Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de bezuiniging subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (Kamerstuk 36600-XVI-161)
2025D05103 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 18 december 2024 inzake Bezuiniging subsidieregeling
medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (Kamerstuk 36 600 XVI, nr. 161).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de bezuiniging op de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden
en hebben hierover op dit moment geen aanvullende vragen en/of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vanaf het bekend worden van het voornemen
van de Minister om te bezuinigen op de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg
aan onverzekerden hun ongenoegen hierover geuit. De bezuiniging lijkt enkel ingegeven
om geld op te brengen en is niet benaderd vanuit inhoudelijke argumenten. Voorliggende
brief onderstreept nog eens extra dat de invulling van deze subsidieregeling te snel
en zonder nader onderzoek naar buiten is gebracht, met alle onrust en gevolgen van
dien. Genoemde leden vragen de Minister nogmaals naar de onderbouwing van het bedrag
van 40 miljoen euro dat de besparing moet opleveren. Waar is dit bedrag op gebaseerd?
Waarom kiest de Minister er niet voor om eerst een nieuwe regeling op te stellen en
daarna te bekijken wat een inhoudelijk verbeterde regeling eventueel aan besparing
kan opleveren? Deelt de Minister de mening dat het aanpassen van een regeling vanuit
een al geleverd bezuinigingskader nooit een goede volgorde is?
Naar aanleiding van paragraaf 1. Uitkomsten verkenning haalbaarheid bezuinigingsmaatregel.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het Centraal Administratie Kantoor
(CAK) een verkenning heeft gedaan naar de haalbaarheid van het uitsluitend vergoeden
van spoedeisende zorg aan niet-verzekeringsplichtige onverzekerden. Het CAK heeft aangegeven dat het niet mogelijk
is om in het beoordelen van zorgkostendeclaraties onderscheid te maken tussen spoedeisende
en niet spoedeisende zorg. Het CAK concludeert dat een (te) scherpe afbakening van
spoedeisende zorg in de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden
(SOV) niet haalbaar is. Eerder al gaven artsen dat ook al aan de Minister aan toen
zij het plan hiervoor introduceerde. Kan de Minister aan deze leden uitleggen waarom
zij toen al niet de signalen van de artsen hierover serieus heeft genomen? De Minister
schrijft in reactie op de conclusies van het CAK niet meer hiervoor te kiezen bij
de inrichting van de verbeterde regeling. Wel wil de Minister verkennen welke alternatieve
afbakening van de te vergoeden zorg wel mogelijk is. Over wat voor soorten andere
afbakeningen heeft de Minister het dan? Kan de Minister hier voorbeelden van geven?
De Minister schrijft dit mede te willen doen vanuit internationaal (juridisch) perspectief,
wat bedoelt de Minister hiermee?
Naar aanleiding van paragraaf 2. De contouren van een nieuwe regeling. De leden van
de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister bij de inrichting van de nieuwe regeling
wil verkennen of er rekening gehouden kan worden met de mate waarin een zorgaanbieder
zich inspant om de onverzekerheid van een patiënt op te lossen en of dit ook gekoppeld
kan worden aan de hoogte van de vergoeding. In een interview met Argos1 lezen en horen genoemde leden dat de Minister de vergoeding voor artsen omlaag wil
brengen. Artsen kunnen een deel van die verloren inkomsten terugverdienen als ze mensen
begeleiden naar een zorgverzekering of terug naar het land van herkomst. Deze leden
vragen of dit bij de taken van een zorgaanbieder of arts zou moeten liggen. De taak
van de zorgverlener ligt bij het verlenen van zorg, en niet bij het terugleiden naar
het land van herkomst of het verzekerd krijgen van mensen. Hebben zorgverleners überhaupt
tijd hiervoor? Hoeveel extra tijd en belasting gaat dit zorgverleners kosten? En hoe
moeten zorgverleners ervoor zorgen dat onverzekerden weer een verzekering krijgen
of terugkeren naar het land van herkomst? Kan de Minister hiervoor alle opties die
zorgverleners volgens haar zouden kunnen of moeten ondernemen precies op een rij zetten?
Gezien het feit dat de Minister dit plan voorstelt zou zij immers een helder beeld
moeten hebben van de manieren waarop zorgverleners dit zouden kunnen doen. Heeft de
Minister ook een maatstaf wanneer de zorgverlener genoeg zou hebben gedaan om deze
extra vergoeding te ontvangen? Is dit enkel en alleen als iemand terug gaat naar het
land van herkomst of verzekerd raakt? Wat als de zorgverlener heel veel tijd en moeite
erin steekt en het toch niet lukt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ook of dit plan niet gaat zorgen voor
een tweedeling, artsen die enkel hun medisch vak willen uitvoeren, krijgen immers
een lage vergoeding. Is dat niet een vorm van dwang? In hoeverre raakt dit ook de
eed die artsen afleggen waarin ze beloven gezondheid te bevorderen en zich niet onder
druk te laten zetten? Wordt die eed hierdoor niet geschonden?
Kan de Minister ook ingaan hoe dit plan zich verhoudt tot het verlagen van de administratieve
lasten voor zorgmedewerkers? Brengt dit niet een extra belasting met zich mee, nog
naast het leveren van de zorg? Op welke manier heeft de Minister het zorgveld betrokken
bij deze plannen of gaat zij het zorgveld hierbij betrekken? Heeft de Minister kennisgenomen
van de reactie2 van Artsenfederatie KNMG op de plannen van de Minister? Kan de Minister reageren
op de reactie van de KNMG, die bezwaar maken tegen het plan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat de Minister wil kijken naar
het begrip «tijdelijk verblijf» en of dat betrokken kan worden bij de nieuwe regeling.
Wat bedoelt de Minister hiermee? Genoemde leden lezen dat de Minister ook wil verkennen
of in de nieuwe regeling juridisch onderscheid kan en mag worden gemaakt tussen doelgroepen.
Is dit in het verleden al niet een keer geprobeerd en werd er toen niet geconcludeerd
dat er dan sprake was van discriminatie? Kan de Minister hierop reflecteren? Hoe gaat
ze onderscheid maken? Komen er kaders die een uitzondering vragen voor onverzekerden?
Hoe verhoudt zich dat tot mensenrechtenverdragen (artikel 12.1)?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken ook op dat een deel van de problematiek
zit in het ontbreken van een briefadres, want zonder een briefadres is het niet mogelijk
om een zorgverzekering te regelen. De leden Westerveld (GroenLinks-PvdA) en Beckerman
(SP) hebben in de initiatiefnota «Dakloosheid» het voorstel gedaan om nieuwe dakloze
mensen direct een briefadres te geven. Later is dit voorstel nogmaals bekrachtigd
in de aangenomen motie Beckerman3 c.s. die vraagt om met concrete voorstellen te komen zodat alle dakloze mensen binnen
drie dagen na aanvraag een briefadres krijgen. In de kabinetsreactie4 op de voorstellen uit deze nota worden geen concrete voorstellen genoemd. Er wordt
naar een handreiking verwezen, naar informatiemateriaal en de evaluatie van de wetswijziging
van de Wet Basisregistratie Personen die nog komt. Genoemde leden vinden hier weinig
urgentie uitspreken, terwijl dit ook onderdeel kan zijn van het oplossen van de problematiek
van onverzekerden. Waarom worden er naar aanleiding van de aangenomen motie niet concrete
voorstellen of maatregelen uitgewerkt om mensen sneller aan een briefadres te werken,
zoals de motie vraagt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de bezuiniging
subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV). Zij hebben hierbij
nog enkele vragen.
Allereerst verbaast het de leden van de VVD-fractie dat niet eerder is bekeken of
de manier waarop de bezuiniging op zorg voor onverzekerden is vormgegeven juridisch
haalbaar en uitvoerbaar is. Wat is de reden dat niet eerst is gekeken of de denkrichting
haalbaar is?
De leden van de VVD-fractie kijken er bijna niet meer van op dat sprake is van mogelijke
fraude met de SOV en de regeling voor onverzekerbare vreemdelingen (OVV) en dringen
aan op een betere preventie en bestrijding hiervan. Genoemde leden presenteerden bij
de behandeling van de begroting daartoe een zevenpuntplan zorgfraude.5 Belangrijkste observatie is dat zorgfraude niet alleen misbruik is van collectief
geld, maar ook dat de meest kwetsbaren zorg wordt onthouden. Herkent de Minister dat
beeld in het geval van deze doelgroep en wat gaat zij eraan doen? Wat uit het zevenpuntenplan
gaat zij daarbij gebruiken.
De leden van de VVD-fractie vinden het zeer schokkend te lezen dat bij vijf van de
zeven bezochte zorgaanbieders geen bestuurder of cliënt werd aangetroffen en dat bij
zes van de zeven locaties er zelfs op geen enkele wijze de indruk werd gegeven dat
überhaupt sprake was van zorgverlening. Genoemde leden vragen welke stappen zijn ondernomen
tegen deze zogenaamde «zorgaanbieders». En hoe gaat de Minister voorkomen dat deze
bestuurders niet in een andere gemeente gewoon weer een ander zorgbedrijf met dito
misbruik beginnen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister spoedig aanvullende voorwaarden
en eisen wil stellen voor de SOV en OVV om misbruik tegen te gaan welke vergelijkbaar
zijn met de Coronabanen in de zorg (COZO)-regeling. Kan de Minister toelichten wat
zij bedoelt met spoedig? Het verbaast de leden van de VVD-fractie enigszins dat de
Minister hiermee doelt op geven van bevoegdheid aan het CAK om bij de declarerende
zorgaanbieder stukken op te vragen, zoals een contract met een zorgverzekeraar. Hoe
verhoudt dit zich tot het intrekken van het wetsvoorstel om zorgcontractering te bevorderen?
Op welke manier worden aanvullende voorwaarden gesteld aan zorgaanbieders zonder contract
met een zorgverzekeraar?
De leden van de VVD-fractie hebben in het mondelinge vragenuur op 26 november 2024
aandacht gevraagd voor de communicatie richting dakloze mensen ter behoud van hun
zorgverzekering6. Deze leden zijn benieuwd of de toegezegde verkenning heeft plaatsgevonden en zo
ja, wat hiervan de resultaten zijn. Genoemde leden vragen daarnaast of de Minister
haar zorgen als het gaat om aanpakken van werkgevers die arbeidsmigranten ontslaan
die ziek worden, heeft overgebracht aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) en zo ja, wat het vervolg is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de bezuiniging
subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. Deze leden merken op
dat het onvoldoende duidelijk blijft welke concrete plannen er zijn voor deze bezuinigingen,
vooral naar aanleiding van het interview met Argos. Zij benadrukken dat de toegankelijkheid
van zorg voor kwetsbare groepen in de samenleving gewaarborgd moet blijven en maken
zich zorgen over de voorstellen die in de brief worden gedaan. Daarom hebben deze
leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie merken op dat de Minister van plan is om de SOV samen
te voegen en te harmoniseren met de regeling OVV. In hoeverre acht de Minister het
realistisch dat deze samenvoeging tot besparingen leidt en waar bestaat de te verwachten
besparing uit? Kan zij dit onderbouwen met concrete cijfers en een onderliggende analyse?
Worden de te verwachten directe besparingen (minder declaraties van zorgverleners)
vergeleken met de toename van kosten later/elders in de zorgketen of andere ministeries?
Beseft de Minister dat lagere declaraties niet automatisch betekenen dat zorgverleners
geen medisch noodzakelijke zorg zullen verlenen aan hen die dat nodig hebben en daarmee
zorgverleners de besparingen voor een groot deel dragen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister constateert dat de patiëntenpopulatie
waarvoor zorgaanbieders een vergoeding ontvangen, is veranderd. Kan de Minister toelichten
waarom zij het begrip «tijdelijk verblijf» wil betrekken in het ontwerp van de nieuwe
regeling? Is dit het voorsorteren op een onderscheid in de mate waarop iemand recht
heeft op medisch noodzakelijke zorg? Hoe wordt voorkomen dat bepaalde groepen geen
of verminderde toegang tot zorg krijgen en de uiteindelijke maatschappelijke risico’s
en kosten toenemen? Deze leden merken op dat niet verleende of uitgestelde medisch
noodzakelijke zorg juist leidt tot hogere kosten en indirect regelmatig tot grotere
maatschappelijke onveiligheid.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Minister mogelijkheden ziet verzekeringsplichtigen
alsnog aan een verzekering te helpen, mede op basis van een inventarisatie uit 2019
bij gemeentelijke GGD’en. Echter, lezen deze leden dat het CAK aangeeft dat zowel
het CAK als de Sociale Verzekeringsbank (SVB) niet in staat zijn de verzekeringsplicht
vast te stellen. Hoe beoordeelt de Minister de uitvoerbaarheid van deze maatregel
gezien de geconstateerde problemen van het CAK bij het vaststellen van de verzekeringsplicht?
In hoeverre is het slagen van deze maatregel bepalend voor de vormgeving van de bezuiniging
op de SOV? En welke alternatieven overweegt de Minister als deze maatregel niet het
gewenste resultaat oplevert?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister voornemens is de lokale en regionale
samenwerking te versterken rondom de zorg voor onverzekerde kwetsbare groepen. Zij
zijn met name benieuwd naar de rol van zorgverleners binnen deze samenwerking, specifiek
wat betreft hun betrokkenheid bij de terugkeer van onverzekerde migranten naar het
land van herkomst en het verzekerd krijgen van mensen die dat zouden kunnen zijn.
Klopt het dat de Minister van hen verwacht dat zij naast hun medische taken, ook ondersteuning
bieden bij deze terugkeer of verzekerd raken? Zo ja, op welke manier wordt dit van
hen verwacht? Kan de Minister aangeven of zij hiervoor ook een hogere vergoeding ontvangen
dan zorgverleners die enkel medische hulp bieden? Hoe verhoudt deze aanvullende taak
zich tot de al hoge werkdruk van huisartsen? Ziet de Minister binnen het Integraal
Zorgakkoord (IZA) mogelijkheden om professionals die zich extra inspannen te belonen,
in plaats van zorgverleners te confronteren met lagere vergoedingen wanneer zij hier
niet aan kunnen of willen bijdragen?
De leden van de NSC-fractie constateren dat het aantal onverzekerde mensen naar verwachting
zal groeien, hoewel specifieke cijfers ontbreken, vooral in de categorie werk- en
thuisloze EU-arbeidsmigranten. Welke mogelijkheden ziet de Minister om elke arbeidsmigrant
daadwerkelijk verzekerd te krijgen – en vooral – te houden? Welke specifieke opties
ziet de Minister om de omvangrijke groep van RNI-geregistreerde EU-arbeidsmigranten
zo snel mogelijk verzekerd te krijgen, maar in ieder geval direct na het verstrijken
van de initiële inschrijving van 4 maanden?
De leden van de NSC-fractie vragen of de Minister inzicht kan geven in de beschikbare
cijfers over mensen met verward of onbegrepen gedrag. Bestaan er gegevens over de
mate waarin deze groep overlapt met onverzekerden? In hoeverre is in beeld hoeveel
van deze mensen zonder verzekering op straat belanden, en welke gevolgen dit heeft
voor hun toegang tot zorg en ondersteuning?
De leden van de NSC-fractie constateren dat er begin vorig jaar in Nederland zo’n
33.000 mensen dakloos waren. Daarmee is het aantal mensen zonder een eigen woonplek
voor het tweede jaar op rij gestegen: begin 2022 ging het om zo’n 27.000 mensen, een
jaar later pakweg 30.000, volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS). Volgens bijvoorbeeld ETHOS-tellingen zijn deze schattingen bovendien veel optimistischer
dan de werkelijkheid. Hoe realistisch acht de Minister de bezuiniging van 40 miljoen
euro met het gegeven dat het aantal dak- en thuislozen de afgelopen 2 jaar is gestegen
en naar verwachting zal blijven stijgen, zeker in de groep EU-arbeidsmigranten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
het voornemen van de bezuiniging subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden.
Deze leden vinden het belangrijk dat iedereen in Nederland toegang heeft tot zorg.
Daartoe hebben deze leden onderstaande vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van D66-fractie lezen het voornemen van de Minister om verzekerbare
onverzekerden toe te leiden naar een reguliere zorgverzekering. Kan de Minister uitgebreid
toelichten hoe zij hier werk van maakt en wanneer deze leden daar de eerste resultaten
van kunnen verwachten?
Deze leden lezen dat de Minister een betere duiding wil van «medisch noodzakelijk
zorg». Deelt de Minister de mening dat het onwenselijk is als die verantwoordelijkheid
bij de zorgverleners komt te liggen en dit in strijd is met hun rechten en plichten
als zorgverlener?
Tot slot, verzoeken deze leden de Minister de reeds ingediende schriftelijke vragen
van het lid Paulusma (D66)7 over de «uitzending De onmisbaren: Huisartsen» (ingezonden 29 januari 2025) spoedig
en separaat te beantwoorden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de bezuiniging subsidieregeling
medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. Genoemde leden hebben de volgende vragen
aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie hebben eerder hun zorgen geuit over het toenemende aantal
onverzekerden. Uit de cijfers blijkt dat er jaarlijks gemiddeld voor ongeveer 32.000
patiënten wordt gedeclareerd, waarvan 25% niet uit de Europese Unie komt. Omdat onverzekerden
ook uitgeprocedeerde asielzoekers kunnen zijn, hebben deze leden de volgende vragen.
Worden de gegevens van uitgeprocedeerde onverzekerden momenteel gedeeld met bijvoorbeeld
de vreemdelingenpolitie/dienst terugkeer en vertrek? Als dit niet gebeurt, wat is
daarvan de reden en is de Minister bereid om dit alsnog te doen? Is dit landelijk
de standaardprocedure en zo nee, kan de Minister dit de standaardprocedure maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de brief van de Minister
over de bezuiniging op de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden.
Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de Minister afziet van het oorspronkelijke
voornemen waarbij zorgverleners en het CAK onderscheid zouden moeten maken tussen
acute en niet-acute zorg. Deze leden vragen hoe de Minister zorgverleners actief gaat
betrekken bij het ontwikkelen van de nieuwe regelgeving en hoe hun praktijkervaring
en expertise worden meegenomen in het definitieve beleid.
De leden van de CDA-fractie maken zich wel zorgen over andere routes die de Minister
nu wil aflopen om de bezuiniging door te voeren. Deze leden constateren dat de Minister
in een interview met Argos van 18 januari 2025 aangeeft dat ze meer verantwoordelijkheid
bij dokters neer wil leggen en meer wil inzetten op het verzekeren van mensen. Volgens
genoemde leden zijn dit net zo goed onwenselijke en onuitvoerbare voornemens. Zorgverleners
geven volgens deze leden namelijk terecht aan dat het niet hun taak is om patiënten
verzekerd te krijgen of te laten terugkeren naar hun land van herkomst. Deelt de Minister
de mening dat het onwenselijk is om via een lagere vergoeding zorgverleners indirect
verantwoordelijk te maken voor verzekering en terugkeer van patiënten? Zo ja, hoe
gaat de Minister ervoor zorgen dat zorgverleners zich kunnen concentreren op hun kerntaak:
het verlenen van zorg? Zo nee, waarom niet? Hoe rechtvaardigt de Minister een lagere
vergoeding voor zorgverleners, terwijl zij daar evenveel zorg voor leveren als voorheen?
Deelt de Minister de mening dat op deze manier in de praktijk een boete ontstaat als
een zorgverlener zich focust op zijn kerntaak? Is de Minister bereid hierover met
zorgverleners in gesprek te gaan?
De Minister schetst de toename van het gebruik van de regelingen voor onverzekerden
als problematisch. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister de preventieve
waarde van zorg aan onverzekerden beoordeelt, gezien deze zorg verdere medische problemen
en hogere kosten in de toekomst voorkomt.
De leden van de CDA-fractie plaatsen ook vraagtekens bij het voornemen om onverzekerden
een zorgverzekering te laten krijgen. Deze leden vragen hoe de Minister 40 miljoen
euro verwacht te kunnen bezuinigen op onverzekerde arbeidsmigranten als er nog geen
concreet plan ligt om bijvoorbeeld de 240.000 RNI-geregistreerde, bijvoorbeeld via
uitzendbureaus te verzekeren. Zijn er toezeggingen van of is er toenadering met de
Minister van SZW? De leden van de CDA-fractie vragen kortom hoe kunnen zorgverleners
verantwoordelijk worden gehouden voor stijgende kosten van onverzekerden als andere
ministeries geen effectieve maatregelen nemen om het aantal onverzekerden te verminderen.
Is het niet een onjuist signaal van de Minister deze zorgverleners te gaan korten
wanneer ze zich inspannen voor onverzekerden?
De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele specifieke vragen. Waarom kunnen RNI-geregistreerde
arbeidsmigranten die na 4 maanden geen BRP-inschrijving hebben niet, vergelijkbaar
met «wanbetalers», via het CAK verplicht verzekerd worden? Waarom mogen internationale
studenten een goedkopere particuliere verzekering afsluiten dan de verplichte basisverzekering,
terwijl hun zorgkosten wel via SOV en OVV worden aangevuld uit publieke middelen?
Is de Minister bereid de problematiek rond onverzekerde EU-migranten op Europees niveau
aan te kaarten voor gezamenlijke oplossingen en financiering?
Toegang tot en doorverwijzing naar de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) voor mensen
in deze doelgroep blijkt vaak problematisch. Dit legt een grote druk op huisartsen,
straatzorgverleners en ziekenhuizen, wat leidt tot aanzienlijke maatschappelijke kosten.
Dit wordt echter niet expliciet benoemd in de plannen van de Minister. Kan zij haar
standpunt hierover toelichten?
De leden van de CDA-fractie vragen als laatste naar signalen over ziekenhuizen die
hoge drempels opwerpen voor zorg aan onverzekerden, bijvoorbeeld door mensen voorafgaand
aan een afspraak met een specialist te vragen een hoog bedrag af te rekenen. Als iemand
dit niet kan of wil, gaat de afspraak niet door. Herkent de Minister deze signalen
en zo ja, wat vindt de Minister hiervan? Hoe beoordeelt de Minister deze houding van
een ziekenhuis, als er een subsidieregeling bestaat om de kosten voor de zorg aan
onverzekerden gecompenseerd te krijgen? In hoeverre laat dit zien dat het huidige
beroep op de regeling wellicht slechts het topje van de ijsberg is, als blijkt dat
bewust geen gebruik wordt gemaakt van de subsidieregeling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de bezuiniging op de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden.
Zij hebben daar nog een aantal kritische vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister wil inzetten op het samenvoegen van
de OVV en SOV in een nieuwe regeling in 2027. Zij vragen de Minister hoe deze regeling
er wat haar betreft uit moet komen te zien als het gaat om welke zorg hieronder valt,
wie hier toegang toe krijgen etc. Is het doel hiermee om de slechte toegang tot de
zorg voor mensen in kwetsbare posities te verbeteren, of is het doel om een ongefundeerde
bezuiniging door te voeren? Erkent u dat toegang tot noodzakelijke zorg een mensenrecht
is en hoe gaat u dit recht borgen in de nieuwe regeling?
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister bij het ontwerpen van de nieuwe regeling
wil «kijken of het begrip «tijdelijk verblijf» kan worden betrokken». Wat betekent
dit precies? Is het doel hiermee om de toegang tot medisch noodzakelijke zorg te verbeteren
of te beperken?
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister «bij de inrichting van de nieuwe
regeling ook [wil] verkennen of er rekening gehouden kan worden met de mate waarin
een zorgaanbieder zich inspant om de onverzekerdheid van een patiënt op te lossen
en of dit ook kan worden gekoppeld aan de hoogte van de vergoeding». Deze leden erkennen
het belang van inzet om onverzekerde mensen aan een zorgverzekering te helpen, maar
stellen wel vraagtekens bij de mogelijkheid om dit als voorwaarde voor vergoeding
te stellen. Is de Minister wel van plan om zorgaanbieders die hier minder aandacht
voor hebben, maar er wel voor zorgen dat onverzekerden toegang krijgen tot noodzakelijke
zorg, wel een toereikende vergoeding hiervoor te bieden? Bestaat anders niet het risico
dat onverzekerden nog vaker geweigerd zullen worden door zorgaanbieders?
De leden van de SP-fractie lezen ook dat de Minister wil «verkennen in hoeverre juridisch
onderscheid gemaakt kan en mag worden tussen doelgroepen». Zij vragen wat precies
het doel zal zijn van deze verkenning. Erkent de Minister wel dat iedereen recht heeft
op de noodzakelijke medische zorg? Zo ja, is de ruimte om onderscheid te maken in
welke zorg vergoed wordt dan niet vrij beperkt?
De leden van de SP-fractie zijn positief over het feit dat de Minister ook deels lijkt
te willen inzetten op het terugbrengen van het aantal mensen zonder zorgverzekering.
Zij vragen wel of er niet nog meer stappen op dit punt zouden zijn te zetten. Waarom
wordt er bijvoorbeeld niet standaard hulp aangeboden bij het behouden van een zorgverzekering
op het moment dat mensen dakloos (dreigen te) worden? En is het niet ook noodzakelijk
om het verdienmodel van werkgevers die arbeidsmigranten naar Nederland halen, uitbuiten,
afdanken en op straat zetten? Zijn dat geen noodzakelijke stappen om het aantal onverzekerden
terug te brengen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich ernstig zorgen over het korten op
de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden (SOV). Deze regeling
is bestemd voor mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden en geen andere manier
hebben om betaalbare zorg te ontvangen. Deze leden zien het als een reële verwachting
dat het korten op de subsidie ertoe leidt dat deze mensen geen of niet voldoende zorg
ontvangen, waardoor hun gezondheidsproblemen toenemen, totdat zij zullen sterven.
Daarom roepen de leden van de ChristenUnie-fractie de Minister op deze subsidieregeling
in stand te houden. Bovendien dringen zij erop aan om de bekendheid voor deze regeling
te vergroten onder zorgverleners en de administratieve lasten eromheen te verminderen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de uitgaven aan de SOV-regeling de afgelopen
jaren is toegenomen. Heeft de Minister inzicht in de oorzaak hiervan? Waarom wil zij
primair sturen op de hoogte van de regeling in plaats van op de onderliggende oorzaak?
Welke maatregelen neemt de Minister zelf om het aantal verzekerbare onverzekerden
af te laten nemen? Gaat zij het makkelijker maken om een briefadres aan te maken?
Gaat zij ervoor zorgen dat gedetineerden tijdens hun detentie gewezen worden op de
noodzaak om een zorgverzekering af te sluiten?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister nader te verklaren op welke
manier zij de beoogde bezuiniging zou willen doorvoeren, nu het onderscheid tussen
acute en niet-acute zorg niet te maken is. Op welke manier garandeert de Minister
dat elke arts de middelen houdt om elke patiënt zijn of haar recht op gezondheidszorg
te verschaffen? Erkent de Minister dat dit recht nu al in het geding is bij onverzekerden?
Hoe brengt zij hier verbetering in? Ziet de Minister een verschil in recht tussen
Nederlanders en niet-ingezetenen? Welke juridische kaders hanteert de Minister als
zij onderscheid tussen verschillende doelgroepen van de SOV-regeling en de onverzekerbare
vreemdelingen (OVV) wil maken? Hoe voorkomt zij discriminatie?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het verkennen waard of een eenduidige
regeling voor verzekerbare onverzekerden en onverzekerde vreemdelingen passend zou
zijn. Lezen deze leden het correct dat er binnen de ene regeling dan nog wel verschillende
regimes kunnen gelden? Overweegt de Minister om geen onderscheid te maken? Waarom
wel of niet? Ten aanzien van de voorgestelde maatregelen aanpak onverzekerdenproblematiek
hebben de leden van de ChristenUnie-fractie de volgende vragen. Deze leden moedigen
aan om eraan te werken dat verzekerbare onverzekerden wel een verzekering afsluiten.
Ten aanzien van arbeidsmigranten en asielzoekers vragen deze leden het volgende. Als
de reactie van de Minister bij het radioprogramma Argos van 18 januari 2025 de richting
is waarin de Minister denkt, dan vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de Minister
te schetsen op welke manier zij het bij de taak van artsen vindt horen om hun tijd
en energie aan te wenden om iemand naar een land van herkomst terug te sturen en anders
de artsen te korten op hun vergoeding8. Zij lezen dit idee ook al terug in de brief van de Minister, namelijk dat zij wil
onderzoeken of er rekening gehouden kan worden met de mate waarin een zorgaanbieder
zich inspant om de onverzekerdheid van een patiënt op te lossen en of dit kan worden
gekoppeld aan de hoogte van de vergoeding. Begrijpt de Minister dat het artsen dit
ervaren als een boete op het normaal uitvoeren van hun werk, als zij standaard een
lagere vergoeding krijgen en alleen een hogere vergoeding als zij zich ook inspannen
om de onverzekerdheid van een patiënt op te lossen? Wat zou een arts moeten doen om
in aanmerking te komen voor deze hogere vergoeding?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden de zin «zorg verlenen is meer dan het
inleveren van een bonnetje» geen recht doen aan het werk van alle zorgverleners die
zich verantwoordelijk voelen en weten voor de gezondheid van hun patiënten. En in
het bijzonder aan de huisartsen en straatartsen die als eerstelijnszorgverleners een
brede verantwoordelijk voor de gezondheid en het welzijn van hun patiënten voelen.
Tegelijkertijd betekent dat wat de leden van de ChristenUnie-fractie betreft niet
dat deze artsen taken hebben zoals het in verzekering brengen van onverzekerden, het
weer aan het werk helpen van arbeidsmigranten of zelfs helpen bij de terugkeer naar
het land van herkomst of gestraft worden als zij daar niet aan meehelpen. Deelt de
Minister de mening dat hierin een verantwoordelijkheid ligt voor gemeenten en maatschappelijke
organisaties maar er geen geldelijke straf aan artsen verbonden moet zijn als zij
zich hier niet voor inspannen?
Hoe hoog schat de Minister de (maatschappelijke) kosten als door het korten op de
regeling de gezondheid van onverzekerden afneemt, in een later stadium duurdere (crisis)zorg
moet worden geboden, er meer mensen met verward op straat zijn of mensen blijvende
gezondheidsklachten houden die bij eerdere passende zorg te voorkomen zouden zijn
geweest? Neemt zij dit mee in haar afweging om te korten op de subsidieregeling?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.