Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 655 Wijziging van de Wet luchtvaart en van de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1) in verband met de verankering van de Maatschappelijke Raad Schiphol en de versterking van de commissies regionaal overleg van overige burgerluchthavens van nationale betekenis
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
1. Inleiding
Het is gewenst de Wet luchtvaart te wijzigen teneinde de Maatschappelijk Raad Schiphol
daarin juridisch te verankeren en de rol van de Commissies Regionaal Overleg van de
overige burgerluchthavens van nationale betekenis te versterken. Met het onderhavige
wetsvoorstel worden enkele wijzigingen aangebracht in de Wet luchtvaart (hierna: de
wet) en de – nog niet in werking getreden – Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van
de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel
voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1). Deze wijzigingen hebben betrekking op de transitie van de Commissie Regionaal Overleg
Schiphol (CROS) en de Omgevingsraad Schiphol (ORS) naar Maatschappelijke Raad Schiphol
(MRS).
De CROS was een overlegplatform bestaande uit vertegenwoordigers van de bij Schiphol
betrokken provincies en gemeenten, de verlener van luchtverkeersdiensten en de luchtvaartmaatschappijen
die geregeld van de luchthaven gebruik maken. Haar opvolger de ORS was een overlegplatform
waarin vertegenwoordigers van de betrokken gemeenten en provincies, de exploitant
en gebruikers van de luchthaven, de luchtverkeersleiding, werknemersorganisaties,
omwonenden en milieuorganisaties vertegenwoordigd waren.
De MRS geeft uiting aan de maatschappelijke participatie rondom Schiphol. De MRS is
een Raad waar omwonenden, maatschappelijke organisaties, experts en andere maatschappelijke
belanghebbenden rondom Schiphol met elkaar de dialoog aangaan en adviezen uitbrengen
aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de Minister). De MRS is
het maatschappelijke platform om de ontwikkeling van de luchthaven te bespreken en
adviezen uit te brengen over het verminderen van hinder en het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit
in relatie tot luchtvaart rondom Schiphol. Na inwerkingtreding van de verplichting
in de wetswijziging voor het nieuwe normen-en handhavingstelsel voor Schiphol (NNHS)
voor de exploitant om jaarlijks in overleg met de verlener van luchtverkeersdiensten
een gebruiksprognose en -evaluatie op te stellen adviseert de MRS de Minister ook
over de gebruiksprognose die de exploitant van de luchthaven in overleg met jaarlijks
opstelt ten behoeve van de beoordeling door de Minister van die gebruiksprognose.
Het voorgaande komt tot uitdrukking in de taakomschrijving van de MRS in voorgestelde
artikel 8.34, tweede lid, van dit wetsvoorstel (zie hierna).
Het doel van dit wetsvoorstel is het verankeren van de MRS in de Wet luchtvaart. Het
onderhavige voorstel is een uitwerking van het voornemen uit de Luchtvaartnota 2020–2050
en geeft uitvoering aan de adviezen van Van Geel over de overlegstructuur rondom Schiphol.1 Binnen de in het wetsvoorstel bepaalde (hoofd)structuur van de MRS is ruimte voor
nadere uitwerking bij ministeriële regeling en in een bestuursreglement en bewonersreglement.
Daarnaast worden enkele wijzigingen aangebracht met betrekking tot de Commissies Regionaal
Overleg (hierna: CRO) van overige burgerluchthavens van nationale betekenis. De CRO
is een overlegplatform waarin vertegenwoordigers van betrokken gemeenten en provincies,
de exploitant en gebruikers van de luchthaven, omwonenden en milieuorganisaties vertegenwoordigd
zijn. De CRO is daarmee het platform om de ambities van de luchthaven te bespreken
en afspraken te maken over bijvoorbeeld
geluidoverlast, klachtenafhandeling, duurzaamheid en regionale inbedding. Met het
wetsvoorstel wordt beoogd om de rol van de CRO te versterken in het adviseren over
operationele aangelegenheden rond de luchthavens die van invloed zijn op het milieu
en de gezondheid in de regio rond de luchthavens. Allereerst wordt verduidelijkt welke
gemeenten en provincies in ieder geval moeten deelnemen aan de CRO. Daarnaast wordt
het aantal deelnemers van de CRO uitgebreid met vertegenwoordigers van de gebruikers
van de luchthaven en vertegenwoordigers van de Minister en worden nog enkele aanpassingen
gemaakt van ondergeschikte aard. Het onderhavige voorstel is een uitwerking van het
voornemen in de Luchtvaartnota 2020–2050 om de rol van de CRO te versterken.2
2. Hoofdlijnen van het voorstel
2.1 MRS
Aanleiding
Als interim-voorzitter van de ORS heeft de heer drs. P.L.B.A. van Geel in december
2020 advies uitgebracht over de toekomstgerichte organisatie van het overleg met de
omgeving van Schiphol3.
Van Geel adviseert het Rijk en de politiek om meer regie te nemen in de besluitvorming
rondom de luchthaven Schiphol. In de ORS werd getracht met een vertegenwoordiging
van belanghebbenden rond de luchthaven in consensus (dus unanimiteit) besluiten te
nemen. Dit consensusmodel zorgde voor spanning, het vertrek van stakeholders en compliceerde
de belangenafweging. Van Geel adviseert het Rijk om deze belangenafweging op zich
te nemen en ieder deelbelang duidelijk zichtbaar te maken. Van Geel stelt drie kolommen
voor: de interbestuurlijke kolom waarin het Rijk en medeoverheden samenwerken, een
kolom met sectorpartijen en een maatschappelijke kolom. Het Rijk fungeert als regisseur
en verzamelt de belangen van elke kolom alvorens een belangenafweging te maken ten
behoeve van de besluitvorming. Bij brief van 17 oktober 20224 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voornemens met betrekking tot de vormgeving
en instelling van een MRS, als opvolger van de CROS en de ORS. Dit wetsvoorstel borgt
de MRS en geeft daarmee uitvoering aan de maatschappelijke kolom uit het advies Van
Geel.
Wettelijke verankering
Op grond van het huidige artikel 8.34 Wet luchtvaart is er een CROS met een voorgeschreven
samenstelling, uitgewerkt in de Regeling CROS. Sinds 26 november 2014 vervult de ORS
de rol van de CROS op grond van artikel II, eerste lid, van de Regeling van de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Milieu, van 21 november 2014, nr. IENM/BSK-2014/249145, tot
wijziging van de Regeling CROS in verband met de transitie naar de Omgevingsraad Schiphol.5 Om te kunnen starten met de MRS vooruitlopend op deze wetswijziging is die regeling
in 2023 vervangen door de Regeling transitie CROS-MRS zodat de toenmalige MRS in oprichting
voor de CROS in de plaats kon komen, zoals dit in 2014 ook ten behoeve van de ORS
is gedaan6.
In het wetsvoorstel is niet gekozen voor toepassing van de Kaderwet adviescolleges
op de MRS. De reden hiervoor is dat de bepalingen over de samenstelling en inrichting
van adviescolleges in die wet, zoals het in die wet voorgeschreven maximum aantal
van veertien leden en een lidmaatschap op basis van deskundigheid in plaats van de
mogelijkheid van voordracht door middel van bewonersverkiezingen, niet het passende
kader bieden gelet op de gewenste inrichting en samenstelling van de MRS. Regeling
in de Wet luchtvaart betekent ook dat de rol van de MRS ten aanzien van de verbetering
van de leefomgevingskwaliteit rondom Schiphol betrekking heeft op de luchtvaartgerelateerde
aspecten binnen het bredere terrein van verbetering van de leefomgevingskwaliteit,
zoals de ontwikkeling van een nieuw stelsel voor regulering van het vliegtuiggeluid
en advisering over het beleid met betrekking tot de normen en regels voor Schiphol.
Relatie met wetswijziging 2016
In 2016 hebben de Tweede en Eerste Kamer een wet aangenomen waarin de ORS werd opgenomen
in de Wet luchtvaart7. Die wetswijziging (waarin bijvoorbeeld ook het NNHS is opgenomen) is tot op heden
niet in werking getreden, onder andere omdat de vaststelling van de benodigde wijziging
van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol op zich laat wachten8. De bepalingen over de ORS in die wetswijziging zullen ook niet meer in werking treden.
Dit wetsvoorstel voorziet erin dat de wettelijke taken van de ORS uit die wetswijziging
bij de MRS komen te liggen door de in dit wetsvoorstel voorgestelde wijziging van
de Wet luchtvaart en de hiervoorbedoelde wetswijziging voor het NNHS.
Inhoud voorstel
Met dit wetsvoorstel wordt bereikt dat overeenkomstig het besluit van de Minister
van 17 oktober 2022 het ontwerp en de werking van de MRS in de Wet luchtvaart verankerd
wordt. Dit biedt duidelijkheid voor de belanghebbenden rondom de luchthaven Schiphol
en ondersteunt de belangenafweging die de Minister moet maken met betrekking tot de
besluitvorming over de luchthaven.
De MRS heeft de volgende wettelijke taken:
– kanaliseren van maatschappelijke perspectieven die bijdragen aan de verbetering van
de leefomgevingskwaliteit rond Schiphol;
– uitbrengen van gebundelde weergaven van de visies, standpunten (adviezen) van betrokken
belanghebbenden over die maatschappelijke perspectieven;
– leveren van maatschappelijke inbreng in concrete hindermitigatieprojecten; in dit
kader heeft de MRS bijvoorbeeld overleg met Schiphol over operationele zaken zoals
het onderhoud van de banen;
– bijdragen aan een transparante, onafhankelijke en duidelijke informatievoorziening
over de leefomgevingskwaliteit rondom Schiphol, zoals het oprichten van een Omgevingshuis
als centrale digitale plaats voor informatievoorziening en dienstverlening;
– adviseren over het mogelijk positieve effect van de hinderbeleving van een experimenteerregeling
op grond van artikel 8.23a Wet luchtvaart;
– en na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van de wijziging van de Wet luchtvaart
in verband met de invoering van het NNHS (Stb. 2016, 119-n1): adviseren over de wettelijke verplichte jaarlijkse gebruiksprognose en de gebruiksevaluatie
van Schiphol. Onderdeel f van het artikel 8.34, tweede lid, zal dus in werking treden
als artikel I, onderdeel F, van de wetswijziging voor het NNHS in werking is getreden.
Anders dan van de CROS en de ORS is consensus (unanimiteit) bereiken is niet het hoofddoel
van de MRS. Conform de Luchtvaartnota9 is het uitgangspunt thans namelijk dat de overheid de regie neemt in de besluitvorming
over Schiphol. Daar hoort bij dat de overheid, onder andere, maatschappelijke betrokkenheid
bij die besluitvorming goed regelt. Omdat het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit
rond Schiphol complex is en de belangen groot, zwaarwegend en divers zijn, is voor
het organiseren van die betrokkenheid een georganiseerd platform voor maatschappelijke
partijen noodzakelijk. Van Geel onderschrijft deze noodzaak. De MRS heeft een aantal
taken, maar alles wat de MRS doet valt onder het verzamelen en bundelen van maatschappelijke
perspectieven met betrekking tot het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit rond
Schiphol in relatie tot luchtvaart. Dit betekent dat er niet per se één uitkomst is.
Er mogen meerdere perspectieven naast elkaar bestaan in de adviezen en visies van
de MRS.
De MRS zal bestaan uit vertegenwoordigers van bewoners, experts/wetenschappers, en
een brede maatschappelijke schil bestaande uit vertegenwoordigers van maatschappelijke
organisaties van wie de belangen of achterban direct of indirect geraakt kunnen worden
door de taken van de MRS. Daarnaast kunnen personen die niet per se een specifieke
achterban vertegenwoordigen door de voorzitter worden benaderd om inbreng te leveren
op specifieke vraagstukken, zoals jongeren, belangengroepen en vertegenwoordigers
van de luchtvaartsector, de zogenaamde open schil.
Omdat Schiphol, de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en de luchtvaartmaatschappijen
op grond van artikel 8.34 formeel nu nog deel uitmaakten van de CROS, zijn vertegenwoordigers
van deze partijen in de Regeling transitie CROS-MRS toegevoegd als pro forma-leden
die geen formele bevoegdheden of verantwoordelijkheden hebben. Met de hier voorgestelde
wetswijziging wordt geregeld dat zij geen zitting meer hebben in de MRS. Zij kunnen
wel worden uitgenodigd in hun rol als initiatiefnemer of input leveren vanuit hun
rol als uitvoerder van luchtruim- en luchthavenoperaties. Daarnaast is er separaat
overleg dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) op reguliere basis
voert met de sectorpartijen.
Met de Bestuurlijke Regie Schiphol (het samenwerkingsverband van de regionale overheden
in de Schipholregio, hierna: BRS) zijn in lijn met het advies Van Geel in december
2021 samenwerkingsafspraken uitgewerkt en vastgelegd over de interbestuurlijke samenwerking
tussen het Ministerie van IenW en de BRS. Daarnaast is de Schipholregio als NOVEX-gebied
aangewezen. Binnen de NOVEX-structuur geven het Rijk, provincies en gemeenten in de
omgeving van de luchthaven in een programmatische vorm samen invulling aan maatregelen
die invloed hebben op de leefomgevingskwaliteit. Op 10 oktober 2022 is hiervoor een
Bestuursovereenkomst10 ondertekend door de Minister, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
de Minister voor Natuur en Stikstof, de Minister van Economische Zaken en Klimaat
en de Minister voor Klimaat en Energie, en de BRS. Met de samenwerkingsafspraken en
de Bestuursovereenkomst weten alle bestuurlijke partijen wat ze van elkaar kunnen
verwachten en waarop zij over en weer aanspreekbaar zijn. Partijen hebben gezamenlijk
een inhoudelijke samenwerkingsagenda opgesteld. Op deze manier wordt recht gedaan
aan de interbestuurlijke kolom uit het advies Van Geel. Omdat de provincies Noord-Holland,
Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland en gemeenten uit die provincies tot de voorliggende
wetswijziging op grond van artikel 8.34 nu nog deel uitmaken van de CROS, is ook de
BRS opgenomen als pro forma-lid in de Regeling transitie CROS-MRS. Zodra de bepalingen
van dit wetsvoorstel in werking zijn getreden, hebben zij geen zitting meer in de
MRS.
Van Geel stelt in zijn advies dat het essentieel is dat informatie over Schiphol en
omgeving transparant, centraal vindbaar, begrijpelijk en compleet is. Een belangrijke
taak van de MRS is het bijdragen aan toegankelijke en onafhankelijke informatie over
de leefomgevingskwaliteit rondom Schiphol en deze begrijpelijk maken. Andersom geldt
dat de Minister een verplichting heeft om de MRS tijdig van informatie te voorzien
zodat zij op degelijke wijze zijn taken kan uitvoeren.
Een belangrijke wijziging die in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld is de verplichting
van de Minister om uiterlijk binnen acht weken een standpunt uit te brengen over de
visies en standpunten die gevraagd of ongevraagd door de MRS aan de Minister worden
uitgebracht. De Minister moet hierover dus altijd een standpunt innemen (zogenaamde
appreciatieverplichting). Dit standpunt wordt met de eventuele adviesaanvraag en de
visie of het standpunt uitgebracht door de MRS door de voorzitter openbaar gemaakt.
Probleemomschrijving en aanpak
Van Geel constateert in zijn advies dat het poldermodel om tot besluitvorming te komen
in de ORS niet meer werkt. De materie blijkt te complex en verhoudingen zijn verstoord:
er is geen gezamenlijk doel meer en geen bereidheid om compromissen te sluiten. Ingrijpen
is noodzakelijk, anders raken de verhoudingen verder verstoord. Van Geel schrijft:
«Als het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan». Nieuwe entiteiten die
worden voorgesteld zijn de MRS en het op te richten Omgevingshuis11.
Van 2021 tot en met 2023 is er gewerkt aan de transitie van de ORS naar de MRS conform
de adviezen van Van Geel. Het ontwerpen van de MRS is gebeurd in actieve dialoog met
de ORS-leden (bewonersvertegenwoordigers, milieu en natuurfederatie Noord-Holland,
LVNL, Royal Schiphol Group, KLM en VNO-NCW West) onder leiding van het Ministerie
van IenW. Parallel aan deze dialoog heeft een online raadpleging (Participatieve Waarde
Evaluatie; PWE) onder bewoners in de Schiphol regio plaatsgevonden, waarin vragen
zijn gesteld over de doelen en gewenste taken van de MRS en het Omgevingshuis. De
ORS-leden zijn ook betrokken in de PWE-vraagstelling.
Dit proces resulteerde in een gedragen ontwerp waarover de Minister op 17 oktober
2022 een definitief besluit nam waarover de Kamer is geïnformeerd12. Vervolgens is dit ontwerp, na consultatie van belanghebbenden en een internetconsultatie,
uitgewerkt in de Regeling transitie CROS-MRS, zodat de MRS al kon starten vooruitlopend
op de wijziging van de wet. Deze regeling is op 1 juli 2023 in werking getreden13. Met onderliggende wetswijziging wordt de laatste juridische stap gezet in de transitie
van CROS naar MRS.
2.2 CRO
Aanleiding
Het voorstel om de rol van de CRO te versterken in het adviseren over de operationele
aangelegenheden rond de luchthavens die van invloed zijn op het milieu en de gezondheid
in de regio rond de luchthavens komt voort uit verschillende processen.
Allereerst is in 2019 een evaluatie uitgevoerd naar de werking van de CRO. Hierbij
was het doel om vast te stellen of de CRO voldoen aan de in artikel 8.59 van de Wet
genoemde taken en vast te stellen of de CRO vanuit de beleving van de leden en externe
belanghebbenden (o.a. provincies, gemeenten) voldoende functioneert en bijdraagt aan
een constructief overleg en van toegevoegde waarde is voor de leden en externe belanghebbenden.
Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de CRO voldeed aan de in de regelgeving genoemde
bepalingen en dat voor iedere CRO gold dat leden positief waren over de toegevoegde
waarde ervan als plaats voor ontmoeting en informatie-uitwisseling maar minder positief
over de toegevoegde waarde als tafel waar taken worden afgestemd en afspraken worden
gemaakt.
Naar aanleiding van deze evaluatie en in het traject van het opstellen van de luchtvaartnota
2020–2050 hebben de CRO van de luchthavens Lelystad, Rotterdam, Eelde en Maastricht
de Minister in 2019 een brief gestuurd met verschillende overwegingen. Deze overwegingen
betreffen:
1. professionalisering van, kennisopbouw binnen en benodigde middelen voor de CRO;
2. de financiële situatie binnen de CRO;
3. klachtenbehandeling;
4. het bezien van de functie van de CRO in ruimtelijke procedures;
5. de zittingstermijn van leden van de CRO en
6. een werkbare omvang van de CRO.
Vanuit deze overwegingen is in de Luchtvaartnota 2020–2050 reeds opgenomen dat het
Rijk meer zal investeren in het verder professionaliseren van de CRO en het opleiden
van de deelnemers. Daarnaast hebben de CRO als taak gekregen om tenminste jaarlijks
een brede bijeenkomst te organiseren met partijen uit een wijdere omgeving rond de
luchthaven, die door (het gebruik van) de luchthaven mogelijk geraakt worden in hun
belangen (bijvoorbeeld wat betreft economie, duurzaamheid en leefomgeving), de zogenaamde
CRO+. In deze CRO+ kan het gesprek over de luchthaven worden gevoerd en kan informatie
worden gedeeld over ontwikkelingen rond de luchthaven.
In de uitvoeringsagenda behorende bij de luchtvaartnota staat verder opgenomen dat
de bestaande regionale overlegstructuren ontwikkelt en versterkt moeten worden door
de bovengenoemde punten uit te voeren.
De Tweede Kamer heeft daarnaast aandacht besteed aan de wens tot verdere professionalisering
van de CRO. Naar aanleiding van de motie Paternotte/ Amhaouch is de CRO-subsidie met
ingang van 2021 verdubbeld van € 35.000 naar € 70.000,–. De extra middelen moeten
conform de motie worden gebruikt voor versterking van governance van de CRO. Daarvoor
zijn verschillende mogelijkheden. Zo is er ruimte om leden op te leiden zodat zij
allen beschikken over een basiskennisniveau met betrekking tot luchtvaart. Verder
kan ervoor worden gekozen om de ondersteuning door de secretaris uit te breiden of
deskundigen voor extern advies in te zetten. Daarnaast kan een deel van de subsidie
ingezet worden voor (inhoudelijke) ondersteuning van de CRO of specifieke leden zonder
een professionele organisatie achter zich. De budgetverhoging is daarnaast bedoeld
voor de organisatie door de CRO van een jaarlijkse brede CRO+.
Naar aanleiding van het voorgaande zijn de aandachtspunten die naar voren zijn gekomen
in de evaluatie van de CRO en de daaropvolgende brief van de CRO aan de Minister van
Infrastructuur en Waterstaat verankerd in de luchtvaartnota en de bijbehorende uitvoeringsagenda.
Vanuit deze verschillende processen worden er wijzigingen in de Regeling commissies
regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis doorgevoerd. Het gaat
daarbij om het toevoegen van de mogelijkheid om een verlengingsoptie toe te passen
op de termijn dat een CRO-lid lid is van de CRO, het laten toenemen van het aantal
bewonersvertegenwoordigers in de CRO en het specificeren van de rol van de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat in de CRO.
Probleembeschrijving en probleemaanpak
Specificering beperkingengebied
Op grond van artikel 8.75, tweede lid, onderdeel a en b, van de Wet luchtvaart, zoals
deze thans luidt, moeten er in de CRO van een overige burgerluchthaven van nationale
betekenis vertegenwoordigers worden benoemd van elke gemeente of provincie waarin
het beperkingengebied geheel of gedeeltelijk is gelegen. Dit gaat om de volgende luchthavens:
Groningen Airport Eelde (GAE), Rotterdam The Hague Airport (RTHA), Maastricht Aachen
Airport (MAA) en Lelystad Airport (LA). Deze luchthavens opereren, op LA na, op dit
moment op basis van zogenaamde omzettingsregelingen. Deze omzettingsregelingen zijn
overgangsrechtelijk van aard, hebben een tijdelijk karakter en bevatten slechts een
zeer beperkt aantal beperkingengebieden. Op termijn zullen deze omzettingsregelingen
worden vervangen door een luchthavenbesluit, waarmee ook nieuwe beperkingengebieden
worden vastgesteld voor geluidbelasting, externe veiligheid en vliegveiligheid. Hierbij
kan onder andere gedacht worden aan laserstraalvrije gebieden, beperkingengebieden
in verband met de vogelaantrekkende werking en gebieden met hoogtebeperkingen. De
beperkingengebieden voor bijvoorbeeld vliegveiligheid hebben daarnaast geen relatie
met hinder, maar zijn vooral van belang voor de ruimtelijke ordening. Zonder nadere
specificering zou dit betekenen dat het aantal gemeenten en provincies dat lid zou
kunnen worden van de CRO sterk zal toenemen, in sommige gevallen tot in totaal meer
dan 20 gemeenten en provincies.
De voorziene sterke toename van het aantal leden in de CRO leidt naar verwachting
tot een vermindering van de slagkracht van de CRO. Daarom wordt voorgesteld om in
artikel 8.75, tweede lid, onderdeel a en b, van de Wet luchtvaart nader te verduidelijken
dat met het begrip «beperkingengebied» de geluidcontour van 48 dB(A)-Lden wordt bedoeld. Dit heeft als gevolg dat enkel gemeenten en provincies die zijn gelegen
in de geluidcontour van 48 dB(A)-Lden verplicht worden vertegenwoordigd in de CRO. Dit sluit aan bij de overkoepelende
taak van de CRO, namelijk het faciliteren van een platform om onder andere afspraken
te maken over de beperking van geluidoverlast, klachtenafhandeling en regionale inbedding.
Voorgesteld wordt om bij de begrenzing aan te sluiten bij de wettelijke 48 Lden-geluidcontour. Dit in tegenstelling tot de situatie bij de Luchthaven Schiphol (Maatschappelijke
Raad Schiphol of MRS), waar is gekozen voor een begrenzing op basis van de 45 Lden-contour (2e ring). De CRO is namelijk een overleggremium met een groot aantal stakeholders
in tegenstelling tot de MRS waarin voornamelijk maatschappelijke belangen worden gekanaliseerd.
De CRO is daarmee een gremium met veel meer partijen dan omwonenden en met een bredere
scope (de operationele aangelegenheden rond de luchthavens die van invloed zijn op
het milieu en de gezondheid in de regio rond de luchthavens). Bij de CRO wordt een
geluidcontour van 48 Lden voor formele vertegenwoordiging aangehouden, omdat het van belang wordt geacht dat
omwonenden die blootgesteld worden aan de hoogste geluidbelasting vertegenwoordigd
zijn in de CRO. Ook buiten de 48 Lden kan er echter sprake zijn van hinder. Bij participatietrajecten die worden georganiseerd
door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt om die reden, waar van
toepassing, een breder gebied betrokken en situationeel als maatwerk ingevuld, zoals
bijvoorbeeld bij Luchthavenbesluiten en luchtruimwijzigingen. Daarnaast is er met
de CRO afgesproken dat er tenminste eenmaal per jaar de CRO+ wordt georganiseerd om
de bredere omgeving te betrekken.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat het aantal leden van de CRO, ondanks deze wijziging,
in de toekomst nog steeds zal toenemen ten opzichte van het huidig aantal deelnemende
gemeenten in de CRO, waarbij het lidmaatschap bij luchthavens die opereren onder omzettingsregelingen
momenteel is gebaseerd op de ligging van een gemeente of provincie binnen de 35Ke-contour.
Dit omdat de geluidscontour van 48 dB(A)-Lden groter is dan de huidige 35Ke-contour.
Gebruikers van de luchthaven lid van de CRO
In het tweede lid van artikel 8.75 wordt verder expliciet gemaakt dat ook gebruikers
van de luchthaven, bijvoorbeeld luchtvaartmaatschappijen of een vertegenwoordiging
van de kleine luchtvaart, lid zijn van de CRO. Deze partijen zorgen voor de invulling
van de gebruiksruimte die een luchthaven vergund krijgt bij een luchthavenbesluit
en hebben daar dus direct invloed op. De Wet luchtvaart biedt de mogelijkheid om in
een luchthavenbesluit ook een aparte gebruiksruimte (in de vorm van een exclusieve
grenswaarde) toe te kennen voor vluchten ten behoeve van spoedeisende hulpverlening
en de uitvoering van politietaken (zie artikel 8.44, tweede lid, onder a, van de Wet
luchtvaart). Voor de luchthavens die dit betreft is het van belang dat de gebruikers
van deze gebruiksruimte ook zitting hebben in de CRO. Het gaat dan bijvoorbeeld om
het Mobiel Medisch Team (MMT) of de politie. Zij zijn immers de partijen die invloed
hebben op de vulling van de aparte gebruiksruimte en daarover uitleg kunnen geven
aan de andere belanghebbenden. Verder wordt geregeld dat ook vertegenwoordigers van
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat deelnemen aan de CRO. Het voorgaande
is in lijn met het advies over de nieuwe overlegstructuur met betrekking tot de luchthaven
Eindhoven en in het «Verbindingsplan Schiphol en omgeving 2021–2025» (het advies Van
Geel), waarin het tot stand brengen van betere verbindingen tussen bestuurslagen,
het definiëren en adresseren van belangrijke inhoudelijke vraagstukken op het raakvlak
van het nationale en regionale niveau en het versterken van de participatie en de
informatievoorziening als centrale opgave wordt geschetst. Op grond van artikel 8.75,
eerste en vierde lid, juncto artikel 8.59, tweede lid, van de Wet luchtvaart zullen
bij ministeriële regeling nadere regels worden vastgesteld omtrent de deelname van
vertegenwoordigers van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Omdat de wijziging
van artikel 8.75, tweede lid, tot gevolg heeft dat er altijd een vertegenwoordiger
van de gebruikersorganisatie(s) deelneemt aan de CRO, wordt tevens een wijziging aangebracht
in artikel 8.75, derde lid.
3. Gevolgen
3.1 MRS
Participatie
Maatschappelijke participatie rondom Schiphol wordt verbreed en vernieuwd in vorm,
inhoud en deelname. Er zijn belangrijke verschillen met de huidige ORS:
• De MRS heeft een bredere maatschappelijke vertegenwoordiging;
• Er worden maatschappelijke visies en standpunten verzameld zonder noodzakelijke overeenstemming;
• De MRS wordt ondersteund door wetenschappers uit relevante disciplines;
• Er komt vooraf een dialoog over de te volgen participatieaanpak;
• De MRS kijkt naar het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving en niet alleen
naar hindermitigatie;
• De Minister wordt verplicht om binnen acht weken een standpunt uit te brengen over
de visies en standpunten van de MRS en de MRS tijdig van informatie te voorzien;
• Schiphol, LVNL en vertegenwoordigers in de BRS zijn geen MRS-lid. Ze kunnen wel in
het kader van de open schil door de voorzitter in afstemming met de leden worden uitgenodigd
om deel te nemen aan en inbreng te leveren in overleg in MRS-verband.
Financiën
De wettelijke taken van de MRS worden bekostigd met een bijdrage van het Ministerie
van IenW. Tot en met 2026 wordt uitgegaan van een budget van 1,25 miljoen euro per
jaar voor de MRS. Hiervoor is tot en met 2026 1.205.000 euro per jaar gereserveerd
in de begroting het Ministerie van IenW. Voor de periode erna moet het precieze budget
worden vastgesteld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de reguliere begrotingscyclus.
Dit staat los van dit wetsvoorstel.
3.2 CRO
Na vaststelling van een luchthavenbesluit voor de overige burgerluchthavens van nationale
betekenis zullen de omzettingsregelingen van de betrokken luchthavens vervallen. In
de omzettingsregelingen zijn de contouren ten behoeve van de geluidbelasting vastgelegd
in zogenaamde kosteneenheden (Ke), met specifiek een contour van 35 Ke. Bij vaststelling
van de luchthavenbesluiten worden deze contouren vervangen door de 48 dB(A) Lden-contour. Deze contour is groter dan de 35 Ke-contour, waardoor het aantal gemeenten
dat lid zal worden van de CRO bij de meeste CRO zal toenemen. Het aantal leden van
de CRO Luchthaven Lelystad is hier een uitzondering op. In de huidige situatie geldt
dat de gemeente Almere ook lid is van de CRO. De gemeente Almere valt buiten de 48 dB(A)
Lden-contour en zou daarom niet langer verplicht een vertegenwoordiger hoeven af te vaardigen
in de CRO. Uitsluiting van gemeenten die op dit moment reeds deelnemen aan de CRO
is niet het doel van de specificering van het beperkingengebied. De voorzitter van
de CRO heeft ingevolge artikel 8, derde lid, van de Regeling commissies regionaal
overleg burgerluchthavens van nationale betekenis de bevoegdheid om ook vertegenwoordigers
van andere gemeenten te benoemen.
4. Uitvoering
Van belang is dat de MRS, de partijen die deelnemen aan de MRS en de partijen die
deelnemen aan de CRO voldoende de tijd krijgen om uitvoering te geven aan de voorgestelde
wijzigingen. Omdat de Regeling transitie CROS-MRS al per 1 juli 2023 in werking is,
en deze qua inhoud overeenkomt met dit wetsvoorstel, werkt de MRS al op de in dit
wetsvoorstel voorgestelde wijze en worden in de uitvoering geen grote problemen voorzien.
De verwachting is dat de bereidheid tot deelname aan de MRS zoals deze is vormgegeven
in het wetsvoorstel hoog is. Deze verwachting is gebaseerd op uitvoerig contact met
de doelgroepen van de MRS en het verzoek vanuit die doelgroepen om deel te nemen aan
de MRS.
In de uitvoering van de maatregelen worden geen problemen voor de uitwisseling van
privacygegevens of het misbruik in de vorm van fraude voorzien.
5. Toezicht en handhaving
In het toezicht van de Minister op de MRS en de CRO vinden geen veranderingen plaats.
De Minister beoordeelt het functioneren van de MRS op basis van het jaarlijkse verslag
en het vierjaarlijkse evaluatieverslag dat de MRS op grond van artikel 8.38 vaststelt
en toezendt.
6. Evaluatie
Om te beoordelen of de voorgestelde wijzigingen daadwerkelijk tot beoogde effect leiden,
is in artikel II bepaald dat er binnen vier jaar na inwerkingtreding van deze wet
een evaluatie zal plaatsvinden naar de effecten. In deze evaluatie zal onder andere
worden ingegaan op de uitvoering van de wettelijke taken en het functioneren van de
MRS in de praktijk. De inhoud en wijze van evaluatie zal nog nader worden uitgewerkt.
De evaluatie zal worden toegezonden aan de leden van de Eerste Kamer en de Tweede
Kamer.
7. Advies en consultatie
Een ontwerp van het wetsvoorstel voor het onderdeel over de MRS is in de periode van
16 oktober tot en met 20 november 2023 opengesteld voor openbare internetconsultatie.
Doel van deze consultatie was burgers en bedrijven te informeren over de in voorbereiding
zijnde regelgeving en hen de gelegenheid te bieden een reactie te geven op het ontwerp.
Er zijn in totaal 20 reacties ingediend, waarvan er 16 openbaar zijn. De reacties
zijn overwegend positief om de Maatschappelijke Raad Schiphol een plek te geven in
de Wet luchtvaart. Er zijn wel kritische opmerkingen geplaatst over de slagkracht
van de Raad. Sommige indieners vinden dat de Raad meer bevoegdheden moet krijgen.
Andere indieners vinden dat de Raad een andere opzet moet krijgen dan in het wetsvoorstel
is opgenomen. Indieners vanuit de luchtvaartsector vinden dat partijen uit die sector
dezelfde bevoegdheden moeten krijgen als die in het wetsvoorstel aan de Raad zijn
toebedeeld. Er zijn ook algemene opmerkingen geplaatst over het luchtvaartbeleid van
de Rijksoverheid.
In het eind april 2024 vastgestelde hoofdlijnenverslag over de internetconsultatie
wordt nader op deze reacties en het antwoord hierop van de Minister ingegaan (Externe link:www.internetconsultatie.nl/wetswijziging_maatschappelijke_raad_schiphol).
Het wetsvoorstel is in dezelfde periode voorgelegd aan de Adviescommissie toetsing
regeldruk (ATR). De ATR heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor het uitbrengen
van een advies.
De artikelen die betrekking hebben op de CRO zijn separaat opengesteld voor openbare
internetconsultatie in de periode van 21 juli tot 1 september 2023. Doel van deze
consultatie was belanghebbenden en geïnteresseerden in de omgeving van de regionale
luchthavens van nationale betekenis (Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen
Airport, Groningen Airport Eelde en Lelystad Airport) informeren over de voorgestelde
regelgeving en hen de gelegenheid bieden een reactie te geven op het ontwerp. Iedere
wijziging heeft impact op de huidige CRO van de burgerluchthavens van nationale betekenis
omdat de samenstelling van de huidige CRO zal veranderen. Omwonenden, bestuurders
van gemeenten en provincies, de gebruikers van de luchthavens, bijvoorbeeld luchtvaartmaatschappijen,
vertegenwoordiging van de kleine luchtvaart en de hulpdiensten belanghebbenden bij
deze wijziging.
Er zijn in totaal 14 reacties ontvangen. In het merendeel van de reacties (o.a. van
overheden en vanuit de luchtvaartsector) wordt steun uitgesproken voor de voorgestelde
wijzigingen. Wel worden enkele aandachtspunten meegegeven. Vanuit omwonendengroepen
zijn enkele kritische opmerkingen geplaats bij de wijziging.
Lidmaatschap gemeenten koppelen aan het beperkingengebied 48 Lden-geluidbelasting
Er zijn meerdere reacties binnengekomen met betrekking tot het voorstel om het begrip
«beperkingengebied» te definiëren tot de geluidscontour van 48 db(A)-Lden. Een aantal reacties bepleit dat deze specificering te beperkt is en dat ook gemeenten
buiten de 48 db(A)-Lden contour moeten kunnen deelnemen aan de CRO. In het bijzonder gemeenten waarvan bepaalde
gebieden onder aanvliegroutes vallen. Het is goed voorstelbaar dat deze gemeenten
er ook belang bij hebben om deel te kunnen nemen aan overleg over het gebruik van
de luchthavens. Tegelijkertijd zou het verruimen van het beperkingengebied, bijvoorbeeld
tot iedere gemeente die (deels) onder een aanvliegroute gelegen is, in de praktijk
leiden tot een wettelijke verplichting om tientallen gemeenten onder de CRO te laten
vallen, met een forse toename van leden (zowel een bestuurder als omwonende per gemeente)
tot gevolg. Dat leidt naar verwachting tot een vermindering van de slagkracht van
de CRO. Daarom is besloten om in de Wet het beperkingengebied alsnog te specificeren
tot de geluidscontour van 48 db(A)-Lden. In de praktijk betekent dit dat iedere CRO bij wet verplicht is om zowel bestuurders
als omwonenden uit de betreffende gemeenten te benoemen. Dit betekent echter niet
dat andere gemeenten per definitie worden uitgesloten van deelname. Het staat een
CRO immers vrij om eventueel extra leden toe te voegen, anders dan de wettelijk verplichte
leden. De onafhankelijk CRO-voorzitter heeft de vrijheid om deze extra leden te benoemen,
ook dit staat wettelijk vastgelegd. Daarnaast hebben de CRO sinds kort de taak gekregen
om tenminste jaarlijks een brede bijeenkomst te organiseren met de partijen uit de
wijdere omgeving rond de luchthaven, die door (het gebruik van) de luchthaven mogelijk
geraakt worden in hun belangen (bijvoorbeeld wat betreft economie, duurzaamheid en
leefomgeving), de CRO+. Het staat de CRO vrij om hiervoor gemeenten uit te nodigen die niet binnen het beperkingengebied,
maar wel (deels) onder een aanvliegroute vallen.
Een uitzondering wordt gemaakt voor de gemeente Almere omdat zij reeds deel uitmaakt
van de CRO. Het wordt niet wenselijk geacht dat zij hier niet langer deel van uitmaken.
Om die reden is in artikel III, tweede lid, bepaald dat de wijziging niet geldt voor
gemeenten die al voor de wijziging deel uitmaakten van de CRO Luchthaven Lelystad.
De wijzigingen ten aanzien van de CRO hebben immers niet het doel om huidige samenstelling
van de CRO te versmallen.
Lidmaatschap gebruikers van de luchthavens in de CRO
Ook zijn een aantal reacties ontvangen die zien op het voorstel om gebruikers van
de luchthaven toe te voegen als leden van de CRO. Een respondent is van mening dat
in de wet expliciet moet worden gemaakt dat deze partijen geen stemrecht hebben, om
blokvorming te voorkomen. Er is echter geen sprake van bij de wet vastgesteld stemrecht
binnen de CRO. De CRO is, conform haar wettelijke taak, immers uitsluitend bedoeld
om overleg te organiseren tussen betrokken partijen rond de luchthavens. De CRO is
geen formeel bestuurs- of besluitvormend orgaan dat beslissingen neemt over het gebruik
van de luchthaven en/of het bredere luchtvaartbeleid in de regio. Er is dan ook geen
sprake van stemrecht met betrekking tot het gebruik van de luchthaven. Daarom is dit
niet verder in de Wet opgenomen en is de eerdere verwijzing naar het onthouden van
stemmen door bepaalde leden verwijderd uit de memorie van toelichting. Het is aan
de CRO zelf hoe ze hun interne processen vormgeven.
Verder is aangegeven dat er in de regeling, als invulling op het voorschrijven van
de gebruikers van de luchthavens, vast wordt gehouden aan het maximumaantal van twee
vertegenwoordigers voor de gebruikers van de luchthaven. Hierbij zijn de hulpdiensten
een van deze twee gebruikers. Dit kan in de praktijk problemen opleveren, omdat er
CRO’s zijn waar momenteel al twee gebruikers van de luchthaven onderdeel van zijn.
Dit is een punt dat in de regeling zal worden aangepast, vanuit de grondslag uit artikel 8.59,
tweede lid van de Wet luchtvaart. Hiermee zal het maximumaantal van gebruikers van
de luchthavens als lid van de CRO blijven staan op twee en wordt de hulpdienst lid
van de CRO. Hiervoor zal de Wet luchtvaart niet specifiek worden aangepast.
Daarnaast is er een reactie binnengekomen waarin is gevraagd om de gegevens die gebruikt
zijn voor het schetsen van een eventuele 48 Lden-contour te delen. Bij de internetconsultatie ter illustratie een bijlage toegevoegd
waarin de 48 Lden-contour is opgenomen per luchthaven. Dit is gedaan om het eventuele verschil tussen
de 48 Lden-contour en de 35 Ke-contour te schetsen. De kaarten met 48 Lden-contour zijn geschetst op basis van vigerend beleid te weten de huidige omzettingsregelingen
(en het luchthavenbesluit uit 2015 ten behoeve van Lelystad Airport) berekend met
rekenmethode NRM. Voor de vaststelling van de luchthavenbesluiten zal gerekend worden
met een andere rekenmethode (Doc29) en mogelijk sprake zijn van gewijzigde omstandigheden
dat van invloed kan zijn op de 48 Lden-contour en daarmee de samenstelling van de CRO.
Deelname van IenW aan de CRO
Met betrekking tot de deelname van IenW aan de CRO is een inconsistentie betreffende
het gebruik van de term «agendalid» in het beleidskompas opgemerkt. De term «agendalid»
wordt alleen hier genoemd en vormde verwarring met het gebruik van de term «lid» in
de Wet en de regeling. De term «agendalid» zoals genoemd in het beleidskompas komt
daarom te vervallen en IenW wordt daarmee lid van de CRO.
Overige opmerkingen
Een bewonersvereniging vindt dat in dit wetgevingsproces de mogelijkheid tot direct
beroep bij de bestuursrechter moet worden opgenomen. De mogelijkheid tot direct beroep
bij de bestuursrechter valt buiten de scope van dit voorstel. Echter is er procedure
opgestart waarin wijzigingen worden voorbereid in de Algemene wet bestuursrecht en
de Wet luchtvaart. Deze wetswijziging maakt het onder andere mogelijk direct beroep
bij de bestuursrechter in te stellen tegen luchthavenindeling- en luchthavenverkeerbesluiten
voor Schiphol en tegen luchthavenbesluiten voor de luchthavens Lelystad, Rotterdam
en Eindhoven.
Ook is de aandacht gevraagd om uniforme regels vast te stellen voor de benoeming van
bewonersvertegenwoordigers. Het benoemen en de wijze van benoeming van de leden van
de CRO is een bevoegdheid van de voorzitter van de CRO. Dit geldt daarmee ook voor
de bewonersvertegenwoordigers. Daarom zullen hiervoor geen extra regels worden vastgelegd.
8. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Indien
mogelijk zal worden aangesloten bij de vaste verandermomenten voor wetgeving (1 januari
of 1 juli). Bij de keuze voor een tijdstip zal rekening worden gehouden met de voorkeur
van de MRS voor een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding (aanwijzing 4.17, vijfde
lid, onder a, Aanwijzingen voor de regelgeving).
ARTIKELSGEWIJS
ARTIKEL I
Onderdeel A
De voorgestelde wijzigingen van artikel 8.23a in verband met artikel 8.34, tweede
lid, onderdeel e, voorzien erin dat de adviestaak met betrekking tot het mogelijk
gunstig effect op de hinderbeleving van een voorgenomen experiment wordt belegd bij
de MRS. In het eerste lid is toegevoegd dat het advies niet unaniem behoeft te zijn,
zoals hiervoor toegelicht in het algemeen deel.
In het voorgestelde achtste lid van artikel 8.23a is bepaald dat over de ontwerpregeling
overleg plaatsvindt met de luchtvaartsector en het samenwerkingsverband van provincies
en gemeenten in de Schipholregio, waarmee de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) wordt
bedoeld.
In het voorgestelde negende lid wordt geregeld dat de MRS dan wel een ander bij ministeriële
regeling aan te wijzen orgaan, de exploitant van de luchthaven, de verlener van luchtverkeersdiensten,
luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de luchthaven gebruik maken of de BRS de
Minister kunnen verzoeken een experimenteerregeling vast te stellen. Indien de Minister
besluit aan dat verzoek gehoor te geven wordt een regeling voorbereid met toepassing
van de vereisten omtrent inhoud en procedure opgenomen in artikel 8.23a, 1 tot en
met 6 en 8 en de gebruikelijke uitvoeringstoetsen, zoals van de ILT en LVNL.
Onderdeel B
Titel en artikel 8.34
Met het opnieuw vaststellen van afdeling 8.7 en artikel 8.34 wordt de MRS verankerd
in de wet en worden de taken van de MRS vastgelegd. Deze sluiten aan op de Regeling
transitie CROS-MRS en zijn toegelicht in het algemeen deel van deze memorie van toelichting.
Met betrekking tot het voorgestelde artikel 8.34, derde lid, kan worden opgemerkt
dat het uitbrengen van een gebruiksprognose door Schiphol en de advisering van de
MRS daarover nu niet is opgenomen in de Wet luchtvaart en daarom op informele basis
plaatsvindt. Na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van de wijziging van
de Wet luchtvaart in verband met de invoering van het NNHS worden dit wettelijke verplichtingen.
Pas op dat moment zal het derde lid van artikel 8.34 in werking kunnen treden. Tot
die tijd zal de informele praktijk worden voortgezet.
Artikel 8.35
Eerste lid
Artikel 8.35 bepaalt de samenstelling van de MRS. De context waarin en de materie
waarmee de MRS werkt zijn politiek gevoelig en vragen om een onafhankelijke neutrale
voorzitter die het uitvoeren van de taken in goede banen leidt. De voorzitter heeft
geen belang bij een bepaalde inhoudelijke uitkomst en waarborgt een proces waarin
recht wordt gedaan aan de inbreng van alle leden. De voorzitter treedt op als onafhankelijk
boegbeeld, de secretaris functioneert als stuwende kracht op de achtergrond. De voorzitter
geeft richting aan het proces, maar ook aan de inhoud wanneer dat MRS-leden kan verbinden.
Het voorgestelde eerste lid, onder a, bepaalt dat maximaal tien vertegenwoordigers
van bewoners deel uitmaken van de MRS. Bewoners vormen een groep van ervaringsdeskundigen
die rechtstreeks de effecten ervaren van luchtvaartbeleid en uitkomsten van hindermitigatiemaatregelen.
De voordracht van de vertegenwoordigers van de bewoners wordt door de voorzitter in
afstemming met de bewonersorganisaties bepaald en vastgelegd in het in artikel 8.38,
eerste lid, bedoelde bestuursreglement, dat goedkeuring vereist van Onze Minister.
De procedure van voordracht van de vertegenwoordigers van de bewoners wordt nader
uitgewerkt in een door de MRS op grond van artikel 8.38, tweede lid, vast te stellen
bewonersreglement (zie toelichting artikel 8.38).
De zogenaamde brede maatschappelijke schil, bedoeld in het voorgestelde eerste lid,
onder b, bestaat uit maatschappelijke organisaties van wie de belangen of achterban
direct of indirect geraakt kunnen worden door uitkomsten van de dialoog in de MRS.
Zij kunnen hun kijk geven op de grotere beleidsthema’s die in de MRS worden behandeld.
Dit verrijkt de dialoog en zorgt ervoor dat ook de belangen waarvoor deze maatschappelijke
organisaties staan, worden meegewogen. De voorwaarde voor en de wijze van toetreding
van maatschappelijke organisaties tot de MRS wordt geregeld in het bestuursreglement.
Om als vertegenwoordiger van een maatschappelijk organisatie lid van de MRS te kunnen
zijn, moet die maatschappelijke organisatie aan twee voorwaarden voldoen:
1. de belangen of achterban van deze organisaties hebben betrekking op één of meerdere
van onderstaande thema’s:14
o Goed omgevingsklimaat: natuur en landschap;
o Veilige, gezonde fysieke leefomgeving: gezondheid, veiligheid, klimaat;
o Woonomgeving: welzijn en ruimtegebruik;
o Economische omgeving: werkgelegenheid, verdienvermogen, mobiliteit.
2. de visie van deze organisaties – op de grotere beleidsthema’s over leefomgevingskwaliteit
in relatie tot luchtvaart die in de MRS worden behandeld – kunnen een goede bijdrage
leveren aan de invulling van de taken van de MRS.
Het voorgestelde eerste lid, onder c, bepaalt dat maximaal zes leden worden benoemd
die experts zijn in de wetenschappelijke disciplines natuur, milieu (waaronder geluid
en luchtkwaliteit), gezondheid, economie, mobiliteit, participatie of luchtvaart.
De leden zijn in de eerste plaats sparringpartners voor de gehele MRS. Zij ondersteunen
de bewoners en maatschappelijk organisaties. Ze adviseren de MRS bij de uitoefening
van zijn taken bijvoorbeeld door initiatieven te ontwikkelen, vraagstukken in een
breder perspectief te plaatsen en te reflecteren op voorgenomen visies, standpunten
en inbreng van de MRS waarmee zij het gezag van de MRS vergroten. De leden zijn nadrukkelijk
niet degenen die onderzoek uitvoeren naar specifieke vraagstukken die in de MRS aan
de orde komen. De voorwaarden voor en de wijze van toetreding van experts tot de MRS
worden geregeld in het bestuursreglement.
De MRS levert inbreng aan de verantwoordelijke bestuursorganen en instanties voor
zowel concrete hindermitigatieprojecten als maatschappelijke perspectieven voor het
beleid over leefomgevingskwaliteit met betrekking tot luchtvaart. De rol die de MRS-leden
hebben verschilt.
Het Ministerie van IenW, de BRS, de luchtvaartsector en andere organisaties nemen
op uitnodiging van de MRS deel aan de MRS-vergaderingen.
Tweede lid
De personen, organisaties of belanghebbenden uit de samenleving die ingevolge het
voorgestelde tweede lid door de voorzitter worden uitgenodigd bevat (de zogenaamde
open schil) hebben belang bij de thema’s die worden besproken in de MRS en tonen daarin
interesse. Zij kunnen op verzoek van een initiatiefnemer voor een participatieplan
over een specifiek vraagstuk met een verband met de leefomgevingskwaliteit rond Schiphol
via de MRS worden benaderd om inbreng te leveren in specifieke vraagstukken. De voorzitter
bepaalt in afstemming met de MRS-leden wie of welke organisaties worden uitgenodigd.
Het secretariaat kan de inbreng en raadpleging faciliteren met haar kennis over participatie
en participatiemethodieken. De MRS kan ook voor eigen initiatieven deze organisaties
en belanghebbenden, die geen leden zijn, mobiliseren om inbreng te verzamelen buiten
de eigen vaste achterban. Op die manier kunnen diverse groepen belanghebbenden worden
betrokken die niet structureel zijn vertegenwoordigd. Daarbij kunnen methodieken worden
toegepast, zoals veldonderzoeken waarbij MRS-leden de straat op gaan om input op te
halen of een roadshow waarbij de MRS verschillende buurthuizen en scholen aandoet
om het gesprek met de omgeving aan te gaan. Dit laat onverlet dat er ook andere initiatiefnemers
voor participatie kunnen zijn dan de MRS.
Derde lid
In het voorgestelde derde lid is bepaald dat de visies en standpunten van de MRS,
bedoeld in artikel 8.34, tweede lid, onder a, altijd door de voorzitter worden aangeboden
aan de Minister.
Vierde lid
De adviesaanvragen aan de MRS, de uitgebrachte adviezen, visies en standpunten en
het door de Minister uitgebrachte standpunt daarover, worden door de voorzitter openbaar
gemaakt.
Artikel 8.36
Het voorgestelde eerste lid bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen
worden gesteld over de taken en de samenstelling van de MRS. In de regeling zal in
ieder geval worden bepaald dat de leden geen zitting hebben in of werkzaam zijn voor
overheidsorganen of de luchtvaartsector om hun onafhankelijkheid te waarborgen.
Een goede informatiepositie van de MRS is van belang. Daarom bepaalt het voorgestelde
tweede lid dat de Minister zorg dient te dragen voor een goede informatievoorziening
aan de MRS ten behoeve van de uitvoering van haar taak bedoeld in artikel 8.34. Het
Ministerie van IenW spant zich in om tijdig informatie aan te leveren zodat de MRS
haar taken naar behoren kan uitvoeren.
In het voorgestelde derde lid is bepaald dat de Minister de MRS binnen acht weken
in kennis stelt van zijn standpunt over de door de MRS uitgebrachte visies en standpunten
over maatschappelijke perspectieven die bijdragen aan de verbetering van de leefomgevingskwaliteit
rond Schiphol. De Minister brengt dus altijd een standpunt uit, dit wordt ook wel
de appreciatieverplichting genoemd. De appreciatieverplichting betreft zowel gevraagde
als ongevraagde visies en standpunten. Het betekent dat de Minister dient te reageren
op de adviezen en dient te motiveren waarom adviezen wel of niet worden opgevolgd.
In de regel zal de Minister binnen acht weken kunnen reageren. Bij complexe vraagstukken
kan meer tijd nodig zijn. In dat geval zal de Minister met de MRS in overleg treden.
Artikel 8.37
Het voorgestelde eerste lid bepaalt dat de voorzitter wordt benoemd, geschorst en
ontslagen door de Minister na overleg met vertegenwoordigers, bedoeld in artikel 8.35,
eerste lid, onderdelen a en b. Dit houdt in dat er voorafgaand overleg wordt gevoerd
over de procedure en de wijze waarop deze leden bij het selectieproces worden betrokken.
Het is niet de bedoeling in een plenaire vergadering overleg te voeren over of instemming
te vragen met een specifieke kandidaat.
Ingevolge het voorgestelde tweede lid worden de andere leden van de MRS benoemd, geschorst
en ontslagen door de voorzitter.
Zowel de benoeming van de voorzitter als die van een lid geschiedt voor een termijn
van maximaal vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal met een termijn van vier jaar plaatsvinden.
Het voorgestelde vierde lid bepaalt dat de Minister de MRS kan ontbinden en hierover
bij ministeriële regeling nadere regels kan stellen. Een reden om te ontbinden zou
bijvoorbeeld kunnen zijn het ontbreken van (een deel van de) leden of het niet adequaat
functioneren waardoor de wettelijke taken onvoldoende kunnen worden vervuld. Ook de
voorzitter van de MRS kan zelf een verzoek tot ontbinding indienen.
Artikel 8.38
Ingevolge het voorgestelde eerste lid stelt de MRS een bestuursreglement vast dat
in ieder geval nadere regels bevat over de voordracht voor benoeming, de schorsing
en het ontslag van de leden. Het bestuursreglement behoeft de goedkeuring van de Minister.
De hiervoorgenoemde twee voorwaarden waaraan de maatschappelijke organisaties moeten
voldoen worden in het bestuursreglement vastgelegd.
Het voorgestelde tweede lid bepaalt dat de MRS een bewonersreglement vaststelt dat
nadere regels bevat over de voordracht voor benoeming via verkiezingen, de schorsing
en het ontslag van de leden namens de bewoners, bedoeld in artikel 8.35, eerste lid,
onder a. Om regionale specifieke belangen voldoende te borgen binnen de MRS, is het
gewenst dat het bewonersreglement nadere regels bevat voor regionale spreiding binnen
de bewonersvertegenwoordiging. Het is aan de bewoners zelf om de verdere invulling
en uitwerking te bepalen. Daarom is geen goedkeuring van de Minister vereist.
Artikel 8.39
Het voorgestelde eerste lid bepaalt dat de MRS een ondersteunend bureau heeft onder
leiding van een secretaris ten behoeve van de uitvoering van de taken van de Raad
en andere faciliterende werkzaamheden.
Op grond van het tweede lid in het voorstel stelt de MRS jaarlijks voor 1 april een
verslag over haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar vast. Uiterlijk vier
jaar na inwerkingtreding van deze wet en daaraanvolgend ten minste elk vierde jaar,
stelt de Raad tevens een evaluatieverslag vast waarin zij aandacht besteedt aan de
doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het doel van deze evaluatie
is inzichten vergaren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de taakvervulling
van de MRS van de afgelopen vier jaar, en dit op een methodisch verantwoorde manier
samenbrengen. Hiervoor worden de volgende definities gehanteerd:
• doeltreffendheid: de mate waarin de taakstellingen conform artikel 8.43, tweede lid,
zijn gerealiseerd;
• doelmatigheid: de mate waarin het optimale effect tegen zo min mogelijk kosten en
ongewenste neveneffecten zijn bewerkstelligd.
Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan de Minister gezonden, die daarop
zal reageren, en op internet gepubliceerd. De verslagen worden betrokken bij de door
de Minister op grond van artikel VI uit voeren evaluatie van deze wet. In artikel 5
van de Regeling transitie CROS-MRS is vergelijkbare evaluatiebepaling op genomen.
Artikel 8.40
Teneinde toezicht en controle op de taakuitoefening te waarborgen is het van belang
dat de Minister toegang krijgt tot gegevens en bescheiden van de MRS. In het voorgestelde
eerste lid is bepaald dat de MRS de Minister op zijn verzoek hierin inzage geeft indien
hij dit redelijkerwijs nodig acht voor de uitoefening van zijn taak.
Het is van belang dat bij beëindiging van de MRS de bescheiden en het archief behouden
blijven. Het tweede lid bepaalt daarom dat deze worden gearchiveerd bij het Ministerie
van IenW.
ARTIKEL II
Deze wetswijziging en daarmee de MRS worden binnen vier jaar na de inwerkingtreding
van deze wet door de Minister geëvalueerd.
ARTIKEL III
Eerste lid
Dit artikel bepaalt dat als benoemingsdatum voor het bepalen van de benoemingstermijnen
in het voorgestelde artikel 8.37, derde lid, van de Wet luchtvaart voor de op grond
van de Regeling transitie CROS-MRS benoemde MRS-leden en de voorzitter geldt, die
datum van benoeming.
Tweede lid
Met de aanpassing van artikel 8.75, tweede lid, in artikel I, onderdeel C, wordt geregeld
dat alleen gemeenten en provincies binnen de 48 Lden-contour deel uitmaken van een CRO. De gemeente Almere is op dit moment lid van de
CRO van de luchthaven Lelystad en dat zou op grond van deze wijziging niet meer mogelijk
zijn. Omdat de gemeente Almere echter net buiten de 48 Lden-contour valt, wordt dit ongewenst geacht. Daarom is in het voorgestelde artikel III,
tweede lid, bepaald dat de wijziging niet geldt voor gemeenten die al voor de wijziging
deel uit maakten van de CRO van de luchthaven Lelystad.
ARTIKELEN IV EN V
In de Regeling transitie CROS-MRS is reeds bepaald dat de MRS de wettelijke taken
van de CROS vervult. De besluitvorming tot instelling van een MRS leidt ertoe dat
de bepalingen over de ORS die zijn opgenomen in artikel I, onderdelen K tot en met
N, van de wijziging van de Wet luchtvaart in verband met het nieuwe normen- en handhavingstelsel
voor Schiphol (Stb. 2016, 119-n1) niet meer in werking zullen treden. De artikel IV en V bewerkstelligen dat die wetswijziging
in lijn wordt gebracht met dit wetsvoorstel en dat bij de inwerkingtreding van die
wetswijziging de daarin aan de ORS opgedragen wettelijke taken ten aanzien van de
gebruiksprognose en -evaluatie van Schiphol en experimenteerregeling aan de MRS worden
opgedragen.
Artikel IV is bedoeld voor de situatie dat de wetswijziging voor het NNHS eerder in
werking treedt dan de hier voorgestelde wijzigingen voor de MRS en past de Wet luchtvaart
zoals die na die wijziging luidt aan aan het onderhavige wetsvoorstel.
Artikel V is bedoeld voor de situatie dat de wetswijziging voor het NNHS later in
werking treedt en past deze aan aan dit wetsvoorstel.
De artikelen I, onderdeel K tot en met N en P, onder 3 (Omgevingsraad Schiphol), en
II (aanpassing Luchtvaartwet) van Stb. 2016, 119-n1 worden in de artikelen IV en V niet meegenomen, omdat het voornemen is deze artikelen
niet meer in werking te laten treden. De Omgevingsraad Schiphol is inmiddels opgevolgd
door de MRS. De aanpassingen opgenomen in artikel II zijn al via een eerdere wetswijziging
in de Luchtvaartwet aangebracht.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.