Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 644 Regels in verband met de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart (Wet op de Nederlandse identiteitskaart)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 16 december 2024
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgnomen van het wetsvoorstel
met betrekking tot Regels in verband met de uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart.
Met dit wetsvoorstel wordt de regeling van de (uitgifte van de) Nederlandse identiteitskaart
(NIK) en de vervangende NIK in een gewone wet neergelegd en niet langer in de Paspoortwet,
zijnde een Rijkswet. Dat leidt ertoe dat ook de Paspoortwet moet worden gewijzigd.
Daarvoor is een parallel wetsvoorstel ingediend (36 643). Graag willen deze leden de regering een paar vragen stellen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
inzake de Wet op de Nederlandse identiteitskaart. Deze leden waarderen het streven
naar een beter gereguleerde uitgifte en verwerking van persoonsgegevens, maar hebben
nog enkele vragen over de praktische en juridische implicaties van het voorstel.
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel voor nieuwe regels in verband met de
uitgifte van de Nederlandse identiteitskaart (Wet op de Nederlandse identiteitskaart)
gelezen. Deze leden hebben wel nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
Wet op de Nederlandse identiteitskaart. Deze leden steunen de doelen die het wetsvoorstel
beoogt. Zij hebben hierbij geen vragen.
1. Inleiding
1.1. Doel en aanleiding van het wetsvoorstel
De leden van de NSC-fractie vragen de regering om nader toe te lichten op welke wijze
het voorliggende wetsvoorstel bijdraagt aan de versterking van de beveiliging Nederlandse
identiteitskaart, zoals vereist in Verordening (EU) 2019/1157. Deze leden verzoeken
de regering met name om specifiek in te gaan op de proportionaliteit van de voorgestelde
maatregelen in relatie tot het waarborgen van de privacy en het gebruiksgemak.
De leden van de BBB-fractie begrijpen het doel en de aanleiding van het wetsvoorstel.
Deze leden hebben daartoe enkele vragen en opmerkingen. Deze leden lezen in de inleiding
van de memorie van toelichting dat de Nederlandse identiteitskaart sinds 2013 in de
Paspoortwet niet meer aangemerkt is als een reisdocument van het Koninkrijk, maar
als identiteitskaart van het Europese deel van Nederland. Kan de regering deze leden
vertellen waarom dit sinds 2013 zo is? En zou het mogelijk en/of wenselijk zijn om
de Nederlandse identiteitskaart weer als reisdocument van het Koninkrijk aan te merken?
1.2. Korte inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de NSC-fractie zijn geïnteresseerd in hoe de regering gaat waarborgen
dat de uitgebreide delegatie en subdelegatiegrondslagen in het wetsvoorstel geen afbreuk
gaan doen aan de parlementaire betrokkenheid en het legaliteitsbeginsel, zoals vastgelegd
in artikel 10 van de Grondwet. Deze leden constateren namelijk dat artikel 10 vereist
dat de hoofdregels omtrent het verwerken van persoonsgegevens in de wet zelf wordt
vastgelegd. Zij vragen de regering om daarom toe te lichten waarom in het wetsvoorstel
ruimte wordt gelaten voor algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële
regelingen. Hoe gaat de regering garanderen dat essentiële waarborgen voor privacy
en gegevensbescherming niet worden overgelaten aan lagere wetgeving?
2. Inhoud van het voorstel
2.1 Overnemen uit Paspoortwet waar mogelijk en voor zover nodig
Naast de centrale registraties bestaan er zogenaamde lokale reisdocumentenadministraties.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om een duiding van de relatie tussen
de centrale registraties en de zogenaamde lokale reisdocumentenadministraties. Hoe
verhouden die registraties zich tot elkaar?
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of zij het risico ziet dat de overgang
van de bepalingen uit de Paspoortwet naar de Wet op de Nederlandse identiteitskaart
zou kunnen leiden tot juridische lacunes of conflicten. Kan de regering toelichten
welke maatregelen zijn genomen om samenloopproblemen te voorkomen?
2.2 Het belang van registraties en gegevensuitwisseling
De leden van de NSC-fractie vragen de regering welke concrete maatregelen er worden
genomen om de privacy van burgers te beschermen bij het opnemen, opslaan en gebruiken
van vingerafdrukken in de Nederlandse identiteitskaart. Kan de regering bijvoorbeeld
inzicht geven in de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen, zoals
toegangscontrole, versleuteling en de beperking van opslagtermijnen? Deze leden zijn
ook benieuwd naar hoe ongeoorloofde toegang te biometrische gegevens wordt voorkomen
en welke rechten burgers met betrekking tot inzage, correctie en verwijdering van
hun gegevens.
Deze leden lezen dat de regering de Registratie voor Vermiste Reisdocumenten per medio
2025 wil gaan integreren in het basisregister reisdocumenten. In hoeverre acht de
regering deze deadline realistisch en welke risico’s zijn er verbonden met deze integratie?
Zijn er bijvoorbeeld plannen om vertragingen en eventuele technische uitdagingen het
hoofd te beiden? Wat zijn de gevolgen wanneer deze deadline niet wordt gehaald, en
hoe wordt de continuïteit in de gegevensverwerking gewaarborgd, mocht dit het geval
zijn?
3. Gevolgen van het wetsvoorstel
3.1. Uitvoeringslasten en financiële gevolgen voor de overheid
De leden van de NSC-fractie lezen in het advies van de Afdeling advisering van de
Raad van State dat er mogelijke complexiteit dreigt bij de uitvoering van de voorgestelde
wet bij gemeenten. Daarom vragen deze leden in welke mate de regering van plan is
ondersteuning en middelen te bieden aan gemeenten om hun administratieve systemen
en processen aan te passen aan de nieuwe wet. Zij vragen verder of de regering ook
overleg voert met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over deze aanpassingen
en zo ja, wat hiervan de uitkomsten zijn.
De leden van de BBB-fractie lezen dat waar nu bij een controle of iemand gesignaleerd
staat in het Register Paspoortsignaleringen (RPS), bij een hit in veel gevallen wordt
verwezen naar het artikel in de Paspoortwet dat ten grondslag ligt aan de signalering,
in het vervolg ook zal moeten worden verwezen naar de grondslag hiervoor in de Wet
op de Nederlandse identiteitskaart als die aan de signalering ten grondslag heeft
gelegen. Deze leden vragen de regering of dit voor de ambtenaar die deze controle
uitvoert gevolgen heeft in zijn werkzaamheden en de effectiviteit van dit soort controles.
4. Toezicht en handhaving
4.1. Publiekrechtelijk toezicht
De leden van de NSC-fractie vragen de regering welke rol de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) krijgt bij het toezicht op de naleving van deze wet. Verder vragen deze leden
of de regering kan toelichten of de huidige capaciteit van de AP voldoende is om deze
taak effectief uit te voeren. Hoe wordt verder de samenwerking tussen de AP en andere
toezichthouders georganiseerd?
5. Advies en consultatie
5.1. Advies van de Autoriteit persoonsgegevens
De leden van de NSC-fractie merken op dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) signaleert
dat het nieuwe wetsvoorstel sterk leunt op de centrale voorziening, terwijl deze nog
niet wettelijk verankerd is en bezwaren kent vanuit de AP. Deze leden vragen de regering
daarom hoe de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel wordt gegarandeerd als de centrale
voorziening niet tijdig of volledig is ingevoerd.
5.2. Internetconsultatie
De leden van de BBB-fractie lezen dat de regering een onderzoek start naar het eventueel
verwijderen van de lengte van de houder van de Nederlandse identiteitskaart van die
kaart. Deze leden vragen zich af of dit echt nodig en/of wenselijk is. Kan de regering
hierop reflecteren? Waarom is dit onderzoek nodig? Hoeveel houders van Nederlandse
identiteitskaarten ervaren nu daadwerkelijk een probleem door de vermelding van hun
lengte op die kaart? Wat zijn de geschatte kosten van zulk onderzoek? En in hoeverre
staan deze kosten in verhouding met de wenselijkheid van het verwijderen van de lengte
aanduiding? En deelt de regering de mening dat het voor bijvoorbeeld opsporingsambtenaren
en grensbewakers juist erg wenselijk is dat zij de lengte aanduiding kunnen gebruiken
om te controleren of de persoon die een identiteitskaart overhandigt, daadwerkelijk
de persoon is zoals omschreven op de overhandigde identiteitskaart?
Deze leden lezen dat de regering ten gevolge van de motie-Tuinman over het uitgeven
van identiteitskaarten in het Fries (Kamerstuk 36 410 VII, nr. 101), in de Bestjoersofspraak Fryske taal en kultuer 2024–2028 is afgesproken dat het
opnemen van nieuwe talen op het paspoort en/of de Nederlandse identiteitskaart de
komende tijd nader zal worden verkend. De motie-Tuinman is reeds aangenomen op 2 april
2024. Het dictum van deze motie luidt: «verzoekt het kabinet om bij het voorstel voor
een nieuwe Wet op de identificatieplicht te borgen dat in ieder geval identiteitskaarten
dan wel delen daarvan in het Frysk kunnen worden uitgegeven». Deze leden spreken hun
teleurstelling uit over het feit dat dit wetsvoorstel niet al voorziet in de wens
van de Kamer. Deze leden vinden het positief dat hier afspraken over zijn gemaakt,
maar vinden het een gemiste kans dat dit wetsvoorstel niet wordt gebruikt om te borgen
dat in ieder geval identiteitskaarten dan wel delen daarvan in het Frysk kunnen worden
uitgegeven. Kan de regering aangeven welke juridische belemmeringen hieraan ten grondslag
liggen? En wat zijn de stappen van de regering om alsnog op korte termijn aan deze
motie te voldoen? Overweegt de regering een nota van wijziging naar de Kamer te doen
toekomen? Indien de regering dit niet overweegt: Heeft de regering andere redenen
dan het verweer dat dit wetsvoorstel geen inhoudelijke wijzigingen beoogt?
5.3. Reactie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging
voor Burgerzaken
De VNG geeft aan in principe positief te zijn over de twee wetsvoorstellen inzake
de Nederlandse identiteitskaart. Maar de VNG ziet graag dat er een impactanalyse wordt
uitgevoerd. De leden van de VVD-fractie vragen of deze analyse reeds is gestart en
of er al een uitkomst van de analyse bekend is. Zo ja, wat zijn de uitkomsten van
deze analyse? Welke meerkosten ten opzichte van de huidige situatie zijn er in de
nieuwe situatie voor gemeenten? Worden gemeenten daarvoor gecompenseerd? Graag krijgen
deze leden een reactie van de regering.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de impact van dit voorstel nader onderzocht
wordt en gemeenten voor de financiële gevolgen worden gecompenseerd. Deze leden zijn
blij met deze toezegging. Gemeenten zijn een belangrijke laag in het huis van Thorbecke
en staan het dichtst bij de burger. Zij moeten voldoende middelen overhouden om hun
kerntaken te kunnen uitoefenen. Kan de regering al iets zeggen over de verwachte financiële
gevolgen?
De leden van de SP-fractie kunnen zich in algemene zin vinden in de voorstellen gedaan
in het onderhavige wetsvoorstel. Wel is het voor de leden van de SP-fractie nog onduidelijk
welke gevolgen de uitvoering van deze nieuwe wet zal hebben voor de gemeenten. Kan
de regering aangeven om wat voor gevolgen dit in de praktijk zal gaan? Kan de regering
tevens aangeven of zij voornemens is om de extra kosten die gemeenten moeten maken
ter uitvoering van deze nieuwe wet te compenseren?
II. Artikelsgewijs deel
Artikel 3
De leden van de BBB-fractie lezen dat ten opzichte van de huidige Paspoortwet een
inhoudelijke wijziging plaatsvindt. Namelijk het schrappen van de woonplaats en het
adres in de opsomming in het eerste lid van de persoonsgegevens die op elke identiteitskaart
wordt vermeld. Deze leden lezen dat in het Paspoortbesluit thans is bepaald dat deze
gegevens niet op de (vervangende) Nederlandse identiteitskaart worden opgenomen. Deze
leden willen graag van de regering weten waarom dat is. Het lijkt deze leden namelijk
een voordeel om op de identiteitskaart minimaal een woonplaats te hebben staan. Is
de regering het daarmee eens?
De voorzitter van de commissie, De Vree
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Haas
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
J.P. van der Haas, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.