Brief regering : Beantwoording uitstaande vragen gesteld tijdens het commissiedebat Humanitaire Hulp van 9 oktober 2024
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 117
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 november 2024
Tijdens het Commissiedebat Humanitaire Hulp op woensdag 9 oktober 2024 heeft uw Kamer
vragen gesteld. Conform toezegging1 ontvangt u hierbij het antwoord op de vragen die niet in de eerste termijn zijn beantwoord.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
Antwoorden van Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp op de uitstaande
vragen van het Commissiedebat Humanitaire Hulp van 9 oktober 2024
Vragen van lid Bamenga (D66)
Hoe kijkt de Minister naar de uitspraak van Kamerlid Wilders, dat de bezuinigingen
op ontwikkelingshulp een «fijne ombuiging» zijn? Vindt de Minister dit ook?
Antwoord
De bezuinigingen zijn vastgelegd in het hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk
36 471, nr. 37). Het is aan dit kabinet, en aan mij als verantwoordelijk Minister, om deze bezuinigingen
zorgvuldig uit te voeren.
Hoe legt deze Minister dit (bezuinigingen op water, klimaat en opvang in de regio)
uit? Betekent «focus» in dit geval niet meer dan iets minder hard bezuinigen? Erkent
de Minister daarmee dat de onbezonnen bezuinigingen van dit kabinet op de allerarmsten
veel te hard zijn? Voor welke noden dacht u meer geld nodig te hebben?
Antwoord
Ik besef dat de bezuinigingen op ontwikkelingshulp fors zijn. In het concreet invullen
van de bezuinigingen houd ik rekening met juridische verplichtingen en afspraken die
gemaakt zijn. Begin volgend jaar komt een beleidsnota over de wijze waarop het beleid
verder ingevuld gaat worden.
De Minister geeft aan dat er waarde wordt gehecht aan reputaties en de afspraken die
we hebben maar tegelijkertijd wordt er flink bezuinigd. Wat vindt de Minister hiervan?
Is de Minister het eens met D66 dat deze reputatie de veiligheid van NL in het geding
laat komen?
Antwoord
Het kabinet heeft tot deze bezuinigingen besloten als onderdeel van de regeerafspraken
(bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96). Deze afspraken gaan ook in op het belang van een veilig Nederland. Ik besef dat
de bezuinigingen op ontwikkelingshulp fors zijn. Er komt een beleidsnota over de wijze
waarop we de afspraken gaan invullen.
Vraag van lid Dobbe (SP)
Hoe staat het met de uitvoering van de Motie 21 501-02, nr. 2849
van Kamerlid Dobbe c.s. van 13 maart 2024 om bij het verstrekken van alle vormen
van steun en humanitaire hulp in conflictgebieden altijd bijzondere aandacht te hebben
voor de positie en veiligheid van vrouwen en meisjes en dit te omschrijven?
Antwoord
De positie en veiligheid van vrouwen en meisjes staat centraal in de internationale
noodhulpverlening. Door Nederland gefinancierde humanitaire partners zoals de Internationale
Rode Kruis-beweging, de VN en de Dutch Relief Alliance, spannen zich in voor de bescherming van burgers en specifiek de bescherming van
vrouwen en meisjes. Het gaat onder andere om veilig onderdak, persoonlijke hygiënekits,
en psychosociale steun bij seksueel geweld. De Kamer wordt hierover uitgebreider geïnformeerd
met de Kamerbrief en de 4e voortgangsrapportage Nationaal Actieplan 1325 over Vrouwen,
Vrede en Veiligheid die u binnenkort toekomt.
Vraag van lid van Baarle (DENK)
Kan de Minister aangeven hoe het gesteld is met de EUR 20 miljoen die voor wederopbouw
in Gaza gereserveerd is, conform de motie van het lid van Baarle c.s. (36 550 XVII, nr. 11) dd. 19 juni 2024
Antwoord
De reservering van EUR 20 miljoen op de begroting voor 2024, bestemd voor wederopbouw
van Gaza, zal in 2024 niet voor dit doel worden ingezet. Reden daarvoor is dat de
situatie ter plaatse wederopbouw op dit moment onmogelijk maakt. Besluitvorming over
deze reservering zal worden doorgeschoven naar 2025, en hierover zal uw Kamer te zijner
tijd worden geïnformeerd.
Vraag van lid Hirsch (GL/PvdA)
Hoe wordt een risico op conflict en mensenrechtenschendingen meegewogen bij de afweging
om handelssteun te verlenen aan instabiele gebieden, zoals in het noorden van Mozambique
of in de Democratische Republiek van Congo?
Antwoord
Bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid om risico’s voor mens en milieu te
identificeren en waar nodig aan te pakken. Het kabinet verwacht van bedrijven dat
zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale
ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) en
de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. In het geval van gewapende conflicten of een verhoogd risico op grove misbruiken
worden bedrijven volgens deze internationale normen geacht om aangescherpte gepaste
zorgvuldigheid toe te passen.
Het onderschrijven van de OESO-richtlijnen is een voorwaarde om in aanmerking te komen
voor het door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierde bedrijfsleven instrumentarium.
Wanneer bedrijven verzoeken om steun bij het ondernemen in instabiele markten, worden
zij ondersteund bij het mitigeren van de daar uit voortvloeiende risico’s met voorlichting
en advies.
Vragen van lid Teunissen (PvdD)
Hulporganisaties geven aan dat 90% toegang verzoeken in het noorden van Gaza worden
afgewezen. Wat kan NL doen om ervoor te zorgen dat de toegang voor humanitaire hulp
in Gaza beter wordt? Kan NL helpen om de toegang tot humanitaire hulp daar te vergroten?
Antwoord
De toegang tot Noord-Gaza is al geruime tijd zeer precair, waarbij Noord-Gaza in de
eerste weken van oktober zelfs geheel verstoken bleef van humanitaire hulp. Op 16 oktober
2024 ging een eerste konvooi van Jordanië naar Noord-Gaza, en voor komende week staan
ook weer enkele konvooien op de planning. Een blokkade van hulp voor Noord-Gaza is
voor Nederland niet acceptabel. Structurele en ongehinderde toegang is cruciaal voor
adequate hulpverlening aan mensen wereldwijd, inclusief Gaza. Nederland roept Israël
via diplomatieke kanalen op tot onmiddellijke en structurele verbetering van humanitaire
toegang tot heel Gaza, waaronder Noord-Gaza. Hierin trekt Nederland nauw op met andere
landen.
Naast humanitair diplomatieke inzet ondersteunt Nederland diverse organisaties zoals
de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en relevante VN-organisaties, waaronder UNRWA
dat vanwege haar grote netwerk van lokale hulpverleners een cruciale rol heeft in
het leveren van hulp in heel Gaza.
Wat kan Nederland doen om hulpverleners in Libanon beter te beschermen?
Antwoord
Ik deel de zorgen over de veiligheid van hulpverleners, in Libanon, maar ook in Gaza,
Soedan, en elders in de wereld, en zal me hiervoor hard blijven maken. Het kabinet
spant zich op meerdere manieren in voor de veiligheid van hulpverleners in conflict.
Dat doen we in diplomatieke bilaterale dialoog, maar ook in multilateraal verband
en vaak in samenwerking met andere landen. Nederland steunde resolutie 2730 van de
Veiligheidsraad van de VN over bescherming van humanitair personeel. Ook ondersteunt
Nederland organisaties die zich inzetten voor het bevorderen van de veiligheid van
humanitaire hulpverleners. Zo heeft Nederland een partnerschap ter waarde van EUR
5 miljoen met de International NGO Safety Organization (INSO). Deze organisatie richt zich op het vergroten van de veiligheid van humanitaire
hulpverleners door o.a. trainingen en het delen van veiligheidsdata in conflictsituaties
wereldwijd.
Vraag van het lid Kamminga (VVD)
Kan de Minister reflecteren op de aangehouden Motie 22 054, Nr. 429 van de leden Eerdmans en Stoffer van 26 september 2024, met het verzoek aan het kabinet
om voor de jaarwisseling doelstellingen te formuleren om te controleren dat UNRWA
gelden juist worden besteed?
Met alle humanitaire organisaties die Nederland wereldwijd steunt worden duidelijke
afspraken gemaakt; humanitaire hulp moet mensen in nood bereiken. Hiertoe volgen wij
het werk van onze humanitaire partners nauwlettend en zijn er duidelijke rapportage
afspraken. Zo ook met UNRWA. Daarbij geldt dat UNRWA al onder een vergrootglas ligt
en intensief wordt gecontroleerd door de internationale gemeenschap. De bevindingen
van het OIOS onderzoek en het Colonna rapport, de toezeggingen van UNRWA om de aanbevelingen
uit het Colonna rapport te implementeren, en de voortgang die hierop wordt geboekt,
geven het Kabinet voldoende vertrouwen in de juiste besteding van deze middelen. Extra
controles voegen niets toe en leiden tot meer bureaucratie en extra kosten. Wel blijft
het kabinet de situatie natuurlijk nauwlettend volgen. Zodoende ontraadt het kabinet
de motie van de leden Eerdmans en Stoffer.
Indieners
-
Indiener
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp