Lijst van vragen : Lijst van vragen inzake Stand van zaken wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 (Kamerstuk 32140-216)
2025D01367 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Financiën heeft over een brief van de Staatssecretaris van
Financiën inzake de stand van zaken van het wetsvoorstel werkelijk rendement box 3
(Kamerstuk 32 140, nr. 216) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Staatssecretaris voorgelegd.
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
Nr
Vraag
1
Kunt u een korte toelichting geven hoe het totale aantal van 1.757 fte’s die nodig
zijn voor de uitvoering van het rechtsherstel voor de behandeljaren 2024 tot en met
2026 tot stand is gekomen?
2
In hoeverre wordt er ingezet op automatisering met betrekking tot het rechtsherstel?
3
In welke mate kan de tegenbewijsregeling bij de startvariant (nulvariant) worden geautomatiseerd?
4
In hoeverre zorgt de voorgestelde stijging van het forfait voor overige bezittingen
voor een hogere administratieve last voor de Belastingdienst in verband met de tegenbewijsregeling?
5
In hoeverre komt de budgettaire opbrengst van het dekkingspakket (verlagen van het
heffingsvrije vermogen, het verhogen van het forfait over overige bezittingen en het
meenemen van huurinkomsten en voordelen als gevolg van eigen verbruik) in gevaar door
extra bezwaren naar aanleiding van de tegenbewijsregeling?
6
Hoeveel procent van de belastingplichtigen in box 3 gaat naar verwachting gebruikmaken
van de tegenbewijsregeling?
7
Met welk bedrag wordt de opbrengst van box 3 naar verwachting verlaagd door bezwaarmakers
via de tegenbewijsregeling?
8
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de totale budgettaire derving
in box 3? Kan dit in een tabel worden weergegeven met uitsplitsing per arrest en per
jaar waarin de derving plaatsvindt, met daarbij ook de gekozen dekking (ook als die
nog ontbreekt, dus graag vier kolommen: bedrag, jaar, arrest waar de derving uit voortkomt
en dekking)?
9
Zijn er juridische mogelijkheden voor een vermogensbelasting met het vermogen als
grondslag en dus niet het inkomen uit vermogen? Zo nee, welke redenen en argumenten
zijn er waarom een dergelijke belasting niet juridisch houdbaar zou zijn? Is een vermogensbelasting
alleen juridisch houdbaar als de heffing niet groter is dan het behaalde rendement
op het vermogen? Zou de vermogensbelasting die vóór 2001 in Nederland bestond heringevoerd
kunnen worden? Zou deze met een hoger tarief nog steeds juridisch houdbaar zijn? Hoe
hoog kan het tarief maximaal zijn in een juridisch houdbare vermogensbelasting?
10
Is het (juridisch) mogelijk een vermogensbelasting in te voeren met tegenbewijsregeling,
waarbij het vermogen de grondslag is, maar de heffing nooit uitkomt boven het genoten
inkomen uit vermogen? Wat zou de budgettaire opbrengst van zo’n heffing zijn bij een
tarief van 2,5 procent en een heffingsvrij vermogen van 100.000 euro? En bij een heffingsvrij
vermogen van 1.000.000 euro?
11
Wat is de ondergrens van het vermogen van de rijkste één procent van Nederland? Hoeveel
bezit de rijkste één procent minimaal aan vermogen?
12
Is bij het afschaffen van de vermogensbelasting per 2001 ook overwogen deze te hervormen,
of te combineren met een andere heffing? Zo ja, wat zijn de overwogen alternatieven?
13
Hoeveel miljonairs zijn er op dit moment in Nederland? Hoeveel belasting betalen zij
gemiddeld over het inkomen uit hun vermogen?
14
Hoeveel miljardairs zijn er op dit moment in Nederland? Hoeveel belasting betalen
zij gemiddeld over het inkomen uit hun vermogen?
15
Op welke aannames is de huidige raming van de budgettaire derving door gebruik van
een tegenbewijsregeling gebaseerd? Klopt het dat bij gebruik van de tegenbewijsregeling
het heffingsvrij vermogen niet wordt genomen? Klopt het dat de budgettaire derving
daardoor lager uit zou kunnen vallen dan de raming? Is dit een reden om de raming
aan te passen?
16
Wat zou de budgettaire opbrengst zijn van het betrekken van de eigen woning in de
voorgestelde vermogenswinstbelasting? Zou dit uitvoerbaar zijn per 2028?
17
Wat zijn de juridische, financiële en maatschappelijke risico’s van het blijven hanteren
van het huidige forfaitaire rendement op de korte termijn en eventueel lange termijn?
18
Kunt u uiteenzetten welke maatregelen worden genomen om de uitvoerbaarheidsproblemen
en juridische gebreken, zoals die door de Raad van State zijn opgemerkt, aan te pakken?
19
Welke specifieke aanpassingen aan het wetsvoorstel worden door het kabinet overwogen
naar aanleiding van het advies van de Raad van State? Zijn er alternatieve scenario’s
overwogen en zo ja, welke?
20
Welke stappen worden er ondernomen door het kabinet om te voorkomen dat verdere vertraging
voor de invoering van het nieuwe box 3-stelsel optreedt en welke garanties kunnen
hiervoor worden gegeven?
21
Welke maatregelen worden er genomen om belastingplichtigen te ondersteunen bij het
correct bepalen van de economische huurwaarde?
22
Welke risico’s ziet het kabinet bij de uitvoering van de tegenbewijsregeling en welke
oplossingen zijn er voor deze risico’s?
23
In welke mate zal het aantal fte’s dat benodigd is voor de uitvoering van het rechtsherstel,
dat voor de behandeljaren 2024 tot en met 2026 is berekend op 1757 fte’s, na 2026
afnemen? Hoe wordt deze personele opgave ingevuld? Kunnen de kosten hiervoor nader
in kaart worden gebracht met uitsplitsing naar kosten voor inhuur van derden en apparaatskosten?
Hoe verhoudt de behoefte aan (extra) fte’s zich tot de beoogde (aanzienlijke) uitstroom
van werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken de komende jaren?
24
Wat zijn de financiële kosten en baten van het invoeren van de nieuwe wet voor de
staat?
25
Kunt u voor de periode 2024–2028 per jaar een compleet overzicht geven van alle (mogelijke)
tegenvallers op box 3 (incl. totaalbedragen per jaar) en op welke wijze deze (voorlopig)
zijn gedekt (graag per onderdeel uitsplitsen)? Kunt daarbij tevens vermelden welk
deel van de bedragen wel en niet reeds is ingevuld en wanneer daarover besloten zal
worden?
Kunt u ingaan op de mening van belastingexperts dat de schade voor de schatkist van
de arresten uit juni 2024 eerder in de buurt van de drie miljard euro ligt dan rond
de tien miljard euro (zie: Het Financieele Dagblad d.d. 15 januari 2024; Waarschuwing experts: reken je niet rijk met teruggave box 3). Wilt u ingaan op deze mening over de omvang van de derving discrepantie en duiden
waar de discrepantie zit?
26
Hoe reflecteert u, gelet op het in de vorige vraag genoemde bericht van het Financieele
Dagblad, op de stelling van de experts dat de raming voor de belastingderving veel
te hoog is?
27
Kan uitgebreid worden ingegaan op de wijze waarop de totale belastingderving als gevolg
van de box 3-problematiek is geraamd? Hoe wordt deze belastingderving vastgesteld?
Wordt hierbij een situatie zonder invoering van heffing daadwerkelijk rendement (huidige
situatie) vergeleken met de situatie waarin daadwerkelijke heffing wel plaatsvindt?
Of is het zo dat de huidige situatie wordt vergeleken met de situatie van voor het
Kerstarrest (eventueel gecorrigeerd voor de huidige economische situatie)? Wie, of
welke organisatie berekent deze belastingderving en op basis van welke gegevens? Is
deze belastingderving daadwerkelijk 16 miljard euro in totaal en 2,4 miljard euro
in 2027?
28
Is het correct dat u (voorlopig) voornemens bent om de dekking te zoeken binnen het
domein van box 3 middels, onder andere, verhoging van de forfaitaire percentages?
Kunt u nader toelichten waarom u voor deze route kiest en welk (juridisch) risico
kleeft aan het verder verhogen van de forfaitaire percentages?
29
Kunt u, gelet op het feit dat in de Najaarsnota staat dat box 3 door het CBS mogelijk
aan 2025 wordt toegerekend, aangeven welk deel in 2024 is ingeboekt en tevens specifiek
welk deel in deze kabinetsperiode (per jaar)?
30
Welke mogelijke negatieve gevolgen hebben het aanpassen van de berekeningswijze van
het forfaitaire rendement voor overige bezittingen door huurinkomsten en voordelen
als gevolg van eigen gebruik mee te rekenen en het verlagen van het heffingsvrije
vermogen voor de burgers?
31
Kunt u aangeven op welke wijze het rendement zal worden berekend met het toekomstige
stelsel in box 3 (inclusief voorbeelden en verschillende soorten inkomsten)?
32
Kunt u een aantal varianten geven van hoe vermogens in andere landen worden belast?
33
Hoeveel benodigde capaciteit (in fte) heeft de Belastingdienst te kort voor implementatie
van het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3in de huidige vorm per 1 januari
2027?
34
Kan een uitgewerkt tijdspad met de Kamer worden gedeeld om de Wet werkelijk rendement
box 3 uiterlijk op 15 maart 2026 te hebben aangenomen?
35
Welke mate van complexiteit wordt, gelet op het feit dat gebruik van de tegenbewijsregeling
in de situatie dat het rendement lager is dan het forfait zo eenvoudig mogelijk wordt,
toegevoegd als het gaat om kostenaftrek (forfaitair of werkelijk) en verliesverrekening?
36
Kan inzicht worden gegeven in het aantal lopende procedures en de rechtsvragen die
nog voorliggen?
37
Welke uitspraken zijn sinds de brief van 13 december 2024 gepubliceerd, wat zijn de
uitkomsten daarvan, en welke budgettaire of andere consequenties volgen hieruit?
38
Welke onderdelen maken de Wet werkelijk rendement box 3 minder begrijpelijk voor belastingplichtigen
en is daarbij rekening gehouden met het (waarschijnlijk bovengemiddelde) doenvermogen
van deze doelgroep?
39
Welke onderdelen maken de Wet werkelijk rendement box 3 moeilijker uitvoerbaar voor
de Belastingdienst?
40
De noodzakelijke tegenbewijsregeling vraag het nodige van de uitvoering. Door het
forfait hoger vast te stellen (conform voorstel technische invulling) neemt het aantal
belastingplichtigen dat gebruik gaat maken van de tegenbewijsregeling toe. Met hoeveel?
41
Kan het advies van de landsadvocaat naar de juridische houdbaarheid van een nettovastgoedbijtelling
met de Kamer worden gedeeld?
42
Kunnen de resultaten van het marktonderzoeksbureau Blauw (burgerpanel) hoe burgers
naar de vastgoedbijtelling kijken met de Kamer worden gedeeld?
43
Wat is er nodig om verliesverrekening en kostenaftrek in te bouwen in de Wet tegenbewijsregeling
box 3? Per welk jaar kan dit worden gerealiseerd?
44
Zijn nog andere scenario’s uitgewerkt dan de vier geschetste scenario’s in de brief
van 13 december 2024? Zo ja, kunnen deze met de Kamer worden gedeeld?
45
Herkent u de analyse van ABN Amro MeesPierson dat veruit de meeste mensen geen recht
hebben op teruggave van belasting, omdat hun rendementen hoger zijn?
46
Is er in de onderzochte alternatieven ook gekeken naar het invoeren van een volledige
vermogenswinstbelasting? Zo niet, kan die optie alsnog in antwoord op deze vraag beoordeeld
worden?
47
Kan in meer detail worden uitgewerkt hoe de geraamde budgettaire derving tot stand
is gekomen? Hoe is deze verdeeld over verschillende vermogenscategorieën? Welk deel
van de belastingplichtigen zou recht hebben op een teruggave? Hoeveel zouden zij percentueel
te veel hebben betaald? Welke verdere getallen zijn er gebruikt en welke assumpties
zijn er gebruikt bij het ramen van de budgettaire derving?
48
Op welke momenten worden de ramingen voor de budgettaire derving herzien?
49
Zou het invoeren van een volledige vermogenswinstbelasting per 2027 uitvoerbaar zijn,
als het kabinet hiervoor de voorwaarde van een vooringevulde aangifte loslaat?
50
Welk deel van de dekking betreft het verlagen van het heffingsvrij vermogen? Welk
deel betreft het verhogen van het forfaitaire rendement?
51
Hoe verhoudt het doenvermogen voor box 3 aangiftes die niet vooringevuld zijn, zich
tot het doenvermogen voor het maken van bezwaar zoals de afgelopen jaren veelvuldig
is gedaan, en het aanleveren van de gegevens voor de huidige tegenbewijsregeling?
52
Wat zijn de gevolgen voor de vastgoedsector, en daarmee de huurmarkt, als het tarief
van box 3 nog verder wordt verhoogd?
53
Hoe heeft het aanbod van sociale huurwoningen zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld
qua hoeveelheid en qua prijs (weergegeven per jaar)?
54
Hoe heeft aanbod van middenhuurwoningen zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld qua
hoeveelheid en qua prijs (weergegeven per jaar)?
55
Hoeveel hoger zou de budgettaire derving zijn als, bijvoorbeeld forfaitair voor vastgoed,
kosten afgetrokken mogen worden van het rendement bij overige bezittingen in de tegenbewijsregeling?
56
Hoe heeft het aanbod vrije sector huurwoningen zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld
qua hoeveelheid en qua prijs (weergegeven per jaar)?
57
Kunt u een helder overzicht geven van de ontwikkeling van de vermogensongelijkheid
in Nederland van de afgelopen decennia?
58
Kunt u een schatting geven van de effecten van de derving in box 3 van de afgelopen
jaren en de komende jaren op de vermogensongelijkheid?
59
Neemt, mede gelet op het feit dat het CBS en het CPB tegengestelde berichten presenteren
over de trend wat betreft de vermogensongelijkheid in Nederland, volgens u de vermogensongelijkheid
nu af, of juist toe? Welke ontwikkelingen zijn hier zichtbaar, ook onder de motorkap?
60
Klopt het dat van alle EU-landen, alleen Roemenië, Bulgarije, Malta, Luxemburg en
Nederland géén vermogenswinstbelasting hebben?
61
Wat zijn de te verwachten gevolgen van het niet langer vrijstellen van groene-beleggingen
in box 3 op de hoeveelheid groene beleggingen?
62
Als gekozen wordt voor (een groter deel) vermogenswinstbelasting, hoe hoog zijn hier
de (eenmalige) kosten dan van?
63
Waar komen de verschillen vandaan tussen de door het Ministerie van Financiën ingeschatte
16 miljard euro derving van de box 3-hersteloperatie, en de inschatting van deskundigen
uit de praktijk (onder andere ABN AMRO en Grant Thornton) dat dit veel lager zal zijn,
misschien maar drie miljard euro?
64
Welke vermogensgroepen profiteren het meest van de huidige derving in box 3?
65
Welke vermogensgroepen profiteren het meest van een tegenbewijsregeling?
66
Klopt het dat het niet zinvol is voor een belastingplichtige om een opgaveformulier
in te sturen als het vastgestelde box 3 vermogen nihil is over een bepaald belastingjaar?
67
Kan, gelet op het feit dat de tegenbewijsregeling wordt gecodificeerd en het box 3-stelsel
daarmee naar verwachting juridisch houdbaar is, mits het tijdelijk is, een nadere
onderbouwing worden gegeven van juridisch houdbaar? Welke risico’s zijn er?
68
Kan de Kamer, gelet op het feit dat uit de (extern getoetste) staatssteunanalyse blijkt
dat het verschil in behandeling tussen onroerend goed en aandelen in start-ups ten
opzichte van het overige box 3-vermogen in het kader van staatssteun is gerechtigd,
een afschrift ontvangen van deze analyse?
69
Wat is, gelet op het feit dat om de gegevens over het werkelijke rendement van effecten
en spaartegoeden bij Nederlandse financiële instellingen in te kunnen winnen van voorinvulling
van de aangifte over het belastingjaar 2027, hiervoor uiterlijk 15 maart 2025 een
juridische basis dient te bestaan, hiervan de stand van zaken?
70
Wat is de uitkomst van het onderzoek naar hoeveel extra belastingplichtigen aangifte
over box 3 moeten gaan doen en vervolgens eventueel een beroep zullen doen op de tegenbewijsregeling
als het heffingsvrij vermogen wordt verlaagd?
71
De (aanvullende) dekkingsoptie beleidsmatig verlagen van het aanvangspunt toptarief
met 1.495 euro (2026) leidt tot overdekking. Hoeveel?
72
Versoberen mogelijkheden excessief lenen (dekkingsoptie). Met hoeveel wordt het toegestane
bedrag verlaagd?
73
Wat is de onderbouwing voor het uitgangspunt dat de dekking zoveel mogelijk gevonden
moet worden bij belastingplichtigen die ook profiteren van het jaar uitstel van de
Wet werkelijk rendement box 3?
74
Is er een nadere onderbouwing van de volgende zinsnede in de beslisnota: «Het verhogen
van het forfait bijt niet met de woningbouwopgave omdat box 3 beleggers over het algemeen
weinig nieuwbouw realiseren, en heeft naar verwachting daarmee geen gevolgen voor
de totale woningvoorraad»?
75
Wanneer komt volgens de verwachting van het kabinet het wetsvoorstel Wet werkelijk
rendement box 3 naar de Kamer?
76
Is, gelet op het feit dat voor de uitvoering van het rechtsherstel (Wet tegenbewijsregeling
box 3) 1.757 fte’s benodigd zijn voor de behandeljaren 2024 tot en met 2026, dit het
aantal fte’s dat per behandeljaar benodigd zijn voor de uitvoering van het rechtsherstel,
of zijn dit het totaal aantal fte’s uitgespreid over drie behandeljaren? Kan worden
aangegeven hoeveel procent dit is van de totale hoeveelheid Fte’s binnen de belastingdienst?
Kan het kabinet de Kamer op de hoogte stellen van het totaal aantal aanvragen voor
rechtsherstel? Hoeveel opgaveformulieren zullen er naar schatting worden ingestuurd?
77
Wat zou het tijdpad zijn als gekozen wordt om de vermogenswinstbelasting te laten
vallen en alleen voor een vermogensaanwasbelasting te gaan? Is invoering hiervan per
2027 realistischer/haalbaarder dan de genoemde variant 2, waarin per 2028 alsnog een
vermogenswinstbelasting wordt toegevoegd?
78
Kan worden aangeven wat de inkomstenderving zou zijn bij invoering van alternatief 2
(Vermogensaanwasbelasting: In twee stappen invoeren van Wet werkelijk rendement box
3)? Betekent de vermogensaanwasbelasting dat de aanwas belast gaat worden tegen 367
procent? Kan worden aangeven of, bij gebruikmaking van alternatief 2, het mogelijk
is dat de belastingschuld die volgt uit de vermogensaanwas van onroerend goed en aandelen
in start-ups wordt omgezet in een latente belastingschuld die bij verkoop van dit
vermogen pas opeisbaar wordt en verrekend kan worden met de vermogenswinstbelasting?
79
Kan worden aangegeven hoe alternatief 3 (vermogensbelasting) verschilt van de vermogensbelasting
zoals die had te gelden voor de invoering van box 3 in 2001 in de inkomstenbelasting
(Wet op de Vermogensbelasting met een tarief van 0,08 procent)? Doet een vermogensbelasting
zoals alternatief 3 een kleiner beroep op de ICT-capaciteit en de uitvoering uitgedrukt
in fte’s? Wat zijn voor- en nadelen van een vermogensbelasting en hoe verhouden deze
voor- en nadelen zich tot een heffing op het werkelijk rendement? Klopt het dat de
vermogensbelasting van 0,08 procent technisch uitvoerbaar was en er toen voldoende
data voorhanden waren om de hoogte van het vermogen vast te stellen? En dat er in
die tijd geen rechtszaken werden gevoerd tegen de heffing van deze vermogensbelasting?
Kan een dergelijk alternatief 4 onderzocht worden, waarbij dan ook overwogen kan worden
om box 3 af te schaffen en de vermogensbelasting budgettair neutraal te re-introduceren?
80
Is het invoeren van een vermogensbelasting per 2027 haalbaarder als de heffing op
werkelijk rendement wordt uitgesteld naar bijvoorbeeld 2030? Zou dit voldoende extra
tijd zijn om de genoemde anticumulatieregeling en internationale aspecten te onderzoeken?
Wat is de budgettaire opbrengst per jaar als gekozen wordt voor een heffing van één
procent over het vermogen per 2027, en een heffing op werkelijk rendement daarbovenop
(dus niet in plaats van) per 2030? Wat zou de eventuele derving in 2027, 2028 en 2029
zijn in dit scenario?
81
Waar is precies de tegenvaller van 2,55 miljard euro op gebaseerd? Welke aannames
zijn daarvoor gemaakt?
82
Wat zijn de verwachte budgettaire consequenties van de Wet tegenbewijsregeling box
3 per jaar?
83
Is de verhoging van het forfaitaire rendement juridisch houdbaar, en waarom?
84
In hoeverre is de voorgestelde verhoging van het forfait voor overige bezittingen
in 2026 opnieuw juridisch kwetsbaar? Hoeveel zal het gebruik van de tegenbewijsregeling
hierdoor toenemen?
85
Een van de plannen om de belastingderving te verminderen is door het forfait voor
overige bezittingen te laten stijgen met 1,78 procentpunt. Kan worden aangeven of
het gebruik van de tegenbewijsregeling toeneemt als gevolg van de stijging van het
forfait op overige bezittingen? Met hoeveel procent wordt verwacht dat het gebruik
van de tegenbewijsregeling toeneemt als gevolg van de stijging van het forfait met
1,78 procentpunt? Kan worden aangegeven wat een toename van het gebruik van de tegenbewijsregeling
betekent voor de uitvoeringscapaciteit in fte’s? Wegen deze extra belastinginkomsten
op tegen de extra uitvoeringscapaciteit die benodigd is voor de afhandeling van tegenbewijsregeling?
86
Welke dekking wordt er gevonden voor het gat van 14 miljard euro, dat is geslagen
door de arresten van de Hoge Raad?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.