||
| Postma, W.L. | Voor | ||
| Saris, I.G. | Voor | ||
| Six Dijkstra, J.P.S. | Voor | ||
| Soepboer, A.J. | Voor | ||
| Vroonhoven van, J.N. | Voor | ||
| Waveren van, A. | Voor | ||
| Welzijn, R.M. | Voor | ||
| Wingelaar, N.T.P. | Voor | ||
| D66 | 9 | Bamenga, P. | Tegen | 
| Jetten, R.A.A. | Tegen | ||
| Paternotte, J.M. | Tegen | ||
| Paulusma, W. | Tegen | ||
| Podt, A. | Tegen | ||
| Rooderkerk, I. | Tegen | ||
| Sneller, J.C. | Tegen | ||
| Vijlbrief, J.A. | Tegen | ||
| Werf van der, J.J. | Tegen | ||
| BBB | 7 | Oostenbrink, M. | Voor | 
| Pierik, C.R. | Voor | ||
| Plas van der, C.A.M. | Voor | ||
| Rikkers-Oosterkamp, M.G.F. | Voor | ||
| Vermeer, H. | Voor | ||
| Wijen-Nass, M.J.M.H. | Voor | ||
| Zanten van, C.R. | Voor | ||
| CDA | 5 | Bontenbal, H. | Tegen | 
| Boswijk, D.G. | Tegen | ||
| Dijk van, I. (Inge) | Tegen | ||
| Krul, H.M. | Tegen | ||
| Vedder, E.C. | Tegen | ||
| SP | 5 | Beckerman, S.M. | Tegen | 
| Dijk, J.P. | Tegen | ||
| Dobbe, S.E.M. | Tegen | ||
| Kent van, B. | Tegen | ||
| Nispen van, M. | Tegen | ||
| ChristenUnie | 3 | Bikker, M.H. | Tegen | 
| Ceder, D.G.M. | Tegen | ||
| Grinwis, P.A. | Tegen | ||
| DENK | 3 | Abassi el, I. | Tegen | 
| Baarle van, S.R.T. | Tegen | ||
| Ergin, D.A. | Tegen | ||
| FVD | 3 | Baudet, T.H.P. | Voor | 
| Houwelingen van, P. | Voor | ||
| Meijeren van, G.F.C. | Voor | ||
| PvdD | 3 | Kostic, I. | Tegen | 
| Ouwehand, E. | Tegen | ||
| Teunissen, C. (Christine) | Tegen | ||
| SGP | 3 | Dijk van, D.J.H. (Diederik) | Voor | 
| Flach, A.J. | Voor | ||
| Stoffer, C. | Voor | ||
| Volt | 2 | Dassen, L.A.J.M. | Tegen | 
| Koekkoek, M. | Tegen | ||
| JA21 | 1 | Eerdmans, B.J. | Voor | 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.