Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over Ombuigingen VWS-begroting en positie VNG in het IZA (Kamerstuk 36600-XVI-163)
2025D09495 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 31 januari 2025 inzake Ombuigingen VWS-begroting
en positie VNG in het IZA (Kamerstuk 36 600 XVI, nr. 163).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II.
Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de ombuigingen op de VWS-begroting
en positie van VNG in het IZA. Ten aanzien van de ombuigingen op de VWS-begroting
hebben genoemde leden op dit moment geen aanvullende vragen en of opmerkingen.
Genoemde leden zien dat VWS, ZN en VNG weer in gesprek zijn over het aanvullend zorg-
en welzijnsakkoord en deelname aan het Integraal Zorgakkoord (IZA). Samenwerking is
essentieel om de verbinding in de regio tussen het zorg- en sociaal domein te kunnen
versterken. De leden van de PVV-fractie gaan er vanuit dat alle partijen hun verantwoordelijkheid
hierin nemen en er samen voor zorgen dat ook na de voorjaarsbesluitvorming definitief
besloten wordt om deelname aan het IZA en het aanvullend akkoord voort te zetten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van
de brief van de Minister over de ombuigingen op de VWS-begroting en de positie van
de VNG in het IZA. Genoemde leden hebben een aantal grote zorgen bij de ombuigingen
en het op losse schroeven staan van het IZA en hebben dan ook meerdere vragen aan
de Minister.
Om te beginnen betreuren de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de onduidelijkheid
omtrent de ombuiging op de subsidie van bij- en nascholing van medisch specialisten,
zowel over de initiële invulling van de bezuiniging als over de uitblijvende oplossing
van de Minister. Genoemde leden schrokken van het feit dat de bezuinigingen «rauw»
op het dak vielen van de Minister en dat zij via de media moest vernemen dat er honderden
miljoenen op haar eigen begroting werden bezuinigd. Erkent de Minister de gevolgen
hiervan en de hierdoor ontstane onrust, bijvoorbeeld bij ziekenhuizen die zonder enige
waarschuwing werden overvallen met een enorme bezuiniging die bovendien zonder overleg
met de sector tot stand is gekomen? Wat heeft u sindsdien gedaan om het contact met
de branche te herstellen? Worden partijen beter meegenomen in de alternatieve invulling
van de bezuiniging?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast de zorg dat de «placeholder»
waarmee de bezuiniging op de subsidie bij- en nascholing medisch specialisten wordt
ingevuld tot de voorjaarsbesluitvorming, eveneens tot onduidelijkheid kan leiden.
De Minister schrijft dat het «niet de bedoeling [is] om aan het OVA-convenant te tornen».
Die zorg hebben de deze leden echter wel degelijk, aangezien de ombuiging tijdelijk
wordt ingevuld door middel van een korting op de loon- en prijsbijstelling tranche
2025 van de VWS-begroting. Kan de Minister nadrukkelijker aangeven dat hiermee per
definitie niet aan het OVA-convenant zal worden getornd en dat concreet toezeggen?
En wat bedoelt de Minister daarnaast als zij schrijft dat ze zoekt naar een oplossing
«die de gewenste transitie van de zorg niet belemmert»? Kan de Minister hier nader
op ingaan? Welke onderdelen uit de begroting vallen hier wel en niet onder?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan positief tegenover de inzet van de Minister
om afspraken te maken over de beloning van medisch specialisten. Zij zien de inventarisatie
van de Minister naar de mogelijkheden om hier invulling aan te geven als een goede
stap. Wanneer kan de Kamer de inventarisatie van de Minister verwachten? En hoe haalbaar
acht de Minister de beoogde besparingen die hiermee behaald kunnen worden? Kan de
Minister garanties geven dat de boogde besparingen ook daadwerkelijk behaald worden
en gaan deze in beginsel niet juist gepaard met hogere kosten? Hoe staat het daarnaast
met de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Dijk c.s. over uiterlijk voor
het zomerreces van 2025 een voorstel naar de Kamer sturen om medisch specialisten
in loondienst te brengen1? Wordt dit voorstel meegenomen in de afspraken over de beloning van medisch specialisten?
Daarnaast hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog een aantal prangende
vragen over de positie van de VNG in het IZA. Deze leden zijn voorzichtig positief
over de vermelding van de Minister dat het VNG weer deelneemt aan de gesprekken over
het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord (AZWA) en deelname aan het IZA hervat. Genoemde
leden lezen echter ook dat na de voorjaarsbesluitvorming door de Algemene Ledenvergadering
(ALV) van de VNG pas definitief wordt besloten over verdere deelname aan het IZA en
het aanvullend akkoord. Gezien het feit dat de overheid zich steeds meer opstelt als
een onbetrouwbare partner en telkens niet de goede randvoorwaarden schept, is dat
wat deze leden betreft vanuit de VNG gezien goed te begrijpen. Zo zien deze leden
nog steeds geen visie of plan voor het ravijnjaar en wordt er hard bezuinigd op preventie.
Ook komen er alleen maar meer taken bij gemeenten te liggen, terwijl ze daar geen
extra middelen voor terugkrijgen. Kan de Minister hierop reflecteren? Erkent zij dat
de overheid hier ernstig in tekort is geschoten en begrijpt zij in dat licht de eerdere
keuze van de VNG om uit de onderhandelingen te stappen?
Ook zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er nog steeds te veel bezuinigd
wordt op preventie, met alle gevolgen van dien voor de onderhandelingen over het AZWA.
Klopt het bijvoorbeeld dat het kabinet geen geld vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw)
beschikbaar zal stellen voor meer welzijn en preventie van inwoners en andere maatregelen
die de zorgvraag verminderen, bijvoorbeeld de inzet van sociaal werk? Erkent de Minister
dat het sociaal domein een essentieel onderdeel is van preventie en het beperken van
de zorgvraag? Klopt het dat de financiering hiervan echter geheel buiten de financiering
van het IZA valt? Kan de Minister aangeven of hier, in tegenstelling tot het IZA,
wel middelen voor gereserveerd worden binnen het AZWA? En hoe gaat de Minister ervoor
zorgen dat aan de randvoorwaarde van de VNG om weer deel te nemen aan de gesprekken,
namelijk dat de financiële positie van gemeenten moet zijn verbeterd en het akkoord
uitvoerbaar moet zijn, voldaan wordt? Erkent zij dat het nakomen van deze randvoorwaarde
essentieel is om de gesprekken over het AZWA te laten slagen?
De zorgen over de positie van gemeenten en de VNG worden door de brief van de Minister
helaas niet weggenomen bij de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. Wat gaat de Minister
doen om ervoor te zorgen dat de VNG en gemeenten aan tafel blijven, ook na de voorjaarsbesluitvorming?
Kan ze garanderen dat alle partijen die het IZA hebben getekend ook onderdeel zullen
zijn van het aanvullend akkoord? Wat doet zij eraan om dit voor elkaar te krijgen?
En kan de Minister garanderen dat het aanvullend akkoord geen verslechtering wordt
ten opzichte van het beleid van haar voorgangers?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de ombuigingen
VWS-begroting en de positie van de VNG in het IZA. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn het met de Minister eens dat artsen bijdragen aan
het realiseren van het publieke belang van goede, toegankelijke en betaalbare zorg.
Genoemde leden vinden dat hetzelfde geldt voor verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten,
laboranten en alle andere betrokken en bevoegde professionals in de zorg. Zij hopen
niet dat de Minister artsen een «status aparte» toebedeelt in haar beleid rondom zorg,
kan de Minister dit bevestigen? En is de Minister het met deze leden eens dat gelijkwaardige
samenwerking tussen artsen en al die andere professionals gebaat is bij het expliciete
besef dat alle disciplines elkaar nodig hebben voor een kwalitatief en effectief zorgnetwerk
rondom patiënten. En dat een status aparte daarin niet past. Zo ja, hoe laat zij dat
in haar beleid zien?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de achterban van de Federatie Medisch Specialisten
(FMS) in een gesprek met de Minister hebben aangegeven zich onheus bejegend te voelen.
Genoemde leden vragen de Minister of hierbij ook de al gevraagde «status aparte» voor
artsen geldt en of de Minister dit als een succesvolle lobby beschouwt, of hebben
de verpleegkundigen etc. ook wel eens een dergelijk gevoelen getoond in de kamer van
de Minister, maar hebben we daar gewoon nooit over gelezen in een brief.
In de beslisnota lezen de leden van de VVD-fractie dat aan de Nederlandse Vereniging
van Ziekenhuizen (NVZ) en de FMS is gevraagd te komen met een voorstel over het in
loondienst brengen van specialisten. Genoemde leden zijn ontstemd te lezen dat het
gesprek niet tot voorstellen heeft geleid, maar wel tot een «gevoel» bij FMS. Deze
leden vinden het begrijpelijk dat de Minister wil dat het zorg- en welzijnsakkoord
voortgaat, maar vragen de Minister of zij niet ook vindt dat de inzet van belangen
en macht van de FMS op deze manier strijdig is met de gedeelde publieke waarden in
de zorg. Op welke termijn verwacht de Minister een concreet vervolg tussen haar en
de FMS en NVZ?
Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie wanneer de Minister verwacht meer duidelijkheid
te hebben over de mogelijkheden om invulling te geven aan de gevraagde ombuigingen
en op welke manier zij de Kamer hierin betrekt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de ombuigingen
VWS-begroting en de positie van de VNG in het IZA.
De Minister geeft aan de Kamer nader te informeren over de invulling van de € 165
miljoen waarvoor zij nu een «placeholder» heeft gevonden. Kan de Minister toezeggen
minstens twee weken voor het debat over de voorjaarsnota haar plannen voor deze alternatieve
invulling te delen met de Kamer?
De leden van de NSC-fractie vinden het een goede ontwikkeling dat VNG weer deelneemt
aan de gesprekken over het AZWA en deelname aan het IZA hervat. De Minister zegt hiervoor
aanvullende afspraken te hebben gemaakt met VNG over gelijkwaardigheid. Hiervan geeft
zij ook één voorbeeld. Kan de Minister alle gemaakte afspraken in dit kader delen
met de Kamer?
Tijdens de laatste ALV van de VNG is een resolutie aangenomen waarin een aantal randvoorwaarden
zijn geformuleerd voor deelname van gemeenten aan een uiteindelijk Aanvullend Zorg
en Welzijn Akkoord. Zo is er besloten dat er een Uitvoerbaarheidstoets Decentrale
Overheden (UDO) en een doorrekening gemaakt moeten worden bij een eventueel nieuw
akkoord. Gaat de Minister mee met deze resolutie? Zo ja, kan de Minister hier een
planning van geven? Kunnen eventuele aanbevelingen of opmerkingen over de uitvoerbaarheid
nog verwerkt worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister over
een alternatieve invulling voor de ombuiging subsidie bij- en nascholing medisch specialisten.
Deze leden constateren dat de Minister nog geen oplossing heeft voor een alternatieve
invulling van € 165 miljoen. Daartoe vragen deze leden, of de Minister duidelijkheid
kan geven over de definitieve invulling en de Kamer hierover te informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de ombuigingen VWS-begroting
en positie VNG in het IZA. Deze leden hebben de volgende vraag aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat de Federatie Medisch
Specialisten bij haar heeft aangegeven dat hun achterban zich onheus bejegend voelt
in de toon die richting de medisch specialisten wordt gehanteerd. De Minister geeft
aan dat spijtig te vinden. De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat woorden
ertoe doen en alleen «spijtig» hierom te min is. Vooral omdat medisch specialisten
gemiddeld zo’n 53 uur per week werken en daarmee een aanzienlijke bijdrage leveren
aan de zorg. Kan de Minister toezeggen dat beleidsvoorstellen rondom het inkomen van
medisch specialisten niet worden ingevoerd zonder rekening te houden met deze structureel
hogere werktijden? Zo ja, op welke wijze zal de Minister dit meenemen in het beleid?
Kan de Minister tevens aangeven welke gevolgen een mogelijke normalisering van de
werkuren van medisch specialisten zou hebben voor het toenemende personeelstekort
in de zorg en de oplopende wachtlijsten voor patiënten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de
ombuigingen binnen de VWS-begroting en positie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) in de gesprekken over het Integraal Zorgakkoord (IZA). Genoemde leden hebben
hierover nog enkele opmerkingen en vragen.
Inzake de ombuiging van de VWS-begroting. De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd
naar de alternatieve invulling van de ombuiging binnen de VWS-begroting. Zij wachten
hierover de besluitvorming bij de voorjaarsnota af.
Inzake de bestuurlijke afspraken beloningen medisch specialisten. De leden van de
SGP-fractie hebben zich in de gesprekken over ombuigingen op de VWS-begroting er voortdurend
sterk voor gemaakt dat er geen generieke verplichting zou komen voor medisch specialisten
om in loondienst te treden. Zij vinden dit een te vergaande stap. Zij onderkennen
evenwel het belang van het maken van afspraken over de beloning van medisch specialisten.
Daarbij zien de leden van de SGP-fractie dat er een Kamermeerderheid bestaat voor
het in loondienst treden van alle medisch specialisten. De leden van de SGP-fractie
vragen om een nadere toelichting op het tijdspad om te komen tot bestuurlijke afspraken
met de medisch specialisten. Nu de eerste gesprekken hierover blijkbaar niets hebben
opgeleverd, wanneer wil de Minister hierover meer duidelijkheid hebben? Kan de Minister
overigens bevestigen dat het plan om bestuurlijke afspraken te maken met de medisch
specialisten van haarzelf kwam, zoals ook blijkt uit de beantwoording op recente Kamervragen
hierover?2
Inzake de positie van de VNG in het IZA. De leden van de SGP-fractie vinden het een
goede zaak dat de VNG voorlopig weer aangehaakt is bij het IZA, nadat er afspraken
zijn gemaakt over meer gelijkwaardigheid tussen het rijk, de zorgverzekeraars en gemeenten.
Tegelijkertijd maken de leden van de SGP-fractie uit de brief op dat de VNG na de
besluitvorming over de voorjaarsnota definitief besluit over verdere deelname aan
het IZA en het aanvullende zorg- en welzijnsakkoord. Zij vinden dat het kabinet bij
de voorjaarsnota gemeenten tegemoet zou moeten komen ten aanzien van de financiering
van de zorgakkoorden, maar ook ten aanzien van hun bredere zorgen over de gemeentelijke
financiën. Is de Minister, is het kabinet daartoe bereid?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.