Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vermeer over het rapport 'Het Windmolendrama' van Clintel
Vragen van het lid Vermeer (BBB) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over het rapport «Het Windmolendrama» van Clintel (ingezonden 1 november 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 16 december 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Het Windmolendrama» van Clintel?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom heeft u nog geen uitgebreid veldonderzoek laten uitvoeren naar de gezondheidsklachten
door laagfrequent geluid van windturbines, ondanks recente wetenschappelijke bevindingen?
Antwoord 2
De zorgen over mogelijke gezondheidseffecten van windturbines voor omwonenden neem
ik zeer serieus. In 2021 heeft het Ministerie van KGG het RIVM, in samenwerking met
de GGD, opdracht gegeven om het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid op te richten.
Dit expertisepunt houdt de internationale stand van kennis over de gezondheidseffecten
van windturbines actueel door middel van uitgebreide overzichtsstudies. Hinder door
windturbinegeluid is het meest beschreven en bewezen effect, en kan indirect andere
gezondheidsklachten veroorzaken. Het is begrijpelijk dat dit voor omwonenden een zorg
kan zijn. Onderzoeken naar slaapverstoring door windturbines laten verschillende resultaten
zien, waardoor er geen eenduidige conclusies kunnen worden getrokken. Voor andere
gezondheidseffecten, zoals hart- en vaatziekten en mentale gezondheid, is momenteel
onvoldoende bewijs dat deze samenhangen met het geluid of wonen in de buurt van windturbines.
Het is belangrijk dat we de bestaande kennis continu actualiseren en waar nodig uitbreiden.
In opdracht van het Ministerie van VWS heeft Nivel onlangs een verkenning uitgevoerd
op basis van gezondheidsregistraties van omwonenden van windturbines over een periode
van tien jaar (2012–2021). Deze analyse liet geen significant verband zien tussen
het wonen nabij windturbines of de ervaren geluidsniveaus en gezondheidsklachten die
bij de huisarts zijn gemeld1.
Dit onderzoek van Nivel is de basis voor de verdere verkenning van mogelijke gezondheidseffecten,
in aanvulling op de bestaande kennis. Daarnaast voert het RIVM, in opdracht van IenW
en KGG, een uitgebreid veldonderzoek uit. Dit onderzoek richt zich op de blootstelling-responsrelatie
in Nederland door het geluid van windturbines te koppelen aan ernstige geluidshinder
en slaapverstoring. De beleving van laagfrequent geluid van windturbines zal daarbij
ook verder worden onderzocht door het RIVM. Op basis van wetenschappelijke literatuur
geeft het RIVM overigens aan dat laagfrequent geluid geen andere effecten voor omwonenden
heeft dan «normaal» geluid. De resultaten hiervan worden eind 2026 verwacht. Er zijn
geen aanwijzingen dat eerder gevonden verbanden tussen windturbinegeluid en effecten
niet meer toepasbaar zouden zijn.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de huidige jaargemiddelde geluidsnorm (Lden) voor windturbines, gezien het rapport «Het Windmolendrama» waarin wordt gesteld
dat deze norm geen adequate bescherming biedt tegen geluidsoverlast?
Antwoord 3
De geluidsnormen zijn, in lijn met de WHO-advieswaarden en de normen voor andere geluidbronnen,
uitgedrukt in een jaargemiddelde geluidmaat, omdat deze aansluit bij de uit wetenschappelijk
onderzoek beschikbare hinderrelaties. Het plan-milieueffectrapport dat is opgesteld
voor nieuwe windturbinebepalingen laat zien dat een jaargemiddelde norm in de praktijk
ook het maximaal optredende geluidsniveau begrenst en bovendien ook de tijdsduur begrenst
dat het geluid maximaal mag zijn. De mate van bescherming hangt vooral af van de gekozen
normwaarde, waarvoor aansluiting wordt gezocht bij de WHO-advieswaarde.
Vraag 4
Waarom werd de Tweede Kamer in 2011 door het kabinet niet volledig geïnformeerd over
de waarschuwingen van TNO, RIVM en de Inspectie VROM inzake de gebrekkige geluidsnormen
voor windturbines?
Antwoord 4
De rapporten van TNO en RIVM zijn gepubliceerd en zijn gebruikt voor de normstelling
voor windturbinegeluid in 2011. Van de genoemde rapporten is alleen het rapport van
de Inspectie destijds niet geheel vrijgegeven omdat het persoonlijke beleidsopvattingen
bevatte. Uit de rapporten blijkt onder andere dat windturbinegeluid bij eenzelfde
geluidsniveau hinderlijker is dan bijvoorbeeld wegverkeer. Om die reden is voor een
strengere norm gekozen ten opzichte van de norm voor andere geluidsbronnen. Ook is
mede naar aanleiding van het rapport van de Inspectie een aparte norm voor de nacht
opgenomen ter bescherming tegen slaapverstoring en is extra aandacht besteed aan de
handhaafbaarheid van de normen in het reken- en meetvoorschrift. Dit is destijds ook
aangegeven in de Nota van Toelichting.
Vraag 5
Welke stappen neemt u om ervoor te zorgen dat toekomstige milieueffectrapportages
(MER) voor windturbinenormen onafhankelijk en volledig zijn, gegeven de zorgen over
betrokken adviesbureaus met banden in de windindustrie?
Antwoord 5
Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de procedure en voor de goede kwaliteit
van een (plan-)milieueffectrapportage. Milieueffectrapporten voor plannen worden beoordeeld
door de onafhankelijke Commissie voor de m.e.r. Ook is het milieueffectrapport onderdeel
van de geboden participatie en inspraak. Het milieueffectrapport wordt gebaseerd op
de actuele stand van de kennis en geeft eventuele hiaten hierin aan, maar richt zich
niet op het uitvoeren van nieuw onderzoek. De Commissie voor de m.e.r heeft in haar
advies over het opgestelde plan-MER voor de windturbinebepalingen geconcludeerd dat
het milieueffectrapport de milieugevolgen van verschillende milieunormen, waaronder
die voor geluid, over het algemeen nauwkeurig in beeld brengt. Er zijn geen aanwijzingen
gevonden voor aangetaste onafhankelijkheid of belangenverstrengeling bij betrokken
adviesbureaus.
Vraag 6
Welke maatregelen neemt u om ecologische schade door windturbines, zoals de impact
op vogel- en insectenpopulaties, te onderzoeken en te beperken?
Antwoord 6
In de huidige praktijk is onder andere toestemming op grond van de Omgevingswet nodig
voor een windproject. Bij de beoordeling van een aanvraag wordt gevraagd om een ecologische
toets naar het effect op (populaties van) vogels en vleermuizen. Bij het afgeven van
vergunningen worden in voorkomende gevallen ook mitigerende maatregelen zoals een
stilstandvoorziening bij bepaalde windturbines voorgeschreven.
Tijdens de EZK-begrotingsbehandeling van 2023 is € 25 miljoen vrijgemaakt om ecologie
en biodiversiteit te versterken bij hernieuwbare energieprojecten op land. Het budget
wordt over de RES-regio’s verdeeld die hiermee energieprojecten kunnen realiseren
en tegelijkertijd de lokale natuur kunnen verbeteren. De Natuur- en Milieufederaties
(NMF) en het Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NP RES) hebben een toolbox
ontwikkeld met adviezen om de impact op flora en fauna, waaronder vogel- en insectenpopulaties,
te beperken. De RES-regio’s worden bij dit traject betrokken.
Vraag 7 en 13
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om de kosten van windturbines niet te laten
leiden tot hogere energierekeningen voor burgers en waardevermindering van huizen
in de nabijheid van windparken?
Wat gaat u ondernemen om de financiële risico’s voor burgers, zoals de waardedaling
van woningen in de omgeving van windturbines en stijgende energiekosten door windprojecten,
te beperken?
Antwoord 7 en 13
Zoals aangegeven in het Regeerprogramma is een van de doelen van het kabinet om betaalbare
energie te borgen voor mensen met een kleine beurs. Daarom volgen we de ontwikkeling
van de energierekening en netwerktarieven voor burgers en bedrijven doorlopend.
Het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) bekostiging elektriciteitsinfrastructuur
heeft als doel om inzicht in en grip te krijgen op de omvang van de investeringen
in de elektriciteitsinfrastructuur tussen nu en 2040, en de bekostiging, verdeling
en financiering ervan. Dit IBO moet leiden tot concrete beleidsopties, die bijdragen
aan onze concurrentiepositie en de betaalbaarheid. Een onderzoeksvraag uit de taakopdracht
van het IBO is waar de kosten van de uitbreiding en verzwaring van de netten volgens
de huidige systematiek neerslaan en welk effect deze investeringen hebben op de nettarieven
van burgers en bedrijven. Het kabinet reageert spoedig na publicatie op de beleidsaanbevelingen
uit dit IBO (voorzien bij Voorjaarsnota 2025).
Windenergie op land is, naast windenergie op zee, één van de goedkoopste en meest
efficiënte bronnen van duurzame elektriciteit en daarmee onmisbaar in de energietransitie.
Hoewel windturbines een effect kunnen hebben op de waarde van nabijgelegen woningen,
zijn er onder voorwaarden regelingen zoals nadeelcompensatie beschikbaar, waarmee
woningeigenaren een tegemoetkoming kunnen krijgen voor schade, zoals waardedaling
van hun woning.
Daarnaast zijn er mogelijkheden voor omwonenden om financieel mee te profiteren van
windprojecten, bijvoorbeeld via een omwonendenregeling die kortingen op stroom of
subsidies voor duurzame aanpassingen biedt, via een omgevingsfonds waarbij ontwikkelaars
investeren in lokale voorzieningen zoals natuurontwikkeling en sportfaciliteiten,
of door mede-eigenaarschap, waarbij omwonenden of lokale bedrijven aandelen of obligaties
kunnen kopen in een windproject.
Vraag 8
Bent u bereid een moratorium in te stellen op de verdere uitrol van windturbines op
land, totdat er diepgaander onderzoek is verricht naar de gezondheids- en milieueffecten?
Antwoord 8
Nee, ik zal geen moratorium instellen. Windenergie op land en zee dragen bij aan de
energieonafhankelijkheid van Nederland, zoals toegelicht in de Energienota 20242. Daarnaast is windenergie op land onmisbaar voor de energietransitie en het behalen
van onze nationale klimaatdoelen, vastgelegd in de Klimaatwet, en Europese klimaat-
en energiedoelen in 2030. Het kabinet zet zoveel mogelijk in op wind op zee. Maar
de ruimte daar is beperkt en windenergie op zee vraagt veel transportcapaciteit (hoogspanningsmasten)
over land.
De plaatsing van windenergie op land gebeurt zorgvuldig, met oog voor andere belangen.
Adequate bescherming van milieu en gezondheid, externe veiligheid en luchtvaartveiligheid
zijn daarbij randvoorwaarden. Er leven veel zorgen over de mogelijke gezondheidseffecten
van het wonen nabij windturbines. Het kabinet heeft begrip voor deze zorgen en vindt
het belangrijk dat de plaatsing van windturbines op een zorgvuldige manier gebeurt.
De afgelopen jaren zijn er tientallen studies gedaan naar de gezondheidseffecten.
We weten dat omwonenden met name geluidshinder kunnen ervaren van windturbines en
dat er mogelijk ook een verband is met slaapverstoring. Het RIVM houdt, zoals ook
hierboven aangegeven, in opdracht van het Ministerie van KGG de internationale stand
van kennis over de gezondheidseffecten van windturbines actueel. Elke drie maanden
publiceert het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid een overzicht van nieuwgevonden
wetenschappelijke artikelen en andere relevante informatie over windturbines en gezondheid.
De Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu werkt momenteel aan het opstellen
van milieunormen voor windturbines. Hierbij wordt de meest actuele kennisbasis gebruikt.
Vraag 9 en 11
Welke acties onderneemt u om ervoor te zorgen dat de besluitvorming in regionale energieregio’s
onder volledige democratische controle plaatsvindt, met meer zeggenschap voor burgers?
Hoe gaat u waarborgen dat de besluitvorming rondom windturbineparken transparanter
verloopt en burgers beter geïnformeerd worden?
Antwoord 9 en 11
Het is essentieel om bewoners actief te betrekken bij beslissingen die hun leefomgeving
beïnvloeden. Binnen de Regionale Energiestrategieën (RES) zijn zoekgebieden voor wind-
en zonne-energie zorgvuldig vastgesteld via een democratisch proces. Het Klimaatakkoord
legt eveneens nadruk op proces- en financiële participatie bij hernieuwbare energieprojecten
op land. Hierbij is het van belang om alle belanghebbenden vroegtijdig in het proces
te betrekken, zowel bij het ontwikkelen van beleid als bij het realiseren van energieprojecten.
De Kamer is hierover geïnformeerd in de kabinetsvisie op burgerbetrokkenheid bij de
energietransitie3.
Binnen het participatieproces staan beleidsparticipatie, procesparticipatie en financiële
participatie centraal. Omwonenden worden actief betrokken bij de ontwikkeling van
energiebeleid, de ruimtelijke inpassing van energieprojecten en het maken van afspraken
over hun financiële deelname bij de projecten. Gemeenten hebben hierbij een stimulerende
en coördinerende rol om de participatie voor duurzame energie-initiatieven te waarborgen.
Het kabinet ziet geen aanleiding om extra maatregelen te treffen.
Vraag 10
Wat doet u om te voorkomen dat nieuwe windturbineprojecten in strijd met Europese
wetgeving worden gerealiseerd, zoals het Europees Hof en de Raad van State recentelijk
hebben vastgesteld?
Antwoord 10
Op basis van uitspraken van het Europees Hof over vergunningen voor windturbines in
België heeft de Raad van State in juni 2021 geoordeeld dat de Nederlandse algemene
milieunormen voor windturbines in strijd zijn met het Europees recht. Voor deze normen
had namelijk een plan-milieueffectrapport opgesteld moeten worden en dat was niet
gebeurd. Naar aanleiding van deze uitspraak werkt de Staatssecretaris van Openbaar
Vervoer en Milieu aan nieuwe milieunormen voor windturbines op basis van een plan-milieueffectrapport
(planMER). De publieke consultatie over de concept-AMvB heeft inmiddels plaatsgevonden.
Naar verwachting zal de voorhang bij het parlement dit najaar plaatsvinden. Beoogde
inwerkingtreding van de nieuwe milieunormen is gepland op 1 juli 2025. In de tussenliggende
periode kunnen bevoegde gezagen (voornamelijk gemeenten) per windpark eigen milieunormen
vaststellen om een aanvaardbaar milieubeschermingsniveau te waarborgen. Het Rijk ondersteunt
gemeenten hierbij.
Vraag 12
Welke acties onderneemt u om te voorkomen dat vergunningen worden verleend op basis
van onrechtmatige normen, zoals aangetoond in diverse rechtszaken tegen bestaande
windparken?
Antwoord 12
Zolang nieuwe windturbinebepalingen nog niet in werking zijn getreden, zullen gemeenten
als gevolg van het Nevele-arrest voor zover het nieuwe windparken betreft in de omgevingsvergunning
en het bestemmingplan zelf moeten voorzien in een adequaat, op de lokale situatie
toegesneden beschermingsniveau. Eigen normen van decentrale overheden dienen goed
onderbouwd te worden, onder andere op basis van de wetenschappelijke kennis over Windenergie
en Gezondheid. Deze kennisbasis wordt door het RIVM, via het Expertisepunt Windenergie
en Gezondheid, regelmatig aangevuld met relevant (internationaal) onderzoek. Er is
geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van dit proces.
Vraag 14
Welke maatregelen neemt u om de betrokkenheid van onafhankelijke wetenschappers te
vergroten bij onderzoek naar de gezondheids- en milieueffecten van windturbines, gezien
de monopoliepositie van het RIVM?
Antwoord 14
Het RIVM is een zelfstandig onderdeel van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS). Hoewel het Ministerie van VWS eigenaar is van het RIVM en – samen
met andere ministeries – optreedt als opdrachtgever, werkt het RIVM onafhankelijk
bij de uitvoering van zijn onderzoeken. De Wet op het RIVM waarborgt deze onafhankelijkheid.
In het kader van continue kennisontwikkeling wordt daarnaast een onderzoek naar de
gezondheids- en milieueffecten van windturbines niet uitsluitend door het RIVM uitgevoerd.
Om de objectiviteit en transparantie te vergroten, wordt voor het blootstelling-respons
relatie onderzoek een wetenschappelijke en maatschappelijke klankbordgroep ingesteld.
Deze klankbordgroep omvat inhoudelijke specialisten, vertegenwoordigers van bewoners,
brancheorganisaties, overheden en GGD’s (Gemeentelijke Gezondheidsdiensten). Hiermee
wordt brede betrokkenheid gewaarborgd en wordt expertise vanuit verschillende perspectieven
benut.
Gezien deze waarborgen en de betrokkenheid van diverse onafhankelijke deskundigen,
ziet het kabinet geen aanleiding om te twijfelen aan de onafhankelijkheid van het
RIVM in het uitvoeren van haar werkzaamheden.
Vraag 15
Welke aanvullende maatregelen neemt u om te waarborgen dat windturbinenormen omwonenden
effectief beschermen, met inachtneming van de WHO- en EU-richtlijnen voor industrielawaai?
Antwoord 15
Zoals aangegeven bij de antwoorden op vraag 8 en 10 werkt de Staatssecretaris van
Openbaar Vervoer en Milieu momenteel aan het opstellen van milieunormen voor windturbines
op basis van een plan-milieueffectrapport. Hierbij wordt de meest actuele kennisbasis
gebruikt en wordt voor de bescherming tegen ernstige geluidshinder aansluiting gezocht
bij de WHO-advieswaarde voor windturbinegeluid. Daarnaast wordt apart aandacht besteed
aan de bescherming tegen incidenteel voorkomende bromtonen. De EU-richtlijnen bevatten
geen normen voor de bescherming tegen geluid van industrie, windturbines of andere
bronnen, de normering is aan de lidstaten zelf.
Vraag 16
Wat is uw standpunt ten aanzien van de kosten-batenverhouding van windenergie vergeleken
met andere energiebronnen, met oog op de systeemkosten, afhankelijkheid van fossiele
energie en inefficiëntie van windenergie?
Antwoord 16
Windenergie op land is, naast windenergie op zee, één van de goedkoopste en meest
efficiënte bronnen van duurzame elektriciteit en daarmee onmisbaar in de energietransitie
(zie ook het antwoord op vraag 7 en 13). Producenten van windenergie ontvangen via
de SDE++ gedurende de looptijd van een project alleen subsidie voor de onrendabele
top, dat wil zeggen wanneer de marktopbrengsten te laag zijn om de kostprijs te dekken.
De onrendabele top van windenergie op land is in de meeste gevallen beperkt. Ook wordt
er in sommige gevallen verwacht dat over de gehele looptijd geen subsidie uitgekeerd
zal worden. Voor windenergie op zee is er voor de meeste projecten helemaal geen sprake
van subsidie. De geboden ondersteuning door de SDE++ is noodzakelijk voor hernieuwbare
elektriciteitsprojecten om de financieringskosten en daardoor de totale kosten laag
te houden. Nederland moet in de komende jaren nog veel productie van hernieuwbare
energie realiseren om tot een hernieuwbaar energiesysteem te komen, en daarvoor zijn
ook nog windparken nodig.
Vraag 17
Hoe waarborgt u de veiligheid van megawindturbines met hoogtes tot 280 meter voor
omwonenden, gezien de potentiële risico’s voor gezondheid en veiligheid?
Antwoord 17
De voorgenomen normen voor geluid en externe veiligheid zullen ook gelden voor hogere
windturbines en bieden daarmee dezelfde basisbescherming voor omwonenden (gelet op
de kans op hinder en het plaatsgebonden risico). Het kan wel zijn dat de hiervoor
benodigde afstand tot de bebouwing groter is bij grotere windturbines, in vergelijking
met relatief minder hoge windturbines. Daarnaast moeten, net als elke windturbine,
ook grotere windturbines voldoen aan de ontwerpnorm NEN-EC-IEC 61400-1. Verder moeten
ook grotere windturbines minimaal één keer per jaar worden beoordeeld op beveiligingen,
onderhoud en reparatie. Hiermee wordt de veiligheid van windturbines voldoende geborgd.
Vraag 18
Welke stappen gaat u zetten om vervuiling van bodem en grondwater door windturbines
door onder andere bladererosie en veiligheidsincidenten te onderzoeken en wettelijk
te reguleren, gezien de risico’s voor landbouwgrond en voedselvoorziening?
Antwoord 18
Bij de productie van en in de windmolens zelf worden chemische stoffen gebruikt. De
in het Clintel rapport genoemde stof Bisfenol A wordt breed in de industrie toegepast
(totaal gebruiksvolume in de EU is meer dan een miljoen ton per jaar). Gelijktijdig
heeft de stof inderdaad ook schadelijke eigenschappen. Het is belangrijk om te zorgen
dat het gebruik van deze stoffen niet leidt tot risico’s voor gezondheid of milieu.
Dit geldt ook voor het gebruik van andere mogelijk schadelijke stoffen. Het is het
meest effectief en het minst marktverstorend om maatregelen die risico’s voor gezondheid
en milieu van chemische stoffen te voorkomen, EU-breed te treffen. In dit verband
is het relevant dat Duitsland op dit moment een restrictie voorbereidt op het gebruik
van bisfenol A en vergelijkbare chemische stoffen. Nederland heeft, samen met andere
landen waaronder Duitsland, een voorstel opgesteld voor een brede restrictie op het
gebruik van PFAS. De Nederlandse inzet is erop gericht om zo snel mogelijk te beslissen
over dergelijke restrictievoorstellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Mede namens
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.