Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de uitvoering van de motie van het lid Diederik van Dijk c.s. over mogelijkheden verkennen om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wegen (Kamerstuk 36196-15)
2025D14143 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Asiel en Migratie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
over de brief van de Minister van Asiel en Migratie d.d. 6 maart 2025 inzake de uitvoering
van de motie van het lid Diederik van Dijk c.s. over mogelijkheden verkennen om antisemitisme
als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wegen (Kamerstuk 36 196, nr. 10)
De voorzitter van de commissie,
Vijlbrief
De griffier van de commissie,
Burger
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II
Reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister van Asiel en Migratie over de uitvoering van de motie van het lid Diederik
van Dijk c.s. over mogelijkheden verkennen om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond
zwaarder mee te wegen. Zij hebben hierover enkele vragen.
Allereerst zijn de leden van de VVD-fractie verbaasd dat het bijna 14 maanden heeft
geduurd voordat de Minister via deze brief reageert op de uitvoerbaarheid van de motie.
Zij begrijpen vooral niet waarom, gezien het belang van dit onderwerp, de beslisnota
gedateerd is op 2 oktober 2024, terwijl de brief pas op 6 maart 2025 naar de Kamer
is gestuurd. Kan de Minister aangeven wat de oorzaak is van de vertraging van vijf maanden
tussen beslisnota en Kamerbrief?
De leden van de VVD-fractie lezen in de beslisnota dat, in lijn met het Hoofdlijnenakkoord,
op ambtelijk niveau het uitwerken van het aanscherpen van de «glijdende schaal» is
opgestart. Deze leden vinden het cruciaal dat deze glijdende schaal zo snel mogelijk
wordt aangescherpt om makkelijker en sneller criminele migranten uit te kunnen zetten.
Aangezien de beslisnota gedateerd is op 2 oktober 2024, zijn voornoemde leden benieuwd
wat vijf maanden later de status is van het aanscherpen van de glijdende schaal. Wanneer
wordt de Kamer hierover verder geïnformeerd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het niet mogelijk is om antisemitisme als intrekkings-
of afwijzingsgrond an sich zwaarder mee te laten wegen omdat dit zou breken met het
grondwettelijk uitgangspunt dat er geen onderscheid wordt gemaakt in discriminatiegronden.
Met deze argumentatie in het achterhoofd willen deze leden graag weten of het wel
mogelijk is om alle discriminatiegronden zwaarder mee te laten wegen.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat vanwege het uitzonderlijke karakter
van de Holocaust de vergoelijking, ontkenning of verregaande bagatellisering van de
Holocaust op zichzelf moet worden geacht een beledigend karakter voor de Joodse gemeenschap
te hebben. Deelt de Minister dat standpunt en zo ja, hoe wordt hier in het kader van
het naturalisatieproces uitvoering aan gegeven?
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel mensen inmiddels worden vervolgd op basis
van het aangescherpte artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht sinds de inwerkingtreding
van de Wet herimplementatie Europees strafrecht.
De leden van de VVD-fractie menen dat het voorstel zoals dat in Duitsland werd behandeld,
wel degelijk nadere bestudering behoeft. Wederom in de beslisnota en niet in de Kamerbrief,
lezen deze leden dat het Duitse wetsvoorstel uit verschillende onderdelen bestond.
Zij lezen daar dat het wetsvoorstel bestond uit een onderdeel dat beoogde de vreemdelingenwet
aan te vullen met een wetsartikel «op grond waarvan een antisemitisch misdrijf doorgaans
tot uitzetting leidt». Tevens werd voorgesteld de strafmaat voor een antisemitische
veroordeling te verhogen tot minimaal zes maanden, waardoor het recht op humanitaire
bescherming vervalt. Ook werd voorgesteld naturalisatie enkel mogelijk te maken indien
de aanvrager geen enkele poging heeft ondernomen of nagestreefd die gericht is tegen
het bestaan van de staat Israël. Tot slot werd voorgesteld het mogelijk te maken om
de Duitse nationaliteit in te trekken van Duitsers met een tweede nationaliteit indien
zij veroordeeld worden voor een antisemitisch misdrijf en een gevangenisstraf krijgen
van een jaar of meer. Kan de Minister voor elk van deze elementen aangeven welke wettelijke
bepalingen zouden moeten worden gewijzigd in Nederland, en per element ook aangeven
waarom dit in Duitsland juridisch en rechtsstatelijk wel had kunnen worden ingevoerd
en in Nederland niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat als onderdeel van het naturalisatieproces migranten
via de «verklaring van verbondenheid» afstand moeten doen van antisemitisme. Is het
op dit moment strafrechtelijk of civielrechtelijk mogelijk iemand te vervolgen die
na ondertekening handelt in strijd met deze verklaring? Verzet een grondwettelijk,
Europees- of internationaalrechtelijk artikel zich tegen het mogelijk maken hiervan
indien deze mogelijkheid nu nog niet in het Nederlands recht is opgenomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie constateren dat de regering in de motie wordt opgeroepen
om mogelijkheden te verkennen hoe antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond
zwaarder kan worden meegewogen in de asiel- en inburgeringsprocedure, bij de aanvraag
van een tijdelijke en permanente verblijfsvergunning en in de naturalisatieprocedure.
Deze leden hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de regering aangeeft dat het meewegen van veroordelingen
nu al mogelijk is, maar het zwaarder wegen niet kan omdat antisemitisme niet kan worden
onderscheiden van andere discriminatiegronden. Is er volgens de Minister juridische
ruimte om alle discriminatiegronden zwaarder mee te wegen bij asiel- en visumprocedures,
en daarmee ook antisemitisme? Deelt de Minister de mening dat een specifieke benadering
in voorkomende gevallen te rechtvaardigen is, niet omdat deze op zichzelf van groter
belang zou zijn dan andere vormen van discriminatie, maar omdat een specifieke vorm
van discriminatie vaker voorkomt, grotere gevolgen heeft, de potentiële slachtoffers
een meer kwetsbare groep vormen, en/of omdat in de praktijk deze groep onder grote
druk staat? Hoe signaleert de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) antisemitische
uitingen bij vreemdelingen die asiel/verblijfsvergunning of visum aanvragen? Zijn
er specifieke richtlijnen of trainingen voor medewerkers?
De leden van de NSC-fractie vragen hoeveel gevallen van antisemitisme en/of andere
vormen van discriminatie sinds januari 2024 zijn vastgesteld bij de betreffende doelgroepen,
op welke manieren daarop is gereageerd, en bij hoeveel daarvan ook een proces in gang
is gezet om verblijfsvergunningen of visa te weigeren of in te trekken. Op welke manier
worden antisemitische uitingen (of andere vormen van discriminatie) zonder strafrechtelijke
veroordeling geregistreerd in IND-dossiers? Maakt de IND structureel gebruik van informatie
over antisemitisme afkomstig van politie, Openbaar Ministerie (OM) of Algemene Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (AIVD)? Hoe verloopt deze informatie-uitwisseling in de praktijk?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid Diederik van Dijk (SGP) heeft op 17 januari 2024 een motie ingediend waarmee
de regering wordt verzocht te onderzoeken hoe antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond
zwaarder kan worden meegewogen in verschillende procedures. Naar aanleiding van de
brief die de Minister aan de Kamer heeft gestuurd, is dit schriftelijke overleg tot
stand gekomen. De leden van de BBB-fractie hebben hier nog een aantal vragen over.
De Minister stelt in haar brief over de uitvoering van de motie dat het niet mogelijk
is om iemand uit te sluiten van inburgering op grond van antisemitische gedragingen.
Reden hiervoor is dat men enkel in aanmerking komt voor inburgering wanneer een verblijfsvergunning
al is toegekend. De Minister stelt hierbij dat inburgeringsplichtige nieuwkomers de
waarden van de Nederlandse samenleving leren en begrijpen dat er voor discriminatie
en antisemitisme in onze samenleving geen plaats is. Deelt de Minister de mening dat
wanneer er tijdens die inburgeringprocedure, blijk is van antisemitisme, er een mogelijkheid
moet zijn om verblijfsvergunningen te heroverwegen? Zo nee, waarom niet? En zo ja,
hoe gaat de Minister dit vorm geven?
En mocht er volgens het personeel bij de inburgeringsprocedure sprake zijn van antisemitisme
tijdens die inburgeringscursus, is de Minister in dat geval bereid cursussen te verlengen,
strenger te maken of intensiever van aard te maken?
Ook hebben de vier coalitiepartijen in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken dat de inburgering
kennis omvat over de Holocaust en de slachtoffers daarvan. De leden van de BBB-fractie
horen graag van de Minister of dit in de praktijk gebeurt. Zo niet, kan de Minister
toezeggen om dit zo snel mogelijk in te voeren? En kan de Minister ook uitleggen hoe
er binnen de inburgeringprocedure, in zijn algemeenheid, aandacht wordt besteed aan
antisemitisme?
Echter bestaat er wel een mogelijkheid tot intrekking bij antisemitisme, zo stelt
de Minister. Als een vreemdeling veroordeeld is voor een delict waarbij antisemitisme
een rol speelt, kan zijn verblijfsvergunning al worden ingetrokken of afgewezen. De
IND onderzoekt namelijk naar aanleiding van elke strafrechtelijke veroordeling – dus
ook voor misdrijven met een antisemitisch aspect – of dit tot verblijfsbeëindiging
of -weigering kan leiden in het kader van de openbare orde. Kan de Minister toelichten
om hoeveel verblijfsbeëindigingen of weigeringen dit gaat?
En mocht er op een terrein van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) sprake
zijn van antisemitisme, wordt er dan altijd aangifte gedaan zodat dit kan leiden tot
een veroordeling? Kan de Minister dit onder de aandacht brengen bij alle ketenpartners
die werken binnen verschillende procedures?
Verder dient men bij het afronden van de inburgeringscursus een «Verklaring van verbondenheid»
af te leggen. In deze verklaring is opgenomen dat de genaturaliseerde de vrijheden
en rechten van de Nederlandse staat eerbiedigt. Dit gaat dan over de erkenning van
de grondrechten, democratie en internationale verdragen. Afstand doen van antisemitisme
valt onder de huidige bewoordingen van deze verklaring. De leden van de BBB-fractie
vragen zich af wat er vervolgens met deze verklaring gedaan wordt. Worden mensen hierop
gewezen, wanneer zij tegen de verklaring handelen? Hoe wordt hierop toegezien? En
is de Minister bereid om consequenties te verbinden aan het overtreden van hetgeen
in de verklaring staat?
Het valt de leden van de BBB-fractie op dat regelmatig niet aan de wens van de Kamer
kan worden voldaan, wegens wetstechnische redenen. Is de Minister bereid dit mee te
nemen in de Asielnoodmaatregelenwet door middel van een nota van wijziging? En anders
middels een aparte wetswijziging?
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie hebben de brief van de Minister bestudeerd en hebben
hierover enkele vragen.
De Minister noemt dat er bij de inburgering aandacht is voor antisemitisme en de Holocaust.
Zou de Minister uiteen kunnen zetten op welke precieze wijze hier aandacht aan wordt
gegeven? Zou de Minister in kunnen gaan op de vraag of in de inburgering alleen antisemitisme
als discriminatiegrond deze specifieke aandacht krijgt, of dat ook andere gronden
specifieke aandacht krijgen? Indien dat het geval is, ontvangen de leden van de DENK-fractie
graag een uitwerking van hoe de andere discriminatiegronden aandacht krijgen.
De Minister geeft aan dat afstand doen van antisemitisme onder de huidige bewoording
valt van de verklaring van verbondenheid. Wordt louter antisemitisme in deze verklaring
specifiek genoemd, of krijgen hierin andere discriminatiegronden ook aandacht, zo
wensen voornoemde leden te vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brief waarin de uitvoering
van de motie van het lid Diederik van Dijk c.s. wordt uiteengezet. De motie is op
17 januari 2024 ingediend tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot
wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare
ordebeleid voor criminele vreemdelingen. Toegezegd was dat de uitwerking voor het
zomerreces van 2024 aan de Kamer zou worden toegestuurd. Deze leden zijn dan ook verbaasd
dat zij meer dan een jaar op de uitwerking hebben moeten wachten.
Na het lezen van de brief overheerst een gevoel van teleurstelling, aangezien vooral
wordt uiteengezet wat op dit moment al beleid is en onvoldoende is gekeken hoe het
beleid op dit punt kan worden aangescherpt, terwijl op dit moment al teleurstellend
weinig mogelijk is gebleken op basis van de huidige wet. Dit kabinet straalt uit te
willen inzetten op een stevige bestrijding van antisemitisme in de Nederlandse straten,
maar dit leidt vooralsnog niet tot het zwaarder meewegen van antisemitisme als weigerings-
of intrekkingsgrond in de verschillende procedures. De leden van de SGP-fractie zijn
van mening dat een duidelijke normstelling ten aanzien van vreemdelingen daarbij niet
kan en mag ontbreken. Het kabinet moet alles in het werk stellen om het importeren
van antisemitisme te voorkomen.
In de brief lezen de leden van de SGP-fractie dat op dit moment al ruimte bestaat
voor het meewegen van antisemitisme in de procedures van verblijfsrecht en naturalisatie
en dat hierop reeds wordt ingezet. Kan de Minister aangeven hoe dit concreet gebeurt,
en in hoeveel gevallen dit in de achterliggende tien jaren heeft geleid tot daadwerkelijke
intrekking? Kan daarbij per jaar onderscheid worden gemaakt naar de verschillende
procedures voor verblijfsrecht, naturalisatie en verkrijging van de Nederlandse nationaliteit?
Kan de Minister daarbij aangeven welk handelingsperspectief en op welke gronden de
huidige toets vorm krijgt in die beoordeling?
Ten aanzien van kortdurend verblijf wordt opgemerkt dat het uitdragen van antisemitisch
gedachtengoed een element is dat beoordeeld kan worden bij het visum- of toegangsproces.
Het gif van antisemitisme moeten we ver buiten onze grenzen houden, vinden de leden
van de SGP-fractie. Hoe vaak vindt afwijzing van een verzoek voor kortdurend verblijf
plaats in het kader van antisemitisme? Tegelijkertijd zien we dat besluiten tot het
weren van extremistische sprekers met regelmaat sneuvelen bij de rechter. Hoe wil
de Minister ervoor zorgen dat overduidelijk antisemitische sprekers en activisten
in de toekomst de toegang tot Nederland wordt ontzegd?
Ook consequenties ten aanzien van het Nederlanderschap moeten worden meegenomen, wat
de aan het woord zijnde leden betreft. In de beslisnota valt te lezen dat hierover
een verkenning plaatsvindt in het kader van het Regeerprogramma. Wat is de focus van
deze verkenning, en wanneer kan de Kamer de uitkomsten hiervan verwachten? Welke mogelijkheden
ziet de Minister ten aanzien van het afwijzen of intrekken van het Nederlanderschap
als gevolg van antisemitische uitingen en/of gedragingen?
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat er op dit moment geen onderscheid kan worden
gemaakt in discriminatiegronden. Vindt de Minister dat antisemitisme op dit moment
voldoende kan worden meegewogen in de verschillende procedures? En gebeurt dat naar
het oordeel van de Minister ook voldoende in de praktijk?
De internationaal aanvaarde definitie van de International Holocaust Remembrance Alliance
(IHRA) zou in de ogen van de leden van de SGP-fractie mogelijkheden kunnen bieden
om antisemitisme op te sporen en aan te pakken. Hierover zijn in het verleden reeds
twee moties van de SGP aangenomen.1 Kan de Minister aangeven in hoeverre deze definitie van antisemitisme nu al wordt
meegewogen in de opsporing en vervolging van antisemitisme? Wil de Minister nagaan
hoe deze definitie als standaard kan worden gehanteerd in de opsporing en vervolging
van antisemitisme en vervolgens in het bepalen van de consequenties ten aanzien van
de verschillende (verblijfsrechtelijke) procedures? Is de Minister bereid deze definitie
van antisemitisme ook internationaal onder de aandacht te brengen zodat een zo breed
mogelijk geaccepteerde definitie van antisemitisme gangbaar wordt?
De IND en andere instanties hebben vaak maar heel beperkt zicht op antisemitische
uitingen en/of gedragingen van vreemdelingen voordat zij in Nederland terecht zijn
gekomen. Zo is bekend dat in sommige islamitische landen antisemitisme zelfs niet
eens strafbaar is en wordt door sommige overheden de Holocaust ontkend. Hoe krijgt
de Minister er zicht op of asielzoekers die zich hier melden zich in het land van
herkomst hebben schuldig gemaakt aan antisemitisme of aangesloten zijn geweest bij
antisemitische bewegingen? In hoeverre wordt dit ook meegenomen in de beoordeling
tijdens de verschillende procedures? En welke verbeteringen zijn er op dit punt nog
mogelijk, naar het oordeel van de Minister?
De Minister refereert in reactie op de motie wel aan het mogelijke effect van het
initiatiefwetsvoorstel van de leden Timmermans en Bikker tot wijziging van het Wetboek
van Strafrecht in verband met de invoering van het discriminatoir aspect als strafverzwaringsgrond.
Welke mogelijkheden ziet de Minister voor het intrekken van verblijfsvergunningen
en het Nederlanderschap als gevolg van dit wetsvoorstel?
Antisemitisme blijft nog veel te vaak straffeloos, naar het oordeel van de leden van
de SGP-fractie. Is de Minister bereid in gesprek te treden met betrokken instanties,
zoals onder andere de IND en het OM, om te bezien hoe antisemitische gedragingen en/of
uitingen in de praktijk vaker kunnen leiden tot intrekking van de verblijfsvergunning
of het Nederlanderschap? Welke mogelijkheden ziet de Minister hiervoor, en hoe wordt
het beleid hierop aangepast? Zijn er belemmeringen waartegen deze instanties aanlopen?
Zo ja, welke?
Het OM heeft aangekondigd meer in te zetten op het treffen van strafbeschikkingen.
Deelt de Minister de mening dat strafbeschikkingen ten aanzien van criminele vreemdelingen
niet aan de orde zouden moeten zijn, aangezien de criminele asielzoeker daarmee de
mogelijke gevolgen voor zijn of haar asielstatus ontloopt? De glijdende schaal wordt
daarmee in feite ongedaan gemaakt voor de betreffende delicten. Is de Minister bereid
dit bij het OM aan te kaarten en in te zetten op heldere afkadering van de richtlijn?
De leden van de SGP-fractie lezen dat bestudering van de Duitse wet- en regelgeving
geen nieuwe inzichten heeft opgeleverd, terwijl uit nieuwsberichten blijkt dat Duitsland
weldegelijk de wetgeving op dit punt heeft aangescherpt. Heeft hierover ook contact
plaatsgevonden met de Duitse regering? Zo ja, wat waren de uitkomsten van dit gesprek?
Zo nee, is de Minister bereid alsnog in gesprek te treden met haar Duitse ambtsgenoot
om te bezien hoe in Duitsland het intrekken van de asielvergunning en het staatsburgerschap
van antisemitische personen is vastgelegd in wet- en regelgeving? Wellicht kunnen
Duitsland en Nederland ook gezamenlijk optrekken om de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken.
Kan de Minister aangeven waarom Duitse wet- en regelgeving niet als voorbeeld kan
dienen voor een Nederlandse aanscherping op dit punt? Welke punten zouden wel overgenomen
kunnen worden? Is de Minister bereid indien aanscherping een wetswijziging vergt,
dit in gang te zetten teneinde antisemitisme stevig te bestrijden?
Het niet-aangenomen wetsvoorstel van CDU/CSU in Duitsland zou geen kansen bieden voor
een rechtstatelijke beleidswijziging om antisemitisme zwaarder mee te wegen in de
verschillende verblijfsrechtelijke procedures, volgens de Minister. Waarom niet? Zo
werd onder andere voorgesteld naturalisatie enkel mogelijk te maken als bij aanvrager
geen sprake is van een «antisemitische houding» en de Duitse nationaliteit in te trekken
bij Duitsers met een tweede nationaliteit als zij zijn veroordeeld voor antisemitisme.
Is de Minister alsnog bereid te kijken hoe deze en eventuele andere relevante elementen
in de Nederlandse wetgeving kunnen worden overgenomen?
In de brief valt te lezen dat de Minister inzet op aanscherping van het intrekkingsbeleid.
Een goede zaak. Welke ambities heeft het kabinet ten aanzien van aanscherping intrekkingsbeleid,
en wordt het aspect van antisemitisme daar uitdrukkelijk in meegenomen? Op welke termijn
is de Minister voornemens met voorstellen hiertoe te komen?
De huidige systematiek van de Vreemdelingenwet 2000 is zo ingericht dat er een verband
is bij intrekking of afwijzing tussen de duur van de opgelegde straf en de duur van
het rechtmatige verblijf in Nederland. Kan uiteen worden gezet waarom voor deze systematiek
is gekozen? Vloeit dit voort uit EU-regelgeving of is dit een eigen keuze van de Nederlandse
wetgever geweest? Zou het in theorie mogelijk zijn dit verband los te laten, zodat
intrekking bijvoorbeeld niet langer afhankelijk is van de verblijfsduur en enkel van
de duur van de opgelegde straf?
De strijd tegen het veelkoppige monster van antisemitisme vraagt grote inzet en de
bereidheid buiten de gebaande paden te kijken. In Nederland tolereren we geen Jodenhaat,
en dat moet ook de duidelijke boodschap zijn richting nieuwkomers. Juist daarom moet
alles in het werk worden gesteld om consequenties te verbinden aan antisemitische
uitingen en gedragingen van nieuwkomers. De leden van de SGP-fractie verwachten op
dit punt meer durf en actie van het kabinet. Zo maken we aan mensen van buiten duidelijk
waar Nederland voor staat. Aan Joden binnen onze landsgrenzen maken we duidelijk dat
we achter hen staan.
II Reactie van de bewindspersoon
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.