Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Voorhang ontwerpbesluit tot wijziging Besluit kwaliteit leefomgeving en Besluit activiteiten leefomgeving in verband met actualisatie van de Beleidslijn grote rivieren (Kamerstuk 30462-9)
2025D21391 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over de brief inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging
van het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Besluit activiteiten leefomgeving in
verband met de actualisatie van de Beleidslijn grote rivieren (Kamerstuk 30 462, nr. 9).
De voorzitter van de commissie,
P. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Meedendorp
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
PVV-fractie
NSC-fractie
D66-fractie
BBB-fractie
SGP-fractie
Inleiding
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorgelegde wijziging van
het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Besluit activiteiten leefomgeving in verband
met de actualisatie van de Beleidslijn grote rivieren (hierna: het ontwerpbesluit)
en willen de Minister nog één vraag stellen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
en hebben nog een aantal vragen ten aanzien van dit besluit.
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor het ontwerpbesluit. Deze leden
ondersteunen het uitgangspunt dat water en bodem sturend moeten zijn bij ruimtelijke
keuzes, zoals vastgelegd in de zogeheten «water en bodem sturend»-brief (Kamerstuk
27 625, nr. 592). Tegelijk stellen zij vragen bij de uitvoering en robuustheid van dit ontwerpbesluit
en de ruimte die lokaal en regionaal bestuur daarin krijgen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Deze leden
hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorgehangen Beleidslijn grote
rivieren. Zij waarderen de inzet om ervoor te zorgen dat er nu en in de toekomst voldoende
ruimte blijft in het rivierbed voor waterberging en -afvoer. Zij maken zich wel zorgen
over de gevolgen voor enkele specifieke gebieden en hebben enkele vragen in aanvulling
op eerdere schriftelijke vragen (Stoffer/Van der Plas, Aanhangsel Handelingen, Vergaderjaar
2024–2025, nr. 1339).
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie constateren dat in Nederland nauwelijks vergunningen aan
drinkwaterbedrijven worden afgegeven en dat dit een probleem is. Deze leden vragen
of dit ontwerpbesluit het voor drinkwaterbedrijven makkelijker maakt om extra drinkwater
te kunnen winnen in de toekomst en of de Minister verwacht dat dit zal leiden tot
extra drinkwaterwinningspunten.
NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie lezen dat het toepassingsbereik van het Besluit kwaliteit
leefomgeving (Bkl) niet precies hetzelfde is als dat van de Beleidslijn grote rivieren.
Deze leden vragen de Minister hoe hij verwacht dat duidelijk wordt wat de verschillen
zijn en verwarring voorkomen wordt.
De leden van de NSC-fractie lezen dat het toevoegen van nieuwe woon- en logiesfuncties
in het rivierbed onwenselijk is. Deze leden vragen de Minister of dit ook handhaafbaar
is en zij vragen hem dit te onderbouwen. Daarnaast vragen deze leden hoe er omgegaan
wordt met woningen die te koop komen te staan in deze gebieden en of deze wel opnieuw
bewoond mogen worden.
De leden van de NSC-fractie lezen dat op grond van de Omgevingswet (artikel 2.20,
eerste lid en artikel 2.24, eerste lid) bij algemene maatregel van bestuur de oppervlaktewaterlichamen
of onderdelen daarvan kunnen worden aangewezen die behoren tot de Rijkswateren en
instructieregels worden vastgesteld over de uitoefening van taken of bevoegdheden
door bestuursorganen, en dat dat alleen kan als dat nodig is met het oog op een nationaal
belang en dat belang niet op een doelmatige en doeltreffende wijze door het provinciebestuur
of gemeentebestuur kan worden behartigd. Deze leden vragen de Minister of hij voorbeelden
kan geven waarbij er sprake is van nationaal belang en dit gedoogd wordt.
De leden van de NSC-fractie lezen dat op grond van artikel 5.36 Bkl als hoofdregel
geldt dat de instructieregels in paragraaf 5.1.3.4 niet van toepassing zijn voor zover
activiteiten al rechtmatig op een locatie worden verricht of zijn toegestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van die instructieregels op grond van een omgevingsplan
of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Deze leden
vragen de Minister of hierop te handhaven valt en of hiervoor capaciteit is.
De leden van de NSC-fractie lezen dat gemeenten tot 1 januari 2032 hebben om het omgevingsplan
aan te passen aan de instructieregels. Deze leden vinden het van belang dat dubbel
werk voorkomen wordt en vragen de Minister of deze aanpassingen ook in lijn zijn met
de komende Nota Ruimte en zij vragen hem om dit te onderbouwen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de met dit ontwerpbesluit samenhangende wijziging
van de Omgevingsregeling (Or) voorziet dat een vergunningplicht gaat gelden voor het
permanent afmeren van woonschepen of andere drijvende werken in het (voormalige) bergend
deel van het rivierbed waar deze plicht eerder niet gold. Deze leden vragen de Minister
wat de mogelijke positieve en negatieve gevolgen zijn van het instellen van deze plicht.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zetten zich in voor een ruimtelijke ordening waarin klimaatadaptatie,
waterveiligheid en een gezonde leefomgeving centraal staan. De keuze om niet langer
nieuwe bebouwing toe te staan in het rivierbed is een terechte keuze met oog op de
water- en klimaatrisico’s. Toch hebben deze leden de volgende vragen. Wordt bij de
toetsing van uitzonderingen, zoals activiteiten van groot openbaar belang (artikel
5.46, lid 1, onderdeel n), ook nadrukkelijk het voorzorgsbeginsel gehanteerd? Hoe
wordt de afweging tussen korte- en langetermijnbelangen vormgegeven? Is daar bijvoorbeeld
een beoordelingskader voor?
De leden van de D66-fractie zien dat verduurzaming van bestaande activiteiten en duurzame
energieopwekking (zoals aquathermie en zon/wind) onder voorwaarden in het rivierbed
toegestaan blijven. Deze leden vragen de Minister hoe wordt voorkomen dat deze voorzieningen
alsnog toekomstige verruiming van het rivierbed belemmeren? Wordt ook rekening gehouden
met cumulatieve effecten van meerdere kleine projecten in één riviertraject?
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie ondersteunen het principe dat er vrije doorgang moet zijn
voor de afvoer van water in rivierbeddingen. Het is logisch dat deze vrije doorgang
niet belemmerd wordt door allerlei bouwwerken. Maar toch hebben deze leden wat vragen
over de wijziging van de genoemde besluiten.
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat de wijziging niet mag leiden tot sterfhuisconstructies
voor bestaande en al gevestigde bedrijven in het beperkingengebied. Deze zorg leeft
op basis van de voorliggende stukken wel bij deze leden. Weliswaar is er aandacht
voor de bestaande bedrijvigheid, maar als bestaande bedrijven geen nieuwe bebouwing
kunnen plaatsen die noodzakelijk is voor de modernisering en het voorbestaan van het
bedrijf, ontstaat er feitelijk een sterfhuisconstructie. Kan de Minister daar eens
op reflecteren? Ziet de Minister mogelijkheden om dit te voorkomen? Deze leden zijn
van mening dat er in voorliggende gevallen beter gekozen kan worden voor actieve verplaatsing
van een bedrijf met hulp van de overheid, dan voor een sterfhuisconstructie. Hoe staat
de Minister tegenover deze suggestie?
De leden van de BBB-fractie hebben bedenkingen bij de voorwaarde (zoals vermeld in
artikel 5.46, lid o) dat activiteiten redelijkerwijs niet buiten het rivierbed verricht
kunnen worden. In theorie kunnen activiteiten immers bijna altijd buiten het rivierbed
verricht worden. Staat hier dan feitelijk dat er niets meer vergund gaat worden? In
welke gevallen gaat er dan nog wel een nieuwe activiteit op een bestaand bedrijf vergund
worden? En hoe bedreigt dit het voortbestaan van de bestaande bedrijven (al dan niet
agrarisch) in dit beperkingengebied? Heeft de Minister hier een impactanalyse op gemaakt?
Verder vragen de leden van de BBB-fractie wat de positie is van bijvoorbeeld een tweede
bedrijfswoning in relatie tot de voorgelegde wijziging.
Ten slotte zijn de leden van de BBB-fractie benieuwd naar de afstemming met diverse
bestuurstafels als het gaat om de verdeling van de hoeveelheid water die door de diverse
rivieren stroomt. Hoe is bijvoorbeeld de afstemming met het bestuurlijk platform Zoetwater,
het bestuurlijk platform Rijn en het bestuurlijk platform IJsselmeer? Is er overeenstemming
over de wijze waarop het water geleid wordt vanaf Lobith? Is er sprake van een evenredige
verdeling? Dit is immers van wezenlijk belang bij het vaststellen van de beperkingen
in het riviergebied.
SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van de Beleidslijn
voor specifieke gebieden. In een gebied als Kampereiland wordt gewoond en gewerkt
in een overloopgebied dat beschermd wordt door een regionale kering die eens in de
vijfhonderd jaar mag overstromen. Voor grote delen van het gebied gaat hetzelfde strikte
regime gelden als in het stroomvoerende deel van het rivierbed, terwijl het vanuit
het oogpunt van waterveiligheid heel verschillende zones zijn. Deze leden erkennen
dat er ontwikkelmogelijkheden blijven voor grondgebonden agrarische bedrijven en dat
er ruimte is voor eenmalige uitbreiding van bestaande bebouwing met 10%. Erkent de
Minister dat het regime desalniettemin wel beperkingen met zich meebrengt in een gebied
waar volop gewoond en gewerkt wordt en dat deze beperkingen zo kunnen knellen? Deze
leden begrijpen dat dit jaar nader onderzoek plaatsvindt naar de begrenzing van een
aantal specifieke gebieden, waaronder Kampereiland, de Afgedamde Maas en Hollandse
IJssel. Zij hebben hier enkele vragen over. Wat is de insteek van dit onderzoek? Welk
tijdpad heeft de Minister voor ogen? Is het denkbaar dat deze door regionale keringen
beschermde overloopgebieden uitgezonderd worden van het strikte regime? Kan de regeling
hier snel en eenvoudig op aangepast worden? Waarom kiest de Minister er niet voor
om deze specifieke gebieden, zolang het onderzoek loopt, uit te zonderen van het strikte
regime en ze, zo nodig, op een later moment alsnog onder het strikte beschermingsregime
te brengen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Meedendorp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.