Brief regering : Invoeringstoets Wet kwaliteit incassodienstverlening
35 733 Regels met betrekking tot de private buitengerechtelijke incassodienstverlening en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de cumulatieregeling voor buitengerechtelijke incassokosten (Wet kwaliteit incassodienstverlening)
Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2025
Op 1 april 2024 is de Wet kwaliteit incassodienstverlening (Wki) (Kamerstuk 35 733) tezamen met het Besluit kwaliteit incassodienstverlening (Bki) en de Regeling kwaliteit
incassodienstverlening (Rki) in werking getreden. Het doel van de Wki is om de kwaliteit
van de incassodienstverlening te verbeteren en mensen met schulden beter te beschermen.
De wet moet leiden tot minder onprofessionele praktijken waarbij het stapelen van
incassokosten bij terugkerende vorderingen beperkt zal worden, maar ook de communicatie
met de debiteur verbeterd dient te worden.
Om buitengerechtelijke incassowerkzaamheden te mogen uitvoeren, moeten incassodienstverleners
sinds 1 april 2024 voldoen aan diverse kwaliteitseisen1. Naast deze kwaliteitseisen is er een register incassodienstverlening opengesteld
waar incassodienstverleners, die onder de reikwijdte2 van de Wki vallen, zich moeten inschrijven. Dienst Justis beheert het register incassodienstverlening
en voert de screening uit die vooraf gaat aan de registratie. Voor bestaande incassodienstverleners,
vóór 1 april 2024 actief, geldt overgangsrecht. Zij moeten uiterlijk 31 maart 2025
een aanvraag voor inschrijving bij de Dienst Justis hebben gedaan. Het primaire toezicht
op de incassomarkt ligt bij de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie)3.
Bij nieuwe wetgeving is het gebruikelijk dat er een jaar na inwerkingtreding een invoeringstoets
plaatsvindt. De invoeringstoets is eerder door de Minister voor Rechtsbescherming
aan uw Kamer toegezegd. In deze brief schets ik u het proces rondom de invoeringstoets.
Doelen en Kaders van de Invoeringstoets
De invoeringstoets is een evaluatie-instrument dat tijdens de uitvoering wordt toegepast.
In mijn brief over de invoeringstoets die op 25 oktober 20244 naar de Kamer is gestuurd, wordt er in de bijlage ook verwezen naar de invoeringstoets
voor de Wki. De invoeringstoets is een lichte evaluatie van hoe nieuwe wet- en regelgeving
in de praktijk uitpakt, met bijzondere aandacht voor de impact op de doelgroep en
de uitvoering. Idealiter vindt de toets plaats zo snel mogelijk na de invoering, zodra
er nuttige inzichten over de praktische werking beschikbaar zijn. Het heeft immers
tijd nodig voordat regelgeving effectief is en merkbare veranderingen teweegbrengt.
De Wki is bijna een jaar in werking en hier zijn inmiddels de eerste ervaringen mee
opgedaan. In dat kader hebben diverse partijen, waaronder Dienst Justis en de Inspectie,
zich tot mij gewend met signalen. Deze signalen wil ik graag nader evalueren door
middel van de invoeringstoets.
Scope invoeringstoets; Wki, Bki en Rki in de praktijk
De invoeringstoets beperkt zich tot de signalen die worden opgehaald uit de praktijk
en dienen binnen de kaders van de Wki, Bki of Rki te vallen. Het afgelopen jaar zijn
tijdens verschillende gesprekken met stakeholders, de Inspectie en de Dienst Justis
al diverse onderwerpen naar voren gekomen die meegenomen kunnen worden in deze invoeringstoets.
Een belangrijk onderwerp hierin is de opleidingseis waar ik later op terug kom in
deze brief. Daarnaast valt ook te denken aan de schuldeiser, die momenteel geen positie
kent in de Wki, of aan de vraag of de reikwijdte5 van de Wki niet te breed is geformuleerd.
Op 1 oktober 2024 is de nieuwe cumulatiebepaling (art. 6:96 lid 8 BW) in werking getreden.
Dit is een onderdeel van de Wki6 dat later in werking is getreden en ervoor zorgt dat de stapeling van incassokosten
bij termijnfacturen onder de € 266,67 wordt beperkt. Door deze latere inwerkingtreding
is het nog te vroeg om de eerste effecten van de nieuwe cumulatiebepaling mee te nemen
in deze invoeringstoets. De cumulatiebepaling zal dan ook op een later moment worden
geëvalueerd.
Aanpak invoeringstoets
De invoeringstoets zal bestaan uit het analyseren van relevante documentatie zoals
de uitvoeringstoets, de wettekst en de memorie van toelichting. Op basis daarvan worden
de oorspronkelijke doelen van de maatregel uitgelicht.
Gedurende het eerste jaar hebben de stakeholders, maar ook ikzelf, onderwerpen verzameld
die ingebracht kunnen worden bij de invoeringstoets. Door middel van interviews zullen
deze onderwerpen besproken worden met de stakeholders, die het afgelopen jaar betrokken
zijn geweest of geraakt bij de Wki en aanverwante regelgeving. Deze onderwerpen zijn
uiteenlopend; van de opleidingseis, die nader wordt toegelicht in de volgende alinea,
tot de eerder genoemde positie van de schuldeiser. Tijdens deze gesprekken wordt tegelijkertijd
getoetst of de in de inleiding genoemde doelstellingen van de Wki in de praktijk zijn
uitgekomen.
Opleidingseis
Op grond van artikel 13 Wki worden kwaliteitseisen gesteld aan de incassodienstverlener.
Eén van deze eisen is de vakbekwaamheid7 welke nader is uitgewerkt in paragraaf 2 van de Bki. In aanloop naar de inwerkingtreding
van de Wki is veel gesproken met de diverse stakeholders over de opleidingseis zoals
gesteld in artikel 2.2 Bki. In dit artikel wordt aangegeven dat een incassomedewerker
ten minste een afgeronde opleiding op MBO niveau 3 dient te hebben om over een deugdelijke
basis te beschikken om de benodigde vakbekwaamheid te kunnen verwerven. Indien er
sprake is van operationeel leidinggevende werkzaamheden, dan betreft dit een afgeronde
opleiding op MBO niveau 4. Het soort opleiding doet hierin niet ter zake, het gaat
erom dat aangetoond kan worden dat een medewerker in staat is om de benodigde kennis
omtrent incassowerkzaamheden tot zich te nemen.
Er is voorafgaand aan en gedurende het eerste jaar van de inwerkingtreding veel gesproken
met brancheverenigingen waaronder de Nederlandse vereniging van gecertificeerde incasso-ondernemingen
(NVI), Stichting NowID, de SVI en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders
(KBvG). Tijdens deze gesprekken zijn door de brancheverenigingen zorgen geuit over
de opleidingseis zoals nu is opgenomen in de Bki. In de incassobranche zijn veel werknemers
werkzaam die goed functioneren en waardevol zijn voor de incassodienstverlener. Echter
beschikken zij niet altijd over een vereist diploma. Dit wil niet per definitie zeggen
dat zij niet over de juiste kwalificaties kunnen beschikken om een goede dienst te
kunnen verlenen aan de debiteur. De signalen die ten aanzien van de opleidingseis
zijn afgegeven blijken ook uit het toezicht van de Inspectie. De Inspectie en Bureau
Financieel Toezicht (BFT) als toezichthouder op de gerechtsdeurwaarders, hebben mij
eveneens laten weten dat er zorgen zijn ten aanzien van de opleidingseis. Zij zien
immers dat er veelal goede werknemers in dienst zijn van de incassodienstverleners
maar een diploma ontbreekt, waardoor niet volledig wordt voldaan aan het formele vereiste
van vakbekwaamheid.
Met de inwerkintreding van de Wki wordt, zoals eerder aangegeven, voor het eerst de
incassobranche gereguleerd en is er sprake van een ingroeimodel. De intentie van de
wetgever is geweest om een gelijk speelveld te creëren voor iedere incassodienstverlener
met als doel dat de debiteur te maken krijgt met kwalitatief goede incassodienstverlening.
Met name kleine ondernemingen die niet beschikten over de capaciteit en middelen om
zichzelf of hun personeel vóór 1 april 2024 een opleiding te laten volgen, hebben
verzocht om de mogelijkheid om hun bedrijfsvoering op het niveau van de Wki te brengen.
Indien er niet voor een ingroeimodel zou zijn gekozen was de kans aanzienlijk dat
zij zouden worden gedwongen om hun activiteiten als incassodienstverlener te staken.
Kleinere ondernemingen lijken dan ook disproportioneel getroffen te worden door de
gestelde opleidingseis, terwijl zij vaak op alternatieve wijze voldoen aan de vereiste
vakbekwaamheid, bijvoorbeeld door het volgen van relevante trainingen of cursussen.
Thans kan ik slechts concluderen dat er, in relatie tot de opleidingseis, geen sprake
is van een gelijk speelveld. Dit ongelijke speelveld wordt onder andere gecreëerd
door verschillen tussen de grote en kleine ondernemingen in bijvoorbeeld investeringen
in digitalisering, waardoor de efficiëntie van de bedrijfsvoering wordt beïnvloed.
Gelet op de naderende invoeringstoets en het dringende belang om de sector tijdig
en helder te informeren in verband met de aanstaande inschrijvingsdeadline voor het
register, acht ik het noodzakelijk om tijdelijk een ruimer beleid te hanteren met
betrekking tot de opleidingseis. Dit beleid zal van kracht blijven totdat de uitkomsten
van de invoeringstoets zijn vastgesteld en een definitieve beoordeling mogelijk is.
Tijdelijk beleid opleidingseisen
Wat betreft dit tijdelijke beleid ten aanzien van de opleidingseisen blijft de Europees
Kwalificatie Kader 3 of 4 in beginsel het uitgangspunt. Dit is een gemeenschappelijk
referentiekader dat bedoeld is om de verschillende onderwijs- en opleidingssystemen
in Europa te vergelijken op basis van leerresultaten en kwalificaties. Ter onderbouwing
van de aanvraag tot registratie in het register incassodienstverlening,8 welke verplicht zal worden per 1 april 2025, moet een incassodienstverlener aangeven
welke medewerkers voldoen aan dit referentiekader. Daarnaast dient de incassodienstverlener
bij de registratieaanvraag een overzicht toe te voegen van medewerkers die niet aan het vereiste opleidingsniveau voldoen. In dat overzicht moet de incassodienstverlener
per medewerker gemotiveerd onderbouwen waarom, ondanks het ontbreken van het vereiste
diploma, toch aan de vereiste vakbekwaamheid wordt voldaan. Daarbij kan gedacht worden
aan het opnemen van relevante werkervaring, cursussen vanuit de brancheverenigingen
en relevante interne inwerkprogramma’s waarin wordt ingegaan op (juridische dan wel
praktische) kennis die nodig is voor het ordentelijk uitvoeren van incassowerkzaamheden.
Justis toetst vervolgens of een dergelijke onderbouwing bij de registratieaanvraag
aanwezig is. De inhoudelijke toets ligt bij de Inspectie. De Inspectie heeft bij mij
kenbaar gemaakt dat, gezien de geuite zorgen, zij gedurende het uitvoeren van de invoeringstoets
coulanter zal toetsen op de opleidingseis. Dit houdt in dat de Inspectie in het toezicht
de nadruk zal leggen op de door de incassodienstverlener bij de registratieaanvraag
opgenomen motivering van vakbekwaamheid. Ook zal de Inspectie zwaarder toetsen bij
het controleren op de overige wettelijke eisen waarmee de vakbekwaamheid van incassomedewerkers
en leidinggevenden in de Wki wordt gewaarborgd. Hierbij kan onder meer gedacht worden
aan de verplichting om jaarlijks cursussen te volgen die bijdragen aan de vereiste
kennis en vaardigheden voor incassomedewerkers.
Totdat de resultaten van de invoeringstoets bekend zijn, houd ik vast dit tijdelijke
beleid. Dit betekent wél dat er een verruiming van de door Justis opgestelde beleidsregels
dient plaats te vinden. Momenteel ben ik bezig met het doorvoeren van deze wijziging
van de beleidsregel. De nieuwe beleidsregel zal op korte termijn worden gepubliceerd
in de Staatscourant.
Tot slot wil ik wat betreft de opleidingseisen opmerken dat voor nieuwe medewerkers
in de incassosector die vanaf 1 april 2025 actief zijn, de opleidingseis conform het
Europees Kwalificatie Kader 3 of 4 volledig geldt. Totdat de uitkomsten van de invoeringstoets
bekend zijn geldt er een coulantere houding ten aanzien van de opleidingseis voor
incassodienstverleners en medewerkers die vóór 1 april 2024 al actief waren.
Tot slot
Met de inwerkintreding van de Wki is er een eerste goede stap gezet om de kwaliteit
van de incassodienstverlening te verbeteren en mensen met schulden beter te beschermen.
Het is goed om te zien dat deze branche een enorme inspanning verricht en er veel
positieve ontwikkelingen zijn op het gebied van invordering, zoals het ontwikkelen
van specifieke Wki gerelateerde opleidingen. In Q4 van dit jaar zal uw Kamer worden
geïnformeerd over de uitkomsten van de invoeringstoets en de daaruit voortvloeiende
acties met bijbehorend tijdspad.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid