Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 655 Wijziging van de Wet luchtvaart en van de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1) in verband met de verankering van de Maatschappelijke Raad Schiphol en de versterking van de commissies regionaal overleg van overige burgerluchthavens van nationale betekenis
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 17 januari 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng
is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Algemeen
2
Inleiding
2
MRS – Aanleiding
3
Wettelijke verankering
3
Relatie met wetswijziging 2016
3
Inhoud voorstel
3
Probleemomschrijving en aanpak
6
CRO
6
Aanleiding
6
Gevolgen
7
MRS
7
Participatie
7
Financiën
7
Lidmaatschap gemeenten koppelen aan het beperkingengebied 48 Lden-geluidbelasting
8
ARTIKELSGEWIJS
8
ARTIKEL I – Onderdeel A
8
Onderdeel B, Artikel 8.35 Eerste lid
8
Artikel 8.36
9
Artikel 8.37
10
Artikel 8.38
10
ARTIKELEN IV EN V
10
Algemeen
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het
wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken behorend
bij het wetsvoorstel en hebben hierover nog vragen en/of opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
en hebben daarbij enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn positief
over het wettelijk verankeren van de Maatschappelijke Raad Schiphol (MRS) en het versterken
van de Commissies Regionaal Overleg (CRO’s) van de overige burgerluchthavens van nationale
betekenis. Wel hebben zij hierover nog de volgende opmerkingen en vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij uiten echter zorgen over de representativiteit, evenwichtigheid en slagkracht
van deze organen. Deze leden constateren dat er altijd een spanningsveld zal zijn
tussen het verbeteren van de leefkwaliteit in de regio rondom Schiphol en burgerluchthavens
en het streven om omwonenden en andere belanghebbenden een stem te verlenen in het
besluitvormingsproces over het luchtvaartbeleid aan de ene kant en aan de andere kant
het belang van Schiphol en de overige burgerluchthavens. In dit spanningsveld kunnen
de MRS en CRO bijdragen aan een luchthaven met draagvlak in de regio.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd dat de MRS een officieel
orgaan wordt binnen de Wet luchtvaart. Zij maken zich nog wel zorgen of met de huidige
opzet de belangen van omwonenden en maatschappelijke organisaties genoeg geborgd worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben daarbij op dit moment geen verdere vragen.
Het lid van de JA21-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Inleiding
De leden van de VVD-fractie vinden het onwenselijk als er een woud aan allerlei verschillende
overlegstructuren ontstaat. Juist bij een dossier als dit zijn we gebaat bij landelijke
afstemming. Deze leden vragen in hoeverre de regering deze zorgen deelt en hoe zij
aankijkt tegen een landelijke overlegtafel met alle betrokken partijen om de verschillende
belangen rondom het luchtvaartbeleid te waarborgen.
De leden van de BBB-fractie vragen de regering hoe bij de CRO’s gewaarborgd wordt
dat de toevoeging van gebruikers van de luchthaven (zoals luchtvaartmaatschappijen
of vertegenwoordiging van de kleine luchtvaart) en vertegenwoordigers van de Minister
niet ten koste gaat van de aandacht voor de belangen van omwonenden. Wordt er voldoende
evenwicht gecreëerd tussen de verschillende belangen of dreigt de CRO een platform
te worden waarin economische belangen en die van de overheid de boventoon voeren?
In hoeverre wordt ervoor gezorgd dat de omwonenden die direct of indirect te maken
hebben met de gevolgen van de luchthaven, voldoende gehoord en vertegenwoordigd worden
in de CRO?
De leden van de BBB-fractie merken op dat de wet een aantal taken en verantwoordelijkheden
voor de MRS formuleert. Wat gebeurt er concreet met de adviezen en standpunten die
door de MRS worden aangedragen?
MRS
Aanleiding
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de uitsluitingsgronden voor personen en/of
organisaties uit de luchtvaartsector zich verhouden tot het eindadvies van Van Geel
om van een Omgevingsraad Schiphol (ORS) te schakelen naar een MRS met brede participatie.
Is de regering het met deze leden eens dat ongeacht de formele of informele werkzaamheden
van omwonenden, zij allemaal welkom /verkiesbaar moeten kunnen zijn? Waarom wel? Waarom
niet?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het Rijk als regisseur fungeert en de belangen
van elke kolom verzamelt alvorens een belangenafweging te maken ten behoeve van de
besluitvorming. Deze leden vragen of concrete voorbeelden gegeven kunnen worden van
hoe dit proces in zijn werk gaat en of daarbij alle drie de kolommen in gelijke mate
gehoord worden. Hiernaast vragen deze leden om een nadere uitleg van hoe de andere
kolommen ingericht zijn, dan wel gaan worden. Ten derde vragen deze leden op welke
manier er wordt ingezet op onderling begrip tussen de drie kolommen (voor standpunten
en afweging) en op welke manier er wordt gewerkt aan goede onderlinge verhoudingen
binnen en tussen de drie verschillende kolommen.
Wettelijke verankering
De leden van de PVV-fractie vragen of met de oprichting van de Bestuurlijke Regie
Schiphol (BRS) en de MRS en met het verdwijnen van de Alderstafel er nu geen sprake
meer is van een centraal overlegorgaan.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de MRS een wettelijk verankerde positie
krijgt, terwijl zij een groot deel van de omwonenden rondom Schiphol, te weten omwonenden
werkzaam in de luchtvaart, niet toestaat om een actieve rol op te pakken in de MRS.
Relatie met wetswijziging 2016
De leden van de NSC-fractie vragen wanneer de regering verwacht dat het nieuwe Luchthavenverkeersbesluit
Schiphol in werking zal treden.
Inhoud voorstel
De leden van de PVV-fractie vragen of het doel van de MRS niet moet zijn om de stem
van alle omwonenden te laten horen. Op welke wijze is dit nu gewaarborgd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de inspraakreacties zorgen over de
informatievoorziening aan de MRS. Deze leden begrijpen en delen deze zorgen. Het Schipholdossier
heeft een lange geschiedenis van schimmige omgang met informatie, feiten en onderzoeken,
waarbij achteraf vaak bleek dat omwonenden, de Kamer en soms ook de Minister verkeerd
bleken te zijn geïnformeerd. Vertrouwen van omwonenden in het proces kan alleen maar
op basis van goede informatie. Inclusief het slechte nieuws. Deze leden vrezen dat
informatie als minder betrouwbaar en minder volledig wordt ervaren, als de Minister
de partij is die de relevante informatie voor de MRS selecteert en filtert. De Minister
wordt immers door veel omwonenden en MRS-leden als een belanghebbende partij gezien,
niet als onafhankelijk of neutraal. Deze leden denken dat alleen het tijdig en ongefilterd
beschikbaar zijn van alle informatie kan leiden tot vertrouwen, transparantie en draagvlak.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de MRS zal bestaan uit vertegenwoordigers van
bewoners, experts/wetenschappers, en een brede maatschappelijke schil bestaande uit
vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties van wie de belangen of achterban
direct of indirect geraakt kunnen worden door de taken van de MRS. Deze leden vragen
waarom er in het voorstel geen sprake is van gelijke en gelijkwaardige behandeling
van alle partijen. Zij denken hierbij aan de gemeenten, provincies, Schiphol en de
luchtvaarmaatschappijen naast de bewoners. Deze leden vragen om een toelichting.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat er ruimte moet zijn voor het invoeren
van experimenten waaruit moet blijken of, en in welke mate, de hinder(beleving) kan
worden teruggedrongen. Hier zijn zowel omwonenden als de luchtvaartsector bij gebaat.
Echter, deze leden zijn wel van mening dat dit niet ten koste zou moeten gaan van
de capaciteit van Schiphol. Om die reden vragen deze leden of de regering kan bevestigen
dat een experiment niet ten koste mag gaan van de capaciteit op luchthaven Schiphol.
Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen waarom niet expliciet is aangegeven dat een
experiment getoetst wordt aan het effect op de hinderbeleving met behoud van capaciteit.
Zij vragen via welke weg een garantie kan worden gegeven dat experimenten niet worden
vastgesteld alvorens zeker is dat het voorgenomen experiment geen nadelige gevolgen
heeft voor de capaciteit op de luchthaven. Waarom wordt dat niet op gelijke wijze
gewaarborgd als het gunstige effect op de hinderbeleving?
De leden van de VVD-fractie lezen dat personen die niet per se een specifieke achterban
vertegenwoordigen door de voorzitter kunnen worden benaderd om inbreng te leveren
op specifieke vraagstukken, zoals jongeren, belangengroepen en vertegenwoordigers
van de luchtvaartsector, de zogenaamde open schil. Deze leden vragen of er een kader
is voor de voorzitter om te bepalen wanneer deze gebruikmaakt van de inbreng van deze
personen in de open schil. Zo ja, hoe is dit kader tot stand gekomen?
De leden van de VVD-fractie lezen bovendien dat Van Geel in zijn advies schreef dat
het essentieel is dat informatie over Schiphol en omgeving transparant, centraal vindbaar,
begrijpelijk en compleet is, en dat een belangrijke taak van de MRS is om bij te dragen
aan toegankelijke en onafhankelijke informatie over de leefomgevingskwaliteit rondom
Schiphol en deze begrijpelijk te maken. Deze leden vragen of informatie over Schiphol
en omgeving compleet kan zijn, als de luchtvaartsector zelf geen deel uitmaakt van
de MRS.
De leden van de NSC-fractie lezen dat een verplichting van de Minister wordt voorgesteld
om uiterlijk binnen acht weken een standpunt uit te brengen over de visies en standpunten
die gevraagd of ongevraagd door de MRS aan de Minister worden uitgebracht (de appreciatieverplichting).
Deze leden constateren dat er na de internetconsultatie is gekozen om hier een termijn
van acht weken in plaats van drie maanden te laten gelden. Zij vragen waarom er in
eerste instantie is gekozen voor een termijn van drie maanden en om een nadere onderbouwing
van de termijn van acht weken. Ook vragen deze leden waarom er niet voor een andere,
kortere, termijn is gekozen, bijvoorbeeld een termijn van vier weken. Voorts vragen
deze leden of er al eerder dergelijke standpunten zijn ingenomen door de Minister
en, indien ja, of een (schematisch) overzicht daarvan gedeeld kan worden, waarin ook
de termijnen worden weergegeven.
De leden van de NSC-fractie lezen dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
(hierna: het ministerie) separaat op reguliere basis overleg voert met sectorpartijen.
Deze leden vragen om een nadere toelichting wat dit separate overleg behelst, in welke
vorm dit overleg plaatsvindt en hoe regelmatig dit overleg plaatsvindt. Voorts vragen
deze leden wie de sectorpartijen zijn waaraan gerefereerd wordt en hoe bepaald wordt
welke partijen hiervoor in aanmerking komen. Tot slot vragen deze leden, wijzend op
de in de memorie van toelichting benoemde stelling van Van Geel in zijn advies dat
het essentieel is dat informatie over Schiphol en zijn omgeving transparant, centraal
vindbaar, begrijpelijk en compleet is, of de inbrengen van de sectorpartijen (de sectorkolom)
op vergelijkbare wijze openbaar zijn als die van de MRS (de maatschappelijke kolom)
en de interbestuurlijke kolom.
De leden van de D66-fractie vinden transparantie rondom de MRS belangrijk. Openbaarmaking
van de adviezen is van belang om ervoor te zorgen dat zowel de samenleving als de
media en belanghebbenden kunnen zien hoe de MRS zijn rol vervult en hoe zijn adviezen
bijdragen aan het beleid. Deze leden vragen de regering te reflecteren op de mogelijkheid
om een bepaling op te nemen waarin staat dat de adviezen van de MRS openbaar worden
gemaakt en actief worden gepubliceerd.
Volgens de leden van de Partij voor de Dieren-fractie is het onduidelijk wat er wordt
gedaan met de zorgen die omwonenden kenbaar hebben gemaakt over een goede informatiepositie
door toegang te krijgen tot documentatie van het ministerie of de luchtvaartsector.
Het ministerie zegt ervoor verantwoordelijk te zijn dat alle nodige informatie bij
de MRS beschikbaar komt. Deze leden vragen hoe op het ministerie wordt bepaald wat
«de nodige informatie» precies inhoudt. Betekent dit dat alle informatie die eventueel
relevant zou kunnen zijn voor de MRS gedeeld wordt met de MRS? En als dit een keer
echt niet kan, dat dan duidelijk wordt gemaakt welke documenten niet gedeeld gaan
worden en waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat daarnaast door omwonenden
wordt gevraagd om een sterkere rol van bewoners in de MRS en minder invloed van het
bedrijfsleven, door geen vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in de raad te faciliteren.
Het bedrijfsleven ervaart namelijk niet de overlast. De regering zegt deze informatie
pas eventueel mee te willen nemen bij een evaluatie, omdat dit niet in het ontwerpbesluit
stond dat in 2022 is vastgesteld. Daarover hebben deze leden meerdere vragen. Wanneer
staat deze evaluatie gepland en welke rol heeft het bedrijfsleven nu in de MRS? Is
het niet passender om dit logische verzoek nu al mee te nemen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat in het wetsvoorstel wordt
geregeld dat Schiphol, de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en de luchtvaartmaatschappijen
geen lid zijn van de MRS, aangezien overleg tussen het ministerie en de sector inmiddels
plaatsvindt in een regulier overleg. Is de regering het met deze leden eens dat het,
los van een ander overleg, onlogisch is dat deze partijen zouden deelnemen aan de
MRS, aangezien ze geen omwonenden zijn of maatschappelijke organisaties? Zitten deze
partijen nog wel in de CRO? Zo ja, is dat niet onlogisch als een regulier overleg
bij de MRS als reden wordt gegeven dat de partijen niet deelnemen aan de MRS? Daarnaast
vragen deze leden wat dit reguliere overleg precies inhoudt. Welke onderwerpen worden
daar besproken en hoe vaak vindt dit plaats? Worden de notulen van deze overleggen
openbaar gemaakt wanneer daar relevante agendapunten bijzitten voor de MRS?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreuren het dat deze mogelijkheid
niet gelijk wordt benut om structurele verbeteringen in de MRS te bewerkstelligen.
De manier waarop de MRS gestructureerd is rondom de baanindelingen lijkt niet optimaal,
omdat kan worden besloten op een baan minder te vliegen, maar deze overlast naar een
andere baan te verplaatsen. Hierdoor kunnen groepen omwonenden tegen elkaar opgezet
worden en mist een holistische aanpak. Kan de regering hierop reflecteren? Daarnaast
is in het verleden al meerdere keren geen advies gevraagd door de Minister aan de
MRS. Hoe gaat deze wetswijziging voorkomen dat de MRS opnieuw buitenspel kan worden
gezet?
Probleemomschrijving en aanpak
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de oprichting van de MRS bijdraagt aan overleg
en samenwerking die noodzakelijk zijn tussen sector en omgeving.
De leden van de BBB-fractie vragen of met de afbakening van het «beperkingengebied»
voor de CRO’s tot de geluidscontour van 48 dB(A) Lden recht wordt gedaan aan alle omwonenden die hinder ondervinden. Er is voor de CRO's
gekozen voor een contour van 48 dB(A) Lden, terwijl voor de MRS een 45 Lden-contour wordt gehanteerd. Is het niet zo dat ook omwonenden buiten deze contour,
bijvoorbeeld zij die onder aanvliegroutes wonen, ernstige hinder kunnen ervaren en
dus een legitiem belang hebben om ook vertegenwoordigd te zijn? Hoe wordt gewaarborgd
dat hun belangen voldoende worden meegenomen, als zij niet formeel lid kunnen zijn
van de CRO?
CRO
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog een vraag over de samenwerkingsovereenkomst
die tussen Royal Schiphol Group en Groningen Airport Eelde is getekend. Op basis daarvan
wordt samengewerkt om meer bestemmingen vanaf Groningen Airport Eelde te ontwikkelen.
Deze samenwerkingsovereenkomst is relevant voor zowel de MRS, de CRO, als de Tweede
Kamer, aangezien de Staat een meerderheidsbelang heeft in Schiphol. Kan deze samenwerking
openbaar worden gemaakt?
Aanleiding
De leden van de NSC-fractie constateren dat met het wetsvoorstel beoogd wordt om de
Commissies Regionaal Overleg van de luchthavens Groningen, Rotterdam, Maastricht en
Lelystad, alle zogenoemde «overige burgerluchthavens van nationale betekenis», te
versterken. Deze leden wijzen erop dat ook Eindhoven Airport een belangrijke rol in
de burgerluchtvaart vervult en vragen of overwogen is om ook deze luchthaven in het
wetsvoorstel te betrekken. Voorts vragen deze leden om een vergelijking tussen de
positie van de Commissie Overleg & Voorlichting Milieu Vliegbasis Eindhoven (COVM
Eindhoven) en die van de CRO’s, zoals die in dit wetsvoorstel voorzien is.
Gevolgen
De leden van de NSC-fractie constateren dat er in de memorie van toelichting geen
constitutionele paragraaf is opgenomen waaruit duidelijk wordt of er constitutionele
aspecten in het geding zijn en, zo ja, welke. Deze leden vragen of alsnog een constitutionele
paragraaf opgesteld kan worden.
MRS
Participatie
De leden van de PVV-fractie vragen of een omwonende van Schiphol die werkzaam is in
de luchtvaart of bij vliegreisorganisaties, ook toegelaten zou moeten worden in de
MRS om een maatschappelijk evenwichtige afspiegeling van de omgeving Schiphol te waarborgen.
Deze leden ontvangen signalen dat omwonenden die werkzaam zijn in de luchtvaart of
bij vliegreisorganisaties, worden uitgesloten van de MRS en vragen of dit klopt. Deze
leden vragen of deelname aan de zogenaamde «open schil» voor omwonenden werkzaam in
de luchtvaartsector niet resulteert in een gebalanceerde maatschappelijke afspiegeling
van de omgeving van Schiphol binnen de MRS, omdat zij niet dezelfde rechten hebben
als MRS-leden.
Het lid van de JA21-fractie leest dat binnen de MRS omwonenden, experts en maatschappelijke
organisaties rondom Schiphol met elkaar in gesprek gaan over de ontwikkeling van de
luchthaven en adviezen uitbrengen aan de Minister van IenW. Hoe verklaart de regering
dat een reizigersorganisatie voor het openbaar vervoer (ROVER) wel lid is van de MRS,
maar reis- en reizigersorganisaties, zoals de ANVR, in de luchtvaart uitgesloten worden?
Het lid van de JA21-fractie vraagt hoe de regering een mogelijk belangenconflict bij
leden van de MRS die ook actief of bestuurslid zijn in belangengroepen zoals Minder
Hinder Gooise Meren, Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder, etc. of ook (lokaal)
politiek actief (geweest) zijn, beoordeelt. Waarom verschilt dit belang met omwonenden
die in de luchtvaart werkzaam zijn (geweest) of vertegenwoordiger zijn van reizigersorganisaties?
Het lid van de JA21-fractie heeft enige zorgen over de motiveringen die ten grondslag
liggen aan dit wetsvoorstel. Was een verankering van diverse belangengroepen die zich
tegen luchtvaart(geluid) keren binnen de MRS ook het doel van dit wetsvoorstel? Waarom
is er niet gekozen in de statuten om ruimte te creëren voor belangengroepen die zich
uitspreken voor luchtvaart?
Het lid van de JA21-fractie vraagt of oprichting van de MRS is bedoeld om de vertegenwoordiging
van de maatschappelijke omgeving van Schiphol te verbeteren of om bewoners die actief
bezig zijn met beïnvloeding van Schipholbeleid te bundelen.
Financiën
De leden van de NSC-fractie lezen dat er tot en met 2026 uitgegaan wordt van een budget
van 1,25 miljoen euro per jaar voor de MRS en dat hiervoor tot en met 2026 1.205.000 euro
per jaar gereserveerd is in de begroting van het ministerie. Deze leden constateren
dat hier een gat van 45.000 euro zit. Kan de regering hierover duidelijkheid scheppen?
De leden van de D66-fractie merken op dat uit het hoofdlijnenverslag van de internetconsultatie
blijkt dat de regering bewust niet heeft gekozen voor een wettelijk budget voor de
MRS. De regering geeft aan dat zij dit in de reguliere begrotingscyclus los van het
wetsvoorstel gaat bepalen. Deze leden zijn van mening dat dit onvoldoende waarborgen
geeft voor een effectief en onafhankelijk adviesorgaan en vraagt de regering hierop
te reflecteren. Zij vraagt de regering hoe zij aankijkt tegen een minimumbudget voor
de MRS of een algemene verplichting voor de regering om de MRS te financieren.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of het gebrek aan slagkracht,
dat wordt genoemd, als meer gemeentes zouden deelnemen aan de CRO, niet vooral wordt
veroorzaakt door een te beperkt budget van zowel de CRO als het MRS. Zo is er onvoldoende
budget om goede deskundigen in te kunnen huren. Kan de regering hierop reflecteren?
Lidmaatschap gemeenten koppelen aan het beperkingengebied 48 Lden-geluidbelasting
De leden van de NSC-fractie constateren dat er een uitzondering gemaakt wordt voor
de gemeente Almere, omdat zij reeds deel uitmaakt van de CRO. Deze leden vragen of
er andere gemeenten zijn die nu deel uitmaken van een CRO en dat na dit wetsvoorstel
niet meer zullen doen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen waarop wordt gebaseerd dat de
slagkracht wordt ondergraven als gemeenten buiten de 48db(A)-Lden-contour zouden deelnemen aan de CRO. Welke maatregelen zouden genomen kunnen worden
om dat neveneffect te beperken? Ook vragen deze leden of er geen tussenvorm mogelijk
is waarbij gemeenten wel allemaal proactief een uitnodiging ontvangen om deel te nemen,
zonder dat het ze verplicht wordt.
ARTIKELSGEWIJS
ARTIKEL I
Onderdeel A
De leden van de VVD-fractie vragen de regering te bevestigen dat het experiment geen
doorgang kan vinden, wanneer uit het overleg met de luchthaven en luchtvaartmaatschappijen
als bedoeld in het voorgestelde achtste lid volgt dat een voorgesteld experiment nadelige
gevolgen kan hebben voor de capaciteit op de luchthaven.
Onderdeel B
Artikel 8.35
Eerste lid
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering het met deze leden eens is dat werknemers
en reizigers een legitiem belang hebben en een stem verdienen in een maatschappelijke
raad voor beleid dat Schiphol aangaat. Waarom wel? Waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de statuten van de MRS ten aanzien van weigeringsgronden
op basis waarvan verkiezingen ruimte zouden bieden aan een vertegenwoordiging van
ook werknemers of reizigers, zich verhouden tot de huidige opzet van de MRS waar geen
betrokkenheid is vanuit de luchtvaart. Deze leden vragen om een toelichting.
Artikel 8.36
De leden van de PVV-fractie vragen op basis van welke argumentatie, in overeenstemming
met de statuten (art. 4 onder 3), een omwonende wordt uitgesloten wanneer hij of zij
werkzaam is in de luchtvaartsector, terwijl een omwonende die actief is binnen platformen
of netwerken gericht op beïnvloeding van het Schipholbeleid niet. Geldt in beide gevallen
niet eenzelfde kans op een belangenconflict? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de regeling in ieder geval zal worden bepaald
dat de leden geen zitting hebben in of werkzaam zijn voor overheidsorganen of de luchtvaartsector
om hun onafhankelijkheid te waarborgen. Deze leden constateren dat veel werknemers
van de luchtvaartsector ook wonen rondom Schiphol. Deze leden zijn van mening dat
een omwonende van Schiphol een omwonende is, ongeacht zijn of haar werk. Deze leden
vragen hoe de MRS een representatieve afspiegeling kan zijn van bewoners in de omgeving
van Schiphol, wanneer omwonenden die werkzaam zijn in de luchtvaartsector worden uitgezonderd
van posities binnen de MRS.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de regering het gerechtvaardigd acht
om medewerkers in de luchtvaarsector uit te sluiten wanneer de doelstellingen van
de MRS zijn om ook groepen te vertegenwoordigen «van wie de belangen of achterban
geraakt kunnen worden door de vraagstukken waar de MRS zich mee bezighoudt»? Deze
leden vragen de regering of deze uitsluiting wenselijk is. Waarom wel? Waarom niet?
Deze leden constateren dat op basis van art. 4 onder 3 van de Statuten van de MRS
vertegenwoordigers geen dubbele pet mogen hebben. Deze leden vragen de regering wat
dit betekent voor vertegenwoordigers die een actieve rol hebben of hadden bij (belangen)organisaties
gericht op luchtvaartbeleid of Schipholbeleid. Zouden zij dan ook niet als vertegenwoordigers
uitgesloten moeten worden? Waarom wel? Waarom niet?
De leden van de NSC-fractie vragen om een nadere toelichting waarom er in het voorgestelde
eerste lid gekozen wordt voor een ministeriële regeling om nadere regels te kunnen
stellen over de taken en de samenstelling van de MRS. Is ook overwogen om dergelijke
regels in een algemene maatregel van bestuur vast te laten leggen? Welke voor- en
nadelen ziet de regering daarbij? Tevens vragen deze leden om een nadere duiding van
wat voor soort bepalingen in deze regeling opgenomen zouden kunnen worden. Kunnen
hiervan voorbeelden gegeven worden?
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de MRS goed gepositioneerd is
om advies te geven. Hierbij hoort dat de MRS in staat moet zijn om gevraagd, ongevraagd
en in de vroege fase van beleid advies te kunnen geven. Hoe eerder de MRS om een advies
wordt gevraagd in het beleidsvormingsproces, hoe groter de invloed ervan. Daarom vragen
deze leden hoe de regering kijkt naar een waarborg om de MRS vroegtijdig in beleidsvormingsproces
te betrekken. Daarnaast vinden deze leden het belangrijk dat de MRS een goede informatiepositie
heeft om beleid op te baseren. Daarom vragen de leden hoe de regering aankijkt tegen
wettelijke waarborgen met betrekking tot het recht op informatie voor de MRS.
Artikel 8.37
De leden van de NSC-fractie vragen om een nadere toelichting waarom er in het voorgestelde
vierde lid gekozen wordt voor een ministeriële regeling om nadere regels te kunnen
stellen over de eventuele ontbinding van de MRS door de Minister. Is ook overwogen
om dergelijke regels in een algemene maatregel van bestuur vast te laten leggen? Welke
voor- en nadelen ziet de regering daarbij? Voorts vragen deze leden om een nadere
toelichting in wat voor gevallen hieraan gedacht zou kunnen worden. Kan de regering
bevestigen dat een dergelijk besluit tot ontbinding door de Minister alleen in een
uiterst noodscenario plaats zal moeten vinden (en daarmee een laatste redmiddel is)
en pas ingezet dient te worden wanneer alle alternatieven zijn uitgeput?
De leden van de D66-fractie constateren dat in de wet is opgenomen dat de Minister
de voorzitter van de MRS benoemt, schorst en ontslaat. De voorzitter heeft vervolgens
de bevoegdheid om leden te benoemen, schorsen en ontslaan. Deze leden maken zich zorgen
over de onafhankelijkheid van de MRS. Hoe wordt gewaarborgd dat de MRS onafhankelijk
kan opereren als de Minister de voorzitter benoemt? Waarom wordt er niet voor gekozen
om de leden een eigen voorzitter te laten kiezen?
Artikel 8.38
De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke wijze alsnog kan worden gewaarborgd
dat omwonenden van Schiphol die in de luchtvaartsector werkzaam zijn, hun hinderbeleving
kunnen delen, gelet op het feit dat deze omwonenden niet welkom zijn volgens het Reglement
Bewonersvertegenwoordiging.
ARTIKELEN IV EN V
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat met het instellen van de MRS een aantal
partijen uit de huidige CROS hun al vastgelegde wettelijke taak op basis van artikel 8.23a
van Wet Luchtvaart, niet meer kunnen en mogen uitoefenen om advies uit te brengen
of een experiment een gunstig effect kan hebben op de hinderbeleving. Deze leden vragen
hoe de regering hiertegen aankijkt. Vindt de regering dit gewenst?
De voorzitter van de commissie, Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.