Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 690 Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Algemene inleiding
1.1. De Europese Unie en Maleisië
De diplomatieke samenwerking tussen de Europese Unie (hierna: «de EU» of «de Unie»)
en Maleisië begon al bij de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap in
1957 en is in de loop der jaren verder geïntensiveerd met de opening van een EU-delegatie
in Kuala Lumpur in 2003. Tot op heden bestaat er een diepgaand samenwerkingsverband
met Maleisië, dat onder meer voortvloeit uit het op 24 februari 1976 te Denpasar tot
stand gekomen Verdrag van Vriendschap en Samenwerking in Zuidoost-Azië (Trb. 2021, 12), dat op 12 juli 2012 voor de EU in werking is getreden, en op 2 augustus 2022 voor
Nederland. Met de komst van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst
inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten,
enerzijds, en Maleisië, anderzijds (Trb. 2023, 8) (hierna: «de PSO» of «de overeenkomst») zullen de verhoudingen met Maleisië worden
geactualiseerd.
1.2. Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst
In 2004 besloot de EU de relatie met de landen van de Associatie van Zuidoost-Aziatische
Naties (hierna: «ASEAN») landen te intensiveren door onderhandelingen over één regionale
partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst te starten. In 2007 liepen de onderhandelingen
hieromtrent vast, en werd besloten met specifieke individuele landen van de ASEAN-regio
aparte akkoorden te sluiten, waaronder Maleisië. Hiervoor had de Raad van de EU reeds
in november 2004 een onderhandelingsmandaat verleend aan de Europese Commissie. De
onderhandelingen met Maleisië gingen van start in februari 2011, en werden op 12 december
2015 afgerond. De PSO is op 6 april 2016 door partijen geparafeerd.1
Op 5 augustus 2016 legden de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie de voorstellen
voor ondertekening en sluiting van de PSO tussen de EU en Maleisië voor aan de Raad
in de vorm van een zogeheten EU-only overeenkomst, waarbij alleen de EU en Maleisië partij zouden worden. Alhoewel de Raad
kon instemmen met de inhoud, heeft hij uiteindelijk op politiek niveau verzocht om
de juridische aard van de overeenkomst te wijzigen naar een gemengde overeenkomst,
waarbij zowel de EU als de lidstaten van de EU partij worden.
Het besluit tot ondertekening van deze gemengde overeenkomst is, met als rechtsgrondslag
artikelen 209 en 218, vijfde lid, van het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: «VWEU»), uiteindelijk
op 13 oktober 2022 in de Raad vastgesteld, waarop de PSO op 14 december 2022 door
de EU-lidstaten, waaronder Nederland, de EU en Maleisië is ondertekend. Naar de wens
van Maleisië is besloten om niet de mogelijkheid tot voorlopige toepassing van het
verdrag op te nemen in de verdragstekst.
Maleisië is het vijfde land in de ASEAN-regio waarmee de onderhandelingen over een
PSO nu afgerond zijn. Hiervoor werden al 4 soortgelijke overeenkomsten gesloten, te
weten: de op 9 november 2009 te Jakarta tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake
een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten,
enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds (Trb. 2010, 82), die voor Nederland en de EU op 1 mei 2014 in werking is getreden; de op 27 juni
2012 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap
en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Socialistische
Republiek Vietnam, anderzijds (Trb. 2012, 149), die voor Nederland en de EU op 1 oktober 2016 in werking is getreden; de op 11 juli
2012 te Phnom-Penh tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking
tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen,
anderzijds (Trb. 2012, 152), die voor Nederland en de EU op 1 maart 2018 in werking is getreden; en de op 19 oktober
2018 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen
de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Singapore, anderzijds
(Trb. 2019, 25), die op 19 oktober 2018 door Nederland en de EU is ondertekend. Parallel aan de
onderhandelingen van de PSO met Maleisië is tevens de op 14 december 2022 te Brussel
tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen
de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds
(Trb. 2023, 12) onderhandeld.
1.3. Inhoud en beoordeling van de partnerschapsovereenkomst
Met het sluiten van deze PSO willen de EU, de EU-lidstaten en Maleisië de samenwerking
op uiteenlopende deelterreinen nader intensiveren, zoals ook past binnen de Indo-Pacific Strategie van de EU. Het doel van deze EU-strategie is om samenwerking met partners in Azië
te versterken. Niet alleen vanwege de grote economische en handelsbelangen, maar ook
vanuit geopolitieke overwegingen is het in Nederlands en Europees belang om intensiever
op te trekken met landen uit de ASEAN-regio, waaronder Maleisië. De economische belangen
van Nederland in en met Maleisië zijn omvangrijk, met aanzienlijke wederzijdse handels-
en investeringsstromen en goede wederzijdse economische betrekkingen. Zo is de EU
de op drie na grootste handelspartner van Maleisië en is Maleisië de op twee na grootste
handelspartner van de EU binnen de ASEAN-regio. Voor Nederland is Maleisië daarnaast
de op één na grootste handelspartner binnen de ASEAN, en behoort Nederland al jaren
tot de top vijf investeerders in Maleisië.
Aan de PSO ligt een groot aantal algemene principes ten grondslag, waaronder de eerbiediging
van de democratie en mensenrechten. De overeenkomst bevat dan ook een groot aantal
bepalingen met (politieke) inspanningsverplichtingen voor de partijen bij het verdrag,
die ook in andere, soortgelijke samenwerkingsovereenkomsten van de EU zijn opgenomen.
Deze bepalingen zien toe op de bevordering van mensenrechten, het tegengaan van massavernietigingswapens,
samenwerking met het Internationaal Strafhof, bestrijding van terrorisme, het tegengaan
van lichte wapens, samenwerken op migratie en het bevorderen van goed bestuur. Het
doel van deze overeenkomst is voor partijen om een raamwerk voor een politieke dialoog
op de diverse deelonderwerpen te bieden, elkaars inspanningen op het gebied van democratisering
en ontwikkeling te ondersteunen en de handel en investeringen tussen de EU en Maleisië
te versoepelen. Daarenboven geeft deze PSO de EU-Maleisië betrekkingen een nieuw en
breder samenwerkingskader, dat beter is ingesteld op de huidige mondiale uitdagingen.
Zo schept de PSO een EU-kader waarin Nederland de eigen samenwerkingsagenda met Maleisië,
als goed functionerende democratie die hecht aan een open markteconomie en effectief
multilateralisme, verder vorm kan geven, onder andere op het gebied van water, landbouw
en cultuur. Ook zal met de PSO de positie van het Nederlandse bedrijfsleven in de
regio versterkt worden.
De regering ondersteunt derhalve de doelstellingen van de PSO. Deze overeenkomst zal
het partnerschap tussen de EU en Maleisië versterken en de politieke en sectorale
samenwerking intensiveren. De partijen zullen gezamenlijk bijdragen aan de bevordering
van gedeelde waarden waarbij de nadruk onder andere ligt op democratie en de internationale
rechtsorde. Maleisië is een belangrijke partner voor de EU in de aanpak van mondiale
problemen. De EU en Maleisië herbevestigen middels deze PSO hun gezamenlijke inzet
op het gebied van internationale vrede, veiligheid en stabiliteit, waar zowel Nederland
als de gehele EU baat bij heeft. Daarnaast kunnen zowel de EU als Maleisië ten aanzien
van de sectorale samenwerking informatie, standpunten en best practices uitwisselen op het gebied van onder andere vervoer, industrie en energie. De PSO
biedt op die manier een duurzame rechtsgrondslag voor de versterking van de samenwerking
tussen de EU en Maleisië.
1.4. Aard van de partnerschapsovereenkomst
De overeenkomst behandelt een grote verscheidenheid aan onderwerpen en heeft een gemengd
karakter, wat betekent dat zowel de EU als haar lidstaten partij worden bij de overeenkomst.
Zo bevat de PSO bepalingen die tot de parallelle bevoegdheden van de Unie en de lidstaten
behoren. Parallelle bevoegdheden kunnen gelijktijdig door de Unie en de lidstaten
worden uitgeoefend. Het gaat dan met name om bepalingen op het terrein van onderzoek,
technologische ontwikkeling en de ruimte (artikel 4, derde lid, VWEU).
De overeenkomst bevat ook bepalingen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands
en veiligheidsbeleid (hierna: «GBVB»). Voor het GBVB geldt dat de lidstaten bevoegd
zijn om extern naast de Unie op te treden (artikel 2, vierde lid, VWEU). Voor zover
de EU een positie heeft ingenomen, dienen de lidstaten deze te respecteren.
Daarnaast bevat de overeenkomst bepalingen die tot de exclusieve bevoegdheden van
de Unie behoren. Wanneer sprake is van een exclusieve Uniebevoegdheid, mag alleen
de EU optreden. Het gaat in dit geval bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van
de gemeenschappelijke handelspolitiek (artikel 3, eerste lid, VWEU).
De overeenkomst bevat voorts bepalingen die tot de gedeelde bevoegdheden van de Unie
en de lidstaten behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van
milieu en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (artikel 4, tweede lid, onder
e en j, VWEU). Bij deze gedeelde bevoegdheden kunnen zowel de EU als de lidstaten
optreden. Wel geldt dat wanneer de Unie interne EU-wetgeving vaststelt op basis van
een gedeelde bevoegdheid, de Unie op grond van artikel 3, tweede lid, VWEU, exclusief
bevoegd wordt om internationale overeenkomsten te sluiten op deze terreinen wanneer
deze overeenkomsten die interne EU-wetgeving kunnen aantasten of de strekking daarvan
kunnen wijzigen. De omvang en de uitoefening van EU-bevoegdheden om extern op te treden
is dus geen statisch gegeven, maar van rechtswege voortdurend in ontwikkeling.
Tot slot bevat de overeenkomst ook bepalingen die tot de ondersteunende bevoegdheden
van de Unie behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om afspraken op het terrein van onderwijs
en cultuur (artikel 6, onder c en e, VWEU).
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De PSO bevat 60 artikelen. Hieronder volgt thematisch een toelichting met betrekking
tot de betreffende artikelen.
Preambule
De preambule bevat een opsomming van intenties en waarden die voor de partijen bij
de overeenkomst belangrijk zijn, en de basis vormen voor nauwere samenwerking. Zo
benadrukken partijen in de preambule het belang van de eerbieding van de democratische
beginselen en mensenrechten, en streven zij ernaar om hun samenwerking te verdiepen
op uiteenlopende terreinen zoals duurzame ontwikkeling, klimaatverandering en migratie.
Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 tot en met 4)
In deze titel worden de grondslag en de beginselen van de samenwerking (artikel 1)
uiteengezet die de partijen onderschrijven en als een «essentieel element» van de
PSO beschouwen. Dit zijn de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten
van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten, duurzame ontwikkeling
en goed bestuur. Daarnaast benoemt artikel 2 de doelstellingen van de overeenkomst,
namelijk het tot stand brengen van een versterkt partnerschap tussen de partijen en
nauwer en intensiever samen te werken inzake aangelegenheden van gemeenschappelijk
belang, waarin de gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen worden weerspiegeld.
Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 3 en 4)
De partijen verbinden zich er in artikel 3 toe samen te werken en standpunten uit
te wisselen binnen de Verenigde Naties en andere internationale en regionale fora,
als de Internationale Arbeidsorganisatie («IAO»), de dialoog tussen de ASEAN en de
EU, het regionale forum van de ASEAN («ARF»), de bijeenkomst Azië-Europa («ASEM»)
en de Wereldhandelsorganisatie. De partijen komen ook overeen de samenwerking te bevorderen
tussen denktanks, wetenschappers, niet-gouvernementele organisaties en de media op
gebieden die door deze overeenkomst worden bestreken.
Partijen spreken bovendien in artikel 4 af op elke sector waarop wordt samengewerkt
of dialoog wordt gevoerd dankzij deze PSO, de mogelijkheid te bieden om de daaruit
voortvloeiende activiteiten uit te voeren binnen een bilateraal of regionaal kader.
Hierbij doen partijen hun best om het beste kader te kiezen om het effect te maximaliseren
en de betrokkenheid van alle belanghebbenden te vergroten.
Samenwerking inzake internationale vrede, veiligheid en stabiliteit (artikelen 5 tot
en met 9)
Partijen onderstrepen in de PSO dat terrorisme moet worden voorkomen en bestreden,
met volledige inachtneming van de beginselen van het op 26 juni 1945 te San Francisco
tot stand gekomen Handvest van de Verenigde Naties (Trb. 1945, 253), de rechtsstaat en het internationaal recht (artikel 5). Ook bevestigen zij dat
ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan niet ongestraft mogen
blijven en moeten worden aangepakt (artikel 6), en dat zij streven naar versterking
van internationale regelingen inzake massavernietigingswapens (artikel 7). Ook willen
partijen samenwerken in het tegengaan van illegale productie, handel en overdracht
van conventionele- en handvuurwapens (artikel 8) en betrachten zij gematigdheid in
hun dialogen over vraagstukken van gemeenschappelijk belang (artikel 9).
Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 10 tot en met 17)
Op het gebied van handel en investeringen voeren partijen een dialoog over handels-
en investeringsgerelateerde aangelegenheden met het oog op de versterking en de bevordering
van het multilaterale handelssysteem en hun bilaterale handelsbetrekkingen (artikel
10). Dit uit zich door het voeren van een dialoog over bilaterale en multilaterale
handel en handelsgerelateerde vraagstukken en het gezamenlijke streven naar een vrijhandelsovereenkomst.
Ten behoeve van een intensievere samenwerking op het gebied van handel en investeringen,
zijn door partijen in de afspraken gemaakt over het oplossen van de, onder meer, in
artikelen 11 tot en met 17 genoemde handelsproblemen, te weten: sanitaire en fytosanitaire
vraagstukken (artikel 11), technische handelsbelemmeringen in het kader van de op
15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie
(Trb. 1994, 235) (artikel 12) en problematiek betreffende douaneprocedures (artikel 13). Verder sporen
de partijen aan tot een grotere investeringsstroom (artikel 14) en bevorderen partijen
de doeltreffende toepassing van mededingingsregels (artikel 15). Verder voeren partijen
een consistente dialoog om de handel in diensten tussen de partijen en in de markten
van derde landen te stimuleren (artikel 16). Tot slot wisselen partijen tevens informatie
en ervaringen, ook bekend als best practices, uit op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten (artikel 17).
Intensievere samenwerking inzake handel en investeringen is volgens partijen wenselijk
vanwege het belang van Maleisië als partner voor het bevorderen van internationale
handel en het vergroten van de slagkracht van de Wereldhandelsorganisatie.
Samenwerking inzake justitie en veiligheid (artikelen 18 tot en met 24)
In artikelen 18 tot en met 24 wordt de samenwerking tussen partijen op het thema justitie
en veiligheid geregeld. Artikel 18 bepaalt dat partijen bijzonder belang hechten aan
de versterking van de rechtsstaat en dat zij samenwerken aan de versterking van alle
relevante instellingen, inclusief het justitiële apparaat. De daaropvolgende bepalingen
betreffen de bevordering van samenwerking tussen partijen op de volgende deelterreinen:
de bescherming van persoonsgegevens (artikel 19), migratie (artikel 20), consulaire
bescherming (artikel 21), illegale drugs (artikel 22), georganiseerde misdaad en corruptie
(artikel 23) en het witwassen van geld en terrorismefinanciering (artikel 24).
In het bijzonder regelt artikel 20, tweede lid, dat de samenwerking tussen partijen
wordt gebaseerd op de behoeften en plaatsvindt via een overleg, dat gericht is op,
onder meer, de hoofdoorzaken van migratie, de humane en waardige terugkeer van irregulier
verblijvende personen en kwesties van wederzijds belang op het gebied van grensbeheer.
Krachtens artikel 20, derde lid, van de PSO neemt Maleisië, op het verzoek van een
EU-lidstaat en zodra de nationaliteit is vastgesteld, EU-onderdanen over die irregulier
op hun grondgebied verblijven, met inachtneming van de voorwaarden uit het vierde
lid van dat artikel. In het vierde lid spreken partijen onder meer af dat zij hun
onderdanen onverwijld de nodige reisdocumenten verstrekken. Daarop wordt de EU-lidstaten
gehouden om, onder die voorwaarden, hetzelfde te doen voor de op hun grondgebied irreguliere
verblijvende onderdanen van Maleisië. Artikel 20, vijfde lid, regelt verder dat partijen,
indien dit noodzakelijk geacht wordt, een overeenkomst tussen de EU en Maleisië kunnen
onderhandelen met daarin specifieke overnameverplichtingen. Hiertoe zou dan ook een
verplichting behoren die strekt tot de overname van personen die geen eigen onderdanen
zijn, maar die over een geldige verblijfsvergunning beschikken die is afgegeven door
een van de partijen of die het grondgebied van een partij rechtstreeks vanuit het
grondgebied van een van de andere partijen zijn binnengekomen. Een dergelijke EU-overnameovereenkomst
staat ook wel bekend als een EU Readmission Agreement («EURA»).
Samenwerking in andere sectoren en op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie
(artikelen 25 tot en met 46)
In artikelen 25 tot en met 33 komen verscheidene deelterreinen aan bod waarop partijen
hebben besloten hun samenwerking te intensiveren. Zo specificeert artikel 25 de samenwerkingsvormen
die partijen aangaan op het gebied van de bevordering en het beschermen van de mensenrechten
door middel van, onder meer, een mensenrechtendialoog, onderwijs inzake mensenrechten
en samenwerking met de relevante VN-organen op het gebied van de mensenrechten. Partijen
committeren zich niet alleen aan een nauwere samenwerking op het gebied van mensenrechten,
maar ook aan een hechtere samenwerking op de volgende deelterreinen: financiële diensten
(artikel 26), economisch beleid (artikel 27), goed bestuur op het gebied van belastingen
(artikel 28), industriebeleid en MKB (artikel 29), toerisme (artikel 30), de informatiemaatschappij
(artikel 31), cyberveiligheid (artikel 32) en de audiovisuele sector en media (artikel
33).
Daaropvolgend spreken partijen in artikelen 34 tot en met 46 af samenwerking op het
gebied van wetenschap, technologie en innovatie op terreinen van wederzijds belang
en voordeel te stimuleren, te ontwikkelen en te faciliteren. Hierbij wordt gedacht
aan betere samenwerking door middel van informatie-uitwisseling, het bevorderen van
strategische onderzoekspartnerschappen en de bevordering van opleiding en uitwisseling
van onderzoekers (artikel 34). De deelgebieden waar deze versterkte samenwerking voor
wordt voorzien betreft onder meer: groene technologieën (artikel 35), energie (artikel
36), vervoer (artikel 37), onderwijs en cultuur (artikel 38), milieu en natuurlijke
hulpbronnen (artikel 39), landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling
(artikel 40), volksgezondheid (artikel 41), werkgelegenheid en sociale zaken (artikel
42), statistiek (artikel 43), het maatschappelijk middenveld (artikel 44), openbaar
bestuur (artikel 45) en rampenbeheer (artikel 46).
Vormen van samenwerking (artikelen 47 tot en met 49)
Om de samenwerkingsdoelstellingen van de overeenkomst te bereiken maken partijen,
voor zover mogelijk, de passende middelen vrij, waaronder financiële middelen (artikel
47). Eventuele financiële steun van de EU uit hoofde van de PSO wordt door de partijen
uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel beheer (artikel 48). Daarnaast
worden de intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit samenwerkingsregelingen
uit hoofde van de PSO beschermd en gehandhaafd volgens de respectieve wet- en regelgeving
van elke partij en volgens eventuele internationale verdragen waarbij zij partij zijn
(artikel 49).
Institutioneel kader (artikel 50)
Met de komst van de PSO wordt ook een gemengd comité opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers
van de partijen op een passend hoog niveau (artikel 50). Dit gemengd comité heeft
niet alleen als taak om te zorgen voor een goede werking en uitvoering van de overeenkomst,
maar zal ook prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen die uit
de PSO voortvloeien en aanbevelingen hieromtrent doen. Bij eventuele geschillen rondom
de interpretatie, uitvoering of toepassing van de PSO overeenkomstig artikel 53 zal
dit comité tevens als taak hebben om onderzoek en overleg te plegen en om tot een
minnelijke oplossing te komen die voor partijen aanvaardbaar is. Daarnaast kan dit
comité gespecialiseerde werkgroepen instellen ter ondersteuning van de uitvoering
van zijn taken en stelt het comité zijn eigen reglement van orde vaststellen. Het
gemengd comité komt in beginsel ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend
in Maleisië en in Brussel, waarbij de datum in onderling overleg wordt vastgesteld.
Slotbepalingen (artikelen 51 tot en met 60)
In artikelen 51 tot en met 60 zijn de voor PSO’s gebruikelijke slotbepalingen opgenomen.
Het betreft, onder andere, regels omtrent: de openbaarmaking van informatie (artikel
51), de verhouding van deze overeenkomst met andere verdragen die de partijen zijn
aangegaan (artikel 52), nakoming van de verplichtingen die uit deze PSO voortvloeien
(artikel 53), de facilitering van de samenwerking uit de PSO (artikel 54), het territoriaal
toepassingsgebied van de PSO (artikel 55) en de definitie van de partijen (artikel
56). Ook staan in dit hoofdstuk regels vervat omtrent de eventuele toekomstige ontwikkelingen
en wijzigingen van het verdrag (artikel 57), de inwerkingtreding en duur van de overeenkomst
(artikel 58), kennisgevingen (artikel 59) en de authentieke tekst (artikel 60).
3. EEN IEDER VERBINDENDE BEPALINGEN
Naar het oordeel van de regering bevat het verdrag geen een ieder verbindende bepalingen
in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks
rechten toekennen of plichten opleggen.
4. KONINKRIJKSPOSITIE
De PSO zal wat betreft het Koninkrijk alleen voor het Europese deel van Nederland
gelden. De geografische reikwijdte van de PSO is vastgelegd in artikel 55, dat de
reikwijdte, waar het de EU-partij betreft, beperkt tot «de grondgebieden waar het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie worden toegepast» en «onder de in die verdragen gestelde voorwaarden.».
Op grond van artikel 52, tweede lid, van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot
stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie (Trb. 1992, 74) en artikel 355, tweede lid, VWEU en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van
de Europese Unie vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en daarnaast Bonaire, Sint Eustatius en Saba)
buiten dat toepassingsbereik.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.