Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde Agenda Transportraad d.d. 5 december 2024 te Brussel (Kamerstuk 21501-33-1097)
2024D46257 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister en Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat over de geannoteerde agenda Transportraad op 5 december
2024 te Brussel (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1097), het verslag Transportraad van 18 juni 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1077) en het verslag Informele Transportraad d.d. 19-20 september 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1093).
Voorzitter van de commissie,
Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
PVV-fractie
GroenLinks-PvdA-fractie
VVD-fractie
Inleiding
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Transportraad op 5 december 2024 (hierna: geannoteerde agenda) en willen de bewindspersonen
nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben naar aanleiding van de geannoteerde
agenda een aantal punten die zij graag willen inbrengen en enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij het schriftelijk
overleg Transportraad van 5 december 2024, en hebben hierover nog de volgende vragen
en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie hebben de stukken gelezen en hierover geen vragen. Deze
leden delen het beschreven standpunt van de bewindspersonen op de verschillende onderwerpen
in de agenda van deze Transportraad.
PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat de Staatssecretaris bij de Herziening
verordening handhaving passagiersrechten in de Unie nog enkele vragen ten aanzien
van de regels rondom terugbetalingen heeft. Deze leden vragen wat deze vragen zijn
en in hoeverre het antwoord op die vragen van invloed zal zijn op de stellingname
van de Staatssecretaris ten aanzien van de algemene oriëntatie op dit punt.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Transportraad met de Verordening inzake
passagiersrechten multimodale reizen inzet op onder meer bescherming van de reiziger
tijdens multimodale reizen. Deze leden stellen ook vast dat de Transportraad niet
langer wil dat reizigers bij multimodale reizen afhankelijk zijn van meerdere specifieke
vervoersovereenkomsten. Deze leden vragen of dit betekent dat aanbieders van unimodale
(binnenlandse) reizen dan nog wel eigen specifieke overeenkomsten kunnen gebruiken.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Staatssecretaris zich bij de Verordening
inzake passagiersrechten multimodale reizen inzet voor een hoog niveau van consumentenbescherming.
Deze leden vragen wanneer een reiziger onder de bescherming van de Verordening inzake
passagiersrechten multimodale reizen valt en wat de totale reikwijdte van de verordening
is.
De leden van de PVV-fractie constateren dat Nederland een positieve houding aanneemt
ten aanzien van de Richtlijn wederzijdse erkenning rijontzegging. Deze leden vragen
hoeveel mensen met een rijontzegging van een andere EU-lidstaat in Nederland rondrijden
en hoeveel van hen in de afgelopen tien jaar bij een ongeval betrokken zijn geweest.
De leden van de PVV-fractie constateren dat andere EU-lidstaten bij toepassing van
de Richtlijn wederzijdse erkenning rijontzeggingen mogelijk toegang krijgen tot persoonsgegevens
van Nederlandse staatsburgers. Deze leden vragen hoe het gewaarborgd zal worden dat
deze gegevens niet worden misbruikt.
De leden van de PVV-fractie constateren dat bij invoering van de Richtlijn wederzijdse
erkenning rijontzeggingen grote IT-aanpassingen bij de uitvoeringsinstanties in Nederland
nodig zijn. Deze leden vragen wat de kosten zijn van deze aanpassingen en wat deze
aanpassingen beogen op te lossen.
GroenLinks-PvdA-fractie
Allereerst merken de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat breed in samenleving,
in de Kamer en ook bij veel andere EU-lidstaten de wens leeft om het internationaal
treinverkeer voor passagiers veel aantrekkelijker te maken. Gelukkig staan hier ook
positieve woorden over in het regeerprogramma. Deze leden constateren echter dat het
tot nu toe vooral bij mooie woorden blijft en dat internationale treinreizigers nog
altijd tegen veel praktische belemmeringen aanlopen, waardoor veel reizigers uiteindelijk
toch maar voor het vliegtuig kiezen. Deze leden spreken de wens uit dat op dit vlak
er de komende tijd stevige concrete stappen worden gezet. Deelt de Staatssecretaris
deze ambitie? En welke drie speerpunten heeft de Staatssecretaris de komende periode
op het vlak van het vereenvoudigen van het internationaal treinverkeer voor passagiers?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de inzet van de Staatssecretaris dat
een hoog niveau van consumentenbescherming ook noodzakelijk is voor passagiers. De
Staatssecretaris schrijft dat de voorgestelde regels nu beter uitvoerbaar en handhaafbaar
zijn. Kan de Staatssecretaris dit nader onderbouwen en hierbij concrete voorbeelden
geven? En kan de Staatssecretaris daarbij ook aangeven wat volgens hem de definitie
van «duidelijk», «uitvoerbaar» en «handhaafbaar» is? Specifiek vragen deze leden aandacht
voor het volgende: treinreizigers die bijvoorbeeld van Nederland naar Italië reizen,
moeten vaak bij meerdere vervoerders een deel van hun reis boeken, bijvoorbeeld bij
de Nederlandse Spoorwegen (NS) of Deutsche Bahn (DB) het deel van Nederland naar Zwitserland,
en bij de Zwitserse Spoorwegen (SBB) of TrenItalia het trajectdeel Zwitserland-Italië.
Mocht het eerste deel van de reis dan dusdanige vertraging oplopen dat de aansluiting
in Zwitserland wordt gemist, dan hebben zij doorgaans geen recht op restitutie of
wijziging van hun tweede trajectdeel. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de
zorgen op dit punt deelt en of hij kan toelichten of in een dergelijke situatie de
nieuwe regels de consument in de toekomst beter beschermen. En zo nee, of de Staatssecretaris
deze concrete vaak voorkomende situatie wil inbrengen bij de onderhandelingen over
de herziene verordening. Zo nee, waarom niet? Overigens merken deze leden op dat dergelijke
situaties te voorkomen zijn wanneer er eindelijk een EU-breed reserveringsysteem is
voor treintickets. Hoe staat het met deze al jarenlang breed gekoesterde wens? En
kan de Staatssecretaris nauwkeurig aangeven wat Nederland hier de afgelopen maanden
concreet voor inzet op heeft gepleegd? Kan hij hierbij concreet aangeven, zo vragen
deze leden, hoe het staat met de uitvoering van de motie-De Hoop c.s. (Kamerstuk 29 984, nr. 1167)? Hoe heeft de Staatssecretaris deze voortrekkersrol tot nu toe concreet ingevuld?
En hoe staat het met de uitvoering van de motie-De Hoop/Vedder (Kamerstuk 23 645, nr. 826)? Wat is de inzet van de nieuwe Europese Commissie (EC) op dit vlak?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het nog vaak ingewikkeld is
om internationale tickets (tijdig) te kunnen reserveren. Zo zijn er diverse EU-landen
waar het niet mogelijk is om internationale treintickets online te reserveren. Deelt
de Staatssecretaris de mening van deze leden dat dit anno 2024 niet meer van deze
tijd is? Zo nee, waarom niet? En is de Staatssecretaris bereid om dit punt tijdens
de Transportraad aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet? En voorts constateren
deze leden dat in sommige EU-lidstaten treintickets en dienstregelingen pas vlak voor
aanvang van de nieuwe dienstregeling – doorgaans half december – beschikbaar komen.
Klopt het dat dit in strijd is met EU-regelgeving, omdat dienstregelingen ruim op
tijd beschikbaar dienen te zijn? En wil de Staatssecretaris zich ook inspannen om
EU-brede afspraken te maken over hoe lang van tevoren tickets beschikbaar dienen te
zijn? Zo nee, waarom niet? En hoe ziet hij in dit verband het fenomeen van treinen
die in open acces rijden? Kan de Staatssecretaris aangeven of en, zo ja, welke verschillen
er zijn tussen zogenoemde concessie-treinen en «open acces»-treinen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Staatssecretaris eenvoudigere
en duidelijkere definities in de verordening over passagiersrechten voor multimodale
reizen wil. Kan de Staatssecretaris aangeven wat dit concreet betekent? En ook lezen
deze leden dat de Staatssecretaris heeft ingezet op de reikwijdte van het voorstel.
Kan dit nader worden geconcretiseerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Staatssecretaris
inzake het hogesnelheidsvervoer voorstelde om te focussen op het monitoren van de
(grensoverschrijdende) markt en het faciliteren van nieuwe internationale passagiersdiensten.
Ook stelde hij dat de tien pilotprojecten van de EC effectief zouden moeten worden
opgevolgd. Deze leden zouden hier graag een nadere duiding over ontvangen. Op welke
wijze moeten de tien pilotprojecten wat de Staatssecretaris betreft worden opgevolgd
en wat gaat hij zelf concreet doen om dit te bevorderen? Deze leden zien dat er veel
vraag is naar nieuwe internationale passagiersdiensten en dat er ook aanbieders zijn
die deze diensten zouden willen aanbieden, maar dat zij tegen allerlei praktische
bezwaren aanlopen. Zo is er bijvoorbeeld een plan voor een nachttrein van Nederland
naar Barcelona, waar de Staatssecretaris in de brief zelf naar verwijst. Op welke
wijze kan hij dit soort initiatieven concreet ondersteunen? Is het bijvoorbeeld mogelijk
om de vervoerders te ondersteunen bij het organiseren van de rijpaden en het beschikbaar
krijgen van passend materieel? Is de Staatssecretaris, zo vragen deze leden, bereid
om het voortouw te nemen bij gesprekken met België, Frankrijk en Spanje en eventueel
andere landen om dit soort nieuwe initiatieven concreet te kunnen ondersteunen? Zo
nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien graag een snelle wederzijdse erkenning
van rijbewijsontzeggingen. Drankrijders en andere verkeershufters, willen we niet
op de weg zien. Ook als de overtredingen die tot een ontzegging hebben geleid, in
een ander land zijn gepleegd. De bezwaren van Nederland over de uitzonderingsgronden
en vergelijking van strafvorderingsrichtlijnen, zijn natuurlijk alleen een issue,
omdat Nederland zelf zelden rijontzeggingen oplegt en ook dan vaak alleen voor korte
periodes, met allerlei uitzonderingen. Deze leden zijn van mening dat wie door zijn
verkeersgedrag niet geschikt geacht is om in een ander Europees land te rijden ook
niet geschikt is om in ons land te rijden. Een beroep tegen die maatregel hoort thuis
in het land dat de maatregel heeft opgelegd. Deze leden vragen de Minister dan ook
om praktische problemen, zoals registratie en informatie-uitwisseling, praktisch op
te lossen en dit geen obstakel voor besluitvorming te laten zijn.
VVD-fractie
Verordening passagiersrechten luchtvaart
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister zich bij een volledige herziening
van de Verordening passagiersrechten luchtvaart wil inzetten voor regels in geval
van vertragingen op het asfalt. Deze leden onderschrijven het belang van de uitbreiding
van passagiersrechten bij vertragingen op het asfalt.
Deze leden vragen of de Minister erkent dat de huidige Europese passagiersrechten
voor de luchtvaart (Verordening EU261) onduidelijke definities bevatten, bijvoorbeeld
waar het buitengewone omstandigheden betreft. Waarom wel, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister erkent dat dit kan leiden tot veel
onduidelijkheid voor zowel passagiers als voor luchtvaartmaatschappijen, en tot veel
rechtszaken, zoals deze leden in het verleden ook hebben gezien. Waarom wel, waarom
niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan toelichten in hoeverre hij het
beeld deelt van zijn voorganger en vele andere belanghebbenden dat de herziening van
deze wetgeving volgens het voorstel uit 2013 een gedeelte van deze onduidelijkheden
wegneemt, problemen in de handhaving en uitvoering aanpakt, en of hij deelt dat dit
een positieve ontwikkeling is.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij ervan op de hoogte is dat ook
de kandidaat-Eurocommissaris voor Transport en Toerisme, Apostolos Tzitzikostas, het
belang van deze herziening erkent en tijdens zijn hoorzitting op 4 november jl. heeft
vermeld dat hij het voorstel uit 2013 zou willen behandelen. Deze leden vragen of
de Minister bereid is om tijdens de Transportraad van 5 december zich in te zetten
om eindelijk voortgang te maken op dit dossier. Waarom wel, waarom niet?
Verordening inzake passagiersrechten multimodale reizen
De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat reizigers zonder belemmeringen
met verschillende modaliteiten kunnen reizen. Deze leden zijn dan ook verheugd te
lezen dat de Staatssecretaris zich inzet voor de passagiersrechten in de context van
multimodale reizen. De vraag die deze leden hebben, is hoe de Staatssecretaris zich
ervoor inzet en welke stappen hij zet om passagiers online goede, duidelijke en toegankelijke
informatie te bieden, zodat passagiers hun rechten kunnen doen gelden en bijvoorbeeld
eenvoudig geld kunnen claimen bij vertragingen.
De leden van de VVD-fractie vragen wel wat de gevolgen zijn voor de ruimte die ondernemers
ervaren in de uitoefening van hun bedrijf inzake het voorstel van de EC dat ervoor
moet zorgen dat passagiers die multimodaal reizen niet meer afhankelijk zijn van de
voorwaarden van specifieke vervoersovereenkomsten.
Richtlijn wederzijdse erkenning rijontzeggingen
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat met deze richtlijn een belangrijke stap
wordt gezet voor meer verkeersveiligheid binnen de Europese Unie, waarmee ook de verkeersveiligheid
op Nederlandse bodem wordt verbeterd.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister het van belang acht dat er voldoende
mogelijkheden zijn om in bepaalde gevallen gebruik te kunnen maken van een uitzonderingsgrond
om een rijontzegging niet over te nemen en om de duur van de rijontzegging aan te
passen naar de in Nederland geldende strafvorderingsrichtlijnen of wettelijke maxima.
Daarmee zou eventuele rechtsongelijkheid in Nederland zoveel mogelijk kunnen worden
voorkomen. Kan de Minister een concreet voorbeeld noemen waarbij dit niet ten goede
zou komen aan de verkeersveiligheid? Deze leden zijn het eens dat zorgvuldige procedures
moeten worden gevolgd (zoals vaststellen van de daadwerkelijke bestuurder), maar is
de Minister het met deze leden eens dat, als in een ander land de daar geldende normen
strenger zijn, dit geen aanpassing zou behoeven als de betreffende bestuurder zich
in Nederland bevindt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aandacht vraagt voor de uitvoeringslast
bij nationale uitvoeringsorganisaties. Kan de Minister toelichten welke lasten dit
zijn? Hebben andere lidstaten dit bezwaar ook en hoe verhoudt zich dit in de ogen
van de Minister tot het doel van de richtlijn, namelijk het verbeteren van de verkeersveiligheid?
Herziening richtlijn intermodaal vervoer
De leden van de VVD-fractie juichen toe dat wordt ingezet op een toename van het Europese
intermodale goederenvervoer en dat ook goed wordt gekeken naar de werkbaarheid voor
de marktpartijen. Vorig jaar is in Nederland het vervoer over spoor met 12% afgenomen.
Op welke wijze zet de Staatssecretaris zich ervoor in dat dit tij wordt gekeerd en
dat het goederenvervoer weer meer concurrerend wordt? En hoe vertaalt hij deze inzet
naar de inzet van Nederland bij de bespreking over deze herziening?
Herziening Rijbewijsrichtlijn
De leden van de VVD-fractie maken zich met betrekking tot de Herziening Rijbewijsrichtlijn
zorgen over een aantal onderwerpen dat de verdere ingroei van elektrische voertuigen
in het wagenpark in de weg zal zitten. Zo is nu het voorstel dat een ondernemer met
een zware elektrische bestelauto straks niet meer met een aanhanger mag rijden, ongeacht
het gewicht, en dat hiervoor het vrachtwagenrijbewijs nodig zal zijn. Voor het rijden
in de dieselvariant met aanhanger is straks een rijbewijs B of BE voldoende, naar
gelang het gewicht van de aanhanger. Deze leden vragen de Minister hoe hij tegen deze
ontwikkeling aankijkt en hoe hij zich wil inzetten om te voorkomen dat dit het gebruik
van elektrische voertuigen door ondernemers in de weg zit. Wil de Minister een pleidooi
doen voor het mogelijk maken om in een zware elektrische bestelauto met aanhanger
te rijden met rijbewijs B of BE? De komende jaren zullen steeds meer mensen met een
elektrische auto op vakantie gaan, ook met een caravan. Daarvoor zullen de bestuurders,
als het gewicht boven de 3.500 kilo uitkomt, een rijbewijs BE moeten hebben. Deze
leden vragen wat hierover de opvatting is van de Minister, of hij vindt dat de bestaande
rijbewijsmogelijkheden moeten worden behouden en hoe hij vindt dat dit zich verhoudt
tot de verkeersveiligheid, omdat caravans stabieler op de weg liggen wanneer zij worden
getrokken door een zwaarder voertuig.
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot graag aandacht voor code 78, oftewel de
automaatcode. Momenteel is het zo dat je bij het afrijden in een automaatvoertuig
(dus elke elektrische auto) deze code op je rijbewijs ontvangt. Je mag dan alleen
in een auto met automatische versnellingsbak rijden, je hebt immers niet leren schakelen.
Deze leden denken dat dit de inzet van elektrische auto’s als lesvoertuig remt. Hoe
wil de Minister hiermee omgaan en is hij het met deze leden eens dat er een aanpassing
van de Europese richtlijn nodig is, bijvoorbeeld door een aanpassing in de rijopleiding
waarmee toch met een normaal rijbewijs kan worden afgereden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
N. Wiendels, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.