Initiatiefnota : Initiatiefnota
36 720 Initiatiefnota van de leden Omtzigt, Van Vroonhoven, Wilders en Tony van Dijck over minder inflatie, meer bestaanszekerheid
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
1. Samenvatting
Nederland kent voor veel goederen en diensten al jaren een structureel hoger prijspeil
dan andere landen in de eurozone. Een belangrijke reden hiervoor is dat de Nederlandse
markten gebrekkig functioneren, waardoor prijzen onnodig hoog zijn.
De inflatie is hoger in Nederland dan in andere eurolanden waardoor het verschil in
prijspeil toeneemt. De hogere inflatie, die vaak maar deels en vertraagd wordt gecompenseerd
in loonstijgingen en stijgingen van de pensioenen, leidt tot een uitholling van de
koopkracht van Nederlanders en daarmee hun bestaanszekerheid. Door slecht functionerende
markten is Nederland een duur-eiland geworden in Europa.
Toch blijft de politieke discussie over prijsontwikkelingen vaak steken in een linksrechts-discussie over loon- en belastingmaatregelen. Marktfalen door gebrek aan concurrentie
krijgt te weinig aandacht terwijl de feiten voor zich spreken: de excessieve hoge
prijzen in Nederland hebben ervoor gezorgd dat Nederlanders tot maar liefst € 1.400
per persoon per jaar extra aan koopkracht hebben ingeboet. Juist door markten beter te laten functioneren kunnen
prijzen eerlijker worden. Dit alles is ook terug te zien in de macrocijfers van de
economie: terwijl de lonen de inflatie nauwelijks konden bijhouden, stegen de winsten
veel harder de afgelopen jaren.
Deze initiatiefnota laat zien hoe marktfalen direct bijdraagt aan de structurele bestaansonzekerheid
van Nederlandse huishoudens. De onderzochte voorbeelden – variërend van supermarktprijzen
en internetabonnementen tot hypotheken – tonen aan dat Nederlandse consumenten structureel
te veel betalen voor basisvoorzieningen. De aanname dat de overheid zich niet met
markten moet bemoeien houdt dit probleem in stand, terwijl de realiteit is dat markten
soms actief bijgestuurd moeten worden. De hoge prijzen in Nederland zijn geen toevallige
uitkomst, maar het directe gevolg van (een gebrek aan) Nederlands beleid.
Deze hoge prijzen zijn des te schrijnender omdat de Europese interne markt en de gedeelde
euromunt juist bedoeld zijn om prijsverschillen te verkleinen. Consumenten in Nederland
en Duitsland zouden vergelijkbare prijzen moeten betalen voor hun producten. In de
praktijk ontstaan echter forse prijsverschillen door ondoorzichtige prijsstrategieën,
beperkte toetreding van nieuwe aanbieders en een gebrek aan actief mededingingstoezicht.
Dit ondermijnt niet alleen de koopkracht, maar ook de concurrentiepositie van Nederlandse
bedrijven.
Om deze problemen aan te pakken, worden in deze initiatiefnota voorstellen gedaan
om markten en prijzen weer eerlijker te maken. De belangrijkste maatregelen omvatten:
– Aanpakken van bedrijven met veel markmacht door een versterkt toezicht op met name killer acquisition1 en de introductie van nieuw mededingingsgereedschap zodat er sneller ingegrepen kan
worden bij marktfalen.
– Beschermen van Nederlandse consumenten tegen excessief hoge prijzen door de regulering van prijzen
en marktmacht, waaronder wettelijke maximumtarieven, voor specifieke sectoren met
bewezen en hardnekkig marktfalen, zoals dierenartsenzorg en kinderopvang.
– Bevorderen van concurrentie tussen banken door een verbod op koppelverkoop en versnelde vergunningstrajecten
voor nieuwe toetreders, zodat de spaarrente omhooggaat en hypotheekrente omlaag.
– Beschermen van consumenten en basisvoorzieningen, onder andere door transparante prijsstelling
en contractvoorwaarden (vooral bij aankopen online) en strengere regulering van incassokosten.
– Monitoren van marktfalen door de introductie van een jaarlijkse «Staat van de Marktordening»
zodat sneller bijgestuurd kan worden als de prijzen kunstmatig hoog zijn door marktfalen.
2. Woord vooraf
Het neoliberale beleid, waarin de overheid bewust weinig de regie nam en kaders stelde,
is de afgelopen decennia niet voldoende in staat geweest om mensen te beschermen.
De onzekerheden van Nederlanders zijn steeds verder opgestapeld: onbetaalbare woningen,
stijgende kosten van levensonderhoud, flexibele arbeidscontracten en een onzeker pensioen.
Essentiële goederen die bepalend zijn voor onze samenleving, zijn steeds meer overgeleverd
aan de markten waarop onvoldoende concurrentie is. Hierdoor brokkelt het sociale contract
van de samenleving verder af – een contract dat alleen kan bestaan als de economie
in evenwicht is en mensen het gevoel hebben volwaardig mee te kunnen draaien.
Om deze problemen aan te pakken is een herordening van de samenleving en de economie
noodzakelijk. Dit vereist een evenwichtige arbeidsmarkt, een effectief functionerende
overheid en eerlijke markten voor goederen en diensten. Markten moeten kansen bieden
voor innovatie en winst, maar excessieve winsten die ten koste gaan van consumenten
en de bredere samenleving moeten worden aangepakt.
Dit document gaat over hoe markten in Nederland eerlijk kunnen zijn. Eerlijke markten
zijn belangrijke beschermingswallen voor de koopkracht van Nederlanders. Wanneer markten
goed functioneren betalen consumenten een eerlijke prijs voor producten en diensten.
Sommige Nederlandse markten falen echter2, waardoor de prijzen kunstmatig hoog worden gehouden. Dit raakt Nederlanders dagelijks
in hun portemonnee – bij de kassa van de supermarkt, bij de dierenartsen of bij het
betalen van de huur. Steeds wordt hun bestaanszekerheid verder uitgehold.
Om dit tegen te gaan, bevat deze initiatiefnota een aantal concrete voorstellen om
marktfalen aan te pakken en ervoor te zorgen dat essentiële goederen en diensten betaalbaar
blijven. Door eerlijke concurrentie te stimuleren, transparantie te vergroten en,
waar nodig, in te grijpen bij marktfalen, kunnen prijzen eerlijker worden en krijgen
consumenten meer bescherming tegen onnodige hoge kosten.
3. Inflatie in Nederland
De grootste bedreiging voor de koopkracht van Nederlanders is inflatie: prijsstijgingen
over de gehele linie die niet voldoende en te laat worden gecompenseerd in hogere
lonen waardoor de koopkracht daalt. De afgelopen jaren heeft Nederland een hardnekkig
hogere inflatie gekend dan andere landen in de eurozone. Dit heeft geleid tot een
blijvend hoger prijsniveau, wat vrijwel iedereen in het land raakt, maar de armere
huishoudens nog het meest. Huishoudens worden geconfronteerd met stijgende kosten
voor basisbehoeften zoals energie, voedsel en huisvesting, terwijl lonen en uitkeringen
die stijging niet volledig of vertraagd compenseren. Onderstaande figuren geven de
ontwikkeling van de Nederlandse inflatie weer voor Nederland en de Eurozone.
Figuur 1. Geharmoniseerde prijsindex van Nederland en de Eurozone
Figuur 2. Jaarmutatie volgens HCIP voor Nederland en de Eurozone
In de politiek wordt de discussie over bestaanszekerheid vaak enkel gevoerd via een
discussie over wijzigingen in belastingtarieven of aanpassingen van het minimum(jeugd)loon.
Dit zijn natuurlijk zeer valide discussies, maar het is niet het enige dat helpt voor
bestaanszekerheid. Naast het verbeteren van marktwerking en het aanpakken van marktmacht,
is het uiteraard ook mogelijk om inflatie te verlagen door fiscale maatregelen, zoals
het verlagen van belastingen op basisgoederen en diensten, waaronder de btw.
Een ander politiek strijdpunt is het minimumloon. De realiteit is echter dat Nederland
met een minimumloon van € 14,06 per uur (21+), na Luxemburg, het hoogste binnen de
eurozone heeft. Toch ervaren veel werkenden financiële onzekerheid. Ter vergelijking:
in Frankrijk bedraagt het minimumloon € 11,88, in Spanje slechts € 9,31.3 Het probleem zit dus niet alleen in de hoogte van lonen, maar in de marktstructuren
die prijzen onnodig opdrijven.
In deze nota kijken we dieper naar een aantal structurele oorzaken van bestaansonzekerheid.
Een fundamentele oorzaak van hoge prijzen is de disfunctionele organisatie van economische
markten. Markten zouden in principe prijzen moeten verlagen door concurrentie, maar
in Nederland gebeurt vaak het tegenovergestelde: gebrek aan concurrentie en transparantie
leidt juist tot prijsopdrijving.
Wat is de impact hiervan? Stel dat een beter functionerende economie en een efficiëntere
marktstructuur zorgen voor een prijsniveau dat 5% lager ligt dan het huidige. Dit
zou een gigantisch verschil maken. Nederlandse huishoudens besteden jaarlijks bijna
€ 500 miljard. Een besparing van 5% betekent € 25 miljard minder uitgaven, wat neerkomt
op € 1.400 extra koopkracht per persoon per jaar. Deze 5% is niet willekeurig gekozen.
In de grafiek hierboven ziet u dat de prijzen in Nederland het afgelopen decennium
(en vooral de afgelopen paar jaar) 5% meer zijn gestegen. Dit is geen toeval, maar
voor een belangrijk deel het gevolg van structurele marktproblemen.
Een beter functionerende economie en markt is geen luxe, maar een noodzaak. Macro-economische
simulaties tonen aan dat een toename van concurrentie het BBP van de EU met 2% − 4%
zou kunnen verhogen, afhankelijk van de implementatie van hervormingen. Dit benadrukt
het belang van beleid dat de toetreding van nieuwe spelers bevordert en de marktmacht
van dominante bedrijven inperkt.4
Maar er is nog een ander cruciaal aspect: de internationale concurrentiepositie van
Nederland. Omdat Nederland deel uitmaakt van de eurozone, is het niet mogelijk om
de munt te devalueren om een concurrentievoordeel te herwinnen. Als Nederlandse bedrijven
door structureel hogere prijzen minder concurrerend worden, zullen buitenlandse bedrijven
marktaandeel overnemen.
Voor gepensioneerden vormt inflatie een sluipmoordenaar. Terwijl lonen in sommige
sectoren nog meebewegen met inflatie, geldt dat maar heel beperkt, voor een groot
deel van de pensioenen. De voortdurende stijging van prijzen heeft de koopkracht van
ouderen, die niet meer extra kunnen gaan werken, aanzienlijk uitgehold. Het uitblijven
van inflatiecompensatie in de afgelopen jaren heeft gezorgd voor toenemende onvrede
en bestaansonzekerheid onder ouderen. Dit probleem wordt ook toegelicht in het visiedocument
van Agnes Joseph (NSC), waarin wordt gepleit voor een toekomstbestendig pensioenstelsel
dat expliciet rekening houdt met inflatie.5
In deze nota kijken we naar een aantal markten voor goederen. Een heel belangrijke
markt, de woonmarkt – die we overigens liever volkshuisvesting noemen – laten we hier
achterwege. Daar is heel veel misgegaan en heeft de regering met het afschaffen van
het Ministerie van volkshuisvesting de regie zelfs bewust losgelaten. Voor oplossingen
voor de complexe situatie daar verwijzen we naar een aantal initiatieven van collega
Merlien Welzijn (NSC).
3.1. De oorzaken van inflatie
Nederland is in korte tijd een van de duurste landen van Europa geworden. Terwijl
de inflatie in de eurozone inmiddels is gedaald, blijven de prijzen in Nederland structureel
hoger. Dit raakt iedere consument: van de dagelijkse boodschappen tot energierekeningen
en huren. Maar hoe komt het dat Nederlanders zoveel meer betalen dan hun buren?
Christine Lagarde, president van de Europese Centrale Bank, stelde al in 2023 dat
niet lonen, maar stijgende bedrijfswinsten een belangrijke oorzaak waren van de torenhoge
inflatie in 2022.6 Dit wordt ondersteund door gegevens van het CBS, waaruit blijkt dat bedrijfswinsten
in de periode 2019–2023 met 32% stegen, tegenover een loonstijging van 24% (niet gecorrigeerd
voor inflatie). De winstquote – het aandeel operationele winst in de toegevoegde waarde
– bereikte in 2022 zelfs het hoogste niveau sinds het begin van de metingen in 1995.7
En de brutowinst vóór belasting van niet-financiële vennootschappen steeg in 2023
tot € 358 miljard. Dit komt neer op ruim € 20.000 winst per Nederlander, ofwel € 80.000
per gezin van vier personen. Dit maakt duidelijk dat de winsten van bedrijven veel
harder stijgen dan de inkomens en is een indicatie dat bepaalde bedrijven overwinsten
zouden kunnen behalen, ten koste van de consumenten.
Ook buiten de gereguleerde sectoren kan een gebrek aan concurrentie prijsstijgingen
in stand houden. In markten waar slechts enkele grote spelers domineren, dalen prijzen
vaak minder snel, wanneer de productiekosten afnemen. Dit speelt bijvoorbeeld in de
supermarktsector, waar sommige fabrikanten en retailers hun marktmacht benutten om
marges te optimaliseren, onder andere door inkooprestricties en gedwongen nationale
prijsstellingen (zie sectie 4.3 en prijsvoorbeelden in 3.2).8
De volgende voorbeelden laten zien hoe Nederlandse consumenten structureel meer betalen
dan hun Europese buren, zelfs voor alledaagse producten zoals appelmoes en andere
basisboodschappen.
3.2. Voorbeelden waar Nederland duur is en markten niet goed werken
De hoge prijzen in Nederland worden des te schrijnender wanneer we deze vergelijken
met andere landen binnen de Europese Unie. Theoretisch zou de Europese interne markt,
met een gedeelde munt en vrij verkeer van goederen, moeten zorgen voor minimale prijsverschillen
tussen landen. In de praktijk blijkt echter dat Nederlandse consumenten structureel
meer betalen voor identieke producten dan hun buren in de eurozone. In essentie komt
dat doordat de markten niet geïntegreerd zijn en de concurrentie op markten elders
sterker is dan in Nederland. Daardoor maken bedrijven in Nederland hogere winsten,
die burgers betalen in de vorm van hogere prijzen.
Om een eerlijke vergelijking te maken, richten we ons op producten waarop de belastingverschillen
tussen landen minimaal zijn. We laten daarom energie (waarop Nederland een van de
hoogste belastingen in Europa heft), alcohol (door accijnzen) en frisdrank (door de
recente invoering van een verbruiksbelasting) buiten beschouwing.
3.2.a. De prijs van een Hak-appelmoes
Een concreet voorbeeld van onverklaarbare prijsverschillen binnen de Europese interne
markt is de prijs van Hak-appelmoes, een typisch Nederlands A-merk. Een pot Hak-appelmoes
van 355 gram kost bij Albert Heijn, de grootste supermarktketen in Nederland, € 2,09.
Tijdens een recente aanbieding (bonusaanbieding: 1+1 gratis) betaalde een consument
effectief € 1,05 per pot.9
Opmerkelijk genoeg ligt de prijs van exact dezelfde pot Hak-appelmoes in België zelfs
zonder korting structureel lager. Bij Albert Heijn België kost hetzelfde product € 0,89
per pot.10 Dit betekent dat de Belgische prijs 15% lager is dan de Nederlandse aanbiedingsprijs
en zelfs 57% lager dan de reguliere Nederlandse prijs.
Deze prijsdiscrepantie beperkt zich niet tot appelmoes, maar komen breder voor bij
alledaagse producten. Vergelijkingen uit 2024 tonen aanzienlijke verschillen voor
identieke producten binnen de EU:11
– Calvé pindakaas (350 gram): € 3,25 in Nederland versus € 2,10 in Duitsland;
– Heinz tomatenketchup (500 ml): € 2,99 in Nederland tegenover € 1,89 in Duitsland;
en
– Zonnebloemolie (1 liter): € 3,69 in Nederland en € 2,20 in Spanje.
Deze verschillen zijn opmerkelijk, aangezien een gemeenschappelijke markt en munt
in de EU juist zouden moeten leiden tot prijsconvergentie. De oorzaak ligt in marktmacht
en inkoopbeperkingen, waarbij fabrikanten per land verschillende prijsstrategieën
hanteren en retailers beletten om producten vrijer en goedkoper in te kopen in andere
EU-lidstaten.
3.2.b. Prijsverschillen in internetabonnementen
Internet is een essentiële voorziening, maar in Nederland betalen consumenten structureel
meer voor hun vaste internetverbinding dan in veel andere Europese landen. Dit komt
door een gebrek aan concurrentie in de markt. Twee grote aanbieders, KPN en Ziggo,
controleren samen 75% van de markt, waardoor prijzen hoog blijven en consumenten weinig
keuzemogelijkheden hebben.12
De Consumentenbond concludeerde recent nog dat Nederlandse consumenten door een gebrek
aan concurrentie aanzienlijk meer betalen voor hun internetabonnement dan inwoners
van veel andere EU-landen. Volgens hun berekeningen betalen ongeveer zes van de acht
miljoen huishoudens jaarlijks samen minstens 468 miljoen euro te veel. Wanneer de
gemiddelde prijs in de EU als referentie wordt genomen, zou dit bedrag zelfs kunnen
oplopen tot circa 720 miljoen euro, wat neerkomt op ongeveer 10 euro per maand te
veel voor een abonnement van 100 Mbit.13
Dit probleem wordt bevestigd door vergelijkend onderzoek van Pricewise, waaruit blijkt
dat Nederland tot de duurste landen behoort voor een (vast) internetabonnement met
een snelheid van 100 Mbps.14
– Nederland: € 43,00 per maand of € 516,00 per jaar.
– Italië: € 29,03 per maand of € 348,36 per jaar.
– Oostenrijk: € 33,60 per maand of € 403,20 per jaar.
– Duitsland: € 39,37 per maand of € 472,44 per jaar.
– België: € 41,37 per maand of € 496,44 per jaar.
– Polen: € 11,35 per maand of € 136,20 per jaar.
Van de onderzochte landen zijn alleen Denemarken (€ 43,94) en Ierland (€ 48,34) duurder.
Zouden Nederlandse consumenten internetprijzen op Italiaans niveau hebben, dan zouden
zij op jaarbasis minimaal € 150 besparen.
Opvallend is dat hoge prijzen in Nederland niet verklaard kunnen worden door geografische
of infrastructurele uitdagingen. Nederland is een dichtbevolkt en vlak land, waardoor
aanlegkosten van internetnetwerken relatief laag zijn. Toch blijven de prijzen onverklaarbaar
hoog, mede door de beperkte concurrentie.
Een voorbeeld hiervan is het vast internetabonnement in Italië. In Italië biedt Vodafone
een abonnement van 2.500 Mbps aan voor slechts € 25,90 per maand. Klanten die een
abonnement afnemen, betalen € 22,90 per maand. De maximale downloadsnelheid op het
5G-netwerk van Vodafone Nederland bedraagt momenteel 1.000 Mbps.
Internet is dus een perfect voorbeeld voor hoe een slecht functionerende, niet geïntegreerde,
markt zorgt voor hoge prijzen. De hoge internetkosten in Nederland zijn een direct
gevolg van een gebrek aan concurrentie en markttoegang, veroorzaakt door een geconcentreerde
marktstructuur van twee grote aanbieders. Hierdoor missen consumenten niet alleen
betaalbare opties, maar ook de voordelen van innovatie en betere service die voortkomen
uit gezonde marktwerking.
3.2.c. Drogisterijprijzen: Dove men + care deodorant
Drogisterijartikelen behoren in Duitsland standaard tot de goedkoopste van Europa,
terwijl Nederlandse consumenten structureel meer betalen voor dezelfde producten.
Een treffend voorbeeld hiervan is de Dove Men+Care deodorant, een product van Unilever
– een bedrijf dat tot voor kort deels in Nederland was gevestigd. Bij de grote Duitse
drogisterijketen DM kost een fles Dove Men+Care deodorant van 150 ml standaard € 2,15.
Volgens de winkel is deze prijs al twee jaar stabiel.
In Nederland ligt de standaardprijs bij Etos op € 5,49 voor precies dezelfde fles
– ruim 2,5 keer zo hoog als in Duitsland. Hoewel Etos vaak kortingen biedt, zoals:
– 1+1 gratis, wat de prijs verlaagt naar € 2,75 per fles, of
– 2+3 gratis, wat de prijs verlaagt naar € 2,20 per fles,
blijft de prijs zelfs met korting hoger dan de standaardprijs in Duitsland (€ 2,15).
Dit prijsverschil laat zien dat consumenten in Nederland structureel meer betalen
voor identieke producten, zelfs met aanbiedingen. Het verschil kan niet volledig worden
verklaard door belastingen of logistieke kosten, maar wijst eerder op een minder competitieve
marktstructuur en prijsbeleid in Nederland.
3.2.d. Een hypotheek
Stel je voor dat je een huis met energielabel A koopt ter waarde van € 400.000 en
hiervoor een hypotheek van € 300.000 nodig hebt. De rentepercentages kunnen per land
en bank verschillen, maar een vergelijking binnen ING laat zien hoe groot de verschillen
kunnen zijn
Online bij ING Italië (16 februari) zijn de actuele hypotheekrentes:15
– Vaste rente (10 jaar): 3,36% (inclusief afsluitkosten)
– Maandlast: € 1.287,11
– Vaste rente (30 jaar): 3,54%
– Maandlast: € 1.320,69
Vergelijken we dit met de tarieven van ING in Nederland voor een vergelijkbare hypotheek
(energielabel A, 75% schuld/marktwaarde):
– Vaste rente (10 jaar): 3,73%
– Maandlast: ca. € 1.357,85
– Vaste rente (20 jaar): 3,99% (in Nederland is 20 jaar de maximale looptijd voor dit
tarief)
– Maandlast: ca. € 1.432,15
Voor een 30-jarige hypotheek liggen de rentes bij Nederlandse banken doorgaans nog
hoger.
Wat betekent dit prijsverschil?
– Bij een hypotheek van € 300.000 betekent een renteverschil van 0,37% (10 jaar) een
bruto kostenverschil van ongeveer € 1.110 per jaar.
– Bij een renteverschil van 0,45% (30 jaar) loopt het verschil op tot circa € 1.350
per jaar.
Deze verschillen zijn aanzienlijk, vooral omdat het hier om dezelfde bank (ING) gaat,
die in Italië aanzienlijk gunstigere voorwaarden biedt dan in Nederland. Dit laat
zien dat hypotheekrentes sterk afhankelijk zijn van de lokale marktdynamiek en concurrentieverhoudingen.
De hogere hypotheekrentes in Nederland worden niet alleen bepaald door monetaire factoren,
maar ook door de beperkte concurrentie in de bankensector. In landen met een minder
geconcentreerde markt, zoals Duitsland en Frankrijk, zijn de hypotheekrentes significant
lager, wat duidt op een direct verband tussen marktstructuur en prijsstelling.16
Een recent overzicht in corriere della sera17 van de laagste hypotheekrentes maakt dit duidelijk:
Figuur 3. Overzicht van de laagste hypotheekrentes in Italië
Het linkerrijtje zijn de goedkoopste hypotheken in Italië met een vaste looptijd van
30 jaar en een vaste rente. De effectieve rente bedroeg tussen de 2,53% en 3%. De
ltv-ratio is 70%, ofwel je moet wel 30% van het geld voor je huis zelf inbrengen.
Het overzicht is van 28 januari 2025. Op die dag was het vergelijkbare rentetarief
in Nederland rond de 4%. Bij een hypotheek van € 240.000 scheelt 1% rente op jaarbasis
€ 2.400 of € 200 per maand en dat is een enorm verschil.
3.2.e. Een taxi in Parijs of een taxi in Amsterdam
De maximumtarieven voor taxivervoer in Nederland zijn aanzienlijk hoger dan die in
Parijs, ondanks dat beide steden vergelijkbare stedelijke gebieden zijn. Volgens de
tarieven voor 202518 zijn de Nederlandse maximumprijzen als volgt:
– Starttarief: € 4,15
– Kilometertarief: € 3,05
– Tijdtarief (per minuut): € 0,50
Ter vergelijking zijn de tarieven overdag19 in het centrum van Parijs aanzienlijk lager, ondanks eventuele toeslagen:
– Starttarief: € 3,00
– Kilometertarief (Tariff A, binnen de stad tijdens werktijden): € 1,29
– Tijdtarief (per minuut): € 0,70
In Parijs geldt een toeslag van € 1 voor bagage en een hoger tarief wanneer de taxi
telefonisch wordt besteld. Toch blijven de tarieven voor de meeste ritten fors lager
dan in Nederland.
Opvallend verschil:
– In Nederland is het kilometertarief (€ 3,05) ruim 2,5 keer zo hoog als in Parijs (€ 1,22).
– Het starttarief (€ 4,15) ligt ruim € 1,15 hoger dan in Parijs (€ 3,00).
Dit prijsverschil laat zien hoe de Nederlandse taximarkt aanzienlijk duurder is dan
die in andere Europese hoofdsteden, wat de kosten voor consumenten hoger maakt.
3.2.f. Koffieprijsstijgingen
Koffie is een van de meest geconsumeerde producten in Nederland en vormt een dagelijkse
uitgave voor miljoenen huishoudens. De afgelopen jaren zijn de prijzen van koffieproducten
fors gestegen, waarbij A-merken, zoals Douwe Egberts en Pickwick, de verhogingen harder
doorvoerden dan de grondstofkosten rechtvaardigden. Dit is een treffend voorbeeld
van hoe bedrijven met een dominante marktpositie prijsstijgingen kunnen doorvoeren
zonder directe concurrentiedruk.
Uit een analyse van Picnic-topman Müller blijkt dat de prijs van JDE Peet’s-koffie
(Douwe Egberts) per kilo met ruim een euro sterker is gestegen dan die van huismerken.20 Tegelijkertijd boekte het moederbedrijf JDE Peet’s in 2023 een winstgroei van 50%,
ondanks de bredere inflatie en gestegen productiekosten.21 Dit patroon past binnen een bredere trend, waarbij grote bedrijven prijsverhogingen
gebruiken als strategie om winstmarges te vergroten.
De impact hiervan op consumenten is aanzienlijk. In verschillende supermarktketens
steeg de prijs van een pak Douwe Egberts-koffie met ruim 20% in twee jaar tijd, terwijl
de inkoopprijs voor supermarkten minder hard toenam.22 De vraag rijst in hoeverre deze stijgingen worden veroorzaakt door onvermijdelijke
kostenstijgingen en in hoeverre ze het gevolg zijn van bewuste prijszetting door een
marktspeler met een sterke positie.
3.3. Prijsstrategieën: Hoe Nederlandse consumenten worden geconfronteerd met verborgen
kosten
In Nederland zijn de prijzen niet alleen hoog, maar consumenten worden ook regelmatig
geconfronteerd met onverwachte kosten door ondoorzichtige of onvergelijkbare prijzen.
Vaak gaat het om essentiële diensten waarbij het vermijden van bepaalde kosten onmogelijk
is.
– Dierenartszorg
Prijzen voor consulten en behandelingen zijn vaak onduidelijk. De overname van lokale
dierenartspraktijken door internationale ketens heeft bovendien geleid tot forse prijsstijgingen.
Hierdoor krijgen huisdiereigenaren te maken met onverwacht hoge rekeningen.
– Energieleveranciers
Het vergelijken van energiecontracten is vrijwel onmogelijk geworden. Aanbiedingen
zijn complex, tarieven ondoorzichtig en er is geen gestandaardiseerde manier om kosten
eenvoudig te vergelijken. Dit geldt bijvoorbeeld voor huishoudens met zonnepanelen,
die te maken krijgen met sterk uiteenlopende en ondoorzichtige terugleverkosten, waardoor
een eerlijke vergelijking tussen aanbieders onmogelijk is.23
– Abonnementen voor energie en internet
Veel abonnementen worden na afloop van de contractperiode automatisch verlengd tegen
hogere tarieven of met slechtere voorwaarden dan bij nieuwe contracten, zoals tragere
internetsnelheden. Klanten ontvangen niet automatisch de voordeligste opties en moeten
actief overstappen om automatische prijsstijgingen te vermijden. Automatische contractverlenging
door aanbieders is een courante praktijk maar het gebeurt nogal eens dat klanten pas
na afloop hiervan op de hoogte wordt gesteld.
– Incassokosten
Bij een gemiste betaling kunnen consumenten geconfronteerd worden met buitensporig
hoge aanmanings- en incassokosten. Deze kosten staan vaak niet in verhouding tot de
oorspronkelijke schuld en kunnen financiële problemen verder verergeren.
Deze onverwachte kosten en prijsstrategieën kunnen consumenten in financiële problemen
brengen, soms zelf acuut. Vooral mensen met een krap budget worden hierdoor extra
hard geraakt, omdat zij vaak minder in staat zijn om prijzen te vergelijken, over
te stappen of onverwachte uitgaven op te vangen.
4. Naar beter werkende markten: beslispunten
Nederlandse consumenten en bedrijven ondervinden steeds vaker de nadelige gevolgen
van slecht functionerende markten. In verschillende sectoren leidt onvoldoende concurrentie,
prijsopdrijving door machtsconcentraties en gebrek aan transparantie tot hogere kosten
voor huishoudens en ondernemers. Dit heeft een direct effect op de koopkracht, financiële
stabiliteit en economische groei.
Dit hoofdstuk bevat concrete voorstellen om markten beter te laten functioneren en
prijsopdrijving tegen te gaan. De voorgestelde maatregelen zijn gebaseerd op:
– Wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen marktmacht en inflatie;
– Beleidsaanbevelingen van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) met betrekking tot
marktregulering; en
– Internationale vergelijkingen van prijsontwikkeling in diverse sectoren.
De beslispunten zijn ingedeeld in vier pijlers (die elkaar deels overlappen):
1. Actiever markttoezicht en mededingingsbeleid;
2. Regulering van prijzen en eerlijke marktmacht;
3. Bevordering van eerlijke concurrentie en markttoegang; en
4. Bescherming van consumenten en bestaanszekerheid.
4.1. Versterkt toezicht op fusies en overnames en introductie van nieuw mededingingsgereedschap
(marktremediebevoegdheid)
Beslispunt 1.
De regering versterkt het toezicht op fusies en overnames en gebrekkig functionerende
markten.
Meer in het bijzonder wordt in de Mededingingswet opgenomen dat:
a. De ACM voortaan ook fusies en overnames van bedrijven kan beoordelen die niet aanmeldingsplichtig
zijn («onder de radar» vliegen), maar die waarschijnlijk leiden tot hogere prijzen,
minder keuzevrijheid en verminderde innovatie voor consumenten; en
b. In markten met structureel marktfalen krijgt de ACM nieuw mededingingsgereedschap,
nl. de bevoegdheid om gedrags- en structuuringrepen op te leggen («marktremediebevoegdheid»).
Toelichting. Met het fusietoezicht beschermt de ACM marktwerking door fusies tussen
ondernemingen te beoordelen. Dit gebeurt als de betrokken ondernemingen een omzet
hebben die boven een bepaalde wettelijke drempel ligt. Voor een melding bij de ACM
moet het gaan om een gezamenlijke wereldwijde omzet van EUR 150 miljoen en van een
nationale omzet van in elk geval EUR 30 miljoen van twee ondernemingen die bij de
concentratie betrokken zijn.
Probleem van deze omzetdrempels is dat daardoor fusies op lokale of regionale markten
niet altijd beoordeeld worden met alle nadelige gevolgen van dien voor de betrokken
consumenten. Recent onderzoek door de Finse concurrentie-autoriteit heeft uitgewezen
dat lokale overnames van gezondheidsklinieken in Finland tot prijsverhogingen van
tot wel 10–20% hebben geleid.24
In Nederland doet dit probleem zich voor bij fenomeen als «killer acquisitions» en «kralen rijgen». Bij «killer acquistions» nemen grote ondernemingen kleine ondernemingen over en daarmee laten ze een potentiële
concurrent verdwijnen. Bij «kralen rijgen» groeit een onderneming door het doen van kleine overnames. Dit laatste fenomeen
heeft tot problemen geleid in Nederland bij sectoren zoals dierenklinieken, tandartspraktijken
en doe-het-zelfzaken. De ACM moet daarom de bevoegdheid krijgen om dergelijke strategische
overnames te beoordelen, ook als ze individueel onder de fusiedrempels blijven. Onder
bepaalde omstandigheden zou de ACM voortaan ook fusies en overnames van bedrijven
kunnen beoordelen wanneer zij niet aanmeldingsplichtig zijn, bijvoorbeeld door een
«call in
bevoegdheid».25 Bij deze bevoegdheid zou de ACM fusies en overnames onder haar toezicht kunnen trekken
als zij problemen vermoedt. De mededingingsautoriteiten in Zweden, Denemarken, Italië
en Ierland hebben deze bevoegdheid al.
Daarnaast is het noodzakelijk dat de ACM nieuw gereedschap krijgt om in te grijpen
in markten waar de concurrentie niet goed werkt, maar tegelijkertijd geen sprake is
van strafbare kartelafspraken of misbruik van een machtspositie. In veel markten bestaan
toe- en uitbreidingsdrempels, al dan niet in stand gehouden door één of meer bestaande
spelers met marktmacht. Zonder dat sprake is van een overtreding van de mededingingsregels,
kan een samenstel van marktstructuur en marktgedrag ertoe leiden dat een markt in
de praktijk op slot zit.26 De motie-Sneller c.s. van oktober 2024 heeft de regering opgeroepen om een nieuw
mededingingsinstrument, geïnspireerd op de «New Competition Tool» (NCT), in te voeren.27 Dit instrument moet de ACM in staat stellen om in te grijpen bij marktfalen, zelfs
wanneer er geen expliciete overtreding van de Mededingingswet is. Dit is essentieel,
aangezien de huidige wetgeving hoge bewijslasten kent en moeilijk kan optreden tegen
structureel problematisch marktgedrag. Voorbeelden kunnen worden gevonden in o.a.
de spaarmarkt (zie ook beneden), ICT-diensten in de zorg, dierenartspraktijken, (digitale)
leermiddelen voor scholieren en vast internet.28 De ACM moet in dergelijke gevallen niet alleen onderzoek kunnen doen (wat het nu
al doet) maar ook gepaste remedies («marktremedies») kunnen opleggen die toezien op
het gedrag van ondernemingen of op de structuur van de markt.29
In landen als het VK (market investigations regime) en sinds kort ook Duitsland (Sektoruntersuchung) worden marktanalyses structureel gebruikt om beleid bij te sturen. In Duitsland
voert het Bundeskartellamt marktstudies uit en grijpt in bij gebrekkige concurrentie, zoals recent bij de brandstofmarkt.30 Door een vergelijkbaar systeem te introduceren, kan Nederland marktfalen structureel
beter in kaart brengen en de gevolgen voor consumenten en bedrijven minimaliseren.
4.2. Regulering van prijzen waar nodig
Beslispunt 2.
De regering stelt wettelijke maximumprijzen in voor sectoren met bewezen
en niet te voorkomen
marktfalen.
Meer in het bijzonder wordt bepaald dat:
a. Maximumtarieven worden ingevoerd in sectoren waar gebrekkige concurrentie leidt tot
buitensporige prijsstijgingen en waar het bovengenoemde mededingingsgereedschap van
de ACM geen soelaas kan bieden;
b. Er wordt een maximumprijs ingevoerd voor kinderopvang, vooruitlopende op de komende
hervorming;
c. Er komen maximumtarieven bij de dierenartsen analoog aan de maximumtarieven bij bijvoorbeeld
tandartsen;
d. Overtreding van deze maximumtarieven wordt gekwalificeerd als een economisch delict,
en handhaving door de ACM wordt versterkt;
e. Bij de vaststelling van maximumprijzen wordt niet alleen gekeken naar prijsniveaus,
maar ook naar keuzevrijheid, innovatie en eerlijke consumentenvoorwaarden. Dit betekent
dat marktmacht niet alleen mag worden misbruikt, via prijzen, maar ook via exploitatie
van gedragsbiases, lock-in-effecten of een gebrek aan productdiversiteit; en
f. Maximumprijzen worden periodiek herzien om rekening te houden met marktontwikkelingen
en inflatie. Er vinden ook vergelijkingen plaats met omliggende landen om te kijken
of ze redelijk zijn en niet te hoog (zoals bij de taximarkt).
Toelichting. Nederland zet prijsregulering al langer in om marktverstoringen te corrigeren.
In sectoren zoals de tandartszorg en taxidiensten worden richttarieven of maximumtarieven
gehanteerd om excessieve prijsstijgingen en misbruik te voorkomen.31
32 Dit instrument heeft bewezen effectief te zijn in het beschermen van consumenten
tegen monopolistische prijszetting en marktmacht.33 Het instellen van maximumprijzen zou met name kunnen volgen daar waar de marktremediebevoegdheid
van de ACM (zie punt 4.1 hierboven) geen soelaas kan bieden.
Maximumprijzen functioneren in de praktijk vaak als referentietarieven. Aanbieders
conformeren zich doorgaans aan het vastgestelde plafond, waardoor buitensporige prijsstijgingen
worden voorkomen en de toegankelijkheid van essentiële diensten behouden blijft. Tegelijkertijd
is naleving alleen effectief wanneer er een stevig handhavingsmechanisme aanwezig
is. Overtreding van prijsplafonds dient daarom altijd te worden aangemerkt als een
economisch delict, wat de juridische afdwingbaarheid ervan vergroot.
Verder hangt de effectiviteit van prijsregulering af van periodieke herziening. Wanneer
tarieven niet tijdig worden aangepast aan marktontwikkelingen en inflatie, kunnen
verstoringen ontstaan die de leveringszekerheid en kwaliteit onder druk zetten. 34
35
Prijzen zijn niet de enige maatstaf voor een goed functionerende markt. Een sector
kan lage prijzen hebben, maar consumenten alsnog structureel benadelen door beperkte
keuze, slechte voorwaarden of een gebrek aan innovatie. Door een bredere definitie
van marktfalen te hanteren, kunnen maximumprijzen beter worden ingezet als beschermingsmiddelen
voor consumentenwelvaart.
Onderzoek van de ACM en marktwerkingsrapportages bevestigen dat prijsregulering een
effectief instrument is om inflatoire druk te beperken, mits tarieven periodiek worden
herzien.36
37 In sectoren zoals de energie- en gezondheidszorg leiden stijgende kosten vaak tot
een verslechterde betaalbaarheid als gevolg van onvoldoende gereguleerde tarieven.38
39
4.2.a. Maximumprijzen voor dierenzorg
De dierenzorgsector kent al jaren sterk stijgende tarieven, vooral sinds de opkomst
van grote ketens zoals Anicura en IVC Evidensia. Door overnames en machtsconcentratie
moeten mensen steeds hogere prijzen betalen, zonder dat de kwaliteit van zorg aantoonbaar
verbetert. Uit onderzoek blijkt dat een dierenconsult in 2024 met 20% is gestegen
ten opzichte van 2022.40 Ook in vergelijking met België lopen de kosten in Nederland fors op: een consult
is in België ruim 20% goedkoper.41
Deze stijgingen, die niet voortkomen uit kwaliteitsverbetering, maken essentiële zorg
voor huisdieren steeds minder toegankelijk, vooral voor huishoudens met een laag of
middeninkomen. Maximumprijzen kunnen, net zoals in sectoren als tandartszorg, buitensporige
tariefstijgingen afremmen en standaardprijzen vormen. Een wettelijk vastgesteld plafond
voor veelvoorkomende behandelingen, zoals consulten en vaccinaties, zou de betaalbaarheid
van zorg verbeteren en voorkomen dat marktmacht wordt misbruikt. Dit probleem wordt
onderkend in de Tweede Kamer. De breed aangenomen motie-Beckerman c.s. roept de regering
op om met maatregelen en/of wetgeving te komen rondom de kosten van behandelingen
bij dierenartsen.42 Bij nader inzien lijkt dat ook de indieners een goed idee omdat de problemen bij
dierenartsen de pan uitrijzen.
4.2.b. Maximumprijzen in de kinderopvang
In de kinderopvangsector ontstaat steeds meer financiële druk, omdat ouders slechts
tot een maximumuurtarief van € 10,71 recht hebben op toeslag.43 Alle kosten daarboven komen volledig voor eigen rekening, waardoor kinderopvang voor
veel gezinnen, en met name gezinnen met lagere inkomens, steeds moeilijker te betalen
wordt.44
Doordat kinderopvangorganisaties hun tarieven vrij mogen bepalen, stijgen de prijzen
sneller dan de toeslaggrens, waardoor de kloof tussen de werkelijke kosten en de vergoede
tarieven groeit.45 Dit dwingt veel ouders ertoe om minder formele opvanguren af te nemen of alternatieve
opvangvormen, zoals informele opvang bij familie of vrienden, in te schakelen.46 Hoewel de arbeidsparticipatie op macroniveau grotendeels stabiel blijft, kunnen stijgende
opvangkosten leiden tot een verschuiving in werkuren of een verhoogde druk op de werk-privébalans
van ouders. Het invoeren van een wettelijk maximumtarief, vergelijkbaar met de vrijwillige
ouderbijdrage in het basisonderwijs, kan deze financiële ongelijkheid verminderen.
Een voorbeeld kan dit verhelderen. Een alleenstaande ouder met twee kinderen en een
modaal inkomen krijgt 96% van de opvangkosten vergoed en betaalt dus een eigen bijdrage
van 4%. Als de ouder 4 dagen per week, 10 uur per dag opvang nodig heeft, dan betaalt
zij 320 uur opvang per 4 weken.
Stel dat de opvangprijs € 10,71 per uur bedraagt, dan betaalt zij een eigen bijdrage
van € 0,43 per uur, ofwel € 137,60 per vier weken. Als de opvangprijs € 11,71 per
uur bedraagt, moet ze de laatste euro per uur zelf betalen. Zij betaalt dan een eigen
bijdrage van € 1,43 per uur, ofwel € 457,60 per vier weken
In het nieuwe stelsel krijgt de kinderopvanginstelling financiering vanuit het rijk.
De ouder krijgt van het rijk een rekening voor de eigen bijdrage. In dat systeem kan
de kinderopvanginstelling geen rekening meer sturen naar de ouder en is er dus sprake
van een maximum uurtarief, namelijk het tarief dat het rijk betaalt aan de kinderopvanginstelling.
Het is om meerdere redenen logisch om dat maximumtarief nu adequaat vast te stellen
en ervoor te zorgen dat dat ook wettelijk wordt opgelegd. Het spreekt vanzelf dat
een te laag maximumtarief leidt tot een lager aanbod en langere wachtrijen.
4.3. Beperken inkooprestricties
Beslispunt 3. Beperken van inkooprestricties met name bij supermarkten zodat er daadwerkelijk
een vrij verkeer van goederen is.
Meer in bijzonder:
a. Nederland dringt bij de Europese Commissie (opnieuw) aan op een B2B Geoblocking-Verordening
– met name voor voedingswaren – waarin het verboden wordt voor fabrikanten om afnemers
uit andere EU-landen te weigeren of andere voorwaarden op te leggen;
b. Verplicht maken van EU-proof etiketten zodat producten door de gehele EU-markt verkocht
kunnen worden, met inachtneming van respect voor de lokale taal;
c. Wegnemen van juridische, logistieke administratieve barrières voor supermarkten om
parallelimport te bevorderen;
d. Centraal meldpunt maken voor ondernemingen die te maken krijgen met inkooprestricties
zodat er actief gegevens verzameld worden;
e. Inzetten van marktremedies (zie sectie 4.1) inzetten om sneller in te grijpen bij
ondernemingen die beperkingen creëren bij de inkoop van goederen en diensten; en
f. Onderzoeken hoe mededingingsrecht aangepast kan worden zodat de EU beter inkooprestricties
kan tegengaan.
Toelichting. Een gezonde markt vraagt om open concurrentie. In Nederland wordt die
concurrentie echter geremd door inkooprestricties. Uit onderzoek van Ecorys, uitgevoerd
voor het Ministerie van Economische Zaken, blijkt dat Nederlandse supermarkten gemiddeld
10% meer betalen voor een beperkt aantal A-merken vanwege opgelegde territoriale leveringsbeperkingen
van leveranciers.47 Deze beperkingen verhogen niet alleen de consumentenprijzen, maar ontmoedigen ook
nieuwe toetreders, waardoor de markt minder dynamisch wordt.
Hoe werken inkooprestricties? Een van de belangrijkste principes van de EU is de vrije
markt, waarin bedrijven en consumenten producten kunnen kopen in andere lidstaten
tegen de voordeligste prijs. Met name grote fabrikanten van A-merken, zoals Mondelez
(eigenaar van onder andere Liga),48 ondermijnen deze vrijheid door de Europese markt kunstmatig op te splitsen. Zij verplichten
Nederlandse supermarkten om hun producten uitsluitend via het Nederlandse verkooppunten
in te kopen, waar de prijzen hoger liggen. Wanneer een Nederlandse supermarkt deze
producten probeert in te kopen via een goedkopere Duits verkooploket, kan de fabrikant
dit weigeren. Dit belemmert de concurrentie en drijft de prijzen op. Hoewel inkooprestricties
in sommige gevallen gerechtvaardigd kunnen zijn – bijvoorbeeld wanneer fabrikanten
willen dat hun producten alleen worden verkocht in gespecialiseerde winkels met advies
en service op maat – geldt dit niet voor supermarkten.
Selectieve distributie die de interne markt onrechtmatig verstoort, moet door middel
van EU-wetgeving worden aangepakt. Het probleem is dat de EU deze vormen van marktverstoring
moeilijk kan bestrijden omdat deze vaak buiten de reikwijdte van het mededingingsrecht
vallen. De regels moeten dus aangepast worden en eerste belangrijke stap is de introductie
van een Geoblocking-verordening. Op basis hiervan wordt het voor fabrikanten verboden om grensoverschrijdende
inkooporders te weigeren.
Voor consumenten bestaat al een vergelijkbare bescherming via de Geoblocking-verordening. Deze verordening verbiedt webshops om klanten te blokkeren of om te
leiden naar een nationale website en staat geen prijsdiscriminatie toe op basis van
locatie. Hierdoor wordt een gelijk speelveld gecreëerd voor consumenten. Het is tijd
dat ook supermarkten deze bescherming krijgen voor in ieder geval voedselwaren, zodat
de vrije markt écht vrij blijft en consumenten een eerlijke prijs betalen. Uit onderzoek
van de Europese Commissie blijkt dat EU-consumenten 14,1 miljard, ofwel 3,5%, zouden
kunnen besparen op hun boodschappen als er geen belemmeringen waren.49
Belangrijk is dat de nieuwe Geoblocking-verordening voldoende waarborgen bevat om te garanderen dat dit daadwerkelijk resulteert
in lagere consumentenprijzen, en niet enkel de winstmarges van supermarkten vergroot.
Zonder die waarborgen zou de winst slechts verschuiven van de fabrikant naar de supermarkt
zonder dat de consument daarvan profiteert. Daarom is het essentieel dat de verordening
duidelijke controle- en verantwoordingsplichten voor supermarkten omvat. Bovendien
moeten de toezichthouders actief blijven monitoren en, waar nodig, kunnen ingrijpen
zodat de prijsverlaging daadwerkelijk wordt doorgegeven aan de consument.
Naast beperkingen door selectieve distributie zijn er meer voorbeelden die aantonen
hoe geraffineerd sommige bedrijven hun prijzen kunstmatig hoog houden. Zo beperkt
Nutella de taalopties op hun verpakkingen, waardoor supermarkten verplicht worden
om extra etiketten toe te voegen of duurdere varianten in te kopen. Lay’s past de
kleur van de verpakkingen aan per land: in Nederland worden paprikachips verkocht
in een blauwe zak, terwijl in Duitsland dezelfde chips in een rode zak worden aangeboden.
Dit bemoeilijkt grensoverschrijdende verkoop. Een ander voorbeeld is Senseo, dat in
Nederland zakken met 36 koffiepads verkoopt, terwijl in Duitsland standaardverpakkingen
32 pads bevatten. Hierdoor wordt het voor consumenten lastiger om prijzen per eenheid
goed te vergelijken.
– Etiketteringsrestricties: Nutella beperkt taalopties op hun verpakkingen, waardoor
supermarkten verplicht worden extra etiketten toe te voegen of duurdere varianten
in te kopen;
– Verpakkingsmanipulatie: Lay’s verkoopt paprikachips in Nederland in een blauwe zak
en in Duitsland in een rode zak om grensoverschrijdende verkoop te bemoeilijken; en
– Inhoudsverschillen per land: Senseo verkoopt in Nederland 36 koffiepads per zak en
in Duitsland 32, waardoor consumenten minder goed prijzen kunnen vergelijken.
Etiketteringsvoorschriften vormen een barrière voor grensoverschrijdende handel. Merken
passen bewust de etikettering aan om te voorkomen dat goedkopere Duitse producten
eenvoudig in andere landen verkocht kunnen worden. Een goed voorbeeld is de Duitse
Nutella-chocolapasta waarvan de ingrediëntenlijst alleen in het Duits staat opgeschreven.
Hierdoor kunnen de potten niet zonder aanpassing in Nederland verkocht worden. Een
ander voorbeeld zijn de flessen van Coca-Cola. Online supermarkt Picnic koopt in Duitsland
Coca-Cola flessen en plakt er vervolgens een Nederlands etiket op, zodat deze in Nederland
verkocht kunnen worden. Het moge duidelijk zijn hoe omslachtig en tijdrovend dit is.
Eerder is er daarom een motie ingediend door Kamerleden Kisteman en Zeedijk.50 In deze motie wordt de regering verzocht te onderzoeken hoe een hoe een QR-code op
een etiket geïmplementeerd kan worden om een product in de nationale taal beschikbaar
te stellen. Op die manier kunnen door de gehele EU-producten verkocht worden en blijft
de lokale taal beschikbaar via de QR-code. Voor deze nieuwe etiketteringen geldt wel
als uitgangspunt dat informatie over bijvoorbeeld allergieën toegankelijk moet blijven,
met name voor ouderen en mensen zonder smartphone. Deze belangrijke informatie moet
zoveel mogelijk in de lokale taal beschikbaar blijven. Wij denken aan het verplichten
om ten minste twee talen te vermelden (bijvoorbeeld Nederlands en Duits of Nederlands
en Frans), zodat grensoverschrijdende beperkingen lastig worden. Daarnaast staat dan
een QR-code waarmee alle informatie eenvoudig uitgelezen kan worden op een smartphone
in meerdere talen.
Wat betreft verpakkingsmanipulatie en inhoudsverschillen moet de toezichthouder de
bevoegdheid krijgen om in te grijpen zodra onderzoek aantoont dat dergelijke praktijken
een substantieel marktverstorend effect hebben. Verpakkingsmanipulatie is een sluipende
vorm van oneerlijke concurrentie, omdat deze pas vanwege de gedragseffecten van consumenten
leidt tot verstoring van de markt. Nederlandse consumenten zullen immers minder snel
paprika-chips in een rode zak of gezouten chips in een gele zak kopen. Momenteel ontbreekt
het toezichthouders om deze indirecte vormen van marktverstoring te bestrijden. Er
zal daarom onderzocht moeten worden of en hoe Nederland dan wel EU het mededingingsrecht
moet aanpassen om deze indirecte vormen van marktverstoring te bestrijden.
4.4. Transparantie en eerlijke prijsstelling
Beslispunt 4. De regering verplicht transparantie in prijsstelling in essentiële markten.
Meer in het bijzonder wordt in de Mededingingswet opgenomen dat de ACM de bevoegdheid
krijgt om in het kader van de uitoefening van haar marktremediebevoegdheid (zie sectie
4.1 hierboven) het volgende aan bedrijven op te leggen:
a. Energiebedrijven, banken en telecomaanbieders verplicht worden periodiek hun prijsopbouw
en winstmarges te publiceren in een gestandaardiseerd formaat;
b. Vergelijkingssites verplicht worden om volledige kostenstructuren weer te geven, inclusief
verborgen kosten en toeslagen en hun eigen verdiensten aan de vergelijking of advisering;
c. Aanbieders van producten en diensten met variabele of dynamische tarieven worden verplicht
om hun actuele prijzen duidelijk zichtbaar te tonen op de verkooppunten en via digitale
kanalen; een voorbeeld zijn de tarieven van laadpalen;
d. Inzetten op «standaard-plus» contracten, zodat consumenten beter kunnen vergelijken
wat basis is en wat extra; en
e. Automatische contractverlenging door aanbieders blijven mogelijk, maar uitsluitend
indien de klant ten minste 1 maand op voorhand een signaal krijgt dat automatische
contractverlenging aanstaande is (zodat er nog een mogelijkheid tot wisselen is).
Verder moet het bedrijf de klant dan ook informeren als hij nieuwe klanten aanzienlijk
betere contracten aanbiedt (in kwaliteit, internetsnelheid of prijs). Dat wordt wettelijk
verankerd.
Toelichting. Transparantie in prijsstelling is een fundamenteel recht van consumenten
en een randvoorwaarde voor eerlijke concurrentie.51 Toch ontbreekt die transparantie nog in te veel sectoren. Onzichtbare of misleidende
prijsinformatie belemmert eerlijke concurrentie en brengt consumenten in een zwakkere
positie.
Een voorbeeld is de snelgroeiende markt voor elektrisch rijden. Waar de prijs van
benzine of diesel duidelijk zichtbaar is bij een tankstation, blijven laadkosten op
veel locaties verborgen.52 Bestuurders van elektrische auto’s worden vaak pas achteraf geconfronteerd met ondoorzichtige
tarieven en onverwachte toeslagen. Dit belemmert een eerlijke keuze en maakt het lastig
voor consumenten om kosten te vergelijken.
Maar het probleem reikt verder. In meerdere sectoren worden prijzen verhuld door complexe
toeslagen, verborgen kosten of ondoorzichtige tariefstructuren. Dit geldt voor energiecontracten,
vliegtickets, financiële diensten en dynamische prijsmodellen in het openbaar vervoer.53
Consumenten hebben recht op duidelijke en toegankelijke prijsinformatie, zowel fysiek
op locatie als via digitale kanalen. Dit stelt hen in staat eerlijke keuzes te maken,
voorkomt misleiding en dwingt aanbieders tot eerlijke concurrentie. Automatische contractverlenging
door aanbieders is een courante praktijk maar het gebeurt nogal eens dat klanten pas
na afloop op hiervan op de hoogte wordt gesteld. Het zou veel beter zijn als klanten
op voorhand dit signaal krijgen (ten minste 1 maand op voorhand) zodat er nog een
mogelijkheid tot wisselen is. En dat ze ook horen of nieuwe klanten een veel aantrekkelijker
aanbod krijgen.
Een ander probleem is dat bedrijven veel moeite doen om het wisselen van leverancier
te bemoeilijken. Het loont daarom de moeite om meer in te zetten op zogenoemde standaard-pluscontracten,
zodat consumenten beter kunnen vergelijken wat tot het basisaanbod behoort en wat
als extra wordt aangeboden. Een positief voorbeeld hiervan is de zorgverzekeringsmarkt:
het basispakket is wettelijk vastgelegd, waardoor consumenten eenvoudig prijzen en
aanvullende voorwaarden kunnen vergelijken. Een negatief voorbeeld is te vinden bij
energiecontracten. Deze zijn vaak complex en ondoorzichtig, met een wildgroei aan
aanbiedingen die variabele tarieven, ingewikkelde voorwaarden en tijdelijke kortingen
bevatten. Hierdoor kunnen consumenten niet effectief contracten met elkaar vergelijken.
Een standaardmodel voor energiecontracten, vergelijkbaar met het basispakket bij zorgverzekeringen,
zou consumenten beschermen tegen misleiding en de concurrentie bevorderen.
4.5. Bevordering van eerlijke concurrentie en markttoegang in de bancaire sector
Beslispunt 5. De regering breekt kartelvorming in de bankensector open en bevordert
markttoetreding:
a. De ACM krijgt de bevoegdheid om actief op te treden tegen koppelverkoop door banken,
zoals de verplichte koppeling van betaal- en spaarrekeningen, bijvoorbeeld in de uitoefening
van haar marktremediebevoegdheid (zie sectie 4.1);
b. Nieuwe toetreders in de bankensector krijgen versnelde toegang tot vergunningstrajecten,
vergelijkbaar met FinTech-regelgeving in het Verenigd Koninkrijk;
c. Nederland bevordert de toetreding van buitenlandse hypotheekverstrekkers zoals de
rente hier fors hoger ligt; en
d. De Nederlandse staat staatsleningen voor particulieren introduceert als spaaralternatief,
naar Belgisch en Italiaans voorbeeld. De rentetarieven van deze staatsleningen worden
transparant vastgesteld op basis van geldende rente op kortlopende staatsobligaties
(zoals DTC’s), waarbij de toegankelijkheid voor huishoudens wordt gewaarborgd via
banken en brokers.
Toelichting. De Nederlandse spaarmarkt wordt gedomineerd door ING, Rabobank en ABN
AMRO, die samen meer dan 80% van de particuliere markt controleren. Deze concentratie
van marktmacht stelt hen in staat om tarieven kunstmatig hoog en spaarrentes laag
te houden. De ACM heeft vastgesteld dat sector oligopolistisch van aard is en niet
optimaal functioneert.
Grootbanken hanteren een passieve prijsstrategie: renteverhogingen worden vertraagd
of slechts gedeeltelijk doorgegeven aan spaarders, terwijl de rente op leningen en
hypotheken wél snel wordt aangepast aan marktomstandigheden.54
Terwijl de Europese Centrale Bank (ECB) haar rentetarieven verhoogt, blijft de spaarrente
voor Nederlandse consumenten ver achter bij het EU-gemiddelde. Nederlandse spaarders
ontvingen in 2024 gemiddeld 1,5% rente, terwijl in andere Europese landen hogere rentes
werden geboden.55
Ondanks lichte winstdalingen in 2024 behaalden de drie banken in 2023 gezamenlijk
hun hoogste winst ooit. Dit duidt op een gebrek aan concurrentiedruk. Het ontbreken
van voldoende marktwerking heeft bredere gevolgen. Onderzoek van de Europese Commissie
toont aan dat landen met een geconcentreerde bankensector vaak hogere hypotheekrentes
hanteren. Nederland en Portugal behoren tot de landen met de hoogste hypotheekrentes
voor langlopende leningen (langer dan tien jaar), terwijl Frankrijk en Duitsland,
waar de bankensector minder geconcentreerd is, juist lagere rentes bieden. Uit de
analyse blijkt dat in meer geconcentreerde markten hypotheekrentes gemiddeld hoger
liggen. In sommige gevallen kunnen de verschillen oplopen tot 71 basispunten (oftewel
0,71 procentpunt) tussen landen met een sterk geconcentreerde bankensector, zoals
Nederland en Portugal, en landen met een meer gediversifieerde marktstructuur, zoals
Frankrijk en Duitsland. Daarbij wordt wel opgemerkt dat verschillen in hypothecaire
risico’s tussen landen ook van invloed kunnen zijn op deze renteverschillen.
De positie van Nederland als duurte-eiland wordt al helemaal duidelijk in de onderstaande
grafiek, zeker ten opzichte van een buurland als Duitsland waarin het rentepercentage
aanmerkelijk lager ligt:56
Figuur 4. Hypotheektarieven voor leningen met vaste rente met een langere looptijd
(IRF > 10 jaar) versus concentratie (HHI). De tarief-vergelijking vond plaats in 2021
Deze situatie is schadelijk voor consumenten en ondernemers. Burgers ontvangen te
weinig rendement op hun spaargeld, terwijl ondernemers en huiseigenaren relatief dure
kredieten blijven betalen. Dit is geen vrije markt, dit is een vastgelopen markt waarin
gevestigde spelers hun positie gebruiken om concurrentie buiten de deur te houden.
Minister Heinen heeft grootbanken inmiddels gemaand om transparanter te zijn over
hun spaarrentes, maar fundamentele hervormingen blijven uit.57 Om dit aan te pakken, heeft Nieuw Sociaal Contract met de motie-Idsinga c.s. het
initiatief genomen om banken te verplichten achterblijvende spaarrentes te verhogen
en een basisbetaalrekening te garanderen.58 Daarnaast wijst de motie op het probleem van koppelverkoop: veel spaarrekeningen
zijn gekoppeld aan betaalrekeningen, wat de keuzevrijheid beperkt en concurrentie
ondermijnt. De motie pleit daarom voor een wettelijk verbod op deze praktijk.
Verder moet de overheid, om deze gebrekkige marktwerking te doorbreken, ook actief
nieuwe toetreders stimuleren. Versnelde vergunningstrajecten, zoals toegepast in het
Verenigd Koninkrijk voor FinTech-bedrijven, kunnen de markt openbreken en de concurrentiedruk
verhogen.59
60
Naast de regulering van bancaire producten en het verlagen van toetredingsdrempels
voor nieuwe banken, kan de Nederlandse staat ook direct bijdragen aan een eerlijkere
spaarmarkt door de introductie van een staatslening voor burgers. In België bestaat
al enkele jaren een dergelijk systeem, waarbij de overheid staatsobligaties rechtstreeks
aan particulieren aanbiedt tegen een concurrerende rente. Dit heeft niet alleen gezorgd
voor een aantrekkelijk spaaralternatief voor huishoudens, maar heeft ook commerciële
banken gedwongen hun spaarrentes te verhogen om uitstroom van kapitaal te voorkomen.
Vergelijkbare staatsleningen kunnen ook in Nederland een effectieve rol spelen in
het verbeteren van de concurrentie op de spaarmarkt. Uit recente rentestanden blijkt
dat de Nederlandse staat voor kortlopende schulduitgiftes (zoals Dutch Treasury Certificates,
DTC’s) een rente tussen de 2% en 4% heeft betaald over de afgelopen twee jaar. 61
Dit is significant hoger dan de gemiddelde spaarrente die Nederlandse banken bieden,
die nog steeds rond de 1,5% ligt. Als de overheid deze staatsleningen toegankelijk
maakt voor burgers, bijvoorbeeld via banken en brokers, zou dit een extra prikkel
vormen voor banken om hun spaarrentes marktconform te verhogen.
Daarnaast kan deze maatregel bijdragen aan een bredere financiële stabiliteit. Door
een deel van de overheidsfinanciering rechtstreeks bij huishoudens op te halen in
plaats van via institutionele beleggers, blijft meer spaargeld binnen de Nederlandse
economie circuleren.
Daarom pleiten wij ervoor dat de regering onderzoekt hoe staatsleningen toegankelijk
gemaakt kunnen worden voor particulieren, als structurele maatregel om de spaarmarkt
eerlijker te maken en financiële repressie van Nederlandse huishoudens tegen te gaan.
Daarnaast biedt de introductie van staatsleningen voor particulieren een aanvullende
beleidsmaatregel om de concurrentie op de spaarmarkt structureel te versterken en
spaarders een eerlijker alternatief te bieden.
4.6. Bescherming van consumenten en basisvoorzieningen
Beslispunt 6. De regering maximeert incassokosten en beschermt consumenten tegen buitensporige
schulden.
Meer in het bijzonder wordt in de Wet handhaving consumentenbescherming opgenomen
dat:
a. Bestaande wettelijke maximumpercentages voor incassokosten worden aangescherpt met
een absoluut plafond voor kleine schulden;
b. Buy Now, Pay Later (BNPL)-aanbieders worden verplicht om transparante betalingsvoorwaarden
en kostenstructuren te hanteren, inclusief een wettelijke limiet op herinnerings-,
aanmanings- en incassokosten; en
c. Er een verbod komt op extra boete- en administratiekosten boven op de incassokosten,
om consumenten te beschermen tegen oplopende schulden.
Toelichting. In Nederland lopen consumenten bij betalingsachterstanden het risico
geconfronteerd te worden met hoge incassokosten. Dit probleem treft met name mensen
met een laag inkomen, die al financieel kwetsbaar zijn. Zelfs kleine schulden kunnen
door hoge aanmanings- en incassokosten snel escaleren tot problematische schulden.62
63
In Europese buurlanden zoals Zweden en Denemarken wordt dit probleem al strenger gereguleerd.
Beide landen hanteren wettelijk vastgelegde maximumbedragen voor incassokosten, waardoor
schulden minder snel escaleren. Ook is er een plicht om betalingsregelingen aan te
bieden, zodat consumenten met beperkte middelen hun schuld beheersbaar kunnen aflossen.64
Nederland loopt hierin achter. De wettelijke grenzen voor incassokosten zijn te ruim,
en het gebrek aan strenge regulering heeft ertoe geleid dat incassokosten in sommige
gevallen een verdienmodel zijn geworden, ten koste van consumenten. De motie-Lahlah
en Ceder riep de regering dan ook op om de wettelijke incassotarieven te verlagen
naar het niveau van Duitsland en Zweden.65
Zorgwekkend is de explosieve groei van Buy Now, Pay Later (BNPL)-diensten. Deze vorm van achteraf betalen lijkt laagdrempelig, maar de praktijk
zet aan tot een excessief consumeren op krediet (en jaagt daarmee sommige jongeren
en huishoudens op schulden) en bijbehorende incassokosten zijn vaak onvoldoende begrensd.
Hierdoor kunnen relatief kleine kredieten uitmonden in onevenredig hoge herinnerings-
en aanmaningskosten.66
Dit probleem wordt onderkend in de Tweede Kamer, waar meerdere moties oproepen tot
regulering van BNPL en de incassokosten hiervan. Zo verzoekt de motie Welzijn en Lahlah
de regering om een wetgevingsproces te starten waarin incassokosten voor BNPL-transacties
worden beperkt tot een maximumpercentage van de aankoopprijs67. Daarnaast pleiten Kamerleden Van Dijk en Ceder voor een verbod of ontmoediging van
BNPL-betalingen in fysieke winkels68, terwijl een andere motie de regering oproept om de naleving van de Consumer Credit
Directive (CCD II) voor BNPL-aanbieders te monitoren.69
Het gebrek aan wettelijke grenzen voor incassokosten in Nederland leidt tot buitensporige
financiële lasten voor consumenten. Nederlandse incassotarieven liggen momenteel hoger
dan in landen zoals Duitsland en Zweden, waar wetgeving de maximale incassokosten
strikter begrenst.70
4.7 Structurele toetsing van marktdynamiek
Beslispunt 7. De regering introduceert een jaarlijkse Staat van de Marktordening.
Meer in het bijzonder wordt in de Mededingingswet opgenomen dat:
a. De ACM jaarlijks een Staat van de Marktordening publiceert, waarin de concurrentiepositie,
prijsontwikkeling en marktmacht per sector wordt geëvalueerd en de ACM in samenwerking
met andere relevante toezichthouders zoals de NZA, aangeeft waar marktmacht en marktfalen
problematisch zijn; en
b. Bij sectoren waarin structurele marktfalen wordt geconstateerd, kan de ACM een nieuw
te introduceren marktremediebevoegdheid gebruiken (zie punt 4.1 hierboven) of aanvullende
reguleringsmaatregelen voorgestellen aan de regering en de Tweede Kamer.
Toelichting. Een goed functionerende markt vereist niet alleen toezicht op het heden,
maar ook een diepgaand inzicht in structurele trends en potentiële risico’s voor de
toekomst. Om beter grip te krijgen op marktfalen is het daarom noodzakelijk een jaarlijkse
Staat van de Marktordening in te voeren. Dit instrument moet jaarlijks inzicht bieden
in de werking van markten in essentiële sectoren, zoals de energievoorziening, de
voedselketen, markten voor belangrijke dagelijkse consumentenproducten (bijvoorbeeld
persoonlijke verzorging), de woningmarkt en de financiële sector. Door structureel
te monitoren waar markten onvoldoende functioneren, kan sneller worden ingegrepen
om negatieve effecten voor consumenten en bedrijven te beperken.
De ACM zou verantwoordelijk moeten worden voor het opstellen van deze rapportage waarin
concurrentieposities, prijsontwikkelingen en marktmacht per sector worden geëvalueerd.
Dit sluit aan bij bestaande praktijken, zoals de jaarlijkse rapportages van de ACM
over de spaarmarkt, waarin de concurrentie en spaarrentes worden geanalyseerd en aanbevelingen
worden gedaan om overstapdrempels voor consumenten te verlagen. Ook in andere landen,
zoals het Verenigd Koninkrijk 71 en Duitsland72 vindt periodiek (tweejaarlijks) een dergelijk breed onderzoek plaats.
De noodzaak van zo’n analyse wordt bevestigd door de breed aangenomen motie-De Vries
en Grinwis, die de regering oproept om een nadere analyse te maken van de oorzaken
van de te hoge Nederlandse inflatie en mogelijke maatregelen te formuleren.73
5. Beslispunten
1. De regering versterkt het toezicht op fusies en overnames en gebrekkig functionerende
markten:
a. De ACM voortaan ook fusies en overnames van bedrijven kan beoordelen die niet aanmeldingsplichtig
zijn («onder de radar» vliegen), maar die waarschijnlijk leiden tot hogere prijzen,
minder keuzevrijheid en verminderde innovatie voor consumenten; en
b. In markten met structureel marktfalen krijgt de ACM nieuw mededingingsgereedschap,
nl. de bevoegdheid om gedrags- en structuuringrepen op te leggen («marktremediebevoegdheid»).
2. De regering stelt wettelijke maximumprijzen in voor sectoren met bewezen en niet te
voorkomen marktfalen:
a. Maximumtarieven worden ingevoerd in sectoren waar gebrekkige concurrentie leidt tot
buitensporige prijsstijgingen en waar het bovengenoemde mededingingsgereedschap van
de ACM geen soelaas kan bieden;
b. Er wordt een maximumprijs ingevoerd voor kinderopvang, vooruitlopende op de komende
hervorming;
c. Er komen maximumtarieven bij de dierenartsen analoog aan de maximumtarieven bij bijvoorbeeld
tandartsen;
d. Overtreding van deze maximumtarieven wordt gekwalificeerd als een economisch delict,
en handhaving door de ACM wordt versterkt;
e. Bij de vaststelling van maximumprijzen wordt niet alleen gekeken naar prijsniveaus,
maar ook naar keuzevrijheid, innovatie en eerlijke consumentenvoorwaarden. Dit betekent
dat marktmacht niet alleen mag worden misbruikt, via prijzen, maar ook via exploitatie
van gedragsbiases, lock-in-effecten of een gebrek aan productdiversiteit; en
f. Maximumprijzen worden periodiek herzien om rekening te houden met marktontwikkelingen
en inflatie. Er vinden ook vergelijkingen plaats met omliggende landen om te kijken
of ze redelijk zijn en niet te hoog (zoals bij de taximarkt).
3. Beperken van inkooprestricties met name bij supermarkten zodat er daadwerkelijk een
vrij verkeer van goederen is:
a. Nederland dringt bij de Europese Commissie (opnieuw) aan op een B2B Geoblocking-Verordening
– met name voor voedingswaren – waarin het verboden wordt voor fabrikanten om afnemers
uit andere EU-landen te weigeren of andere voorwaarden op te leggen;
b. Verplicht maken van EU-proof etiketten zodat producten door de gehele EU-markt verkocht
kunnen worden, met inachtneming van respect voor de lokale taal;
c. Wegnemen van juridische, logistieke administratieve barrières voor supermarkten om
parallelimport te bevorderen;
d. Centraal meldpunt maken voor ondernemingen die te maken krijgen met inkooprestricties
zodat er actief gegevens verzameld worden;
e. Inzetten van marktremedies (zie sectie 4.1) inzetten om sneller in te grijpen bij
ondernemingen die beperkingen creëren bij de inkoop van goederen en diensten; en
f. Onderzoeken hoe mededingingsrecht aangepast kan worden zodat de EU beter inkooprestricties
kan tegengaan.
4. De regering verplicht transparantie in prijsstelling in essentiële markten. Meer in
het bijzonder wordt in de Mededingingswet opgenomen dat de ACM de bevoegdheid krijgt
om in het kader van de uitoefening van haar marktremediebevoegdheid (zie sectie 4.1
hierboven) het volgende aan bedrijven op te leggen:
a. Energiebedrijven, banken en telecomaanbieders verplicht worden periodiek hun prijsopbouw
en winstmarges te publiceren in een gestandaardiseerd formaat;
b. Vergelijkingssites verplicht worden om volledige kostenstructuren weer te geven, inclusief
verborgen kosten en toeslagen en hun eigen verdiensten aan de vergelijking of advisering;
c. Aanbieders van producten en diensten met variabele of dynamische tarieven worden verplicht
om hun actuele prijzen duidelijk zichtbaar te tonen op de verkooppunten en via digitale
kanalen; een voorbeeld zijn de tarieven van laadpalen;
d. Inzetten op «standaard-plus» contracten, zodat consumenten beter kunnen vergelijken
wat basis is en wat extra; en
e. Automatische contractverlenging door aanbieders blijven mogelijk, maar uitsluitend
indien de klant ten minste 1 maand op voorhand een signaal krijgt dat automatische
contractverlenging aanstaande is (zodat er nog een mogelijkheid tot wisselen is).
Verder moet het bedrijf de klant dan ook informeren als hij nieuwe klanten aanzienlijk
betere contracten aanbiedt (in kwaliteit, internetsnelheid of prijs). Dat wordt wettelijk
verankerd.
5. De regering breekt kartelvorming in de bankensector open en bevordert markttoetreding:
a. De ACM krijgt de bevoegdheid om actief op te treden tegen koppelverkoop door banken,
zoals de verplichte koppeling van betaal- en spaarrekeningen, bijvoorbeeld in de uitoefening
van haar marktremediebevoegdheid (zie sectie 4.1);
b. Nieuwe toetreders in de bankensector krijgen versnelde toegang krijgen tot vergunningstrajecten,
vergelijkbaar met FinTech-regelgeving in het Verenigd Koninkrijk;
c. Nederland bevordert de toetreding van buitenlandse hypotheekverstrekkers zoals de
rente hier fors hoger ligt; en
d. De Nederlandse staat staatsleningen voor particulieren introduceert als spaaralternatief,
naar Belgisch en Italiaans voorbeeld. De rentetarieven van deze staatsleningen worden
transparant vastgesteld op basis van geldende rente op kortlopende staatsobligaties
(zoals DTC’s), waarbij de toegankelijkheid voor huishoudens wordt gewaarborgd via
banken en brokers.
6. De regering maximeert incassokosten en beschermt consumenten tegen buitensporige schulden:
a. Incassokosten worden gebonden aan een wettelijk maximumpercentage van de oorspronkelijke
vordering, met een absoluut maximumbedrag voor kleine schulden;
b. Buy Now, Pay Later (BNPL)-aanbieders worden verplicht om transparante betalingsvoorwaarden
en kostenstructuren te hanteren, inclusief een wettelijke limiet op herinnerings-,
aanmanings- en incassokosten; en
c. Er een verbod komt op extra boete- en administratiekosten boven op de incassokosten,
om consumenten te beschermen tegen oplopende schulden.
7. De regering introduceert een jaarlijkse Staat van de Marktordening:
a. De ACM jaarlijks een Staat van de Marktordening publiceert, waarin de concurrentiepositie,
prijsontwikkeling en marktmacht per sector wordt geëvalueerd en de ACM in samenwerking
met andere relevante toezichthouders zoals de NZA, aangeeft waar marktmacht en marktfalen
problematisch zijn; en
b. Bij sectoren waarin structurele marktfalen wordt geconstateerd, kan de ACM een nieuw
te introduceren marktremediebevoegdheid gebruiken (zie punt 4.1 hierboven) of aanvullende
reguleringsmaatregelen voorgestellen aan de regering en de Tweede Kamer.
6. Financiële Paragraaf
De financiële consequenties van de beslispunten uit de deze initiatiefnota zijn naar
verwachting beperkt. De voorgestelde beslispunten zien vooral op een aanpassing van
wetgeving.
Mogelijk kan het extra toezicht dat neergelegd wordt bij de ACM extra kosten met zich
meebrengen. Daar staan naar verwachting grotere economische en financiële voordelen
tegenover door lagere inflatie.
Omtzigt Van Vroonhoven Wilders Tony van Dijck
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pieter Omtzigt, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Tony van Dijck, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Nicolien van Vroonhoven, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Geert Wilders, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.