Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over verlenging van de Subsidieregeling Wonen en Zorg (Kamerstuk 29389-144)
2025D01302 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 5 december 2024 inzake Verlenging van de Subsidieregeling
Wonen en Zorg (Kamerstuk 29 389, nr. 144).
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de Verlenging
van de Subsidieregeling Wonen en Zorg en hebben hierover nog enkele aanvullende vragen.
Het is voor de leden van de PVV-fractie duidelijk wat de meerwaarde van de subsidie
in de initiatieffase is, in haar brief schrijft de Minister dat er voor de planontwikkelfase
ook sprake «lijkt te zijn van een meerwaarde». Waar blijkt dit uit?
In het onderzoek van Dialogic Innovatie & Interactie wordt geconcludeerd dat de regeling
de minst toegevoegde waarde heeft in de bouw- en nafinancieringsfase. Met name omdat
er maar twee aanvragen voor zijn geweest. In het onderzoek wordt aangegeven dat aanvragen
voor deze borgstelling mogelijk nog op gang moet komen, vanwege het feit dat deze
aanvraag zich aan het einde van het bouwproces bevindt. Tevens is tijdens het onderzoek
de focus qua respondenten gelegd op koopwoningen, terwijl de borgstelling in de bouw-
en nafinancieringsfase bestemd is voor verhuur van woningen. Waarom is hiervoor gekozen?
Geeft dit wel een reëel beeld? Zijn er nog verbetermogelijkheden met betrekking tot
deze fase om ervoor te zorgen dat deze maximaal benut wordt voor de bouw van huurwoningen
zoals beoogd wordt? In het onderzoek wordt gesteld dat projecten die in deze fase
terecht komen vaak al voorzien zijn van financiering, maar mag dit gezegd worden op
basis van deze onderzoeksgegevens? Of zou het mogelijk kunnen zijn dat deze regeling
nog niet genoeg bekend is? Of elders toch nog in knelpunten voorziet en men er daarom
geen gebruik van maakt?
Uit eerdere enquêtes bleek dat onder degenen die een subsidie hadden gekregen voor
de initiatieffase, er ook behoefte te zijn aan de tweede fase. Hoe komt het dat er
verwacht wordt dat het totaal aan benodigde middelen lager is dan eerder ingeschat?
Hoeveel woningen zijn er met de huidige regeling gerealiseerd? Kan er een inschatting
gemaakt worden over de te realiseren woning(en) met behulp van de regeling die verlengd
gaat worden? Wat is de verhouding tussen particulieren, wooncoöperaties en bedrijven,
zoals bijvoorbeeld private investeerders die gebruik hebben gemaakt van deze regeling?
Deze regeling heeft als doel het stimuleren van de ontwikkeling en totstandkoming
van vernieuwde, kleinschalige en geclusterde woonzorgarrangementen voor mensen met
een laag- of middeninkomen met levensloopbestendige of gemakkelijk aanpasbare woningen.
Hoe wordt er rekening mee gehouden dat er ook daadwerkelijk voor deze doelgroep gebouwd
wordt? Wordt dit ook gecontroleerd? Hoe wordt voorkomen dat vermogende mensen of partijen
die zelf in de woning gaan wonen profijt hebben van deze regeling? Wordt er rekening
mee gehouden dat dit een oorzaak zou kunnen zijn van het feit dat er nauwelijks gebruik
is gemaakt van de bouw- en nafinancieringsfase?
Genoemde leden zijn benieuwd waar we op dit moment staan met de landelijke opgave
om t/m 2030 290.000 woningen te bouwen die geschikt zijn voor ouderen. Wat zijn de
verwachtingen qua haalbaarheid ten opzichte van dit doel? Graag een reactie op zowel
de 170.000 nultreden woningen, 80.000 geclusterde woningen en de 40.000 zorggeschikte
geclusterde woningen die beoogd zijn
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen tot
een hernieuwde vaststelling van de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Hier hebben zij
nog enkele vragen en opmerkingen over.
Genoemde leden hebben kennisgenomen van de conceptversie van de beoogde regeling.
Zijn er maatregelen genomen om de administratieve lasten te verlagen voor het aanvragen
en verkrijgen van de subsidie? Zo ja, kunt u nader toelichten welke maatregelen er
genomen zullen worden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er in de periode van 4 april 2019
tot en met 3 april 2024 er voor 255 projecten subsidie is toegekend vanuit de Subsidieregeling
Wonen en Zorg. Zij vragen hierbij hoeveel van deze projecten ook woonvormen hebben
gerealiseerd die geschikt zijn voor ouderen met een (verstandelijke) beperking? Kunt
u ook toelichten hoe de spreiding van de initiatieven per regio eruitziet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tevens dat er een revolverend fonds
opgezet zal worden voor wooncoöperaties die ook kunnen bijdragen aan de opgave gericht
op wonen en zorg voor ouderen. Kunt u bevestigen of het al zeker is of de regeling
voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase samengevoegd kan worden
met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties? Zo nee, herkent u de zorgen
dat het schrappen van de borgstelling uit de subsidieregeling nog prematuur is gelet
op de mogelijke onduidelijkheid van een vervolg? Per wanneer zal dit fonds beschikbaar
zijn voor wooncoöperaties? Genoemde leden vragen tevens of er een risico bestaat dat
er veel initiatieven opgestart zullen zijn zonder financiële middelen voor uitvoering
en afronding. Zo ja, hoe groot wordt dit risico geacht? Zo nee, kunt u de argumentatie
delen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. De leden hebben nog de volgende vraag.
Heeft het samenvoegen van de regeling voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase
– met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties – als gevolg dat enkel wooncoöperaties
aanvragen voor eerstgenoemde regeling kunnen doen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de brief over de Verlenging van de Subsidieregeling
Wonen en Zorg met interesse gelezen. Daarover hebben de leden nog de volgende vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Kamer op de hoogte wordt gesteld over de
resultaten van de onderzoeken waaruit moet blijken of de regeling voor de plan ontwikkelfase
en de bouw- en na financieringsfase kan worden samengevoegd met de nieuwe regelingen
die Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan het opzetten is voor
wooncoöperaties. Genoemde leden vragen de Minister wanneer zij verwacht de Kamer op
de hoogte te kunnen stellen van deze resultaten.
De leden van de NSC-fractie lezen dat 41 van de 296 projecten die subsidie aangevraagd
hebben tussen 4 april 2019 en 3 april 2024 de subsidie niet gekregen hebben. Deze
leden vragen de Minister wat de redenen zijn voor het niet verlenen van subsidie aan
deze 41 aanvragen. Zijn de 41 aanvragers waarvan de subsidie afgewezen zijn ook bekend
met wat zij moeten verbeteren om wel in aanmerking te komen voor de subsidie?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het budgetplafond voor de initiatieffase verhoogd
is van 1 miljoen euro naar 1,25 miljoen euro met daarin de verdeling van maximaal
1.250 euro per wooneenheid en een maximum van 25.000 euro per woonarrangement. Genoemde
leden vragen de Minister hoe zij getoetst heeft of dit budget inclusief verdeling
toereikend zal zijn aan alle initiatieven die er momenteel liggen of verwacht worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brief met betrekking tot de
Verlenging van de subsidieregeling Wonen en Zorg. Deze leden zien de noodzaak voor
het organiseren van verschillende woonvormen voor ouderen. Deze subsidieregeling geeft
bij uitstek de mogelijkheid om ook kleinschalige en/of sociale initiatieven zoals
clusterwoningen te bevorderen. Genoemde leden vinden het een goede zaak dat de regeling
wordt verlengd en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie begrijpen uit de evaluatie van Dialogic dat de subsidieregeling
zowel in de initiatieffase als in de planontwikkelfase van meerwaarde is. Deze leden
lezen echter dat na de verlenging van de subsidieregeling enkel aanvraag kan worden
gedaan voor de initiatieffase. Kan de Minister deze keuze verder toelichten? Voorts
vragen zij of de Minister kan aangeven welke gevolgen dit heeft voor projecten die
reeds de initiatieffase hebben afgerond en steun nodig hebben in de planontwikkelfase.
Op welke wijze is de Minister voornemens om projecten die steun nodig hebben in de
planontwikkelfase en eventueel in de bouwfase anderszins te ondersteunen?
De leden van de D66-fractie zouden graag van de Minister een reflectie willen op het
risico dat in de afgelopen tijd veel projecten zijn ondersteund in de initiatieffase
en dat er momenteel een grote(re) golf aan projecten komt die ondersteuning nodig
hebben in de planontwikkelfase, maar hier niet voor in aanmerking komen omdat de subsidieregeling
daarvoor nu gesloten is. Is de Minister bereid de subsidieregeling alsnog open te
stellen voor de planontwikkelfase indien er geld overblijft en er wel mogelijkheden
zijn om op die manier projecten voor seniorenhuisvesting verder te brengen?
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat het maximale bedrag verhoogd is van
20.000 naar 25.000 euro vanwege de inflatie. Sluit dit bedrag goed aan bij de kostenstijgingen
bij deze projecten en kan de Minister dat cijfermatig onderbouwen? Is 25.000 euro
dan wel voldoende of kunnen op die manier veelbelovende projecten alsnog niet gerealiseerd
worden?
De leden van de D66-fractie merken op dat zij nog steeds veel signalen ontvangen vanuit
het land dat het veel te lang duurt om een initiatief voor seniorenwoningen van de
grond te krijgen. Welke acties heeft de Minister al afgerond in het eerste half jaar
om die looptijd te verkorten? En welke acties heeft u in gang gezet? Kunt u een reactie
geven op het onderzoek van Pointer1 dat gemeenten nauwelijks seniorenwoningen eisen bij nieuwbouw, ondanks de doelstellingen
van het kabinet? Kunt u ook een reactie geven op de vele signalen die deze leden ontvangen
dat gemeenten door personeelskrapte en financiële beperkingen (zeker na 2026 als de
bijdrage vanuit het rijk fors gekort wordt) te weinig ruimte hebben om initiatieven
voor seniorenwoningen te ondersteunen of de vergunningverlening spoedig te laten verlopen?
Is de doelstelling voor seniorenwoningen volgens de Minister nog wel haalbaar gegeven
de financiële ruimte van gemeenten vanaf volgend jaar en kunt u dat kwantitatief onderbouwen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Zij zijn positief gestemd dat deze wooninitiatieven
voor ouderen een duwtje kunnen krijgen om ze verder te onderzoeken en uit te werken.
Deze initiatieven komen immers vanuit de samenleving zelf. Genoemde leden begrijpen
de nieuwe subsidieregeling zo dat punt 2 (de planontwikkeling) en punt 3, van de oude
subsidieregeling komen te vervallen (dat de staat zich borg stelt voor een (achtergestelde)
lening van 15% van de stichtingskosten bij de bouwfase). Maar bleek dan uit de evaluatie
dat de initiatieven geen prijs stelden op deel 2 en 3 van de regeling?
De Minister wil punt 2 en 3 onderbrengen bij het Ministerie van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening. Is inmiddels zeker dat punt 2 en 3 van de oude regeling daar
ondergebracht kunnen worden? In de brief staat dat er wordt bekeken of de regeling
voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase «kan» worden samengevoegd
met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties. Kan de Minister de leden van
de CDA-fractie hierin geruststellen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vinden het zeer opmerkelijk dat de Minister ervoor kiest
om deze subsidieregeling uit te kleden, terwijl het aantal nieuwe ouderenwoningen
enorm achterblijft bij de gestelde doelen. Hoe verwacht de Minister deze doelen straks
wel te halen, als deze subsidieregeling nu ook nog wordt versmald?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of bij de besluitvorming over deze subsidieregeling
ook is gekeken naar uitbreidingen en/of aanpassingen van de regeling om deze effectiever
te maken. Als een deel van de huidige subsidiemogelijkheden namelijk slechts beperkte
toegevoegde waarde heeft, maar er ondertussen nog veel te weinig zorgwoningen gerealiseerd
worden, lijkt het logischer om te kijken naar mogelijkheden om meer resultaat te bereiken,
dan om het weinige wat nu gedaan wordt verder terug te brengen. Hoe kijkt de Minister
hiernaar?
De leden van de SP-fractie lezen in de evaluatie van de subsidieregeling dat deze
voor degenen die er gebruik van hebben gemaakt in de planontwikkelfase een meerwaarde
lijkt te zijn, ondanks dat dit slechts een beperkt aantal was. Toch kiest de Minister
ervoor om de subsidieregeling niet meer voor die fase beschikbaar te stellen. Waarom
maakt zij deze keuze?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister daarnaast wat deze afzwakking van deze
subsidieregeling zal betekenen voor de bouw van kleinschalige woon-zorgcomplexen zoals
zorgbuurthuizen. Wordt het hiermee niet nog lastiger om deze te realiseren?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.