Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 714 Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 4
VERSLAG
Vastgesteld 9 april 2025
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van de Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2025 (Kamerstuk 36 714, nrs. 1 t/m 3), heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat het Presidium de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over de Raming voldoende
voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding
1
2.
Algemeen begrotingsbeeld
2
3.
Werkwijze van de Kamer
3
3.1 Informatiepositie Kamer
4
3.2 Medewetgevende en controlerende taken
5
3.3 Moties
6
4.
Ontwikkelingen Kamerorganisatie
7
4.1 Modernisering Kamerorganisatie
7
4.2 Strategisch personeelsbeleid
8
4.3 Sociale veiligheid
9
5.
Integrale veiligheid in de Tweede Kamer
9
6.
Huisvesting en duurzaamheid
10
6.1 Renovatie Dependances
10
7.
Overheid
10
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de voorgestelde Raming voor het jaar 2026. Deze leden hebben hierover op dit moment
een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming
der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming
van de ontvangsten en van de geleidende brief, waarin aandachtspunten voor het jaar
2026 staan beschreven. Graag willen deze leden het Presidium daarover een aantal vragen
stellen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming
der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming
van de ontvangsten. Deze leden hebben hierover nog wel enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede
Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
Deze leden hebben hierover nog wel enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie spreken allereerst hun grote waardering uit voor al het
personeel dat dagelijks bijdraagt aan het functioneren van de Tweede Kamer. Van de
bodes tot de griffie, van het restaurantpersoneel tot de beveiliging. Deze leden erkennen
het harde werk, de toewijding en professionaliteit waarmee de Kamer wordt ondersteund.
Zonder hen zou het parlementaire proces niet mogelijk zijn.
De leden van de CDA-fractie bedanken het Presidium voor de Raming der voor de Tweede
Kamer in 2026 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
Deze leden spreken hun grote waardering uit voor alle medewerkers in dienst van de
Kamer en hun vele en waardevolle werkzaamheden. Zij hebben nog enkele vragen over
de raming en over de geleidende brief.
De leden van de SP-fractie hebben Raming der voor de Tweede Kamer in 2026 benodigde
uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten gelezen en hebben hier nog
enkele vragen over.
De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de geleidende brief bij de Raming
der uitgaven voor de Tweede Kamer in 2026. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden
de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming.
Deze leden hebben op een tweetal punten vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
toegezonden stukken. Deze leden hebben behoefte aan het stellen van enkele vragen.
2. Algemeen begrotingsbeeld
De leden van de NSC-fractie lezen in de geleidende brief dat op ambtelijke artikelen
in 2025 10,6 miljoen euro aanvullend budget nodig is voor het effect van het hoofdlijnenakkoord,
veiligheid en de benodigde moderniseringsslag van de automatiseringsomgeving. Er wordt
tevens vermeld dat het merendeel bestaat uit incidentele uitgaves voor de uitvoering
van beveiligingsmaatregelen en beheercontracten van nieuwe werkplekken. Deze leden
vragen het Presidium of dit betekent dat het aantal werkplekken in het Kamergebouw
uitgebreid gaat worden. Of betekent dit dat deze incidentele uitgaven bedoeld zijn
voor modernisering van alle huidige werkplekken?
De leden van de BBB-fractie constateren dat de totale begroting is geraamd op 157.584.000
euro, een stijging ten opzichte van eerdere jaren. Deze leden vragen in hoeverre deze
stijging samenhangt met structurele kostenstijgingen dan wel met incidentele investeringen,
zoals ICT-projecten of huisvestingsplannen.
Zij merken op dat in het Hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat de Tweede Kamer meer
ondersteuning krijgt op het gebied van wetgeving, analyse en onderzoek. Deze leden
constateren dat zij hiervan niets terugzien in de voorliggende begroting. Zij vragen
het Presidium om toe te lichten hoe dit akkoord wordt uitgevoerd en welke verbeteringen
concreet worden voorzien op deze drie punten.
Zij hebben tevens vragen over de middelen die worden uitgetrokken ter ondersteuning
van fracties. Zij vragen of de ondersteuning naar rato van fractiegrootte voldoende
recht doet aan de behoeften van kleinere fracties en of er aanvullende maatregelen
worden overwogen om deze fracties in staat te stellen hun controlerende taak effectief
uit te voeren.
De leden van de CDA-fractie lezen over de toekomstige ramingen (2026–2030) dat er
jaarlijks een structurele stijging van 3,2 miljoen euro nodig is om de interne organisatie
en bedrijfsvoering van de Tweede Kamer verder te versterken. Dit heeft onder andere
te maken met investeringen in installaties als gevolg van een langere verblijfsduur
in het Kamergebouw aan de Bezuidenhoutseweg. Deze leden vragen om een nadere toelichting
waaruit dit bedrag is opgebouwd.
De leden van de DENK-fractie merken op dat de Raming voor 2026 uitkomt op 187,3 miljoen
euro, wat neerkomt op een stijging van 12,2 miljoen euro ten opzichte van de vastgestelde
begroting voor 2025. Deze leden vragen zich af wat de reden is voor deze aanzienlijke
stijging. Kan een uitsplitsing worden gegeven van de extra uitgaven? Welke onderdelen
van de Kamerorganisatie vergen een structurele of incidentele verhoging van de middelen?
Wordt hierbij ook rekening gehouden met inflatiecorrectie of verwachte loonontwikkeling?
3. Werkwijze van de Kamer
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor het maken van fouten bij het opnemen
van de stemmen. Gelukkig komt dat incidenteel voor. Er wordt in het algemeen goed
en zorgvuldig geteld. Het maken van fouten is menselijk en bij een grote stemmingslijst
met vele moties en amendementen, met daarbij ook nog een aantal hoofdelijke stemmingen,
ook wel begrijpelijk dat dit een keer kan gebeuren. Maar het is tegelijkertijd voor
alle betrokkenen vervelend. Wordt er in het Presidium nagedacht over hoe dit in de
toekomst kan worden voorkomen? Zo ja, waaraan wordt gedacht? Graag krijgen deze leden
een reactie van het Presidium.
Een aantal jaren geleden is besloten in de Kameragenda ruimte te reserveren voor het
behandelen van wetsvoorstellen, wat de steun van deze leden had en heeft. Met name
de woensdag werd daarvoor aangewezen. Zij hebben de indruk dat er op de woensdagen
regelmatig veel tweeminutendebatten, plenaire debatten en dertigledendebatten plaatsvinden
in plaats van wetgeving. Hoe ziet het Presidium dat? Graag krijgen zij een reactie
van het Presidium.
In januari van dit jaar is er een ambtelijke evaluatie van de kabinetsformatie 2023–2024
verschenen. Hoe wordt omgegaan met de daarin weergegeven bevindingen? Zij vragen het
Presidium daarop in te gaan.
De leden van de D66-fractie merken op dat er bij het mondelinge vragenuur regelmatig
wordt gekozen om slechts twee vragen toe te kennen. Wat is hiervoor de reden? Kan
het Presidium inzicht geven in hoe vaak dit voorkomt en of hierin een verandering
te zien is over de afgelopen jaren?
Deze leden merken op dat zij soms moeite hebben om de keuze voor de toewijzing voor
mondelinge vragen te doorgronden. Op basis van welke criteria wordt de keuze voor
het toewijzen van de mondelinge vragen gemaakt? Is het mogelijk om meer transparantie
te verschaffen ten aanzien van de gemaakte keuzes?
De leden van de BBB-fractie lezen dat er binnen de begroting aandacht is voor de verdere
uitvoering van het programma «Versterking parlementair proces» en de aanbevelingen
van het rapport «Versterking van de Tweede Kamer der Staten-Generaal». Deze leden
vragen welke concrete resultaten reeds zijn geboekt en welke nog verwacht worden.
Voorts vragen zij hoe de effecten van deze versterking worden beoordeeld.
3.1 Informatiepositie Kamer
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen aandacht vragen voor de informatiepositie
van de Tweede Kamer. Deze leden constateren dat Kamervragen regelmatig te laat worden
beantwoord, dat stukken voor debatten regelmatig pas vlak voor een debat worden aangeleverd
en dat media met enige regelmaat eerder worden geïnformeerd dan de Kamer over voornemens
van het kabinet. Ook gebeurt het met enige regelmaat dat tijdens Kamerdebatten vragen
van Kamerleden (bij herhaling) niet worden beantwoord door bewindspersonen. Deze ontwikkelingen
baren hen zorgen. Deelt het Presidium deze zorgen en kan aangegeven worden wat de
Kamervoorzitter doet om dit bij het kabinet aan de orde te stellen? En welke mogelijkheden
ziet het Presidium om betere naleving van artikel 68 van de Grondwet en andere werkafspraken
door het kabinet te bevorderen?
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse de gesprekken in de commissie Binnenlandse
Zaken gevolgd over de werking van artikel 68 van de Grondwet. Daar lijkt een verschil
van inzicht met het kabinet te ontstaan over wie de eerste stap zet om de – in het
Hoofdlijnenakkoord afgesproken – versterkte procedure voor Kamerleden in te richten.
Ziet het Presidium daar een rol in voor zichzelf om vervolgstappen te zetten? Zo ja,
welke?
Deze leden vragen welke opvolging er gegeven gaat worden aan het door de werkgroep
Informatieafspraken opgeleverde rapport «Grip op informatie». Zij vragen op welke
wijze de verschillende voorstellen hun beslag krijgen in het werken in de Kamer. Het
baart hen zorgen dat het kabinet terughoudend is in stappen voorwaarts op dit vlak.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het Presidium de kosten en onderbouwing
voor het instellen van de tijdelijke commissie Grondrechten en Constitutionele toetsing
nader toe te lichten: in de begeleidende brief staat enerzijds dat de middelen noodzakelijk
zijn voor een commissiegriffier, adjunct-griffier, commissie-assistent en twee wetgevingsadviseurs.
Vervolgens staat toegelicht dat er 0,8 fte noodzakelijk is voor een commissiegriffier,
0,5 fte voor een adjunct-griffier, 0,2 fte voor een commissie-assistent, maar worden
de wetgevingsadviseurs onbenoemd gelaten. Kan dit nader worden uitgelegd?
Deze leden vragen het Presidium of zij artikel 7.1, eerste lid, van het Reglement
van Orde (RvO), waarin staat dat er een vaste commissie is voor elk ministerie, strikt
noodzakelijk en houdbaar acht?
3.2 Medewetgevende en controlerende taken
De leden van de NSC-fractie merken op dat in de geleidende brief over het onderwerp
«medewetgevende en controlerende taken» enkel ingegaan wordt op de tijdelijke commissie
Grondrechten en Constitutionele toetsing en op de Parlementairen Enquêtecommissie
Corona die nu gaande is. Ten aanzien van de tijdelijke commissie Grondrechten en Constitutionele
toetsing hebben deze leden enkele vragen. Het Presidium wil deze commissie een jaar
na constituering evalueren. Deze leden onderschrijven dit. Zij merken wel op dat voorop
moet staan dat het de bedoeling is dat deze commissie permanent gemaakt wordt en gekeken
wordt om welke manier dit het beste tot uitvoering gegeven kan worden. Kan het Presidium
aangeven hoe de evaluatie en het vervolgtijdspad eruit komen te zien?
Deze leden missen een passage over de breed aangenomen motie-Van Hijum c.s. (Kamerstuk
36 560, nr. 9) die het Presidium verzocht om te onderzoeken hoe de ondersteuning van het budgetrecht
van de Tweede Kamer versterkt kan worden met een bureau Begroting en Verantwoording.
Zij lezen in de onderliggende stukken van de Raming dat de commissie voor de Rijksuitgaven
de taak heeft gekregen om een reactie op het verzoek van het Presidium voor te bereiden.
Tot op heden is er nog geen reactie bij hen bekend. Zij achten de noodzaak van een
bureau Begroting en Verantwoording evident om hun medewetgevende en controlerende
taken op een goede manier uit te voeren. Zij verwachten daarom van het Presidium dat
er op korte termijn een voorstel naar de Kamer komt en vragen het Presidium wanneer
deze versterking van de Kamer geregeld is, wat de taakomschrijving van het bureau
Begroting en Verantwoording wordt en of Kamerleden ook bij dit bureau terecht kunnen
voor duiding over de vraag of moties of amendementen een dekking nodig hebben. Is
het Presidium tevens al in overleg getreden met het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties over de dekking van dit bureau en of deze dekking reeds beschikbaar
is? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit overleg en zo nee, wanneer verwacht het
Presidium meer duidelijkheid te kunnen verschaffen over de uitvoering van de motie-Van
Hijum c.s.?
Deze leden merken tevens op dat in het Hoofdlijnenakkoord de volgende zin staat: «De
Tweede Kamer krijgt meer ondersteuning (wetgeving, analyse en onderzoek).» Deze leden
vragen het Presidium hoe vanuit de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer hier
uitvoering aan wordt gegeven. Of geeft het Presidium invulling aan deze zin uit het
Hoofdlijnenakkoord door de motie-Van Hijum c.s. uit te voeren?
Deze leden zouden graag zien dat het parlementaire werk ook naar buiten toe voldoende
zichtbaar wordt. Deelt het Presidium de mening dat in de communicatie en voorlichting,
waaronder sociale media en de website, meer aandacht kan zijn voor de processen in
de commissies en andere (niet-plenaire) overleggen? Hoe is het Presidium voornemens
dit te organiseren?
Het is het Presidium bekend dat deze leden hechten aan artikelsgewijze behandeling
van wetten. Hoe vaak heeft dit het afgelopen jaar plaatsgevonden, hoe vaak verwacht
het Presidium dat in het lopende jaar? Is het Presidium bereid daar meer op te sturen,
zodat de komende jaren een groter aantal wetten artikelsgewijs besproken wordt?
De leden van de SP-fractie vragen zich af wat het Presidium bedoelt met «uitwerking
hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma» in tabel vier in de begrotingstoelichting (Kamerstuk
36 714, nr. 3). Wat houdt dit in en waar wordt dit bedrag precies aan besteed?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat voor een goede invulling
van de wetgevende taak van de Tweede Kamer adequate ondersteuning van de Kamerleden
noodzakelijk is. Deze leden noemen de wetgevingsrapporten zoals voorbereid door de
ambtelijke ondersteuning van de Tweede Kamer als goed voorbeeld. Zeker bij complexe
of uitgebreide wetgevingstrajecten is deze ondersteuning van wezenlijk belang. Zij
zijn van mening dat bij dergelijke trajecten een geconsolideerde wettekst enorm van
nut is. Deelt het Presidium die mening? En welke stappen kunnen gezet worden om bij
meer complexe en/of grootschalige wetgevingstrajecten standaard een geconsolideerde
wettekst ter beschikking te hebben? Wat is nodig om dit te realiseren?
3.3 Moties
Met betrekking tot de grote aantallen moties menen de leden van de VVD-fractie dat
die niet bijdragen aan het goed functioneren van de Tweede Kamer. Voor iedereen is
er daardoor sprake van een grote werkdruk en het maakt de stemmingslijst lang. Het
instrument van een motie moet effectief worden ingezet. Het gaat daarbij ook om houding
en zelfbeperking. Een toezegging op naam is in feite net zo goed en bespaart veel
werk. Sinds november 2024 wordt er als het om het beoordelen van moties gaat, gewerkt
met een nieuw beoordelingskader. Kan worden aangegeven wat de ervaringen met dat nieuwe
kader tot nu toe zijn? Zal dit beoordelingskader worden geëvalueerd? Zo ja, wanneer?
Wordt er in het Presidium verder nagedacht over het instrument van de motie en hoe
dat effectief kan worden ingezet, met als gevolg minder moties?
De leden van de NSC-fractie merken op dat het Presidium blijft inzetten op een politieke
cultuur waarin meer focus wordt aangebracht en bewuster wordt omgegaan met parlementaire
instrumenten. Tegelijkertijd constateren deze leden dat het voorstel van het lid Bontenbal
om het aantal in te dienen moties te maximeren (Kamerstuk 36 537) niet kon rekenen op een Kamermeerderheid en de Staat van de Kamer laat zien dat
er in het jaar 2024 onverminderd veel moties zijn ingediend. Is het Presidium van
mening dat, als het aantal ingediende moties en amendementen vermeerdert, dit personele
gevolgen heeft voor bijvoorbeeld Bureau Wetgeving? Vraagt dit volgens het Presidium
uitbreiding van de ambtelijke capaciteit?
Deze leden zien ook dat door fracties verschillend wordt gedacht over de oplossing
om het hoge aantal moties in te perken. Zij zien ook ruimte voor voorzitters om strakker
– en soms met een extra interruptie – tijdens het debat te sturen op een toezegging
van bewindspersonen. Dat kan het aantal moties beperken. Daarnaast achten zij het
wenselijk dat binnen de bestaande vergaderorde zoveel mogelijk middelen worden ingezet
om het indienen van moties beter te kanaliseren en het totale aantal moties terug
te dringen. Zij denken hierbij onder andere aan het vaker buiten de orde verklaren
van moties die geen directe relatie hebben met het onderwerp van het debat, het actief
aanspreken van Kamerleden op het achterwege laten van het intrekken van moties nadat
een toezegging is gedaan en het stimuleren van een scherpere afweging voorafgaand
aan het indienen van moties. Zij vragen het Presidium op welke wijze deze mogelijkheden
beter benut kunnen worden en of aanvullende ondersteuning of richtlijnen voor voorzitters
daarbij wenselijk kunnen zijn. Zij denken daarbij ook aan de mogelijkheid om commissievoorzitters
de tweeminutendebatten voor te laten zitten.
In januari 2025 heeft de Kamer gedebatteerd over het initiatiefvoorstel van het lid
Bontenbal om te komen tot een wijziging van het RvO waarbij het aantal ingediende
moties per fractie wordt gemaximeerd. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Voorzitter
wijst op het belang van een politieke cultuur waarin meer focus wordt aangebracht
en bewuster wordt omgegaan met parlementaire instrumenten, waaronder de motie. Deze
leden vragen hoe de Voorzitter zich hiervoor gaat inspannen, naast het genoemde nieuwe
beoordelingskader voor moties en het doorontwikkelde toezeggingensysteem.
De leden van de ChristenUnie-fractie danken het Presidium voor de informatie over
op welke wijze opvolging wordt gegeven aan de aangenomen motie-Ceder om op de websites
en apps van de Kamer naast stemmingsuitslagen ook de appreciatie en het volledige
dictum van de motie weer te geven (Kamerstuk 36 537, nr. 15). Deze leden vragen het Presidium of de genoemde kosten reeds gedekt zijn en op welke
termijn Debat Direct 2025 gereed zal zijn.
4. Ontwikkelingen Kamerorganisatie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het van belang dat de Tweede Kamer
een veilige en gezonde werkomgeving is. Deze leden vragen daarbij specifiek aandacht
voor de mogelijkheid van Kamerbewoners om in de soms hectische weken in de gelegenheid
te worden gesteld om voldoende te bewegen. Deelt het Presidium het belang hiervan?
In de tijdelijke huisvesting zijn de bovenste verdiepingen nog deels ongebruikt. Zij
zijn benieuwd welke mogelijkheden er zijn om hier bijvoorbeeld een fitnessruimte te
vestigen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien in het overzicht van het aantal medewerkers
per afdeling een sterke stijging in het aantal medewerkers van de Dienst Informatie
en Archief. Kan het Presidium duiden welke werkzaamheden deze extra fte’s leveren?
Deze leden lezen in de geleidende brief: «Het afgelopen jaar heeft geen wezenlijke
uitbreiding plaatsgevonden van de Kamerorganisatie.» Uit het bijgevoegde overzicht
van aantal medewerkers blijkt dat het aantal medewerkers in 2024 met 55 is gegroeid
(een stijging van zeven procent). Dit lijkt niet te stroken met de zinsnede uit de
geleidende brief. Kan het Presidium dit verklaren?
4.1 Modernisering Kamerorganisatie
Ook de Kamer maakt in toenemende mate gebruik van cloud-oplossingen. De cloudmarkt
wordt beheerst door aanbieders uit de Verenigde Staten. Nederland is daardoor voor
digitaliseringsprojecten in hoge mate afhankelijk van software en hardware van buiten
Europa. Onlangs heeft in de Kamer een debat over «migraties van overheids-ICT naar
het buitenland» plaatsgevonden met de Staatssecretaris Digitalisering en Koninkrijksrelaties.
Wetende dat de Kamer een Hoog College van Staat is en onafhankelijk en zelfstandig
opereert, vragen de leden van de VVD-fractie wat het beleid in de Kamer is ten aanzien
van het gebruik van cloud-oplossingen. Deze leden vragen het Presidium daarop in te
gaan.
De leden van de NSC-fractie lezen in de geleidende brief dat er in toenemende mate
gebruik gaat worden gemaakt van artificiële intelligentie (AI) in het Kamerwerk. Er
worden daarom binnen de Kamer, binnen een gecontroleerde omgeving, bij diensten experimenten
gedaan met Microsoft CoPilot en ChatGPT. Deze leden lezen dat de uitkomsten hiervan
de basis vormen voor de AI-strategie van de Tweede Kamer. Op welke termijn kan de
Kamer deze strategie verwachten? Zij vragen tevens aan het Presidium nader toe te
lichten welke experimenten er precies worden uitgevoerd en bovendien een visie te
geven op hoe het Presidium verwacht dat AI kan bijdragen aan het Kamerwerk. Wordt
AI bijvoorbeeld ook expliciet getraind op Kamerstukken?
In deze paragraaf wordt melding gemaakt van experimenten in het kader van generatieve
AI. Die experimenten worden gedaan bij diensten met Microsoft CoPilot en ChatGPT.
Wanneer zijn die experimenten gereed? Wanneer vindt daarover definitieve besluitvorming
plaats? Uiteraard is het Presidium hierbij betrokken. Op welke wijze worden de Commissie
voor de Werkwijze en de Tweede Kamer als geheel er qua besluitvorming bij betrokken?
In hoeverre is het nodig om het RvO van de Kamer te wijzigen, mocht er worden besloten
om gebruik te maken van AI? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie
van het Presidium.
De leden van de D66-fractie merken op dat het interne informatiesysteem Parlis relatief
laat wordt geüpdatet, bijvoorbeeld als het gaat om stemmingsuitslagen of moties. Ook
verslagen van debatten kunnen lang op zich laten wachten. Deze leden wijzen erop dat
veel lobbykantoren gebruik maken van een alternatief systeem waarbij deze informatie
vaak al minuten na de parlementaire activiteit beschikbaar is. Is dit ook mogelijk
voor de Tweede Kamer, zo vragen zij. Zij wijzen er ook op dat het informatiesysteem
als ingewikkeld en onoverzichtelijk wordt ervaren. Zo is het lastig om stemmingsuitslagen
terug te vinden. Dat geldt ook voor de informatievoorziening via www.tweedekamer.nl.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de Tweede Kamer structureel investeert
in de modernisering van ICT-voorzieningen. Deze leden vragen in hoeverre hierbij sprake
is van samenwerking met andere onderdelen van het Rijk en hoe wordt voorkomen dat
dubbele systemen of inefficiënties ontstaan. Tevens vragen zij of het parlement voldoende
weerbaar is tegen digitale dreigingen en of de begroting daarin voorziet.
Deze leden merken op dat het in de praktijk soms lastig is om snel de stemmingsuitslag
van een specifieke motie of amendement terug te vinden. Zeker wanneer het gaat om
stemmingen van enige tijd geleden, dan vergt het soms veel zoekwerk om deze informatie
te achterhalen. Zij vragen of het Presidium deze ervaring herkent en of er mogelijkheden
zijn om de toegankelijkheid en doorzoekbaarheid van stemmingsuitslagen, bijvoorbeeld
via de website van de Tweede Kamer of Parlis, te verbeteren.
Europese technologiebedrijven zien een toename van het aantal nieuwe klanten. Er lijkt
hier een verband te liggen met het belang om minder afhankelijk te zijn van Amerikaanse
aanbieders van software. De leden van de CDA-fractie vragen of onderzocht zou kunnen
worden of het mogelijk is, en wat er voor nodig is, om volledig over te stappen op
Europese aanbieders van software, zodat de afhankelijkheid van Amerika kan worden
afgebouwd. Zij vragen daarbij specifiek om aandacht te besteden aan de mogelijkheden
om de afhankelijkheid van Amerikaanse clouddiensten af te bouwen.
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de Dienst Automatisering (DA) en
de servicedesk DA. Klopt het dat de servicedesk DA wordt vervangen door een andere
partij en dat een andere partij de ICT-diensten zal gaan verlenen? Welke gevolgen
zal dit hebben voor de medewerkers die voor de servicedesk DA werken in de Tweede
Kamer? Blijven de werknemers behouden als een andere partij de aanbesteding krijgt?
Waarom is deze dienst niet een onderdeel van de interne werkorganisatie en zijn de
werknemers vast in dienst?
4.2 Strategisch personeelsbeleid
De leden van de NSC-fractie constateren dat het kabinet inzet op bezuinigingen op
overhead bij de Rijksoverheid. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
heeft aangegeven dat daarbij onder andere naar dienstauto's voor topambtenaren wordt
gekeken. Hoeveel geeft de Kamer op dit moment uit aan dienstauto's en ander vervoer
voor de Griffier en andere topambtenaren? Is het Presidium voornemens om de lijn van
versobering van de ministeries ook voor de Kamerorganisatie te volgen?
De leden van de DENK-fractie hechten grote waarde aan een diverse en inclusieve Tweede
Kamerorganisatie. Deze leden vragen zich af op welke wijze bij werving- en selectieprocedures
structureel rekening wordt gehouden met diversiteit en representativiteit. Welke stappen
zijn er genomen of worden overwogen om te zorgen voor een personeelsbestand dat een
betere afspiegeling vormt van de Nederlandse samenleving?
In het bijzonder vragen zij aandacht voor de samenstelling van het personeel in de
hogere functieschalen. Hoe wordt etnisch-culturele diversiteit geborgd in midden-
en hogere segment binnen de organisatie van de Tweede Kamer? Worden hier specifieke
beleidsdoelstellingen of streefcijfers aan verbonden en op welke wijze wordt de voortgang
hiervan geëvalueerd?
4.3 Sociale veiligheid
De leden van de VVD-fractie spreken hier uit dat sociale veiligheid in de Tweede Kamer
belangrijk is. Het is goed dat daar aandacht voor is. Iedereen die in de Kamer werkt,
moet zich veilig voelen en veilig zijn of haar werk kunnen doen. In het kader van
sociale veiligheid wordt, zo valt te lezen, ingezet op het verstevigen van de dialoog
tussen politiek en ambtenaren. Wat is daarvan precies de bedoeling? Hoe wordt die
dialoog vormgegeven, zo vragen deze leden.
5. Integrale veiligheid in de Tweede Kamer
Net als vorig jaar willen ook nu de leden van de VVD-fractie ingaan op het onderwerp
«veiligheid in en rondom het Kamergebouw». Zoals bekend is er eerder dit jaar iemand
de Statenpassage binnengedrongen en zijn muren van het Kamergebouw beklad. Het komt
deze leden logisch voor dat de incidenten zouden moeten leiden tot het aanscherpen
van de veiligheidsmaatregelen. In hoeverre worden c.q. zijn de veiligheidsmaatregelen
als gevolg van de incidenten aangescherpt? Kan het Presidium daar globaal op ingaan?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Kamer al jaren de gevolgen merkt van een
veranderend veiligheidsbeeld in Nederland. Het raakt meerdere diensten in de Tweede
Kamer, waaronder Bureau Beveiligingsautoriteit (BVA). Is er volgens het Presidium
aanleiding om de personele capaciteit van de ambtelijke ondersteuning op het gebied
van veiligheid uit te breiden? Deze leden merken namelijk op dat er steeds meer demonstraties
en verstoringen plaatsvinden in het Kamergebouw, waaronder ook op de publieke tribune
van de plenaire zaal. Daartoe wil het Presidium inzetten op preventieve en repressieve
maatregelen, bijvoorbeeld snel ingrijpen, het doen van aangifte en het opleggen van
pandverboden. Zij constateren echter dat er in de geleidende brief enkel in wordt
gegaan op repressieve maatregelen, terwijl zij de waarde van preventieve maatregelen
ook hoog achten. Kan het Presidium daarom voorbeelden van preventieve maatregelen
aanreiken die bij kunnen dragen aan de integrale veiligheid in de Kamer? Welke maatregelen
worden hierin overwogen?
Deze leden merken daarnaast op dat de manier van dreiging ook aan het veranderen is.
Steeds meer Kamerleden krijgen te maken met online intimidatie en bedreiging als gevolg
van bijvoorbeeld hun standpunten en/of uitspraken. Kamerleden hebben het recht om
vrijuit te kunnen spreken volgens artikel 71 van de Grondwet, dat ingaat op de parlementaire
onschendbaarheid. Tegelijkertijd wringt de schoen op het moment dat Kamerleden buiten
het parlement uitspraken doen. Zij merken op dat actualiteiten laten zien dat er juridische
procedures gestart kunnen worden tegen Kamerleden vanwege hun uitlatingen in de openbaarheid.
Zij vragen het Presidium of Kamerleden binnen de ambtelijke organisatie van de Kamer
aanspraak kunnen maken op rechtsbijstand in het geval zij in een juridische procedure
zitten? Zo niet, via welke manieren kunnen Kamerleden dan aanspraak maken op rechtsbijstand?
Is het Presidium bijvoorbeeld bereid een rechtsbijstandverzekering te overwegen? En
welke mogelijke andere opties voor rechtsbijstand van Kamerleden overweegt het Presidium?
Deze leden lezen in het jaarverslag van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
(CIVD) over 2023 (Kamerstuk 36 564, nr. 1) het volgende: «De commissie merkt op dat het kabinet in 2023 meer dan in voorgaande
jaren de CIVD om uiteenlopende redenen niet volledig heeft kunnen informeren, ondanks
verzoeken van de commissie daartoe. In alle drie de gevallen hebben de Ministers hun
afwegingen met betrekking tot de informatievoorziening aan de CIVD toegelicht, in
reactie op vragen van de commissie hieromtrent». Zij lezen met zorg de constatering
dat het kabinet de CIVD niet altijd volledig heeft kunnen informeren. Zij erkennen
dat de Kamer niet altijd de achtergrond daarvoor zien, maar zeker gezien de keuze
van de commissie om dit apart te benoemen in haar jaarverslag, baart het wel zorgen.
Kan het Presidium hierop reflecteren en aangeven hoe gezorgd kan worden dat verzoeken
van de commissie volledig en naar tevredenheid van de commissie worden afgedaan?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er een overzicht beschikbaar is van
het aantal aangiftes dat in 2024 is gedaan door Kamerleden aangaande bedreigingen
of andere delicten gericht op hun functie als Kamerlid. Hoeveel aangiftes zijn er
vanuit de Kamervoorzitter gedaan namens de Kamer?
6. Huisvesting en duurzaamheid
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat er meer budget nodig is wegens
het langer verblijf van de Kamer in de tijdelijke huisvesting. Deze leden zouden graag
een nadere duiding ontvangen over hoe deze kosten precies worden verdeeld tussen de
Kamer en het Rijksvastgoedbedrijf. Kan aangegeven worden welke vertragingskosten door
de Kamer zelf moeten worden betaald en welke door het Rijksvastgoedbedrijf?
6.1 Renovatie Dependances
De leden van de NSC-fractie lezen in de geleidende brief dat het Presidium een belangrijke
rol heeft in het vaststellen van de ontwerpen van het vernieuwde Kamergebouw. In het
eerste kwartaal van 2025 wordt ingezet op het afronden van de besluitvorming rond
de definitieve ontwerpen. In de geleidende brief wordt gesproken over het feit dat
de belangen en de positie van de Kamer binnen het totale programma gedurende het hele
project goed behartigd blijven. Kan het Presidium dit nader duiden? Hoe ziet dit eruit
en wat blijft de inzet voor de komende jaren?
7. Overig
Ten aanzien van de financiën lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie voorts
dat het budget voor de schadeloosstelling structureel dient te worden verhoogd met
twee miljoen euro vanwege de aanpassing van de bezoldiging en vergoedingen van politieke
ambtsdragers. Dit is een logisch gevolg van de nieuwe CAO Rijk 2024–2025. Deze leden
vragen waarom deze nieuwe CAO Rijk geen gevolgen heeft voor de fractievergoedingen.
Vloeit, zo vragen zij, uit de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen
Tweede Kamer 2023 niet voort dat wanneer de CAO Rijk gedurende een kalenderjaar wordt
herzien, ook het bedrag voor fracties wordt verhoogd. Zo nee, waarom niet? En kan
aangegeven worden hoe hier bij eerdere tussentijdse herzieningen van de CAO Rijk mee
omgegaan is?
Een aantal jaren geleden heeft de Kamer een motie aangenomen over papierloos werken.
Zij zijn benieuwd naar de vorderingen op dit vlak en welke stappen er nog gezet kunnen
worden om dit verder te brengen.
Tot slot hebben zij nog een vraag over abonnementen op kranten en andere nieuwsdiensten.
Zij constateren dat via het intranet de artikelen van sommige media wel inzichtelijk
zijn en van andere nieuwsbronnen niet. Kan toegelicht worden welk beleid hierop wordt
gevoerd en of het Presidium mogelijkheden ziet om nieuwsbronnen nog meer toegankelijk
te maken voor Kamerbewoners, door bijvoorbeeld gezamenlijke abonnementen te faciliteren?
De leden van de NSC-fractie wijzen daarnaast op de aangekondigde voorstellen tot wijziging
van het kiesstelsel, zoals opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma.
In het licht van deze wijziging achten deze leden het van belang om ook de historische
evolutie van ons kiesstelsel inzichtelijk te maken. Zij zien een mogelijkheid om in
2026 in de Statenpassage van het Kamergebouw een publieke expositie in te richten
over de ontwikkeling van het Nederlandse kiesstelsel in de afgelopen twee eeuwen.
Daarmee kan op toegankelijke wijze inzicht worden gegeven in de historische context
en betekenis van eerdere stelselwijzigingen. Zij vragen het Presidium of het bereid
is dit voorstel uit te voeren.
Zij lezen voorts in de nota naar aanleiding van het verslag van de Raming der voor
de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven dat er op de vraag hoeveel het onderzoek
naar oud-Kamervoorzitter Arib heeft gekost expliciet is aangegeven dat «De kosten
voor rechtsbijstand en advisering van Presidium/Voorzitter/Griffier, de gedelegeerd
opdrachtgevers en Hoffmann bedragen tot op heden € 1.051.000,– bedraagt. Tot eind
2023 komt het totaal bedrag aan hierboven genoemde kosten uit op circa € 1.544.000,–
(Kamerstuk 36 528, nr. 5).» Deze leden vragen het Presidium of er na 2023 nog aanvullende kosten gemaakt zijn
en zo ja, te specificeren door wie deze kosten gemaakt zijn en ten behoeve van wie
deze kosten door de Kamer gemaakt zijn.
De leden van de D66-fractie lezen dat de het niveau van de bel in zomerreces met zes
decibel teruggebracht is als reactie op de motie-Sneller. Deze leden roepen in herinnering
dat deze motie een directe reactie was op de oproep van de Kamervoorzitter tijdens
het vorige debat over de Raming: «maar als u daar iets mee wilt, dien een motie in.»
In de overwegingen en constateringen spreekt deze motie onder andere over de duur
van de bel en de hinder die hierdoor ontstaat voor «commissieactiviteiten». Zij constateren
dat de aanpassing die is doorgevoerd onvoldoende tegemoetkomt aan deze bezwaren. Het
geschetste handelingsperspectief voor fracties om op hun gangen/kamers een verdere
verlaging te vragen, doet hier ook niks aan. Bovendien vinden zij het gebrek aan argumentatie
waarom niet voor een «substantiële aanpassing» is gekozen (zoals de motie expliciet
vraagt) bevreemdend. Waarom is naast een volumewijziging niet ook gekozen voor een
aanpassing van de duur of zelfs het helemaal afschaffen van een aantal type belsignalen
en dus momenten waarop de bel wordt geluid, zo vragen zij. Vooral het luiden van de
bel voor de aanvang van de vergadering op woensdag en donderdag terwijl commissievergaderingen
(waaronder rondetafelgesprekken met externe genodigden) vaak al om 10.00 uur zijn
begonnen vinden zij bijzonder hinderlijk.
Zij vragen of er een trend zichtbaar is in de lengte van schriftelijke overleggen.
Het ligt in de verwachting dat wanneer fracties gebruik maken van tekstgeneratoren
op basis van kunstmatige intelligentie, het eenvoudiger wordt om langere teksten met
meer vragen te schrijven. Kan het Presidium hier inzicht in geven, zo vragen zij.
Zij merken op dat toezeggingen die worden gedaan in de plenaire zaal niet in het toezeggingenregister
verschijnen. Dit is een grote omissie in hun beleving. Dat is immers ook bij uitstek
de plek waar het «voorkomen van moties» door een toezegging zal plaatsvinden. Zij
verzoeken het Presidium dit voortaan te (laten) doen.
Deze leden vragen de Kamervoorzitter om een reflectie op de waarborgen die zijn ingebouwd
bij het toelaten van nieuwe leden als sprake is van twijfel over het wel of niet hebben
voldaan aan de inhoud van de eed en/of belofte. De voorzitter van de Commissie voor
het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft hier eerder plenair op gehint, en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst (begrijpelijkerwijs) naar het
parlement zelf om hier verantwoordelijkheid voor te nemen. Graag vernemen zij welke
kwetsbaarheden en eventuele lacunes er zijn. Ook zouden zij graag een reactie ontvangen
op de stelling dat er een erg groot gat is tussen «niks doen» en «onderzoek naar een
ambtsmisdrijf», en welke mogelijkheden het Presidium ziet om hiertussen tot een handelingsperspectief
te komen in geval van twijfel.
Zij merken op dat de bestedingen voor wachtgeld lager uitvallen dan geraamd. Wat is
hier de oorzaak van? Zij merken tevens op dat het voor externen niet inzichtelijk
is of oud-Kamerleden gebruik maken van de wachtgeldregeling. Wat is hiervoor de reden,
zo vragen zij, en kan meer inzicht worden gegeven in de belangenafweging die daaraan
ten grondslag ligt.
Zij lezen dat het onderzoek naar de mogelijkheid van het plaatsen van zonnepanelen
nog niet is afgerond. Waarom niet, zo vragen zij. Dit onderzoek loopt al zeer lang
en had al lang afgerond kunnen zijn. Welke afspraken zijn gemaakt met het Rijksvastgoedbedrijf
over het aanleveren van het onderzoek?
De leden van de BBB-fractie vragen welke stappen het Presidium onderneemt om de transparantie
van de Kameruitgaven te verbeteren. Wordt overwogen om onderdelen van de begroting,
zoals kosten van externe inhuur of communicatieprojecten, meer uitgesplitst te publiceren?
En hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Deze leden wijzen op de motie van het lid Michon-Derkzen (Kamerstuk 36 528, nr. 17) over het mogelijk maken van digitaal stemmen. Zij merken op dat zij destijds tegen
deze motie hebben gestemd en blijven zich afvragen of digitaal stemmen daadwerkelijk
sneller is dan de huidige wijze van stemmen per fractie. Zij zijn van mening dat dit
niet het geval is. Tevens vrezen zij dat de invoering van digitaal stemmen de drempel
om hoofdelijke stemmingen aan te vragen verlaagt, hetgeen de efficiëntie van het parlementaire
proces niet ten goede komt. Zij vragen of het Presidium deze overwegingen meeweegt
in de lopende analyse van het CIO Office en de betrokken diensten.
Zij wijzen ook op de motie van het lid Van der Plas (Kamerstuk 30 252, nr. 193) over de week van de (H)eerlijke Hollandse Hap. Deze motie is uiteraard gericht aan
de regering, maar gezien het feit dat de motie met een tweederdemeerderheid is aangenomen,
laat zien dat er een overgrote steun is om te stimuleren om jaarlijks in de week waarin
het Wereldvoedseldag is, een «Week van de (H)eerlijke Hollandse Hap» te organiseren,
waarbij de focus ligt op het aanbieden van lokaal Nederlands geproduceerd en seizoensgebonden
voedsel, van al onze Nederlandse boeren, tuinders, telers en vissers. Bestaat er de
mogelijkheid om in overleg met het fantastische restaurantpersoneel van de Kamer,
ook zo een week in onze restaurants te organiseren?
Zij wijzen op de al langer bestaande wens om in de Kamer een sportruimte te realiseren.
Zij vragen hoe het hiermee staat. Zij wijzen op de voordelen van een dergelijke voorziening,
zoals het bevorderen van de fysieke en mentale gezondheid van niet alleen Kamerleden,
maar ook die van alle medewerkers.
Zij vragen tot slot aandacht voor artikel 2 van de begroting: «Uitgaven ten behoeve
van leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement.»
Zij vragen op welke wijze kosten worden gemaakt voor leden van het Europees Parlement.
Wat is de aard en omvang van deze uitgaven, en wat is de juridische grondslag daarvoor?
Kan het Presidium aan de leden van de SP-fractie aangeven wat het takenpakket van
de dienst communicatie is, aangezien zij een groot team medewerkers hebben?
Deze leden hechten er veel waarde aan dat plenaire- en commissievergaderingen zoveel
mogelijk doorgang vinden. Kan het Presidium aangeven, waarom er in de week van de
NAVO-top nauwelijks vergaderingen zijn ingepland?
De leden van de DENK-fractie hebben signalen ontvangen dat bezoekers van het Kamergebouw
soms worden geweigerd of aangesproken vanwege het dragen van speldjes of symbolen.
Deze leden vragen zich af wat de huidige regels zijn omtrent de toelating van bezoekers
tot het gebouw. Op welke gronden kunnen bezoekers worden geweigerd? Bestaan er richtlijnen
voor het al dan niet toestaan van politieke uitingen in de vorm van bijvoorbeeld vlaggen,
speldjes of kleding? Zo ja, wat zijn deze richtlijnen? Wie beslist daarover en hoe
wordt de afweging gemaakt tussen de reden van inperking en vrijheid van meningsuiting?
De leden van de SGP-fractie vragen of het Presidium een overzicht kan geven van het
aantal en de kosten ten aanzien van het afhandelen van Woo-verzoeken. Welke ontwikkelingen
zijn zichtbaar en in hoeverre ziet het Presidium aanleiding om, in aansluiting bij
het beleid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te kijken
naar een meer kritische toepassing die problemen zoals oneigenlijk gebruik tegengaat?
Deze leden vragen of het Presidium bereid is te verkennen of binnen de Kamer op initiatief
van een aantal leden of een Kamercommissie een Chanoekaviering kan worden georganiseerd
om de Joodse gemeenschap in Nederland te steunen. Tegen de achtergrond van het agressieve
antisemitisme en de inspanningen van de Rijksoverheid om hiertegen op te treden, is
het goed om te verkennen hoe ook de Kamer een rol kan vervullen in dezen.
De voorzitter van de commissie, De Vree
De griffier van de commissie, Honsbeek
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.