Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Ontwerpbesluit wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een verbod op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen bij dieren in de veehouderij (Kamerstuk 28286-1355)
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1361
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 november 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur over de brief van 5 november 2024 over het Ontwerpbesluit wijziging van
het Besluit houders van dieren vanwege een verbod op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen
bij dieren in de veehouderij (Kamerstuk 28 286, nr. 1355).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 november 2024 aan de Minister van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 26 november 2024 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aardema
Adjunct-griffier van de commissie, Coco Martin
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van
het Ontwerpbesluit wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een verbod
op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen bij dieren in de veehouderij. In het
belang van het welzijn van dieren vinden deze leden het van groot belang dat het gebruik
van stroomstootwapens zo snel mogelijk stopt en zijn daarom blij dat het verbod er
nu toch komt. Deze leden hebben nog een paar vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de concept-AMvB onder artikel 2 dat
er nog geen ingangsdatum is vastgelegd.
Vraag:
Kan het kabinet nogmaals bevestigen dat het verbod ingaat op 1 juli 2025 zoals eerder
is toegezegd?
Antwoord
Het streven is om het verbod in te laten gaan op 1 juli 2025. Omdat het ontwerpbesluit
na de voorhang zowel voor notificatie aan de Europese Commissie moet worden voorgelegd
(duurt minimaal drie en maximaal zes maanden) als voor advies naar de Afdeling advisering
van de Raad van State gaat, is er een gerede kans dat de resterende termijn te kort
is om het ontwerpbesluit, inclusief het doorvoeren van eventuele aanpassingen naar
aanleiding van de notificatie of de advisering door de Raad van State tijdig gereed
te hebben. Mocht dat het geval zijn dan ligt inwerkingtreding per 1 januari 2026 in
de rede (dat is het eerstvolgende vaste verandermoment voor algemene maatregelen van
bestuur).
Vraag:
Deze leden lezen tevens dat op basis van een handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids-
en fraudebestendigheidstoets (HUF)-toets door het Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit
(NVWA) het verbod op dit moment nog beperkt handhaafbaar is. Op welke wijze gaat het
kabinet ervoor zorgen dat het verbod maximaal wordt nageleefd? Welke stappen gaat
het kabinet nemen om de handhaving van dit verbod te versterken?
Antwoord
De verantwoordelijkheid voor het naleven van wet- en regelgeving ligt in de eerste
plaats bij de sector, en hierover blijf ik in contact met sectorpartijen. Voor het
welzijn van de dieren is het cruciaal dat medewerkers die met dieren omgaan goed opgeleid
zijn en zich bewust zijn van hoe menselijk handelen het dierenwelzijn kan beïnvloeden.
Ik verwacht van de sectorpartijen dat zij in deze voorwaarden voorzien.
Met de inzet van toezicht alleen zal naleving niet afgedwongen kunnen worden. Overtredingen
op dit verbod moeten fysiek en op heterdaad vastgesteld worden. Bovendien is de capaciteit
om bij het laden en lossen van nationale transporten te controleren beperkt. Daarom
onderzoek ik, samen met de NVWA, alle mogelijkheden om de naleving door de sector
te stimuleren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn vergenoegd met het voorliggende besluit dat het gebruik
van het elektrisch veedrijfmiddel verbiedt. Wel hechten deze leden eraan te benoemen
dat dit verbod idealiter ook zou gelden voor het gebruik in slachthuizen en bij laden
van transport vanuit Nederland naar een ander land, of bij het lossen van transport
vanuit een ander land. Deze leden hebben grotendeel begrip voor de beperkingen die
Europese verordeningen op dit punt voorschrijven maar hebben hierover nog een tweetal
vragen. Zij begrijpen dat op inzet van veedrijfmiddelen bij het lossen van dieren
buiten Nederland geen toezicht kan worden gehouden en daarom een verbod niet kan worden
voorgeschreven. Echter, dit kan bij het lossen na transport vanuit het buitenland
in Nederland wel degelijk.
Vraag:
Op grond van welke bepalingen in Europese wet- en regelgeving wordt een dergelijk
verbod beperkt? Graag vernemen deze leden de exacte bepaling.
Antwoord
De exacte bepalingen waar de leden om vragen, zijn de artikelen 1, derde lid1, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het
vervoer en daarmee samenhangende activiteiten (Transportverordening) en 26, tweede
lid2, van de Verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.
Zowel het transport van dieren als de bescherming van dieren bij het doden is met
die verordeningen Europees geharmoniseerd. Die verordeningen werken rechtstreeks door
in Nederland. Van die verordeningen is niet af te wijken, tenzij (en alleen voor zover)
een verordening daar ruimte toe geeft.
Artikel 1, derde lid, van de Transportverordening staat nationaal strengere maatregelen
toe, mits die zijn «ter verbetering van het dierenwelzijn van dieren tijdens vervoer
dat volledig op het grondgebied van de lidstaat verloopt of tijdens vervoer over zee
dat vanaf het grondgebied van de desbetreffende lidstaat vertrekt». De verordening
geeft dus geen ruimte om nationaal strengere maatregelen te nemen voor internationaal
transport over land. Daarom is dit type transport (zowel inkomend, als uitgaand) uitgezonderd
van het verbod.
Artikel 26, tweede lid, van verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake de bescherming van
dieren bij het doden geeft beperkt ruimte voor strengere nationale voorschriften,
namelijk alleen voor drie met name in artikel 26, tweede lid, genoemde situaties die
in het geval van het gebruik van het elektrische veedrijfmiddel niet gebruikt kunnen
worden, namelijk kortgezegd: doden buiten een slachthuis, slachten van gekweekt wild
en slachten vanwege religieuze riten.
Vraag:
De leden van de VVD-fractie leggen zich bij dit ontwerpbesluit neer bij de beperking
die Europese wet- en regelgeving voorschrijft voor het verbod van elektrische veedrijfmiddelen
in slachthuizen die zich beroepen op de voorschriften van verordening (EG) nr. 1099/2009.
Wel zijn zij van mening dat het Nederlandse kabinet zich in de Raad Landbouw en Visserij
als pleitbezorger zou moeten opstellen van een Europees verbod van het gebruik van
elektrische veedrijfmiddelen, ook in slachthuizen. Deelt het kabinet deze opvatting,
gelet op de ontwikkeling van extra toezichtsdruk door cameratoezicht en innovaties
die al hebben geleid tot het uitfaseren van elektrische veedrijfmiddelen in slachthuizen,
waar dit kabinet zelf op wijst?
Antwoord
De huidige Europese Commissie heeft eerder aangegeven met een pakket aan nieuwe dierenwelzijnswetgeving
te komen, waaronder een herziening van de Europese Verordening (EG) nr. 1099/2009
(de verordening aangaande het doden van dieren, o.a. in slachthuizen). Tot op heden
zijn van dit pakket alleen een voorstel voor de herziening van de Transportverordening
gepubliceerd en een voorstel over het welzijn en de traceerbaarheid van honden en
katten. Wanneer de nieuwe Europese Commissie het herzieningsvoorstel van Verordening
1099/2009 publiceert, zal het gebruik van veedrijfmiddelen in slachthuizen besproken
worden in Europees verband.
Bij de behandeling van het voorstel voor de herziening van de Transportverordening
die nu plaatsvindt, zal ik dit onderwerp uiteraard meenemen. Gezien de vele wensen
die Nederland heeft voor de herziening van de Transportverordening, zal ik strategisch
te werk moeten gaan om een effectieve positie binnen de onderhandelingen te behouden.
Vraag:
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot of het kabinet ertoe bereid is alles-op-alles
te zetten om dit ontwerpbesluit in te laten gaan per 1 juli 2025 en zodoende de beantwoording
van dit schriftelijk overleg zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen.
Antwoord
De regering is hiertoe bereid en heeft de beantwoording van dit schriftelijk overleg
zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen. Zoals in het antwoord op de eerste
vraag van de fractie GL-PvdA is aangegeven, niet uit te sluiten dat 1 juli 2025 niet
wordt gehaald en dat dan 1 januari 2026 als inwerkingtredingsmoment in de rede ligt
omdat dat het eerstvolgende vaste verandermoment voor AMvB's is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie zijn verheugd dat de Minister elektrische veedrijfmiddelen
verbiedt. Daarbij zijn deze leden van mening dat het gebruik van laag-voltage veedrijfmiddelen
wél de voorkeur heeft in de drie uitzonderingssituaties waar veedrijfmiddelen nog
zijn toegestaan (slachthuizen, internationaal transport en door dierenartsen).
Vraag:
In hoeverre werken die sectoren nu al met laag-voltage veedrijfmiddelen? Kan de Minister
afspraken maken met deze sectoren om enkel nog laag-voltage veedrijfmiddelen te gebruiken?
Kan de Minister bij die drie sectoren/situatie het gebruik van laag-voltage stimuleren?
Antwoord
Sectorpartij Vee & Logistiek Nederland heeft onderzoek laten verrichten naar laag-voltage
drijfmiddelen bij het opdrijven van varkens, daarbij bleken dergelijke drijfmiddelen
effectief te zijn zonder heftige reacties bij de dieren uit te lokken. Binnen de transportsector
(bij het laden en lossen) zit het gebruik van laag-voltage elektrische veedrijfmiddelen
dus nog in de onderzoeksfase, met veelbelovende resultaten voor varkens. Er is nog
geen soortgelijk onderzoek gedaan naar het gebruik hiervan op runderen of andere diercategorieën.
De sector is gemotiveerd om het gebruik van laagvoltage drijfmiddelen verder uit te
rollen bij hun achterban.
Binnen sommige slachthuizen wordt er al gebruikgemaakt van laagvoltage veedrijfmiddelen.
Een bedrijf dat cameratoezicht met Artificial Intelligence voor slachthuizen heeft
ontwikkeld, heeft zelf positieve ervaringen met laag-voltage stroomstootapparatuur
bij varkens in Nederland en runderen in het buitenland, en faciliteert het gebruik
hiervan bij hun cliënten.
Dierenartsen gebruiken elektrische veedrijfmiddelen alleen als daar een diergeneeskundige
noodzaak toe bestaat. Het is niet bekend in hoeverre laag-voltage veedrijfmiddelen
daarvoor geschikt zijn.
Ik ben bereid om naar de mogelijkheden voor het stimuleren van het gebruik van laagvoltage
veedrijfmiddelen te kijken in de drie uitzonderingsgevallen in de huidige concept-regelgeving.
Vraag:
Kan in de Regeling wapens en munitie de vrijstelling enkel nog gelden voor laag-voltage
veedrijfmiddelen?
Het wijzigen van die regeling behoort tot de bevoegdheid van de Minister van Justitie
en Veiligheid. Die vrijstelling en het verbod in dit ontwerpbesluit kunnen naast elkaar
bestaan. Bovendien maakt het voorliggende verbod geen onderscheid naar voltage van
veedrijfmiddelen.
Vraag:
De leden van de NSC-fractie lezen dat met elektrische veedrijfmiddelen apparatuur
wordt bedoeld die geschikt is om aan een dier dat met het oog op de productie van
dierlijke producten dat bedrijfsmatig wordt gehouden stroomstoten af te geven. Deze
leden lezen dat dit verbod geldt voor elektrische veedrijfmiddelen die worden gebruikt
met het oogmerk dieren voort te drijven. Is er sprake van een oogmerk tot voortdrijven
wanneer schrikdraad als omheining wordt ingezet? Hoe zit dat met electric fencing
waarbij wordt gewerkt met een gps-signaal?
Antwoord
Nee, er is geen sprake van een oogmerk tot voortdrijven wanneer schrikdraad als omheining
wordt ingezet. Een omheining is niet om een dier voort te drijven, maar om een dier
binnen de houderij te houden. In het ontwerpbesluit wordt onder «voortdrijven van
dieren» elk gebruik van het elektrisch veedrijfmiddel begrepen dat bedoeld is om het
dier in kwestie dwingend een richting op te bewegen, bijvoorbeeld bij het in- of uitladen
van de dieren in het kader van transport of het op te laten staan. Een omheining waarbij
schrikdraad wordt gebruikt valt daarmee niet onder de reikwijdte van het voorgestelde
verbod.
Ditzelfde geldt voor electric fencing, of virtual fencing. Hierbij gaat het om een
virtuele omheining, waarbij dieren niet actief en dwingend worden voortgedreven, maar
wel binnen bepaalde gebieden worden gehouden. De dieren krijgen ook eerst een waarschuwingsgeluid
te horen, of een andere prikkel wat geen stroomstoot is, dus er is een leervermogen
en aanpassingsvermogen voor het dier om de pijnprikkel van een stroomstoot te ontwijken.
Het gebruik van elektrische prikkels om dieren binnen een afgebakend gebied te houden
valt dus niet onder het verbod.
Vraag:
De leden van de NSC-fractie zijn teleurgesteld dat gebruik van het elektrisch veedrijfmiddel
toegestaan blijft bij het laden en lossen van internationaal transport. Deze leden
vragen de Minister hoeveel van de transporten internationaal zijn.
Antwoord
De gegevens over internationale transporten worden bijgehouden in TRACES-NT. Uit dit
systeem kunnen beperkt data gegenereerd worden voor het creëren van overzichten. Er
is geen totaaloverzicht van het aantal transporten, maar wel voor het aantal afgegeven
gezondheidscertificaten. Bij de verplaatsing van dieren van de ene naar de andere
lidstaat wordt altijd een gezondheidscertificaat afgegeven door de bevoegde autoriteit;
in Nederland is dit de NVWA. Voor één transport kunnen 1 of meer certificaten worden
afgegeven.
In de tabellen hieronder is aangegeven hoeveel certificaten zijn afgegeven voor transporten
van varkens en runderen vanuit Nederland naar EU-landen en andersom. Het aantal certificaten
geeft slechts een indicatie voor het aantal internationale transporten. Omdat per
transport meer dan 1 certificaat kan worden afgegeven, is het werkelijke aantal internationale
transporten lager. Daarnaast kan geen onderscheid gemaakt worden of het gaat om transporten
van jonge of van volwassen dieren. Het elektrische veedrijfmiddel mag alleen gebruikt
worden bij volwassen runderen en varkens. Om te beoordelen bij hoeveel internationale
transporten het elektrische veedrijfmiddel gebruikt mocht worden bij het laden en
lossen zouden onderstaande cijfers daarvoor verder naar beneden bijgesteld moeten
worden.
In de volgende tabel is aangegeven hoeveel certificaten in 2023 en 2024 zijn afgegeven
bij de verplaatsing van runderen en varkens vanuit Nederland naar lidstaten (bron:
TRACES-NT):
Diersoort
2023
2024 (tot 20 november)
Varken
16.009
14.051
Rund
3.298
3.168
In de volgende tabel is aangegeven hoeveel certificaten in 2023 en 2024 zijn afgegeven
bij de verplaatsing van runderen en varkens vanuit een lidstaat naar Nederland (bron:
TRACES-NT):
Diersoort
2023
2024 (tot 20 november)
Varken
511
405
Rund
13.865
11.751
Vraag:
Is het op primaire bedrijven altijd duidelijk of een transport nationaal of internationaal
zal zijn? Hoe wordt dit onderscheid in de praktijk geborgd?
Ja, vooraf is het duidelijk of een transport nationaal of internationaal is. Bij alle
transporten van dieren zijn vervoersdocumenten in het voertuig verplicht waarop de
plaats van vertrek en de plaats van bestemming vermeld moeten worden. Deze moeten
desgevraagd aan de NVWA ter beschikking gesteld worden. Op basis van de informatie
op deze documenten is vast te stellen of het om een nationaal of internationaal transport
gaat. Daarnaast is het voor een NVWA-inspecteur mogelijk intern te achterhalen of
op een locatie een diergezondheidscertificering gepland is. Een diergezondheidscertificering
van runderen en varkens vindt altijd voorafgaand aan een internationaal transport
plaats.
Voor nationale transporten is alleen voor betrokken sectorpartijen duidelijk waar
en wanneer deze plaatsvinden.
Vraag:
Is er een mogelijkheid om ook bij internationaal transport de elektrische veedrijfmiddelen
te verbieden?
Antwoord
Er is geen nationale ruimte om het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen bij internationaal
transport dat onder het bereik van de Transportverordening valt te verbieden. Het
transport van dieren is Europees geharmoniseerd met Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake
de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten
(Transportverordening). Die verordening werkt rechtstreeks door in Nederland. De verordening
geeft geen ruimte om strengere nationale maatregelen te stellen die gelden voor internationaal
transport. Wat verklaarbaar is, want het zou immers het doel van de harmonisatie ondergraven
als lidstaten ieder voor zich strengere eisen aan internationaal transport zouden
kunnen stellen. Daarbij benadruk ik dat de Transportverordening al regelt dat het
gebruik van apparaten waarmee aan dieren elektrische schokken worden toegediend zoveel
mogelijk moet worden vermeden en dat het voorwaarden stelt aan het gebruik ervan3.
Verder wijs ik er op dat voor de biologische productie voor het vervoer van dieren
al een Europees verbod op het gebruik van «enig elektrisch of ander pijnlijk dwangmiddel
bij het in- en uitladen van de dieren» geldt. Dat verbod geldt op grond van verordening
2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische
productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 834/2007 van de Raad.
Vraag:
Is het mogelijk en zou de Minister een convenant willen maken met alle transporteurs
om geen elektrische veedrijfmiddelen meer te gebruiken?
Antwoord
Hoewel er een hoge bereidheid is bij een groot deel van de achterban om het elektrisch
veedrijfmiddel verder terug te dringen en te kijken naar alternatieven (zoals bijvoorbeeld
laag-voltage veedrijfmiddelen, maar ook rammelaars en andere alternatieven), geven
de sectoren ook aan dat het niet mogelijk is om geheel zonder elektrisch veedrijfmiddel
te werken. Daarom lijkt het mij niet mogelijk om tot een convenant te komen met alle transporteurs. Daarnaast zijn het niet alleen transporteurs die deze middelen gebruiken,
maar ook veehouders wanneer zij helpen met het opladen van het vee op hun bedrijf.
Uiteraard sta ik er wel voor open om met de sector in gesprek te gaan over hoe het
gebruik van elektrische veedrijfmiddelen bij internationaal transport zoveel mogelijk
teruggedrongen kan worden.
Vraag:
De leden van de NSC-fractie begrijpen de uitzondering van het gebruik van elektrische
veedrijfmiddelen door dierenartsen. Deze leden zijn ook van mening dat ook door dierenartsen
elektrische veedrijfmiddelen zo min mogelijk zouden moeten worden gebruikt. Kan de
Minister hiertoe afspraken maken met dierenartsen om het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen
zo minimaal mogelijk te gebruiken?
Antwoord
Dierenartsen gebruiken alleen elektrische veedrijfmiddelen wanneer dit noodzakelijk
is voor het toepassen van een diergeneeskundige handeling. Dit betekent dat dierenartsen
elektrische veedrijfmiddelen al zo minimaal mogelijk gebruiken. Dat hoort bij een
goede uitoefening van de diergeneeskunde en ligt derhalve al impliciet vastgelegd
in de beroepscode.
Vraag:
De leden van de NSC-fractie vernemen ook de bezorgdheid die leeft bij sectorpartijen
over dit verbod omdat de sector «in zijn geheel niet klaar is voor dit verbod». Waarom
vindt de sector zichzelf niet klaar voor dit verbod? Wat zijn de gevolgen van dit
verbod voor sectorpartijen? Is de Minister van plan met aanvullend beleid te komen
om sectorpartijen te ondersteunen in het stoppen van het gebruiken van elektrische
veedrijfmiddelen?
Antwoord
De sector geeft onder andere aan dat er veel variabelen invloed hebben op het opdrijven
van vee. Daarbij spelen onder andere licht, het weer, omgevingsgeluiden, looplijnen
in stallen en het temperament van de dieren zelf een rol. Lang niet in alle gevallen
zijn de omstandigheden ideaal (en ook niet zomaar aan te passen) om vee op te drijven.
Zeker als het gaat om looplijnen in stallen vergt dit vaak grote aanpassingen aan
een stal, waar niet altijd vergunningen of financiering voor gevonden kan worden.
De sector geeft daarbij aan dat onder niet ideale omstandigheden soms het gebruik
van een elektrisch veedrijfmiddel noodzakelijk is om de dieren vlot en goed te kunnen
laden.
Ik blijf bereid sectorpartijen te ondersteunen bij de overgang naar alternatieve drijfmethodes,
bijvoorbeeld door onderzoek hiernaar te helpen faciliteren, en zal hierover ook in
gesprek gaan met de sector.
Vraag:
De leden van de NSC-fractie lezen dat er initiatieven zijn vanuit de slachthuissector
zelf waarbij het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen succesvol is uitgefaseerd.
Daarnaast hebben de 90 grootste en middelgrote slachthuizen, naast een toezicht door
de NVWA, ook vrijwillig cameratoezicht. De combinatie van deze toezichtsdruk en de
innovaties die al hebben geleid tot het uitfaseren van elektrische veedrijfmiddelen
in slachthuizen, maken dat de urgentie voor het verbod in slachthuizen minder groot
is. Deze leden vragen in hoeveel slachthuizen er nog wel gebruik wordt gemaakt van
elektrische veedrijfmiddelen.
Antwoord
Deze gegevens worden niet bijgehouden. Een aantal grote slachthuizen heeft het gebruik
van elektrische veedrijfmiddelen tijdens de verplaatsing van dieren zoveel mogelijk
uitgefaseerd. Alleen in noodsituaties of wanneer een dier met het gebruik van alternatieve
drijfmiddelen zich weigert voort te bewegen wordt het elektrische veedrijfmiddel nog
sporadisch gebruikt. Van andere slachthuizen is niet bekend of zij gebruik maken van
elektrische veedrijfmiddelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Ontwerpbesluit
wijziging van het Besluit houders van dieren vanwege een verbod op het gebruik van
elektrische veedrijfmiddelen bij dieren in de veehouderij. Deze leden hebben nog enkele
vragen.
Vraag:
Om te beginnen vragen deze leden de Minister om een toelichting op de uitzondering
van dit verbod op «Gebruik bij laden en lossen voor internationaal transport». De
Minister schrijft dat de verordening EG) nr. 1/2005 geen beletsel vormt voor een strengere
nationale maatregel ter verbetering van het dierenwelzijn van dieren tijdens vervoer
dat volledig op het grondgebied van de lidstaat verloopt of tijdens vervoer over zee
dat vanaf het grondgebied van de desbetreffende lidstaat vertrekt (artikel 1, derde
lid). De leden vragen waarom de Minister dan toch voor een uitzondering heeft gekozen
in deze categorie. Kan de Minister toezeggen af te zien van deze uitzondering?
Antwoord
Er is gekozen voor een uitzondering in de categorie voor transport dat op het grondgebied
van een lidstaat verloopt, om duidelijkheid te geven wat de reikwijdte is van dit
verbod. De Europese Transportverordening (EG) nr. 1/2005 werkt namelijk rechtstreeks
door in Nederland. De verordening geeft in artikel 1, derde lid, geen ruimte om strengere
nationale maatregelen te stellen die gelden voor internationaal transport, wel voor
strengere nationale maatregelen «ter verbetering van het dierenwelzijn van dieren
tijdens vervoer dat volledig op het grondgebied van de lidstaat verloopt of tijdens
vervoer over zee dat vanaf het grondgebied van de desbetreffende lidstaat vertrekt».
Ik kan daarom niet toezeggen af te zien van de uitzondering voor internationaal transport
dat onder het bereik van de Transportverordening valt.
Vraag:
De leden van de D66-fractie vragen ten slotte aan de Minister toe te lichten waarom
aanvankelijk niet voor een verbod is gekozen, maar eerst in gesprek wilde gaan met
de sector. Kan de Minister toelichten waarom de panelgesprekken met de primaire bedrijven,
transporteurs en slachthuizen in 2023, of de 68 reacties op de internetconsultatie
waarvan een groot deel afkomstig uit de sector, niet voldoende inzichten hebben geboden?
Antwoord
Uit de internetconsultatie en de panelgesprekken bleek dat er veel zorgen leefden
onder sectorpartijen over de gevolgen van een mogelijk verbod. Een verbod is een verstrekkende
maatregel en ik wilde daarom in gesprek met de sector zelf nog eens horen wat voor
een neveneffecten een verbod zou hebben, kijken of er afspraken gemaakt konden worden
om excessen te voorkomen en mogelijke alternatieven verder verkennen. Daarbij lag
de optie om na de gesprekken alsnog over te gaan op een verbod altijd op tafel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Ontwerpbesluit
verbod op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen bij dieren in de veehouderij.
Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen over dit besluit en de mogelijke
gevolgen ervan voor de praktijk in de sector.
Vraag:
De leden van de BBB-fractie lezen dat door het besluit het gebruik van een elektrisch
veedrijfmiddel met het oogmerk om een dier voort te drijven zal worden aangemerkt
als een gedraging in strijd met artikel 2.1, derde lid, van de wet. Deze leden verzoeken
de Minister om nader toe te lichten wat precies wordt bedoeld met het «oogmerk voortdrijven».
Deelt de Minister dat dit begrip kan worden gezien als een open norm, wat kan leiden
tot interpretatieverschillen? Deze leden constateren dat het begrip «voortdrijven»
in de toelichting weliswaar kort is uitgelegd, maar vrezen dat deze uitleg te summier
is. Kan de Minister aangeven of zij deze zorg deelt? Zo ja, kan de Minister overwegen
om een afgekaderde definitie van «voortdrijven» op te nemen in artikel 1.1 van het
besluit om meer duidelijkheid te scheppen?
Antwoord
Met «voortdrijven» wordt bedoeld dat een dier in kwestie dwingend een richting op
wordt bewogen, bijvoorbeeld bij het in- of uitladen van de dieren in het kader van
transport of om het op te laten staan. Zoals in de toelichting beschreven, moet dit
ruim worden opgevat, namelijk dat het niet alleen gaat om een dier dat al in beweging
is al dan niet sneller een (andere) kant op te doen bewegen, maar ook om dieren die
in rust zijn tot beweging te dwingen (bijvoorbeeld te laten opstaan). Met «voortdrijven»
wordt niet iets anders bedoeld dan wat er in het normale spraakgebruik onder wordt
verstaan.
Ik vind dat het duidelijk is wat bedoeld wordt met «dieren voortdrijven» en dat dit
begrip geen open norm is. De NVWA geeft aan, dat het met de nota van toelichting,
ook voldoende duidelijk is wat onder «voortdrijven» wordt verstaan. Ik vind de uitleg
in het ontwerpbesluit dus niet summier. Omdat aan «voortdrijven» in het ontwerpbesluit
niet afgeweken wordt van de betekenis die in normaal spraakgebruik geldt, vind ik
het niet nodig een begripsbepaling daarvoor op te nemen. Ik zal de toelichting aanvullen
op basis van de beantwoording op deze vragen, om verder te verduidelijken wat er bedoeld
wordt met «oogmerk voortdrijven».
Vraag:
Wordt met dit besluit tevens het gebruik van opdrijfhekken, stapmolens (bij paarden),
stroomdraden om dieren binnen een perceel te houden of wolfwerende rasters, ook verboden?
Deze leden verzoeken de Minister om deze punten nader toe te lichten, aangezien er
veel onduidelijkheid lijkt te bestaan over de reikwijdte van het verbod.
Antwoord
Zoals ik ook aan de leden van de fractie van NSC heb beantwoord, geldt een omheining
niet als een middel om een dier voort te drijven, maar om een dier binnen een perceel
te houden. Een omheining waarbij schrikdraad wordt gebruikt valt daarmee niet onder
de reikwijdte van het voorgestelde verbod. Ook wolfwerende rasters hebben niet het
oogmerk het dier voort te drijven maar te voorkomen dat de wolf binnengeraakt. Die
situaties vallen daarom niet binnen de reikwijdte van het verbod.
Voor opdrijfhekken en stapmolens kan dit anders liggen. Wanneer een opdrijfhek een
dier met behulp van stroomprikkels voortbeweegt, valt dit binnen de reikwijdte van
het verbod. Hetzelfde geldt voor stapmolens, als die stroomprikkels gebruiken om het
dier voort te bewegen. Het moet daarbij wel om dieren gaan die bedrijfsmatig voor
de productie van dierlijke producten gehouden worden, omdat het conceptbesluit daarop
toeziet; paarden worden voornamelijk als gezelschapsdieren gehouden, en vallen dan
niet onder het verbod.
Vraag:
De leden van de BBB-fractie lezen dat verschillende panels kritisch hebben gereageerd
op het voorstel en hun bezorgdheid hebben geuit over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid
van het verbod, omdat deze panels van mening zijn dat de sector als geheel nog niet
klaar is voor deze maatregel. De Minister geeft aan dat de Kamer de politieke wens
heeft uitgesproken voor een totaalverbod en dat laag-voltage apparatuur niet wordt
uitgezonderd. Zijn er onderzoeken beschikbaar die aantonen dat de sector onvoldoende
is voorbereid op dit verbod? Zo ja, kunnen de bevindingen hiervan worden gedeeld met
de Kamer?
Antwoord
Er zijn geen onderzoeken beschikbaar die aantonen dat de sector onvoldoende is voorbereid
op het verbod op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen. Wel hebben er een internetconsultatie,
tussentijds contact met de sector en agrotoetsen plaatsgevonden, waarbij de sector
zelf heeft aangegeven onvoldoende voorbereid te zijn op dit verbod. De uitkomsten
van zowel de internetconsultatie als de agrotoetsen zijn verwerkt in de nota van toelichting
bij de concept-AMvB. Daarnaast zijn de reacties op de internetconsultatie waarvan
de inzender heeft aangegeven dat deze openbaar is, openbaar gepubliceerd4 op de internetconsultatiewebsite van het Rijk.
Vraag:
Wat is het oordeel van de Minister over het feit dat de Kamer ervoor heeft gekozen
om ook laag-voltage apparatuur onder het verbod te laten vallen, ondanks bezwaren
uit de praktijk? Kan de Minister toelichten waarom hier geen uitzondering voor is
gemaakt, en of dit een weloverwogen keuze is geweest?
Antwoord
Ik vind het belangrijk dat het beleid toepasbaar en uitvoerbaar is op het boerenerf,
zoals ik heb aangegeven tijdens het debat dieren in de veehouderij van 25 september
2024 (Kamerstuk 28 286, nr. 1354). De mogelijkheden tot een verbod op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen
zijn beperkt, vanwege de geldende Europese wet- en regelgeving (zoals Verordening
1099/2009 die geldt op slachthuizen). Ik hecht veel waarde aan de opdracht omtrent
nationale koppen die ik mee heb gekregen vanuit het hoofdlijnenakkoord. Vandaar dat
ik eerst met de sector in gesprek wilde om te horen wat voor neveneffecten een verbod
zou hebben en om te zien wat er nodig is om excessen te voorkomen en mogelijke alternatieven
te verkennen en te introduceren.
In datzelfde debat zag ik echter ook hoe dit onderwerp leeft binnen de Kamer en hoorde
ik de redenen die de Kamer heeft om voor een geheel verbod op het gebruik van elektrische
veedrijfmiddelen te pleiten. Daarom heb ik toegezegd om het proces rondom het verbod
op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen voort te zetten en de concept-AMvB
zoals die door mijn voorganger was opgesteld bij de Tweede Kamer voor te hangen. Gezien
de politieke wens van de Kamer voor een totaalverbod, is besloten om laag-voltage
apparatuur niet mee te nemen als uitzondering in het verbod.
Vraag:
De leden van de BBB-fractie lezen in de beslisnota dat het verbod geldt als een strengere
nationale regel voor het binnenlands transport van dieren, en dat de transportverordening
(EG (1/2005))hier ruimte voor biedt. Kan de Minister toelichten of dit besluit inderdaad
een «nationale kop» betreft, waarbij Nederland afwijkt van de Europese regelgeving?
Zo ja, kan de Minister toelichten of dit besluit overeenkomt met de afspraken uit
het hoofdlijnenakkoord?
Antwoord
Met dit verbod worden inderdaad nationale maatregelen geïntroduceerd die strenger
zijn dan de Europees geharmoniseerde regels ten aanzien van het transport van dieren
(Transportverordening).
Vraag:
Verder lezen de leden van de BBB-fractie dat er een uitzondering komt voor dierenartsen.
Deze leden vragen of er overleg heeft plaatsgevonden met dierenartsen over deze uitzondering
en of de sector tevreden is met de geboden uitzonderingsgrond. Voldoet deze uitzondering
volgens de dierenartsen aan de behoefte om in specifieke gevallen wel gebruik te kunnen
maken van elektrische veedrijfmiddelen, bijvoorbeeld in noodsituaties? Kan de Minister
toelichten welke overwegingen hieraan ten grondslag liggen en of er nog aanvullende
maatregelen worden overwogen?
Antwoord
Er heeft overleg plaatsgevonden met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
(KNMvD) bij het opstellen van het concept-verbod op het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen.
Omdat uit dit overleg bleek dat het gebruik van elektrische drijfmiddelen soms noodzakelijk
is in het kader van diergeneeskundige handelingen, is een uitzonderingsgrond voor
dierenartsen gecreëerd. In een (nood)situatie waarbij het noodzakelijk is om het dier
in kwestie voort te drijven met behulp van een elektrische veedrijfmiddel geldt het
verbod niet, mits de diergeneeskundige handeling beroepsmatig wordt verricht en het
gebruik van een elektrisch veedrijfmiddel daarbij noodzakelijk is. Dit is in de praktijk
alleen het geval voor bepaalde handelingen die uitsluitend door een dierenarts mogen
worden uitgevoerd (zoals bijvoorbeeld het stellen van een diagnose). De uitzondering
voldoet voor dierenartsen in deze specifieke gevallen.
Het gebruik van elektrische veedrijfmiddelen wordt dus alleen gebruikt als dit noodzakelijk
is voor het toepassen van een diergeneeskundige handeling. Dit betekent dat dierenartsen
elektrische veedrijfmiddelen al zo minimaal mogelijk gebruiken. Dat hoort bij een
goede uitoefening van de diergeneeskunde en ligt derhalve al impliciet vastgelegd
in de beroepscode. Daarom zijn hierop geen aanvullende maatregelen overwogen.
Vraag:
De leden van de BBB-fractie lezen tot slot lezen dat het voormalige Ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) door de sector is geïnformeerd over het
gebruik van laag-voltage drijfmiddelen. Deze middelen zouden volgens onderzoek minder
impact hebben dan bijvoorbeeld een elektronische vliegenmepper en het welzijn van
het dier niet schaden, terwijl ze effectief zijn in het voortdrijven van dieren. Het
betreurt deze leden dat het gebruik van laag-voltage drijfmiddelen niet in overweging
is genomen bij de totstandkoming van het huidige verbod, maar gezien het debat in
de Kamer begrijpen zij de Minister hierin wel. Kan de Minister bevestigen of zij op
de hoogte is van deze informatie? Deelt de Minister dat laag-voltage drijfmiddelen
misschien wel diervriendelijker zijn dan de alternatieven die er nu voor in de plaats
komen?
Antwoord
Ik ben op de hoogte van laag-voltage veedrijfmiddelen en het onderzoek dat de WUR
in opdracht van Vee&Logistiek Nederland hiernaar heeft uitgevoerd. Zoals ik in mijn
antwoord aan de fractie NSC schrijf, bleken dergelijke drijfmiddelen effectief te
zijn zonder heftige reacties bij de dieren uit te lokken. Binnen de transportsector
(bij het laden en lossen) zit het gebruik van laag-voltage elektrische veedrijfmiddelen
dus nog in de onderzoeksfase, met veelbelovende resultaten voor varkens. Er is nog
geen soortgelijk onderzoek gedaan naar het gebruik hiervan op runderen of andere diercategorieën.
Of de laag-voltage veedrijfmiddelen, wat dierenwelzijn betreft, diervriendelijker
zijn valt niet te zeggen, want er is geen onderzoek gedaan naar hoe zich dit verhoudt
tot andere wettelijk toegestane alternatieven.
Voorts merken deze leden nog voor de handelingen het volgende op: de elektrische veedrijvers,
of veeprikker, die in Nederland op dit moment worden gebruikt leveren meestal niet
meer dan 5.000 volt, dat de helft is van een gemiddeld schrikdraad. Omdat de twee
polen van het apparaat ongeveer drie tot vijf centimeter uit elkaar zitten, is dat
de afstand waarover de stroomprikkel in de huid wordt gevoeld door het dier. Ter vergelijking
loopt bij een normale stroomdraad de spanning door een veel groter deel van het lichaam,
omdat de spanning meestal door het hele lichaam loopt aangezien de stroom via het
dier helemaal naar de aarde gaat. Zoals de Minister weet, voelt een schok van schrikdraad
dus vele malen erger dan van een veeprikker, hoewel beiden natuurlijk zijn bedoeld
om te laten schrikken, niet om pijn te veroorzaken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het voorstel voor een verbod op het gebruik
van stroomstootwapens in de veehouderij eindelijk naar de Kamer is gestuurd, nadat
dit al maanden klaarlag op het ministerie. Het is fijn dat dit verbod, na een lange
strijd van de Kamer, er eindelijk komt. Het draagvlak voor dit verbod is zowel in
de maatschappij als in de Kamer heel groot. En terecht, want het is weerzinwekkend
om dieren te bewerken met stroomstoten. Dit voorstel kan dan ook rekenen op steun
van deze leden.
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat de Kamer al in 2021 heeft opgeroepen
om het gebruik van stroomstootwapens in de veehouderij te verbieden (motie van de
leden Vestering en Beckerman (Kamerstuk 28 286, nr. 1202)). In 2022 verzocht de Kamer opnieuw, middels een motie van de leden Vestering en
Van Campen (Kamerstuk 36 200-XIV, nr. 62), om met een totaal verbod te komen. Een grote meerderheid in de Kamer wilde dat
het verbod zo snel mogelijk in zou gaan. Daarom ging oud-Minister Adema er eindelijk
mee aan de slag. Dat verbod had snel in werking moeten treden, maar de nieuwe Minister
van landbouw probeerde dit te saboteren. In antwoorden op Kamervragen (Aanhangsel
Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 29) liet Minister Wiersma weten dat zij het verbod niet naar de Kamer ging sturen, maar
dat zij in plaats daarvan in gesprek wilde gaan met de sector. De Minister ging hiermee
diametraal in tegen de wens van de Kamer. De Kamer moest nagenoeg het hele debat over
dieren in de veehouderij van 25 september 2024 gebruiken om de Minister terug te fluiten,
zodat ze de wetgeving toch naar de Kamer zou sturen. De Kamer moest opnieuw vechten
voor het verbod dat er allang had moeten zijn. Een grote strijd, alleen maar om ervoor
te zorgen dat dieren niet meer mogen worden bewerkt met stroomstootwapens. Deze leden
betreuren dit proces ten zeerste. Gelukkig zien we dat de Kamer de oud-Minister niet
overal mee weg laat komen, maar het is een heel slecht teken voor de dieren dat we
erachteraan moeten rennen om te zorgen dat aangenomen moties waar jarenlang voor is
gevochten, worden uitgevoerd. Hierover heeft de Kamer de Minister gelukkig tot de
orde kunnen roepen. Andere beloften aan de dieren, zoals het verlagen van de slachtsnelheid,
weigert de Minister nog altijd uit te voeren, ondanks vele aangenomen moties.
Uitzonderingen
De leden van de PvdD-fractie hebben er grote moeite mee dat het vanwege Europese wetgeving
niet mogelijk is om het gebruik van stroomstootwapens in slachthuizen en bij het laden
en lossen van dieren voor internationaal transport te verbieden. Is de Minister bereid
om, na de inwerkingtreding van het nationale verbod, Ministers van andere lidstaten
erop te wijzen dat Nederland dit verbod heeft ingesteld?
Antwoord
Nederland zal andere lidstaten informeren over het verbod middels het netwerk van
verbindingsorganen (voorheen het National Contact Point netwerk). Ook wordt het besluit
genotificeerd bij de Europese Commissie, die het besluit ter kennisgeving voorlegt
aan alle lidstaten.
Vraag:
Is zij tevens bereid zich actief in te zetten voor een Europees verbod op stroomstootwapens
in de gehele veehouderij?
Antwoord
Zoals aangegeven in de beantwoording op de vragen van de VVD-fractie, heeft de huidige
Europese Commissie eerder aangegeven met een pakket aan nieuwe dierenwelzijnswetgeving
te komen, waaronder een herziening van de Europese Verordening (EG) nr. 1009/2009
(de verordening aangaande het doden van dieren, o.a. in slachthuizen). Tot op heden
is van dit pakket alleen het voorstel voor de herziening van de Transportverordening
gepubliceerd. Wanneer de nieuwe Europese Commissie het herzieningsvoorstel van Verordening
1009/2009 publiceert, zal het gebruik van stroomstootapparatuur besproken worden in
Europees verband.
Bij de behandeling van het voorstel voor de herziening van de Transportverordening
die nu plaatsvindt, zal ik dit onderwerp uiteraard meenemen. Gezien de vele wensen
die Nederland heeft voor de herziening van de Transportverordening, zal ik strategisch
te werk moeten gaan om een effectieve positie binnen de onderhandelingen te behouden.
Inwerkingtreding
De leden van de PvdD-fractie verzoeken de Minister om haast te maken met de inwerkingtreding
van het verbod. De dieren hebben lang genoeg gewacht.
Antwoord
Zoals ik heb beantwoord aan de leden van de fracties VVD en GL-PvdA, is de regering
ertoe bereid en heeft de beantwoording van dit schriftelijk overleg zo spoedig mogelijk
aan de Kamer doen toekomen. Het is niet uit te sluiten dat 1 juli 2025 niet wordt
gehaald en dat dan 1 januari 2026 als inwerkingtredingsmoment in de rede ligt omdat
dat het eerstvolgende vaste verandermoment voor AMvB's is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit.
Deze leden hebben enkele vragen over de brede formulering van het voorgenomen verbod.
Vraag:
De leden van de SGP-fractie lezen in de toelichting dat in de praktijk elektrische
veedrijfmiddelen alleen worden gebruikt bij het laden van varkens en runderen op een
wagen of bij het verplaatsen in een stal richting een transportwagen. Deze leden willen
erop wijzen dat bij brede definiëring van elektrische veedrijfmiddelen deze ook van
toepassing is op het gebruik van lichte (voorspelbare en vermijdbare) elektrische
prikkels in bijvoorbeeld melkrobots. Is dit over het hoofd gezien? Moet de definitie
en het voorliggende verbod zo worden uitgelegd dat deze niet van toepassing is op
genoemd gebruik van (voorspelbare en vermijdbare) lichte elektrische prikkels in onder
meer melkrobots?
Antwoord
Aangezien de insteek van het verbod is om het gebruik te verbieden bij het voortdrijven
van dieren die gehouden worden met het oog op productie van dierlijke producten, vind
ik dat de melkrobot hier niet onder valt. Net zoals bij de toepassing van virtual
fencing, krijgen de dieren eerst een waarschuwingsgeluid te horen, of een andere prikkel
wat geen stroomstoot is, dus er is een leervermogen en aanpassingsvermogen voor het
dier om de pijnprikkel van een stroomstoot te vermijden. Dan is er geen sprake van
voortdrijven, en dus is het verbod dan niet van toepassing. Naar aanleiding van deze
vraag zal ik in de nota van toelichting bij het besluit expliciet opnemen dat het
gebruik van de melkrobot niet onder het verbod valt voordat het ter notificatie aan
de Europese Commissie en voor advies naar de Raad van State wordt gestuurd.
Overigens merk ik op dat bij virtual herding, een andere toepassing van de techniek
die bij virtual fencing wordt gebruikt, wel sprake is van dieren voortdrijven. Ik
vind het wenselijk dat deze techniek ook mogelijk blijft, en zal het ontwerpbesluit
hierop aanpassen voordat de hiervoor genoemde vervolgstappen worden gezet.
Vraag:
De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de Minister de gevolgen van laag-voltage
apparatuur voor het dierenwelzijn beoordeelt in verhouding tot alternatieve middelen
die zullen worden gebruikt om onwillige dieren in beweging te krijgen. Is de veronderstelling
juist dat deze gevolgen minimaal zijn? Welke alternatieve middelen om onwillige dieren
in beweging te krijgen, met inachtneming van de persoonlijke veiligheid, adviseert
de Minister? Is de Minister bereid in het voorliggende besluit de mogelijkheid open
te houden om bijvoorbeeld via een ministeriële regeling gebruik van laag-voltage apparatuur
op een later moment alsnog vrij te stellen?
Antwoord
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op soortgelijke vragen van de leden van de NSC-fractie
en de leden van de BBB-fractie. Er is meer onderzoek nodig, in verschillende omstandigheden
en bij verschillende diercategorieën, voor ik uitspraak kan doen over hoe laag-voltage
apparatuur zich verhoudt tot alternatieve middelen.
Alternatieven voor het voortdrijven van dieren zijn bijvoorbeeld opdrijframmelaars,
drijfschotten, plastic zakken, vlaggen en stokken met plastic linten. Onderzoek van
Temple Grandin heeft aangetoond dat zoveel mogelijk voorkomen kan worden dat een dier
überhaupt stil komt te staan, door logische looplijnen en een rustige omgeving in
te richten tijdens de momenten dat dieren moeten worden opgeladen, zonder afleidingen
(bijv. reflecties) en herrie.
De Wet dieren geeft al een mogelijkheid om op een later moment eventueel vrijstelling
te verlenen van dit verbod. Als op een later moment vrijstelling van laag-voltage
apparatuur wenselijk is dan kan een vrijstelling daarvoor worden gebaseerd op artikel
10.1 van de Wet dieren, mits het belang van het welzijn van het dier zich niet tegen
de vrijstelling verzet.
Vraag:
De leden van de SGP-fractie lezen in de toelichting de factoren die onachtzaam gebruik
van elektrische veedrijfmiddelen rondom inladen, transport en slacht in de hand werken,
zoals tijdsdruk, de wens tot efficiëntie en snelheid. Daarnaast wordt aangegeven dat
ook bij andere processen en op andere momenten vanuit gewoonte of onachtzaamheid op
onwenselijke wijze gebruik wordt gemaakt van deze veedrijfmiddelen. Is de veronderstelling
juist dat de misstanden zich voordoen wanneer sprake is van actief en onvoorspelbaar
menselijk handelen? Kan de Minister onderbouwd specificeren welke processen en momenten
dit betreft? Als misbruik van veedrijfmiddelen zich beperkt tot inladen, transport
en slacht, is de Minister dan van mening dat het verbod zich hiertoe moet beperken
(binnen de Europese kaders)?
Antwoord
Op basis van de beelden van misstanden die het nieuws hebben gehaald, zou deze conclusie
getrokken kunnen worden. Het is lastig conclusies te trekken over de beweegredenen
van de personen die te zien zijn op de beelden van misstanden. Bij misstanden is in
ieder geval altijd sprake van actief menselijk handelen, waarbij vermoedelijk tijdsdruk
en frustratie een rol spelen.
Op beelden die misstanden laten zien, vinden deze misstanden voornamelijk plaats tijdens
het laden en lossen van dieren. Maar niet alle momenten of processen op het primaire
bedrijf, tijdens het transport, eventueel op verzamelcentra of op het slachthuis zijn
altijd volledig in beeld. De aanwezigheid van een toezichthouder is soms ook al voldoende
om betere naleving af te dwingen. Daardoor is het niet duidelijk of misstanden alleen
plaatsvinden tijdens het laden en lossen of mogelijk ook op andere momenten. Wel is
duidelijk dat laden en lossen een precair moment is binnen het transportproces met
risico's voor het dierenwelzijn, zoals ook EFSA aangeeft in haar rapporten van september
20225.
Vraag:
De leden van de SGP-fractie lezen dat onder voortdrijven van dieren elk gebruik van
het elektrisch veedrijfmiddel wordt begrepen dat is bedoeld om het dier in kwestie
dwingend een richting op te bewegen, en dat voortdrijven ruim moet worden opgevat.
Wat betekent het voorliggende verbod dan voor het gebruik van apparatuur die zonder
menselijk handelen stroomstoten afgeeft en bedoeld is om dieren te weerhouden een
bepaalde richting op te gaan, zoals schrikdraad en wolfwerende rasters?
Antwoord
Bij het gebruik van apparatuur dat zonder menselijk handelen stroomstoten afgeeft
en bedoeld is om dieren te weerhouden een terrein te verlaten of te betreden, zoals
schrikdraad en wolfwerende rasters, is geen sprake van actief voortdrijven van dieren,
en dit soort apparatuur valt daarom niet onder dit verbod.
Vraag:
De leden van de SGP-fractie willen wijzen op de mogelijke gevolgen van het voorgestelde
verbod voor virtual fencing bij rundvee, het gebruik van een virtuele afrastering
(middels lichte, voorspelbare elektrische prikkels) om beweiding, bijvoorbeeld in
het kader van natuurbeheer, beter mogelijk te maken. Heeft de Minister zich hier rekenschap
van gegeven? Deze leden willen erop wijzen dat meer beweiding juist goed is voor dierenwelzijn
en milieu en dat onderzoek laat zien dat virtual fencing bij rundvee geen negatieve
welzijnseffecten heeft ten opzichte van gebruik van gewoon schrikdraad. Deelt de Minister
de mening dat dit mogelijk moet blijven?
De leden van de SGP-fractie constateren dat, blijkens de toelichting en gezien de
aangenomen moties in de Kamer, het verbod is gericht op het voorkomen van misbruik
van veedrijfmiddelen door actief, onvoorspelbaar menselijk handelen bij het voortbewegen
van dieren van en naar transportwagens. Moet het voorgestelde verbod inderdaad zo
worden gelezen? Acht de Minister het verstandig het verbod zo te formuleren dat expliciet
wordt aangegeven dat het gaat om direct, actief menselijk handelen, dan wel dat gebruik
van apparatuur met voorspelbare, ontwijkbare en gelimiteerde prikkels waarbij geen
sprake is van direct menselijk ingrijpen mogelijk blijft?
Antwoord
Ja ik heb hier rekenschap van gegeven en ik ben het ermee eens dat weidegang belangrijk
is. Zoals ik eerder aan de leden van de NSC-fractie heb beantwoord, valt virtual fencing,
waarbij een omheining virtueel wordt aangeduid en dieren binnen een perceel gehouden
worden met behulp van positieve en negatieve signalen via een halsband (vibratie voor
beloning, geluid en indien nodig een elektrische prikkel als waarschuwing), die voorspelbaar
en vermijdbaar zijn, niet binnen dit verbod. Het gaat hier niet om het actief en dwingend
voortdrijven van dieren in de veehouderij.
Initiatieven die dit mogelijk maken en geen negatieve welzijnseffecten hebben ten
opzichte van de huidige gebruikelijke toepassingen, moeten mogelijk blijven. Zoals
ik eerder heb beantwoord, zou ik het wenselijk vinden dat het gebruik van elektrische
prikkels bij virtual herding mogelijk blijft. Ik zal het ontwerpbesluit hierop aanpassen
voordat het ter notificatie aan de Europese Commissie en voor advies naar de Raad
van State wordt gestuurd wordt gestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
A.B. Coco Martin, adjunct-griffier