Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk over over de voorhang tijdelijke subsidieregeling ERTMS goederenlocomotieven (Kamerstuk 33652-104)
2025D05990 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over de voorhang tijdelijke subsidieregeling ERTMS goederenlocomotieven
(Kamerstuk 33 652, nr. 104)
De voorzitter van de commissie,
P. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
PVV-fractie
VVD-fractie
NSC-fractie
BBB-fractie
Inleiding
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief omtrent de tijdelijke
subsidieregeling ERTMS goederenlocomotieven. Zij willen de Staatssecretaris nog enkele
vragen voorleggen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij de tijdelijke
subsidieregeling ERTMS goederenlocomotieven en hebben hierover nog de volgende vragen
en opmerkingen aan de Staatssecretaris.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de tijdelijke subsidieregeling
ERTMS goederenlocomotieven en hebben daarover nog een aantal vragen.
PVV-fractie
Allereerst stellen de leden van de PVV-fractie vast dat het subsidieplafond is vastgesteld
op 41 miljoen euro. Deze leden vragen hoeveel impact dit bedrag maakt. Deze leden
vragen daarbij een uitgebreid overzicht inhoudende het totale kostenplaatje voor de
sector, mét daarbij een uiteenzetting hoeveel goederenlocomotieven naar schatting
geholpen zijn met dit subsidiebedrag.
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat infrastructuurvervoerders niet onder
de reikwijdte van de tijdelijke subsidieregeling vallen. Deze leden vragen of het
van tevoren vaststaat welke organisaties als infrastructuurvervoerder worden aangemerkt,
wat de voorwaarden zijn en wat er gebeurt in het geval een bedrijf betwist een infrastructuurvervoerder
te zijn/niet te zijn.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie merken op dat de overgang naar het European Rail Traffic
Management System (ERTMS) in Nederland lang duurt en dat tussentijds ook nog met het
bestaande Automatische treinbeïnvloeding-beveiligingssysteem (ATB) gewerkt moet kunnen
worden, wat veel vraagt van de spoorgoederenvervoerders en materieeleigenaren. Het
is daarom wat deze leden betreft goed dat er een subsidie is om locomotieven om te
kunnen bouwen.
De leden van de VVD-fractie vragen welke gevolgen de overgang naar ERTMS heeft voor
de concurrentiepositie van het spoorgoederenvervoer in Nederland en in welke mate
deze subsidieregeling eraan bijdraagt dat de concurrentiepositie niet (verder) verslechtert.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of, als gevolg van de overgang naar ERTMS,
voldoende locomotieven beschikbaar zullen blijven voor goederenvervoer om het nodige
volume per spoor te kunnen vervoeren. Ook vragen deze leden welke gevolgen de overgang
naar ERTMS heeft voor de wens om meer goederen per spoor in plaats van over de weg
mogelijk te maken («modal shift») en in welke mate deze subsidieregeling eraan bijdraagt
dat niet sprake zal zijn van een verdergaande omgekeerde modal shift.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris in gesprek is met de Europese
Commissie (EC) om middelen uit het Connecting Europe Facility (CEF) beschikbaar te
krijgen voor (extra subsidies aan) de spoorgoederenvervoersector, zodat de concurrentiepositie
niet nog verder verslechtert en meer gedaan kan worden om de negatieve gevolgen van
de extra kosten die de sector moet maken vanwege de overgang naar ERTMS te dempen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat in een van de consultatiereacties staat
dat NS en ProRail volledig worden gecompenseerd voor de extra kosten die zij in dit
kader moeten maken. Deze leden vragen op basis van welke wettelijke grondslag of afspraken
NS en ProRail wel volledig worden gecompenseerd voor de extra kosten die zij in dit
kader moeten maken.
De leden van de VVD-fractie vragen of, nu de Staatssecretaris naar aanleiding van
de consultatie heeft aangegeven dat voor het verkrijgen van subsidie er geen onderscheid
tussen typen goederenlocomotieven wordt gemaakt, nu zeker is dat met deze subsidieregeling
alle goederenlocomotieven in aanmerking komen voor de subsidie en daarmee omgebouwd
kunnen worden. En dat dit dus geen gevolgen heeft voor de goederenvervoersector en
het volume goederen dat per spoor wordt vervoerd.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de subsidie kan worden ingezet voor ombouw van
de locomotieven. Deze leden vragen in hoeverre de Staatssecretaris ziet dat de goederensector
ook in de exploitatiefase en voor het onderhoud van de omgebouwde locomotieven tot
extra kosten veroordeeld is.
Als laatste vragen de leden van de VVD-fractie hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen
de zorgen van de sector dat er een risico is dat Baseline 3 van ERTMS niet kan werken
met Future Railway Mobile Communication System (FRMCS). Hoe gaat hij alvast inzicht
krijgen in deze risico’s ondanks dat het tijdpad van invoering van FMRCS nog niet
bekend is? Kan de Staatssecretaris scenario’s opstellen en hierover in overleg gaan
met de sector?
NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie merken op dat het spoorgoederenvervoer bij uitstek een
grensoverschrijdend thema is waar Europese (co)financiering denkbaar zou moeten zijn.
Deze leden verwijzen hierbij naar het recente artikel «EU-lidstaten lopen risico geld
te laten liggen voor vernieuwing spoor en materieel» van SpoorPro1, waarin ook het stimuleren van de uitrol van ERTMS expliciet wordt genoemd als mogelijkheid
voor Europese (co)financiering. Hierover hebben deze leden een aantal vragen. Waarom
wordt er bij de voorgestelde ERTMS -subsidieregeling voor goederenlocomotieven geen
gebruik gemaakt van Europese (co)financiering? Zijn de mogelijkheden voor Europese
(co)financiering onderzocht en is daarbij ook specifiek gekeken naar middelen uit
de Herstel- en veerkrachtfaciliteit van de Europese Unie (Recovery and Resilience
Facility, RRF)? Hiernaast vragen deze leden of Nederland er in de bredere spoorcontext
wel voldoende in slaagt om Europese (co)financiering te werven voor spoorinvesteringen.
Daarom vragen deze leden de Staatssecretaris of hij kan aangeven voor welke Nederlandse
spoorinvesteringen, -projecten en/of -subsidieregelingen de afgelopen jaren Europese
(co)financiering is binnengehaald. Kan hij de meest recente voorbeelden hiervan geven?
De leden van de NSC-fractie hebben ook vragen bij de voorgestelde vereiste dat locomotieven
gedurende drie jaar tien dagen in Nederland moeten worden ingezet. Dit lijkt deze
leden wat weinig. Deze leden vragen daarom allereerst om een inhoudelijke onderbouwing
van deze vereiste. Kan de Staatssecretaris daarbij ook aangegeven waarom er niet gekozen
is voor een aantal dagen hoger dan tien, bijvoorbeeld dertig dagen? Voorts vragen
deze leden waarom in de toelichting op artikel 10 slechts gesteld wordt dat de subsidies
«bij voorkeur» bijdragen aan de invoering van ERTMS in Nederland. Hiernaast zijn deze
leden ook op zoek naar de internationale context. Zijn er andere landen in de Europese
Unie die van dezelfde versie van ERTMS gebruik maken als waarvoor Nederland nu deze
subsidieregeling voorstelt? Zo ja, welke landen zijn dat en bieden deze landen ook
een subsidieregeling voor de ombouw/retrofitting van goederenlocomotieven aan? En
hebben de ons omringende landen ook dergelijke subsidieregelingen voor de aanpassing
van goederenlocomotieven of zijn deze in voorbereiding? Zo ja, hoe hoog zijn de subsidiebedragen
in deze regelingen?
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie nog enkele vragen over de tijdpaden bij
deze subsidieregeling. Deze leden vragen om een nadere toelichting van de bij artikel
7 gekozen korte aanvraagtermijn van 1 april 2025 tot 1 juli 2025. Is de sector in
staat om binnen deze korte termijn de subsidies op een adequate wijze aan te vragen
en in hoeverre is door de korte aanvraagtermijn sprake van een risico dat kansrijke
aanvragen achterwege blijven? Hiernaast vragen deze leden welke gevolgen het heeft
voor inwerkingtreding en de bijbehorende aanvraagtermijn, mocht er naar aanleiding
van de voorhangprocedure in de Kamer reden zijn om de subsidieregeling te wijzigen.
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Staatssecretaris 4 miljoen euro beschikbaar
heeft gesteld voor de ontwikkeling van prototypes. Kan de Staatssecretaris aangeven
welke specifieke innovaties worden gestimuleerd met de subsidie voor prototypeontwikkeling?
En kan de Staatssecretaris aangeven welke criteria er zijn opgesteld – naast de criteria
om binnen twee jaar in de handel te zijn – om de toegevoegde waarde hiervan te beoordelen?
De leden van de BBB-fractie lezen ook dat er nog geen besluit is genomen over het
tijdpad voor FRMCS, dat GSM-R zal vervangen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe
de huidige investeringen in ERTMS zich verhouden tot de toekomstige overstap naar
FRMCS? Kan hij aangeven of er een analyse is van de risico’s op dubbele kosten of
veroudering van het huidige systeem? Hoe wordt hiermee omgegaan? Kan de Staatssecretaris
aangeven welke garanties er zijn voor de eigenaren van de locomotieven?
De leden van de BBB-fractie constateren dat de regeling ervan uitgaat dat het traject
Kijfhoek–Belgische grens in 2029/2030 operationeel is. Kan de Staatssecretaris aangeven,
als de uitrol van ERTMS wordt vertraagd, welke gevolgen dat heeft voor de geldigheid
van de subsidie en de verplichting om de locomotieven te bouwen? Kan hij aangeven
hoe hierop wordt geanticipeerd?
De leden van de BBB-fractie constateren dat het doel van de subsidieregeling het bevorderen
van de uitrol van ERTMS is.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de daadwerkelijke verbetering van de prestaties
op het spoorwegnetwerk wordt gemeten? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit in
verhouding wordt gebracht met de gemaakte kosten?
Voorts constateren de leden van de BBB-fractie dat een aanvraag kan worden ingediend
door de eigenaar van een goederenlocomotief. De eigenaar van een goederenlocomotief
is niet altijd een spoorwegonderneming. Ook (andere) bedrijven die locomotieven voor
spoorgoederenvervoer in eigendom hebben, kunnen in aanmerking komen voor subsidie
als tevens aan de andere voorwaarden van de regeling is voldaan. Kan de Staatssecretaris
aangeven of er specifieke maatregelen getroffen zijn om ervoor te zorgen dat kleine
spoorwegondernemingen optimaal kunnen profiteren van deze subsidie?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
N. Wiendels, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.