Nota van wijziging : Derde nota van wijziging
36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
Nr. 33 DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 7 maart 2025
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, eerste lid, onderdeel b, en onderdeel L, in de aanhef van
het derde lid van het voorgestelde artikel 14b, wordt «de Onze Minister» telkens vervangen
door «Onze Minister».
B
In artikel I, onderdeel H, wordt in de aanhef «wordt na artikel 12a een artikel ingevoegd»
vervangen door «worden na artikel 12a twee artikelen ingevoegd» en wordt na het voorgestelde
artikel 12b een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 12ba. Zorgplicht correcte registratie arbeidskrachten in de basisregistratie
personen
1. Degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt, bevordert dat de arbeidskracht
die ter beschikking wordt gesteld de verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1,
paragraaf 5, van de Wet basisregistratie personen naleeft, in ieder geval door schriftelijke
informatie over die verplichtingen te verstrekken in een taal die voor de arbeidskracht
begrijpelijk is.
2. Degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt, vergewist zich ervan dat de
arbeidskracht die ter beschikking wordt gesteld in betreffende gevallen als ingezetene
is ingeschreven in de basisregistratie personen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat, indien degene die de
arbeidskracht ter beschikking stelt na een bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te bepalen termijn een redelijk vermoeden heeft dat de arbeidskracht niet
als ingezetene in de basisregistratie personen staat ingeschreven, hiervan melding
maakt bij een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instantie.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot het kosteloos verstrekken van de gegevens die noodzakelijk zijn voor het maken
van de melding, bedoeld in het derde lid, door degene die de arbeidskracht ter beschikking
stelt aan de aangewezen instantie, bedoeld in het derde lid. Daarbij kan degene die
de arbeidskracht ter beschikking stelt gebruik maken van het burgerservicenummer.
Indien de aangewezen instantie niet de bijhoudingsgemeente, bedoeld in artikel 1.1,
onderdeel h, van de Wet basisregistratie personen betreft, kunnen bij algemene maatregel
van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het door deze instantie verder
verstrekken van de ontvangen gegevens aan de bijhoudingsgemeente.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. het vastleggen in de eigen administratie van documentatie ten bewijze van de naleving
van de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met het derde
lid, door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt;
b. een nadere invulling van de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met het
derde lid, waarbij de verplichtingen voor te onderscheiden categorieën arbeidskrachten
verschillend kunnen worden aangewezen.
Toelichting
I. Algemeen
1. Inleiding
Arbeidsmigranten staan te vaak verkeerd ingeschreven in de Basisregistratie Personen
(hierna: BRP).1 Personen die rechtmatig in Nederland verblijven en van plan zijn langer dan vier
maanden in Nederland te verblijven, moeten zich binnen vijf dagen na aankomst in Nederland
als ingezetene laten inschrijven in de gemeente waar ze gaan wonen. Daarmee ontvangen
zij een burgerservicenummer (BSN). Bij een korter verblijf kunnen zij zich inschrijven
als niet-ingezetene in de BRP, zij ontvangen eveneens een BSN.2 Nog te vaak gebeurt het dat arbeidsmigranten als niet-ingezetene in de BRP staan,
terwijl zij langer dan vier maanden in Nederland (gaan) verblijven. Zij staan dan
ten onrechte niet als ingezetene in de BRP.
Gemeenten en andere organisaties ondervinden hiervan de gevolgen. Door gebrekkige
registratie hebben zij onvoldoende zicht op waar arbeidsmigranten verblijven. Ook
kan het consequenties hebben voor de arbeidsmigrant zelf. Voor een ingezetene in de
BRP gelden namelijk verschillende rechten en plichten. Het niet als ingezetene ingeschreven
staan in de BRP kan er bijvoorbeeld toe leiden dat het niet mogelijk is om een zorgverzekering
af te sluiten bij het verliezen van werk of dat een arbeidsmigrant geen recht heeft
op bepaalde sociale voorzieningen. Om dit te verbeteren, is correcte registratie als
ingezetene in de BRP noodzakelijk.
De Rijksoverheid zet in op meerdere maatregelen om correcte registratie van arbeidsmigranten
in de BRP te verbeteren.3 Zo wordt er onder meer ingezet op een betere bewustwording bij arbeidsmigranten.
Sinds 2022 worden de contactgegevens van arbeidsmigranten bij inschrijving als niet-ingezetene
geregistreerd en wordt er gewerkt aan communicatie via mail om arbeidsmigranten te
wijzen op de rechten en plichten rondom registratie. Bovendien kunnen arbeidsmigranten
bij regionale fysieke en mobiele WorkinNL-informatiepunten terecht bij vragen over
registratie in de BRP. Deze WorkinNL-punten worden uitgerold over het hele land en
de dienstverlening is in meerdere talen.
Hoewel er meerdere maatregelen zijn en worden genomen is het zicht op arbeidsmigranten
nog onvoldoende verbeterd. Daarom is onderzocht of kan worden voorzien in een aanvullende
rol hierin voor een derde partij die in contact staat met de arbeidsmigrant, zoals
de werkgever of de verhuurder. Dit met als doel om het zicht op arbeidsmigranten in
de gemeente te vergroten en de positie van arbeidsmigranten te verbeteren.
Achterliggende redenen van onjuiste registratie als niet-ingezetene in de BRP
Ondanks het feit dat de registratie van niet-ingezetenen is bedoeld voor kortdurend
verblijf, zijn veel mensen die als niet-ingezetene staan geregistreerd langer dan
vier maanden in Nederland. Uit de praktijk komt naar voren dat arbeidsmigranten zich
vaak in groepen met de werkgever of uitlener melden bij een RNI-loket, waar zij aangeven
minder dan vier maanden in Nederland te zullen verblijven en inschrijving als niet-ingezetene
in de BRP wordt geregeld. Vervolgens laat de arbeidsmigrant zich vaak niet meer inschrijven
als ingezetene in de BRP.
Op basis van de verblijfsduur, in combinatie met verblijfsplaats en werk, die in zo’n
geval een duidelijke indicatie geven van de verwachte verblijfsduur4, is dat echter wel verplicht volgens de Wet BRP. Dat mensen zich niet als ingezetene
laten inschrijven heeft meerdere redenen. Uit onderzoek5 komt naar voren dat van de arbeidsmigranten die rond het minimumloon verdienen en
niet als ingezetene in de BRP geregistreerd staan 37% aangeeft dat zij niet weet dat
zij zich als ingezetene moeten inschrijven in de BRP. Daarnaast geven arbeidsmigranten
aan dat zij zich soms niet willen inschrijven (23%), dat de verhuurder dit niet toestaat
(20%), dat zij zich niet in kunnen schrijven (9%) of er een andere reden is (13%).
Verkenning
Op 10 december jl. is de Tweede Kamer via een brief geïnformeerd over de verkenning
naar de meest haalbare varianten om een zorgplicht te regelen.6 Uit deze verkenning kwamen twee varianten naar voren: een bevorderingsplicht en een
vergewisplicht in combinatie met een meldplicht voor de werkgever of verhuurder.
Op basis van deze verkenning is tot de conclusie gekomen dat een zorgplicht gericht
op uitleners in de vorm van een bevorderings-, vergewis- en (optionele) meldplicht
de meest doeltreffende en doelmatige maatregel is.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
Focus op uitleners
Er is onderzocht of een zorgplicht bij de werkgevers of verhuurders kon worden vormgegeven.7 Er is voor gekozen om de invulling van de zorgplicht te richten op werkgevers in
plaats van verhuurders. De vormgeving van een zorgplicht bij de werkgever sluit ook
aan bij de aanbeveling van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten.8
Bovendien wordt de maatregel specifiek op uitleners gericht. Deze sector is verantwoordelijk
voor het grootste aandeel van de werkende EU-migranten die ingeschreven staan als
niet-ingezetene in de BRP. Op basis van cijfers uit de Migrantenmonitor9 komt naar voren dat in 2023 83% van de werkende niet-ingezetenen in Nederland uit
de EU-1110 bij een uitlener werkzaam is. Het gaat daarbij om ruim 107.000 arbeidsmigranten.
Daarbij is het goed om te benoemen dat niet precies bekend is hoeveel van deze werkende
migranten onjuist ingeschreven staan als niet-ingezetene. Hier zitten bijvoorbeeld
ook grenswerkers en seizoenarbeiders tussen.
Een bevorderings-, vergewis en optionele meldplicht
Met de introductie van een bevorderingsplicht heeft de uitlener de rol aan het begin
van het dienstverband om een juiste inschrijving te bevorderen in de BRP. Daarnaast
krijgt de werkgever na een nader te bepalen periode de verantwoordelijkheid zich actief
te vergewissen of een arbeidskracht, zoals een arbeidsmigrant, zich heeft ingeschreven
als ingezetene in de BRP.11 Verder wordt een wettelijke grondslag geregeld om een meldplicht te kunnen introduceren.
De bevorderings-, vergewis- en meldplicht worden hierna nader toegelicht.
Bevorderingsplicht
Ten eerste wordt voorgesteld dat de uitlener moet bevorderen dat de arbeidskracht
de verplichtingen tot onder meer inschrijving als ingezetene in de BRP bij een gemeente
(aangifte van verblijf en adres), het doorgeven van adreswijzigingen en het doorgeven
van vertrek naar het buitenland naleeft. In ieder geval door de arbeidskracht schriftelijk
te informeren over deze verplichtingen. Daarnaast wordt onderzocht of een uitlener
in het kader van een bevorderingsplicht ook de naleving van deze verplichtingen op
andere manier dient te bevorderen, bijvoorbeeld door de arbeidskracht te ondersteunen
bij het doen van (verhuis)aangifte of aangifte van vertrek.
Vergewisplicht
De voorgestelde vergewisplicht is beperkter en ziet enkel op de registratie als ingezetene
en niet ook op de verplichtingen die daarna gelden. De uitlener is verplicht om zich
ervan te vergewissen dat de arbeidskracht als ingezetene bij zijn woongemeente is
ingeschreven. Daarvoor dient de uitlener na een bij lagere regelgeving te bepalen
periode, bijvoorbeeld 6 maanden, na te gaan of een inschrijving als ingezetene heeft
plaatsgevonden. Het wordt niet proportioneel geacht dat de uitlener zich vervolgens
ook moet vergewissen van het correct doorgeven van alle verhuizingen die plaatsvinden
na de inschrijving als ingezetene. Een bevorderingsplicht op dat punt volstaat.
Meldplicht
Ten slotte wordt onderzocht of een meldplicht kan worden geïntroduceerd. Hierbij wordt
voorshands gedacht aan het volgende. Naar aanleiding van het vergewissen zou de uitlener
een melding moeten doen over de arbeidskracht van wie hij vermoedt dat deze ten onrechte
niet als ingezetene in de BRP is geregistreerd. De melding wordt gedaan aan een nader
te bepalen instantie. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente waar de arbeidskracht vermoedelijk woont.
Zij zijn immers verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de Wet BRP. Maar dit
kan mogelijk ook nog een andere instantie betreffen. Deze optionele meldplicht kan
bij algemene maatregel van bestuur worden geïntroduceerd en verder worden uitgewerkt.
Voor de afweging of overgegaan wordt tot de introductie van deze meldplicht zal nader
worden onderzocht in hoeverre deze maatregel proportioneel is, en, in het verlengde
daarvan, of en hoe de maatregel verder is af te bakenen. Ook zal worden verkend of
en hoe de maatregel uitvoerbaar, doeltreffend en doelmatig ingevuld kan worden. Dit
ook in verband met regeldruk voor werkgevers en arbeidskrachten.
3. Gevolgen
De verwachting is dat de bevorderingsplicht in ieder geval effect heeft op arbeidskrachten
die zich niet bewust zijn dat zij zich moeten inschrijven als ingezetene in de BRP.
Zij zullen zich waarschijnlijk inschrijven als zij actief door de uitlener gewezen
worden op de verplichting tot correcte registratie in de BRP (bevorderingsplicht).
Bovendien wordt met de vergewisplicht geregeld dat de uitlener actief controleert
of de arbeidskracht als ingezetene is geregistreerd in de BRP (vergewisplicht). Daarnaast
wordt een grondslag geregeld om een meldplicht te kunnen introduceren. Deze meldplicht
kan, indien proportioneel, doeltreffend, doelmatig en uitvoerbaar, werkgevers een
verantwoordelijkheid geven om bij een vermoedelijke onjuiste registratie een melding
te doen bij een nader te bepalen instantie. Deze plichten hebben naar verwachting
ook effect op de groep die zich niet wil inschrijven, of arbeidskrachten die andere
belemmeringen ervaren.
De arbeidskracht blijft zelf verantwoordelijk voor de registratie en het doorgeven
van wijzigingen in zijn registratie in de BRP. De voorgestelde rol van de uitlener
gaat niet verder dan ondersteuning en controle. Ook de verantwoordelijkheid van de
gemeente voor de registratie van eigen inwoners in de BRP blijft met dit voorstel
onaangetast. Ook in dat opzicht is de rol van de werkgever slechts ondersteunend,
bijvoorbeeld in de vorm van een meldplicht. De uitlener zal niet zelf wijzigingen
in de BRP kunnen doorvoeren.
Op basis van de beschikbare cijfers wordt verwacht dat door de maatregelen de inschrijvingen
door arbeidskrachten als ingezetene in de BRP in ieder geval met 37% kunnen toenemen
omdat de verplichtingen zich richten op de groep die niet op de hoogte is van de verplichtingen
in de BRP.12 Op basis van cijfers van 2023 betekent dit dat de maatregel mogelijk invloed heeft
op ongeveer 40.000 arbeidsmigranten13. Daarnaast is de ambitie om naast de genoemde 37% ook een deel van de groep14 te bereiken die andere achterliggende redenen hebben om zich niet in te schrijven.
Hierbij is ervan uitgegaan dat ongeveer 20% bereikt zal worden van de groep arbeidsmigranten
die andere redenen hebben dan dat zij niet weten dat zij zich in moeten schrijven
(63%), omdat de uitlener bij deze groep naar verwachting minder grip heeft op daadwerkelijke
verbetering van de registratie. Dit heeft ermee te maken dat er bij deze groep achterliggende
redenen zijn waarom zij zich niet inschrijven. Tegelijkertijd zullen de maatregelen
ook van invloed zijn op deze doelgroep, voornamelijk daar waar de redenen voor het
niet inschrijven werk gerelateerd zijn. Bijvoorbeeld doordat de arbeidsmigrant overtuigd
wordt van het belang van correcte registratie, waardoor degenen die zich eerder niet
wilden inschrijven dit alsnog doet. Bij elkaar genomen heeft het kabinet dus de ambitie
om de correcte registratie van arbeidsmigranten in de BRP met 50% via deze maatregelen
te verbeteren.
Daarmee heeft de maatregel een grote invloed op de verbetering van registratie van
arbeidsmigranten in de BRP en daarmee de verbetering van de positie van kwetsbare
arbeidsmigranten.
Er is een groep uitleners die zich niets aantrekt van wettelijke verplichtingen en
de verwachting is dat zij deze verplichtingen dus ook niet zullen naleven. Het onderliggende
wetsvoorstel (Wtta) heeft tot doel om deze malafide uitleners aan te pakken. Tot de
inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt daarnaast extra ingezet op de aanpak van
misstanden in de uitzendsector in algemene zin. Zoals benoemd in de brief van 25 oktober
202415, wordt de capaciteit van de Arbeidsinspectie voor het toezicht op de uitzendsector
met nog eens 35 fte, bovenop de eerdere 90 fte, vergroot. Daarnaast wordt ingezet
op intensievere samenwerking tussen de Belastingdienst, UWV, SVB en andere partijen
binnen het samenwerkingsverband Aanpak Misstanden Uitzendbureaus (AMU). Dit samenwerkingsverband
is het afgelopen jaar uitgebreid met een grensoverschrijdend team voor gezamenlijke
inspecties en gegevensuitwisseling. Ook maakt het wetsvoorstel Wet modernisering en
uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel16 het mogelijk om effectiever op te treden tegen misstanden op de werkvloer. Het wetsvoorstel
ziet op de aanpak van arbeidsuitbuiting, introduceert de strafbaarstelling van ernstige
benadeling en stelt het voordeeltrekken uit arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling
strafbaar. Ten slotte is het boetebeleid van de Wet arbeid vreemdelingen aangepast,
zodat bij overtredingen rekening wordt gehouden met de ernst en verwijtbaarheid, wat
kan leiden tot hogere boetes bij grove schuld of opzet.
Bovenstaande maatregelen moeten ervoor zorgen dat de misstanden binnen de uitzendbranche
worden tegengegaan en de malafide uitleners kunnen worden aangepakt. Deze maatregelen
zullen ook invloed hebben op de verbetering van de registratie in de BRP doordat werkgevers
die op dit moment correcte registratie moedwillig tegenhouden gestopt worden. Tegelijkertijd
is het probleem van arbeidsmigranten die onjuist ingeschreven staan in de BRP breder
dan bij alleen malafide partijen.
De problemen doen zich ook voor bij uitleners die onbewust onbekwaam zijn en bij uitleners
die op dit moment nog geen rol pakken omdat er nog geen regelgeving is die hen hiertoe
dwingt. Verwachting is dat deze groep uitleners ook zonder het direct regelen van
toezicht en handhaving zijn te bewegen om de registratie van arbeidsmigranten in de
BRP te verbeteren. De nieuwe verplichtingen zullen zich met name op deze groep richten.
Gevolgen rechtspraak
De gevolgen voor de rechtspraak zijn naar verwachting nihil. Gelet op het feit dat
er op dit moment geen sprake zal zijn van toezicht en handhaving op de geïntroduceerde
plichten, zal dit ook niet leiden tot bestuursrechtelijke procedures. Daarnaast is
het niet waarschijnlijk dat deze wijziging zal leiden tot civiele procedures, aangezien
de persoonlijke verplichtingen in het kader van de Wet basisregistratie personen zich
richten op de arbeidskracht. Mogelijke schade zal hierdoor eveneens niet snel zijn
te herleiden tot de werkgever. Op het moment dat in lagere regelgeving een meldplicht
zal worden geïntroduceerd, zal daarbij ook worden ingegaan op mogelijke gevolgen voor
de rechtspraak.
4. Toezicht en handhaving
Er is voor gekozen om op dit moment geen publiekrechtelijk toezicht en handhaving
te introduceren, omdat alle varianten van handhaving en toezicht op aanmerkelijke
bezwaren stuiten. Zo past een dergelijke taak niet bij de Arbeidsinspectie omdat zij
verplichtingen rond (registratie van) huisvesting niet als haar taakopdracht en expertise
heeft en geven gemeenten aan dat het voor hen lastig uitvoerbaar is omdat werkgevers
en hun arbeidskrachten zich vaak niet in een enkele gemeente bevinden. De verplichtingen,
en daarmee toezicht en handhaving, worden bovendien niet via het normenkader van de
Wtta geregeld, omdat dit in de complexe opstartfase van het nieuwe stelsel extra uitvoeringsrisico’s
zou toevoegen.17
Het is belangrijk dat de maatregelen ook daadwerkelijk doeltreffend zijn. Daarom kan
het kabinet alsnog overheidstoezicht instellen op een bevorderings-, vergewis- en
(optionele) meldplicht (bijvoorbeeld door het onderdeel te maken van het normenkader)
als de uitleners hun verplichtingen niet goed oppakken en er geen significante verbetering
zichtbaar is in de registratie van arbeidskrachten. Om deze maatregel extra kracht
bij te zetten worden afspraken gemaakt met de sector om registratie in de komende
jaren te verbeteren. Deze afspraken, inclusief de monitoring hiervan, worden de komende
periode verder uitgewerkt met de sociale partners.
Invoeringstoets
Het is belangrijk om goed zicht te krijgen op de mate van naleving op de maatregel.
Des te meer omdat toezicht en handhaving niet is geregeld, er in wordt gezet op het
maken van afspraken met de sector en bij onvoldoende naleving toch kan worden besloten
om toezicht en handhaving alsnog in te regelen. Daarom wordt één jaar na inwerkingtreding
van de verplichtingen een invoeringstoets uitgevoerd.
Bovendien zal de bevorderings-, vergewis- en optionele meldplicht voor werkgevers
periodiek worden gemonitord, waarbij in ieder geval de doelmatigheid en doeltreffendheid
van de maatregel wordt getoetst.
5. Regeldrukeffecten
De administratieve lasten (het voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend
uit wet- en regelgeving van de overheid) en de inhoudelijke nalevingskosten (de kosten
voor het kunnen voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in wet-
en regelgeving) vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Deze nota
van wijziging brengt regeldrukeffecten met zich mee voor uitleners en arbeidskrachten.
Het kabinet streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals
terug te dringen. Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of er sprake is
van regeldrukeffecten.
Door de maatregel enkel te richten op uitleners, waar het grootste probleem omtrent
onjuiste registratie in de BRP zich lijkt af te spelen, wordt zo goed als mogelijk
voorkomen dat andere werkgevers onnodig aan nieuwe regels dienen te voldoen.
In de lagere regelgeving zal verder worden uitgewerkt hoe een uitlener exact invulling
dient te geven aan de bevorderings-, vergewis- en de (optionele) meldplicht. Er wordt
onderzocht en getoetst hoe aan deze verplichtingen verder invulling kan worden gegeven
en of die betreffende invulling proportioneel, uitvoerbaar, doeltreffend en doelmatig
is, ook in verband met regeldruk voor werkgevers en arbeidskrachten. Dit zal ook worden
voorgelegd aan de hiervoor relevante organisaties. Op basis van de hiervoor genoemde
punten wordt ook onderzocht of de meldplicht wordt geïntroduceerd, en zo ja, hoe dit
het beste vorm te geven.
Ook zal onderzocht worden of en hoe de groep arbeidskrachten waarop de plichten betrekking
hebben verder kan worden afgebakend. Het doel is om dit zoveel mogelijk toe te spitsen
op de arbeidsmigrant die zich in een kwetsbare positie bevindt.
Regeldruk bevorderingsplicht
Als het gaat om de bevorderingsplicht wordt aan een uitlener in ieder geval gevraagd
om schriftelijke informatie over de naleving van de verplichtingen die volgen uit
de Wet BRP te verstrekken in een taal die voor de arbeidskracht begrijpelijk is. Dit
zal concreet betekenen dat een uitlener materiaal beschikbaar moet hebben en overhandigen
aan de arbeidskracht in de benodigde taal of talen, zodat de uitlener de arbeidskracht
kan informeren over de verplichtingen. De Rijksoverheid beschikt reeds over materialen
in meerdere talen die door de sector gebruikt en verspreid kunnen worden onder uitleners,
wat maakt dat de regeldruk voor werkgevers beperkt is. Ook zal de overheid actief
informeren richting de uitleners over de nieuwe verplichtingen.
Regeldruk vergewisplicht
Als het gaat om de vergewisplicht wordt aan een uitlener gevraagd om zich ervan te
vergewissen dat de arbeidskracht zich als ingezetene in zijn woongemeente heeft ingeschreven.
Er zijn diverse mogelijkheden om dit vorm te geven. Een van de opties zou bijvoorbeeld
kunnen zijn door de uitlener hiervoor een uittreksel van de inschrijving als ingezetene
in de BRP te laten opvragen bij de arbeidskracht om te controleren of iemand daadwerkelijk
is ingeschreven. Vervolgens dient een werkgever dit mogelijk te administreren.
Dit kan ook regeldruk voor de arbeidskracht met zich meebrengen. Dit betreft alleen
een aanvullende handeling om te voldoen aan de controle van de werkgever. Volgens
de Wet BRP is het nu al verplicht dat een werknemer zich inschrijft bij verblijf langer
dan vier maanden in Nederland.
Mogelijk biedt een digitale oplossing eenvoudigere manieren om de vergewisplicht vorm
te geven en het aantal handelingen te verminderen. Hier zal naar gekeken worden.
Regeldruk meldplicht
Ten slotte wordt mogelijk een meldplicht geïntroduceerd, waarbij de uitlener wordt
gevraagd om (waarschijnlijk digitaal) een melding te maken als een persoon een redelijk
vermoeden heeft dat de arbeidskracht niet als ingezetene in de basisregistratie personen
staat ingeschreven.
Regeldrukkosten
De administratieve lasten zijn gekwantificeerd, met dien verstande dat het hierbij
om inschattingen gaat die met zeer grote onzekerheden omgeven zijn, onder andere gelet
op de keuzes die gemaakt zullen moeten worden bij de uitwerking van de lagere regelgeving.
De regeldruk van deze nota van wijziging bestaat uit incidentele regeldruk (kennisname
van nieuwe regelgeving) en structurele regeldruk. Hieronder wordt aangegeven hoe de
regering deze effecten inschat. Daarbij is uitgegaan van het Handboek Meting Regeldrukkosten
van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Ten aanzien van de uitleners is hierbij van de volgende aannames uitgegaan:
• Er zijn op dit moment ongeveer 15.000 actieve uitzendbureaus.18
• Op basis van cijfers van het CBS zijn er tussen 2020 en 2023 gemiddeld 917.500 werknemers
werkzaam bij uitleners.19 De aanname is dat dit hetzelfde zal blijven.
• Op basis van cijfers van het CBS is de instroom van werknemers ongeveer 40% tussen
2020 en 2023 bij uitleners.20 De aanname is gedaan dat dit jaarlijks hetzelfde zal blijven. Dus jaarlijks een instroom
van 367.000 nieuwe werknemers.
• Er is gerekend met een uurtarief van € 39 euro.
• Voor het beschikbaar stellen van informatiemateriaal door de werkgever wordt uitgegaan
van 1 uur aan incidentele kosten.
• Daarnaast wordt bij de bevorderingsplicht uitgegaan dat het informeren van een werknemer
3 minuten in beslag neemt en 1 minuut om dit te administreren.
• Bij de vergewisplicht wordt ervan uitgegaan dat een werkgever 3 minuten nodig heeft
voor het vergewissen/controleren en 1 minuut voor het administreren van eventuele
stukken.
• Bij de optionele meldplicht wordt ervan uitgegaan dat een werkgever 3 minuten nodig
heeft voor het doorgeven van een melding aan een nader te bepalen instantie.
Ten aanzien van de arbeidskracht is uitgegaan van:
• De arbeidskracht heeft 5 minuten nodig om de informatie van de werkgever tot zich
te nemen.
• De arbeidskracht dient een handeling te verrichten om aan de controle van de werkgever
te voldoen. Dit zal naar verwachting 3 minuten in beslag nemen.
Incidentele regeldrukkosten uitlener
Berekening
Uitkomst
Beschikbaar stellen informatiemateriaal
15.000 x 1 uur x 39/u
€ 585.000
Totaal
€ 585.000
Structurele regeldrukkosten uitlener
Berekening
Uitkomst
Informeren werknemers
367.000 x 1/20 uur x 39/u
€ 715.650
Administreren bevorderen werknemers
367.000 x 1/60 uur x 39/u
€ 238.550
Vergewissen/controleren werknemers
367.000 x 1/20 x 39/u
€ 715.650
Administreren
367.000 x 1/60 x 39/u
€ 238.550
Totaal
(excl. optionele meldplicht)
€ 1.908.040
Doorgeven melding (optioneel)
367.000 x 1/20 x 39/u
€ 715.650
Totaal
(incl. optionele meldplicht)
€ 2.624.050
Structurele regeldrukkosten arbeidskracht
Berekening
Uitkomst
Informatie van werkgever tot je nemen
367.000 x 5/60 x 17/u
€ 519.917
Handeling voor controle werkgever
367.000 x 1/20 x 17/u
€ 311.950
Totaal
€ 831.867
Het is belangrijk om te benoemen dat de regeldrukkosten nog grotendeels afhankelijk
zijn van de verdere uitwerking van de verplichtingen in lagere regelgeving. Mogelijk
wordt de plicht nog verder afgebakend tot een nauwere doelgroep wat de regeldrukkosten
kan verminderen. Tegelijkertijd kan een nadere uitwerking ook leiden tot hogere regeldrukkosten,
bijvoorbeeld wanneer geregeld wordt dat de bevorderingsplicht meer zal omvatten dan
alleen het informeren van de arbeidskracht. Daarom zal bij de uitwerking van de plichten
in lagere regelgeving een regeldrukkosten-paragraaf worden uitgewerkt, omdat dan kan
worden ingeschat hoe groot deze kosten naar verwachting zijn.
De kosten zullen voor zowel grotere als kleinere uitleners (waarvan uitlenen soms
geen kernactiviteit is) vergelijkbaar zijn. Wel is te verwachten dat grotere uitleners
deze kosten in verband met schaalvoordeel (denk aan informatie verschaffen aan grotere
groepen arbeidskrachten) mogelijk verder kunnen drukken.
Ten slotte wordt onderzocht hoe digitale voorzieningen een rol kunnen spelen in het
doelmatiger maken van het proces en hiermee de regeldruk te verminderen.
Conclusie
De introductie van een bevorderings-, vergewis- en een mogelijke meldplicht zal leiden
tot een toename van de regeldruk voor uitleners. Daarnaast heeft het mogelijk ook
gevolgen voor de arbeidskracht, waarbij de grootte van deze groep afhangt van de afbakening
in lagere regelgeving.
Tegelijkertijd is het probleem rondom de juiste registratie van arbeidsmigranten in
de BRP aanzienlijk en heeft dit verstrekkende gevolgen voor de positie van arbeidsmigranten
alsook voor het zicht op arbeidsmigranten door gemeenten. Door de invoering van aanvullende
verplichtingen wordt verwacht dat er een substantiële verbetering zal optreden in
de registratie in de BRP, wat ten goede zal komen aan de positie van de arbeidsmigranten.
6. Uitvoeringsconsequenties
De nota van wijziging heeft geen uitvoeringsconsequenties. Echter, de maatregelen
kunnen bij het uitwerken in lagere regelgeving nog wel tot aanvullende uitvoeringsconsequenties
leiden. Het is namelijk in grote mate afhankelijk van hoe de maatregelen verder worden
ingevuld. Mocht worden besloten tot een meldplicht, dan heeft dat naar verwachting
impact op de gemeenten die de meldingen uiteindelijk ontvangen. De impact is dan met
name gelegen in het onderzoeken van deze meldingen en het mogelijk (ambtshalve) inschrijven
van personen in de BRP.
7. Financiële consequenties
De nota van wijziging heeft geen financiële consequenties.
8. Advies en consultatie
Advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk
Het kabinet heeft op 27 januari 2025 het Adviescollege Toetsing Regeldruk verzocht
om te adviseren over de gevolgen van de nota van wijziging voor de regeldruk. Het
ATR heeft op 30 januari 2025 geadviseerd. Het ATR heeft geadviseerd ten aanzien van
de nut en noodzaak en de regeldrukgevolgen.
Nut en noodzaak
Wat betreft de nut en noodzaak van de regelgeving gaat het ATR in zijn advies in op
drie zaken:
– De probleemanalyse in de nota van wijziging
– Het doel van de nota van wijziging
– De bevorderings-, vergewis- en optionele meldplicht als middel
Bij de probleemanalyse geeft het ATR aan dat voldoende inzichtelijk is waarom aanvullende
maatregelen nodig zijn om de registratie van arbeidsmigranten in de BRP te verbeteren.
Ten aanzien van het doel maakt de toelichting volgens het ATR duidelijk in welke mate
verbetering is beoogd voor de groep arbeidsmigranten die zich onvoldoende bewust is
van de plicht tot registratie als ingezetene in de BRP. Het ATR adviseert echter voor
alle groepen die als niet-ingezetene staan geregistreerd te beschrijven in welke mate
de geschetste problemen zullen worden weggenomen.
Op basis het advies van het ATR is in de toelichting verder uitgewerkt dat het kabinet
de ambitie heeft om naast de eerder genoemde 37% ook 20% van de overige arbeidskrachten
(63%)21 te bereiken die andere achterliggende redenen hebben om zich niet in te schrijven.
Dit is 13% van het totaal. Bij elkaar genomen heeft het kabinet dus de ambitie om
de registratie van de BRP van arbeidsmigranten met 50% via deze maatregelen te verbeteren.
Hierbij is ervan uitgegaan dat 20% bereikt zal worden van de groep arbeidsmigranten
die andere redenen hebben dan dat zij niet weten dat zij zich in moeten schrijven,
omdat de uitlener bij deze groep naar verwachting minder grip heeft op daadwerkelijke
verbetering van de registratie. Dit heeft ermee te maken dat er bij deze groep achterliggende
redenen zijn waarom zij zich niet inschrijven. Tegelijkertijd zullen de maatregelen
ook van invloed zijn op deze doelgroep. Bijvoorbeeld doordat de arbeidsmigrant overtuigd
wordt van het belang van correcte registratie, waardoor degene die zich eerder niet
wilden inschrijven dit alsnog doet. Bij elkaar genomen heeft het kabinet dus de ambitie
om de registratie van de BRP met 50% via deze maatregelen te verbeteren. Hierbij gaat
het om 54.000 arbeidsmigranten uit de EU-11 die rond het minimumloon verdienen.
Verder benoemt het ATR dat het vanwege het ontbreken van (publieke) handhaving en
toezicht het van belang is om snel zicht te krijgen op de mate van naleving. Dit zicht
is nodig om desgewenst toch handhaving en toezicht te introduceren. Daarom adviseert
het college om tijdig een invoeringstoets uit te voeren.
Het kabinet onderkent dat het belangrijk is om goed zicht te krijgen op de mate van
naleving op de maatregel. Juist omdat toezicht en handhaving in eerste instantie niet
is geregeld, er in wordt gezet op het maken van afspraken met de sector en bij onvoldoende
naleving toch kan worden besloten om toezicht en handhaving alsnog in te regelen.
Daarom wordt 1 jaar na inwerkingtreding van de verplichtingen een invoeringstoets
uitgevoerd. Dit is ook opgenomen in de toelichting.
Daarnaast benoemt het ATR dat de toelichting helder beschrijft wat onder de drie verplichtingen
worden verstaan. Hierbij geeft het ATR een kanttekening mee dat de verplichtingen
nadere invulling vereisen en de meldplicht een activering. Dit wordt in de AMvB nader
uitgewerkt, waardoor een definitief oordeel over de vormgeving nog niet mogelijk is.
De regering zal bij de nader uit te werken AMvB ook advies van het ATR vragen zodat
zij een oordeel kunnen geven over de uiteindelijke uitwerking.
Ten aanzien van het doelbereik en effectiviteit geeft het ATR aan dat niet voorzien
is in publiekrechtelijke handhaving. De toelichting beperkt zich tot het uitspreken
van de verwachting dat afspraken met de sector voor voldoende borging van de naleving
zullen zorgen. Deze verwachting behoeft nadere onderbouwing. De probleemanalyse van
de onderliggende wet (Wtta) laat immers zien dat de problemen rondom arbeidsmigranten
met name worden veroorzaakt door een groep uitleners die zich weinig of niets aan
wettelijke verplichtingen gelegen laat liggen (de malafide uitleners). Daarom adviseert
het ATR om in de toelichting nader onderbouwing te geven van de verwachting dat de
drie nieuwe verplichtingen worden nageleefd.
Het kabinet erkent dat er een groep uitleners is die zich niets aantrekt van wettelijke
verplichtingen en zich dus ook bij het ontbreken van toezicht en handhaving de verplichting
niet zullen naleven. In de toelichting is erop ingegaan welke maatregelen het kabinet
naast het introduceren van de zorgplicht neemt om malafide uitleners tegen te gaan.
Deze maatregelen zullen ook invloed hebben op de verbetering van de registratie in
de BRP doordat werkgevers, die op dit moment moedwillig correcte registratie in de
BRP tegenhouden, gestopt worden. Tegelijkertijd zien we dat het probleem van arbeidsmigranten
die onjuist ingeschreven staan in de BRP breder is dan bij malafide partijen alleen.
De problemen doen zich ook voor bij uitleners die onbewust onbekwaam zijn en bij uitleners
die op dit moment nog geen rol pakken omdat er nog geen regelgeving is die hen hiertoe
dwingt. De verwachting is dat deze groep uitleners ook zonder het direct regelen van
toezicht en handhaving zijn te bewegen om de registratie van arbeidsmigranten in de
BRP te verbeteren. De nieuwe verplichtingen zullen zich met name op deze groep richten.
Daarnaast kan, zoals aangegeven in de toelichting, het kabinet alsnog overheidstoezicht
instellen op een bevorderings-, vergewis- en (optionele) meldplicht (bijvoorbeeld
door het onderdeel te maken van het normenkader) als de uitleners hun verplichtingen
niet goed oppakken en er geen significante verbetering zichtbaar is in de registratie
van arbeidskrachten. Om deze maatregel extra kracht bij te zetten worden afspraken
gemaakt met de sector om registratie in de komende jaren te verbeteren. Deze afspraken,
inclusief de monitoring hiervan, worden de komende periode verder uitgewerkt met de
sociale partners.
Minder belastende alternatieven
Het ATR geeft aan dat de toelichting motiveert waarom de maatregelen zich moeten richten
op de werkgevers van de arbeidsmigranten. Ook motiveert zij de keuze van de doelgroep,
namelijk de uitleners en niet alle werkgevers. Tenslotte bevat de toelichting de afwegingen voor invoering van drie
verplichtingen en niet slechts één of twee ervan. Alle verplichtingen zijn nodig om
tot een maximaal resultaat te komen.
Werkbaarheid
Daarnaast geeft het ATR aan dat het niet mogelijk is om in detail te verantwoorden
of de verplichtingen werkbaar zijn, omdat dit verder wordt uitgewerkt in lagere regelgeving.
Op hoofdlijnen is dit wel mogelijk, omdat de contouren ervan wel duidelijk zijn. Daarom
adviseert ATR een MKB-toets op de verplichtingen uit te voeren en de werkbaarheid,
in het bijzonder die voor de kleine uitleners en de uitleners waarvoor uitlenen een
bijkomstigheid is, in de toelichting mede aan de hand van de uitkomsten van de toets
te onderbouwen.
In reactie hierop heeft het kabinet een MKB-toets georganiseerd met uitleners op donderdag
13 februari.
Regeldrukkosten
Het ATR adviseert in de toelichting alle extra handelingen te beschrijven die als
gevolg van de drie nieuwe verplichtingen vereist zijn. Dit was op het moment van het
opstellen van het advies nog onvolledig. Daarnaast adviseert het ATR de omvang van
de gevolgen voor de regeldruk voor uitleners en arbeidskrachten te berekenen, conform
de Rijksbrede methodiek.
Op basis van deze aanbeveling van het ATR zijn de extra handelingen beschreven in
de toelichting die als gevolg van de nieuwe verplichtingen vereist zijn. Ook is de
omvang van de gevolgen voor de regeldruk voor uitleners en arbeidskrachten berekend,
conform de Rijksbrede methodiek.
MKB-toets
Het kabinet heeft gekozen om naar aanleiding van het ATR-advies een MKB-toets uit
te laten voeren vlak voor het sturen van de nota van wijziging naar de Kamer. Daarnaast
is gedurende de voorbereiding van de nota van wijziging in reguliere overlegstructuren
met sociale partners en vertegenwoordigers uit de uitzendbranche ook gesproken over
de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel voor het mkb.
Tijdens de MKB-toets is er gesproken over het belang van een concrete doelstelling
van de voorgenomen wijziging. In reactie hierop geeft het kabinet aan dat er in de
toelichting uitgebreid aandacht is voor de doelstelling van de voorgenomen wijziging.
Dit ziet allereerst op het verbeteren van het zicht op arbeidsmigranten, zodat gemeenten
ook beter beleid kunnen formuleren op de behoeften van de doelgroep. Denk hierbij
aan de woningopgave. Ook is het belangrijk voor de bereikbaarheid van de doelgroep
voor communicatie vanuit de overheid. Bovendien wordt met de maatregelen de positie
van arbeidsmigranten verbeterd. Voor een ingezetene in de BRP kunnen namelijk verschillende
rechten en plichten gelden. Het niet of verkeerd ingeschreven staan in de BRP kan
er bijvoorbeeld toe leiden dat het niet mogelijk is om een zorgverzekering af te sluiten
bij het verliezen van werk of dat een arbeidsmigrant geen recht heeft op bepaalde
sociale voorzieningen.
Alle aanwezigen hebben daarnaast aangegeven zich te kunnen vinden in de bevorderingsplicht
voor werkgevers. Deelnemers hebben wel hun zorgen en kritiek geuit over het regelen
van een vergewis- en optionele meldplicht bij uitleners. Dit ook in het licht van
de administratie lasten die dit voor uitleners en arbeidskrachten met zich meebrengt.
Ook vinden zij deze verplichtingen beter passen bij de verhuurders.
Zoals aangegeven in de toelichting is er naar aanleiding van de verkenning voor gekozen
om de zorgplicht te regelen bij de uitleners. Dit sluit ook aan bij de aanbevelingen
van het Aanjaagteam. Het kabinet blijft zorgvuldig een afweging maken tussen het belang
van de wijziging en de doelmatigheid van het introduceren van een vergewis- en optionele
meldplicht voor uitleners. Daarbij blijft hij oog houden voor de uitvoerbaarheid voor
uitleners en arbeidskrachten. In lagere regelgeving streeft het kabinet ernaar om
de regeldrukkosten zo laag mogelijk te maken (of houden), de doelgroep waarop de verplichtingen
betrekking hebben verder af te bakenen, en de uitleners bij de verdere uitwerking
te betrekken, via onder andere een MKB-toets. Bij de verdere afbakening wordt gekeken
om dit zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de arbeidsmigrant die zich in een
kwetsbare positie begeeft.
Ten slotte gaven ondernemers aan dat de problemen rondom correcte registratie in het
BRP vele oorzaken en mogelijke oplossingen hebben. De problemen die werden benoemd
waren ervaren belemmeringen bij de inschrijving als ingezetene bij de gemeenten, zoals
het niet meewerken aan inschrijvingen door gemeenten. Ook werd benoemd dat de vele
verhuisbewegingen van arbeidsmigranten de correcte registratie belemmert. Daarnaast
werden nog verschillende oplossingsrichtingen aangedragen die bij kunnen dragen aan
het verbeteren van de registratie in de BRP, zoals het mogelijk maken van een periodieke
vergelijking tussen de polisadministratie en de BRP.
Het kabinet geeft aan dat er, naast de voorgenomen wijziging, met BZK en gemeenten
uitvoering wordt gegeven aan een breed pakket aan maatregelen om de registratie in
de BRP te verbeteren. Hierbij wordt ook gekeken naar het mogelijk maken van een periodieke
vergelijking.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A
Deze wijziging van redactionele aard herstelt een tweetal verschrijvingen.
Onderdeel B
Eerste lid
Het eerste lid voorziet in een plicht voor degene die de arbeidskracht ter beschikking
stelt om een juiste registratie als ingezetene in de BRP te bevorderen. Deze verplichting
houdt in dat diegene de arbeidskracht ter beschikking stelt in ieder geval informatie
moet verstrekken over de naleving van de verplichtingen die de arbeidskracht heeft
op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 5, van de Wet basisregistratie personen.
De informatie moet schriftelijk worden verstrekt in een taal die voor de arbeidskracht
begrijpelijk is.
Tweede lid
Degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt zal na het bevorderen van de juiste
inschrijving in de BRP, zich er ook van moeten vergewissen dat de arbeidskracht is
ingeschreven als ingezetene. Op grond van artikel 2.38, eerste lid, dient de persoon
die rechtmatig in Nederland verblijft en naar verwachting gedurende een half jaar
ten minste twee derde van de tijd in Nederland zal gaan verblijven, uiterlijk op de
vijfde dag van zijn verblijf in persoon aangifte te doen van verblijf en adres bij
zijn (nieuwe) woongemeente. Op basis van deze aangifte schrijft de gemeente de persoon
in als ingezetene in de BRP. Om aan de nieuwe verplichting te voldoen zal de vergewisplichtige
(de uitlener) moeten nagaan of er een inschrijving in de BRP heeft plaatsgevonden.
Het betreft dus een inspanningsverplichting van de werkgever, waarbij deze met het
doen van navraag naar de inschrijving heeft voldaan aan de vergewisplicht. In het
geval de werknemer vervolgens de betreffende informatie niet wil verstrekken, zal
dit leiden tot het vermoeden dat de werknemer niet staat ingeschreven in de BRP.
Derde lid
Dit onderdeel bevat de grondslag op basis waarvan bij AMvB een meldplicht voor degene
die de arbeidskracht ter beschikking stelt kan worden geïntroduceerd en de hoofdelementen
van deze meldplicht, zoals de bevoegdheid om een instantie aan te wijzen en het instellen
van een termijn. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, dan zal bij AMvB
een instantie worden aangewezen waarbij degene op wie de meldplicht rust een melding
zal moeten maken bij een vermoeden dat de arbeidskracht ten onrechte niet als ingezetene
in de BRP is ingeschreven. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan het college
van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de arbeidskracht vermoedelijk
woont (de bijhoudingsgemeente, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel h van de Wet BRP),
maar dit kan mogelijk een andere instantie betreffen. Bij of krachtens AMvB zal tevens
een bepaalde termijn, na de datum van indiensttreding bij degene die de arbeidskracht
ter beschikking stelt, worden vastgesteld waarna de meldplicht ingaat en een termijn
waarbinnen de melding vervolgens moet worden gemaakt.
Vierde lid
Bij AMvB kan worden bepaald welke gegevens in ieder geval moeten worden verstrekt
bij de melding die moet worden gemaakt bij de aangewezen instantie, indien er een
meldplicht wordt geïntroduceerd. Gedacht kan worden aan in ieder geval het burgerservicenummer
(BSN) en het vermoedelijke woonadres van de arbeidskracht. In het geval een andere
instantie dan de bijhoudingsgemeente wordt aangewezen als instantie waar een melding
moet worden gemaakt, dan zal ook bij AMvB worden bepaald welke gegevens deze instantie
kan verstrekken aan de bijhoudingsgemeente.
Dit onderdeel bevat de grondslag voor de degene die de arbeidskracht ter beschikking
stelt om het burgerservicenummer (BSN) van de arbeidskracht ook te verwerken bij de
uitvoering van de bevorderings-, vergewis- en meldplicht. Uitleners zijn al bevoegd
om het BSN van de arbeidskrachten te registreren en te gebruiken in het kader van
de loonaangifte.
Op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
is voor de verwerking van het BSN een expliciete formeelwettelijke grondslag nodig.
Met dit onderdeel wordt daarin voorzien. Verwerking van het BSN draagt bij aan de
juiste identificatie van een persoon en het voorkomen van persoonsverwisselingen.
Het zorgt ervoor dat degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt beter in staat
is om te controleren of de ingeschreven persoon dezelfde is als de persoon die met
een BSN in zijn loonadministratie is opgenomen. De verwerking van het BSN is ook van
belang voor het goed functioneren van eventuele digitale voorzieningen voor het melden
en vergewissen. De voorgestelde BSN-grondslag voor uitleners heeft tot gevolg dat
zij bij de uitvoering van de bevorderings-, vergewis- en meldplicht kwalificeren als
gebruiker in de zin van artikel 1 van Wet algemene bepalingen burgerservicenummer
(Wabb). Op gebruikers rust de plicht om te vergewissen dat het BSN daadwerkelijk hoort
bij de persoon in kwestie. Het BSN-stelsel biedt de gebruikers daartoe toegang tot
verschillende verificatievoorzieningen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen
nadere regels worden gesteld over de aansluiting van de uitleners op deze voorzieningen
via een op te zetten sectorale berichtenvoorziening.22
Vijfde lid, onderdeel a
Op basis van deze grondslag kan degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt
bij of krachtens AMvB worden verplicht om bepaalde gegevens over de naleving van de
bevorderings-, vergewis- en optionele meldplicht op te nemen in de eigen administratie.
In de betreffende regelgeving zal worden opgenomen welke gegevens in ieder geval moeten
worden opgenomen in deze administratie.
Vijfde lid, onderdeel b
Bij of krachtens AMvB kan een nadere invulling worden gegeven aan de verplichtingen
uit het eerste tot en met het derde lid. Daarbij kunnen de verplichtingen voor te
onderscheiden categorieën werknemers verschillend worden aangewezen, voor zover dit
mogelijk is binnen de grenzen van de gelijke behandelingswetgeving. Wat betreft de
bevorderingsplicht kan bij of krachtens AMvB worden geregeld of, en op welke manier,
de werkgever de inschrijving in de BRP moet faciliteren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J. van Hijum
Indieners
-
Indiener
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid