Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 600 K Vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds voor het jaar 2025
Nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 29 oktober 2024
De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel
van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met
de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 26 september 2024 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief
van 22 oktober 2024 zijn ze door de Minister van Defensie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en antwoorden
1
Waarom is het na de forse verschuivingen in de Voorjaarsnota opnieuw noodzakelijk
projecten te verschuiven?
Met de Defensienota 2022 is structureel 5 miljard euro toegevoegd aan de Defensiebegrotingen.
Onder het vorige kabinet is dit budget met een hoge ambitie en sterke en snelle groei
toegevoegd aan de Defensie-uitgaven. Inmiddels zorgen een krappe arbeidsmarkt en krappe
defensiemarkten voor vertragingen ten opzichte van de destijds opgenomen groei in
de Defensie-uitgaven. Ondanks de inspanningen van Defensie om ambities en Defensie-uitgaven
tijdig te realiseren, leiden deze marktkraptes tot vertragingen. Defensie actualiseert
de ramingen van de Defensie-uitgaven daarom in de begrotingen en brengt ambitie in
lijn met het mogelijke en het haalbare. Investeringen die niet meer in het lopende
begrotingsjaar worden gerealiseerd, worden doorgeschoven naar latere begrotingsjaren.
Dit is een continu proces en Defensie informeert de Kamer hierover in de (suppletoire)
Defensiebegrotingen.
2
Is er een overzicht van hoeveel personeel en materieel we op dit moment tekort komen?
Defensie moet beschikken over voldoende en goed functionerend materieel. Vanwege de
snel verslechterende veiligheidssituatie richt Defensie zich de komende jaren in hogere
mate op hoofdtaak 1. De krijgsmacht moet daarom de juiste gevechtskracht hebben om
tegenstanders af te schrikken. Hiervoor moet de krijgsmacht beschikken over robuuste
gevechtseenheden met de juiste wapensystemen. Naast de vervanging van oud materieel
investeert Defensie ook in nieuwe benodigde capaciteiten, zoals zwaardere gevechtscapaciteiten
voor het landoptreden, lucht- en raketverdediging, zelfbeschermingsmiddelen voor helikopters
en onbemenste systemen. Specifieke aantallen materieel kan Defensie in het kader van
operationele veiligheid niet openbaren.
Defensie stemt de behoeftestelling van materieel en bijbehorend personeel secuur op
elkaar af en kijkt daarbij zo ver als mogelijk in de tijd vooruit. Indien noodzakelijk
worden prioriteiten verlegd en krijgen medewerkers zo nodig andere taken. Het aantal
vacatures per 1 september 2024 is als volgt:
DEFENSIEONDERDEEL
VACATURES
CZSK
2.275
CLAS
3.957
CLSK
1.418
KMAR
1.637
BS
311
DOSCO
1.081
COMMIT
502
Totaal Defensie
11.180
3
Wat is de onderhoudsstatus van de verschillende materieelonderdelen van de Landmacht,
Luchtmacht, Marine, en andere krijgsmachtonderdelen? Hoe wordt dit betrokken in de
afwegingen om nieuw materieel aan te schaffen? Hoe wordt overwogen of materieel eerst
nog opgelapt kan worden om een paar jaar vooruit te kunnen en hoe wordt daarbij de
kosten-batenbeslissing genomen? Kan nieuw en opgelapt materieel naast elkaar tegelijkertijd
worden ingezet?
In het kader van operationele veiligheid is de onderhoudsstatus van de verschillende
systemen vertrouwelijk. In de Stand van Defensie (Kamerstuk 36 600-X, nr. 4) bent u geïnformeerd over de materiële gereedheid van onze hoofdwapen- en A-(wapen)systemen.
4
Wanneer verwacht u DMP-brieven te kunnen versturen voor het aangaan van de verplichtingen
voor de projecten Vuurkracht Medium Infantry Brigade en Tankbataljon Heavy Infantry
Brigade?
Met de DMP E-brief «Deelproject Groot pantserwielvoertuig Boxer» (Kamerstuk 27 830, nr. 445) is uw Kamer op 23 september 2024 geïnformeerd dat Defensie voornemens is om 72 additionele
Boxers te verwerven. Dit is een aanvullende behoefte binnen het lopende Boxer-project.
Voor dit niet-gemandateerde project is de D-brief al in 2006 verstuurd. Het opnemen
van dit voornemen in de E-brief en het onderbrengen van deze behoefte in een Duits
contract, is in lijn met het streven van Defensie om versnelling aan te brengen in
het materieelproces conform de afspraken in geactualiseerde brochure «DMP bij de Tijd
2.0» (Kamerstuk 27 830, nr. 431). Uw Kamer ontvangt daarom geen verdere DMP-brieven en blijft over de voortgang van
het Boxer-project geïnformeerd via het Defensieprojectenoverzicht (DPO) en het Defensie
Materieelbegrotingsfonds (DMF).
Ik heb uw Kamer 14 oktober 2024geïnformeerd met een DMP A/D-brief over het project
«Verwerving Leopard 2A8 gevechtstanks», waardoor behandeling tijdens het aankomend
Wetgevingsoverleg (WGO) Personeel/Materieel mogelijk is. Defensie kan na parlementaire
behandeling van deze Kamerstukken verplichtingen aangaan.
5
Er wordt gesteld dat er «meer militairen, meer materieel en meer activiteiten» nodig
zijn, hoe kan dit per onderdeel worden gekwantificeerd?
Zie het antwoord op vraag 2.
6
Wat is de status van de versnelde aanvulling van de munitievoorraden, hoe lang is
deze munitie houdbaar, en wordt er alleen nog gestandaardiseerde munitie ingekocht?
Met de Voorjaarsnota 2024 zijn additionele financiële middelen beschikbaar gekomen.
Dit is € 500 miljoen incidenteel om versneld extra munitieleveringen in 2028 te realiseren.
Het Commando Materieel en IT heeft hiervoor aanvullende orders geplaatst. Daarnaast
zijn structurele middelen beschikbaar gekomen om de munitievoorraden aan te vullen.
Deze leveringen zijn voorzien in de periode 2028 t/m 2032. Om snelle verwerving te
faciliteren maakt Defensie, naast de ruimte in de eigen raamcontracten, ook gebruik
van de bestaande contracten die de NATO Supply and Procurement Agency (NSPA) aan lidstaten biedt. Verder worden via het door de Verenigde Staten gefaciliteerde
Foreign Military Sales (FMS) proces kapitale munitieartikelen verworven.
Elk munitie-artikel kent een eigen houdbaarheid afhankelijk van de samenstelling.
De maximale levensduur wordt door de fabrikant voorgeschreven. Op het moment dat de
levensduur is bereikt, kan Defensie ervoor kiezen om een levensduurverlengend onderzoek
uit te voeren om vast te stellen of munitie langer inzetbaar is. Dit is vaak het geval.
Het is niet mogelijk om voor alle munitie artikelen een gestandaardiseerde configuratie
te kopen omdat niet ieder land dezelfde wapensystemen gebruikt. Dit betekent dat de
munitie niet in alle wapensystemen past. Waar standaardisering van munitie wel mogelijk
is, koopt Defensie deze munitie. Dit gaat bijvoorbeeld om luchtmunitie voor de F-35
en de Apache. In een aantal gevallen geldt dit ook voor klein kaliber munitie.
7
Wat is de status van de intensivering van de investeringen in de luchtverdediging?
Zijn onze bevolkingscentra toereikend verdedigd of zouden deze beter beschermd moeten
worden? Zo ja, hoe? Zo nee, hoe kan dit worden gerealiseerd?
Uw Kamer is op 14 oktober 2024 geïnformeerd over het project Medium Range Air Defence (MRAD) en Short Range Air Defence (SHORAD) met de D-brief. Dit project voorziet in de vervanging en uitbreiding van
de huidige MRAD en SHORAD-capaciteit. Met de extra financiële ruimte voor munitie
en luchtverdediging in de Voorjaarsnota 2024 heeft Defensie de omvang van het project
uitgebreid, inclusief bijhorende munitie. Dit draagt bij aan de bescherming van vitale
infrastructuur, zoals bevolkingscentra.
De actieve luchtverdediging wordt uitgebreid, maar dit is nog niet toereikend om alle
bevolkingscentra van Nederland te verdedigen. Daarvoor is een combinatie van offensieve,
actieve en passieve luchtverdedigingsmiddelen nodig. Naast actieve luchtverdedigingsmiddelen,
zoals bijvoorbeeld de MRAD en SHORAD-capaciteit, richt passieve luchtverdediging zich
op alle maatregelen om de effecten van de inslag van een wapen tot een minimum te
beperken, bijvoorbeeld het luchtalarm dat de bevolking waarschuwt. Offensieve capaciteiten
zijn gericht op het reduceren van de inzetmogelijkheden van vijandelijke wapensystemen.
Een geloofwaardige en robuuste luchtverdediging met de combinatie van deze capaciteiten
is essentieel om een potentiële tegenstander te weerhouden om een aanval uit te voeren
en onze bevolkingscentra veilig te houden.
8
Waarom is er op de begroting van Defensie geen verlaging van het verplichtingenbudget
te zien voor het overhevelen van het CLSK-budget voor het Production, Sustainment
and Follow on Development (PFSD) Memorandum of Understanding (MoU) van de F-35?
De verplichting voor PFSD is in 2024 aangegaan. Het vrijgevallen verplichtingenbudget
van CLSK is vervolgens binnen de administratie van COMMIT geboekt. Dit betreft uitsluitend
een administratieve wijziging. Het verplichtingenbudget van 2025 en verder wordt niet
gewijzigd.
9
Kunt u specifieker ingaan op hoe u de opschaling van de munitieproductiecapaciteit
in Nederland gaat realiseren en op welke soorten munitie deze opschaling betrekking
heeft?
In de Kamerbrief «Voortgang Structureel Verhogen Europese Productie Munitie en Defensiematerieel»
van 2 oktober 2024 bent u geïnformeerd over de acties die Defensie onderneemt om de
munitieproductie in Nederland en Europa te verhogen (Kamerstuk 36 600-X, nr. 8).
10
Wat gebeurt er met de verouderde Harpoon-raketten op de fregatten?
Defensie vervangt de Harpoon-raketten op de Luchtverdedigings- en commandofregatten
(LC-fregatten) door de Naval Strike Missile. De vervangers van de multipurpose fregatten,
het Anti Submarine Warfare (ASW-)fregat, worden ook met de Naval Strike Missile uitgerust.
De integratie van de Naval Strike Missile op de LC-fregatten is gepland in de opvolgende
groot onderhoudsperioden, welke tot aan het einde van dit decennium zijn gepland.
Dan zal ook het laatste multipurpose fregat uit dienst worden gesteld.
Defensie zal tevens tot aan de uitdienststelling van de Harpoon-raketten blijven beoordelen
of deze kunnen worden gedoneerd aan Oekraïne zonder dat dit ten koste gaat van de
eigen slagkracht.
11
Op welke technologieën is Nederland concurrerend, zoals beschreven op deze pagina?
Om samen met partners potentiële tegenstanders af te schrikken en voorbereid te zijn
op de oorlog van morgen hebben wij het afgelopen jaar de keuze gemaakt om ons te focussen
op vijf technologiegebieden, de zogenaamde NLD_gebieden. Dit zijn: NLD_Intelligente
systemen; NLD_Sensoren; NLD_Slimme materialen; NLD_Ruimtevaart; NLD_Quantum technologie
(Kamerbrief Voortgang Uitvoeringsagenda Innovatie & Onderzoek (Kamerstuk 31 125, nr. 130). De Nederlandse industrie en kennisinstellingen zijn sterk in deze gebieden én kunnen
hiermee het verschil in veiligheidsvraagstukken van vandaag en morgen maken. Samen
met hen zorgen we voor doorontwikkeling, versnelde innovaties en implementatie op
deze gebieden. Naast de vijf NLD_gebieden blijft de maritieme sector belangrijk voor
Defensie waar intensief mee wordt samengewerkt en waar vele Nederlandse innovaties
uit voortkomen. Deze innovaties doorkruisen de verschillende NLD_gebieden.
12
Zijn er meer voorbeelden van verdere internationale samenwerking op het gebied van
licentieproductie in Nederland? Ontwikkelt dit zich in rap tempo of zijn er belemmeringen?
Als er belemmeringen zijn, welke zijn dat dan?
Er zijn verschillende voorbeelden van internationale samenwerking op het gebied van
licentieproductie in Europa en Nederland. In januari 2024 heeft het NATO Supply and
Procurement Agency (NSPA) als NAVO-agentschap namens Nederland, Duitsland, Roemenië
en Spanje de opdracht voor Europese productie tot een totaal van 1.000 Patriot raketten
gegund aan de joint venture van het Amerikaanse Raytheon en het Europese MBDA. De
assemblagelijn van de Patriot raketten wordt in Zuid-Duitsland gerealiseerd. Verder
is uw Kamer eerder geïnformeerd over de samenwerking tussen Zweden en Nederland voor
de CV-90 productielijn bij Van Halteren Technologies in Nederland en bovendien wordt
succesvol internationaal samengewerkt voor de productie van ESSM Block 2 antischipraketten.
Internationale samenwerking ten behoeve van licentieproductie is een complex proces,
gelet op een breed scala aan belangen. Defensie doet omwille van dit proces en bedrijfsvertrouwelijke
informatie geen uitspraken over lopende processen en specifieke belemmeringen.
13
Zouden wij een uitgebreidere lijst mogen ontvangen van succesvolle internationale
samenwerking?
In aanvulling op de voorbeelden van de Duits-Nederlandse samenwerking op het Boxer-project
(vraag 4) en de mogelijke licentieproductie van hoogkapitale munitie (vraag 12) nog
enkele voorbeelden:
Gevechtstank: De landmacht samenwerking tussen Nederland en Duitsland is al decennia in toenemende
mate nauw en omvat diverse vormen van geïntegreerde samenwerking. Onderdeel daarvan
is de integratie van de 43 Gemechaniseerde Brigade (Heavy Infantry Brigade) in de Duitse 1e Pantserdivisie en, als onderdeel daarvan, een operationele Duitse
tankeenheid in de Nederlandse brigade. Dit binationale 414 Tankbataljon maakt gebruik
van gevechtstanks Leopard-2A6 die Duitsland in eigendom heeft en – ook voor het Nederlandse
tankeskadron – beschikbaar stelt. De Leopard-2 gevechtstank heeft een grote Europese
gebruikersgroep. Dit levert voordelen op voor training, instandhouding, reservedelen-voorziening
en kennisdeling. Nederland is door Duitsland uitgenodigd deel te nemen aan de gezamenlijke
verwerving van tanks via een vraagbundelingsinitiatief: het Europese Leopard 2A8 Procurement Initiative.
In de Defensienota 2024 is besloten om op basis van de door NAVO opgedragen prioritaire
doelstellingen een volwaardig tankbataljon op te richten. Uw Kamer is onlangs geïnformeerd
met de DMP A/D-brief over de verwerving van de gevechtstanks.
F-35: Nederland werkt op basis van verschillende MoU’s vanaf 2001 als partnerland samen
met andere partnerlanden in het F-35 programma. De VS is de belangrijkste partner
in het F-35 programma. Het VK is level 1 partner, Nederland en Italië zijn level 2
partners. De overige partnerlanden zijn Australië, Canada, Denemarken en Noorwegen.
Het F-35 programma wordt geleid door het Joint Program Office (JPO) waar ook Nederland
deel van uitmaakt; Nederland is nauw betrokken bij de ontwikkeling van de F-35 en
de Nederlandse industrie doet mee aan de ontwikkeling, productie en onderhoud van
de F-35. Woensdrecht is één van de Europese logistieke hubs. Europese partners uit
het F-35 programma worden bevoorraad vanuit Woensdrecht.
MRTT: Nederland werkt in het MRTT (Multi Role Tanker Transport Capability) samen met Duitsland,
België, Luxemburg, Noorwegen en Tsjechië. Deze landen beheren een pool van 8 tank-
en transportvliegtuigen. In de toekomst komen er nog 2 vliegtuigen bij. De vliegtuigen
opereren vanaf de vliegvelden in Eindhoven en Keulen.
NNCC: België en Nederland hebben de marines verregaand geïntegreerd met identieke schepen
voor mijnenbestrijding en fregatten voor onderzeebootbestrijding. Voor landen in Noord-Europa
bestaat een groot potentieel voor maritieme industriële samenwerking en Nederland
zoekt actief naar mogelijkheden. Dit kan ertoe leiden dat Nederlands marinematerieel
deels door deze partners wordt ontwikkeld, maar ook dat Nederland marinematerieel
voor deze partners kan ontwikkelen.
Denemarken, Duitsland, Finland, Nederland, Noorwegen en Zweden hebben op 7 december
2023 een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend over samenwerking bij de bouw
van maritiem materieel (Northern Naval Capability Cooperation, NNCC). Het doel van
dit MoU is te onderzoeken hoe de synergie tussen de maritieme industrieën in deze
landen kan worden versterkt en dit voornemen uit te werken in concrete projecten.
Vervanging M-fregatten (ASWF)en Mijnenbestrijdings capaciteit: België en Nederland werken al decennia intensief samen op marinegebied in BENESAM
(Belgisch-Nederlandse Samenwerking). Daarmee lopen deze landen voorop in Europa. De
samenwerking voorziet in gezamenlijke en geïntegreerde staven, opleidingen, trainingen
en operaties, en taakspecialisatie in onderhoud en logistiek en is daarmee toonaangevend
in Europa. Daarbij onderhoudt België de mijnenbestrijdingsvaartuigen van beide landen
en doet Nederland dat bij de M-fregatten.
In 2018 hebben beide landen afgesproken om de mijnenbestrijdingsvaartuigen onder Belgische
leiding te vervangen en de vervanging van de M-fregatten onder Nederlandse leiding
te laten plaatsvinden. In 2019 heeft België na een Europese aanbesteding het contract
voor in totaal twaalf mijnenbestrijdingsvaartuigen, zes per land, gegund aan het Franse
Naval Group. In 2023 heeft Defensie de contracten getekend met Damen Naval en Thales
NL voor de bouw van vier ASW-fregatten, waarvan twee voor België.
Voor meer informatie over internationale materieelsamenwerking bij individuele materieel
en wapensysteemgebonden-IT projecten verwijs ik u door naar het Defensie Projectenoverzicht
(DPO) van afgelopen mei en de onlangs met Prinsjesdag verstuurde afwijkingsrapportage
(AWR) op het DPO. Het DPO bevat de meest recente informatie van de lopende materieelprojecten
met een budgetomvang van meer dan € 50 miljoen.
14
Is er contact met bijvoorbeeld VRO en marktpartijen over het mogelijk ontwikkelen
van oude defensieterreinen voor bijvoorbeeld woningbouw in de regio? Kan Defensie
bij eventuele herontwikkeling de opbrengsten van grondverkoop zelf behouden om aan
haar begroting toe te voegen?
Defensie draagt overtollige defensieterreinen over aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB),
conform het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV). In het KORV zijn afspraken opgenomen
over onder meer de verkoop en aankoop, de betaling en de verdeling van risico’s, kosten
en opbrengsten. In de taxatie van de terreinen voorafgaand aan overdracht aan het
RVB wordt rekening gehouden met de mogelijke toekomstige bestemming. Deze locaties
zijn na overdracht aan het RVB niet meer in eigendom van het Ministerie van Defensie.
Het RVB is als de nieuwe eigenaar verantwoordelijk voor een eventuele herontwikkeling
en verkoop aan marktpartijen van deze terreinen.
De ruimtelijke en vastgoedbehoefte van Defensie neemt in de komende jaren toe. Voordat
een object wordt afgestoten vindt een zorgvuldige afweging plaats. Dit kan betekenen
dat objecten die momenteel op de nominatie staan om af te stoten, toch behouden blijven.
15
Wat zijn de begrotingstechnische regels ten aanzien van de voeding van begrotingsfondsen
en is een dergelijk voorstel in een lopend begrotingsjaar toegestaan?
Zie het antwoord op vraag 18.
16
Wat zijn, naast het praktische argument van verminderde werklast, de voor- en nadelen
van het laten vervallen van artikel 13?
Zie het antwoord op vraag 18.
17
Waarom wordt het voorstel artikel 13 te laten vervallen in het lopende begrotingsjaar
al geëffectueerd? Waarom kan dit niet wachten tot de begroting voor 2025?
Zie het antwoord op vraag 18.
18
Kunt u de ingang van het vervallen van begrotingsartikel 13 uitstellen tot de begroting
voor 2025 zodat kabinet en Kamer hier op een goede wijze met elkaar over kunnen spreken?
Defensie, in goed overleg met het Ministerie van Financiën, gaat over tot het in ongebruik
stellen van het voedingsartikel om verschillende redenen. Zo zorgt het in ongebruik
stellen van het voedingsartikel voor een aanzienlijke administratieve verlichting.
Daarnaast leidt het in ongebruik stellen van het voedingsartikel tot verbeterd inzicht
in de omvang van de Defensiebegroting. Immers, omdat de voeding van het Defensiematerieelbegrotingsfonds
niet meer meetelt in het totaal van de Defensiebegroting, geeft dit totaal zonder
het voedingsartikel het daadwerkelijke uitgaventotaal van deze begroting weer. Het
totaal van de Defensie-uitgaven is daarmee gelijk aan de optelling van de begrotingstotalen
van de Defensiebegrotingen (Defensiebegroting en Defensiematerieelbegrotingsfonds).
Dit zorgt voor transparantere Defensie-uitgaven. Ter illustratie: in de Defensiebegroting
werden ook de mutaties op het voedingsartikel toegelicht, terwijl de eigenlijke oorzaak
van die mutaties ligt in de bijstellingen van de uitgavenramingen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds.
Met het afschaffen van het voedingsartikel worden mutaties toegelicht op de begroting
waar deze mutaties plaatsvinden.
Noch de begrotingsregels, noch de comptabiliteitswet, stellen begrotingstechnische
eisen of voorwaarden aan een voedingsartikel. Het in ongebruik stellen van het voedingsartikel
kan daarom met het presenteren van een nieuwe (suppletoire) begrotingswet. Het is
in de begrotingsadministratie niet mogelijk om het voedingsartikel te behouden voor
het lopende begrotingsjaar en tegelijk af te schaffen voor het toekomende begrotingsjaar.
Daarom is gekozen voor afschaffen van het voedingsartikel met de presentatie van zowel
de suppletoire begroting september 2024 en de ontwerpbegroting 2025. Beide benoemde
begrotingsproducten zijn als voorstel aan uw Kamer verzonden. Bij de behandeling van
deze voorstellen kan worden gesproken over het afschaffen van het voedingsartikel.
19
Is er al contact gelegd met de Duitse automobielindustrie, die in zwaar weer verkeert,
maar over productiecapaciteit en personeel beschikt, gezien de productie van materieel
en munitie moet worden versneld en het personeelstekort?
Nee, er is vanuit Defensie geen contact met de Duitse automobielindustrie.
20
Hoe gaat u de € 1,0 miljard die beschikbaar is gesteld voor het Nederlandse industrie-
en innovatiebeleid inzetten?
Voor de meerjarige middelen die Defensie tussen 2024–2031 heeft vrijgemaakt, wordt
uitgegaan van de prioriteiten die zijn gesteld in de Actie-agenda Productie- en Leveringszekerheid
(Kamerstuk 36 410, nr. 93) en Kamerbrief Voortgang Uitvoeringsagenda Innovatie & Onderzoek (Kamerstuk 31 125, nr. 130). Daarbij richten we ons als het om innovatie gaat op de prioritaire technologiegebieden
van Defensie (NLD-Gebieden, zie antwoord vraag 11). De eerste middelen zullen worden
ingezet om de financieringspositie van start-ups, MKB en scale-ups die high-tech, grotendeels dual-use, innovaties voor de veiligheidssector kunnen
ontwikkelen te verbeteren. Defensie werkt momenteel aan de verdere uitwerking van
de besteding van de middelen en is hierover veelvuldig in gesprek met de (defensie-)industrie,
brancheverenigingen, regionale partners en de Ministeries van Economische Zaken en
Financiën. In het eerste kwartaal van 2025 wordt u via een kamerbrief hierover geïnformeerd.
21
Binnen welke termijn verwacht u concreet resultaten te zien van het investeren in
de Nederlandse defensie-industrie?
In de Kamerbrief «Actieagenda Productie- en Leveringszekerheid» is het actieve industrie-
en innovatiebeleid dat Defensie nastreeft, al uiteengezet. In de Kamerbrief «Voortgang
Structureel Verhogen Europese Productie Munitie en Defensiematerieel» rapporteert
Defensie over de voortgang van dit beleid (Kamerstuk 36 600-X, nr. 8). Daarbovenop investeert Defensie voortdurend, ook in de Nederlandse defensie-industrie.
Zo heeft Defensie in 2023 verschillende orders geplaatst bij de Nederlandse maritieme
industrie, zoals bijvoorbeeld de ASW-fregatten bij Damen en Thales NL. Ook participeren
wij dit jaar voor 400 miljoen in een Zweeds fonds voor bouw nieuwe CV90 infanterie
gevechtsvoertuigen voor Oekraïne, waar de productie voor een deel in Nederland gaat
plaats vinden. Meer orders zullen de komende jaren volgen, zoals voor het project
Vervanging hulpvaartuigen.
22
Kunt u aangeven welke projecten niet meer conform planning uit te voeren zijn en wanneer
deze alsnog gerealiseerd zullen worden?
Voor informatie over verschuivingen op product, tijd of geld op individuele materieel
en wapensysteemgebonden-IT projecten verwijs ik u naar het Defensie Projectenoverzicht
(DPO) van afgelopen mei en de onlangs met Prinsjesdag verstuurde afwijkingsrapportage
(AWR) op het DPO. Het DPO bevat de meest recente planning van de lopende materieelprojecten
met een budgetomvang van meer dan € 50 miljoen.
Zoals aangegeven in de antwoorden op feitelijke vragen over Wijziging van de begrotingsstaat
van het Defensiematerieelbegrotingsfonds voor het jaar 2024 (Kamerstuk 36 613-K) kunnen er diverse redenen zijn waarom projectplanningen verschuiven. Als voorbeeld
is recent gebleken dat de D-fase van het project Foxtrot Militaire Transmissie Bouwblok
(MTBB) waarschijnlijk later wordt afgerond. Dit als gevolg van het nog niet hebben
ontvangen van de definitieve offerte (een Letter of Offer and Acceptance (LoA)). Defensie verwacht hierdoor de D-brief begin 2025 naar de Tweede Kamer te
versturen. Het uitgangspunt is om eventuele gevolgen voor de instroomplanning zo veel
mogelijk te beperken.
23
Kunt u reflecteren op de mogelijkheid om middels een sterkere Nederlandse defensie-industrie
in de toekomst te voorkomen dat Nederland bij aanschaf van materieel misgrijpt en
om welk materieel het zou kunnen gaan?
Het actieve industrie- en innovatiebeleid van Defensie heeft juist als doel om de
Nederlandse positie in de leveringsketen te versterken, en daarmee de kans op orders
te vergroten. Mijn collega-Minister van EZ zet zich hiervoor in o.a. via het industriële
participatiebeleid, en ik zal aan de voorkant toetsen of bij het plaatsen van orders
voldoende rekening wordt gehouden met het betrekken van Nederlandse bedrijven. Zo
voorkomen we dat we onnodig misgrijpen, in het bijzonder bij materieel waarvoor we
in Nederland over de kennis en kunde beschikken waarmee we het hier ook kunnen produceren.
Dat zal niet altijd lukken, maar ik zal me hier hard voor maken.
Ons doel om productie- en leveringszekerheid te verbeteren vraagt om weerbare toeleveringsketens
en leveringszekerheid van schaarse grondstoffen. Defensie bekijkt per behoefte wat
kan worden gedaan om strategische afhankelijkheden te mitigeren, waaronder bijvoorbeeld
inkopen via artikel 346 VWEU.
24
Kunt u aangeven hoeveel van de € 2 miljard aan extra geplaatste munitiebestellingen,
die sinds 2022 zijn gedaan, nu daadwerkelijk in bezit zijn van de krijgsmacht en om
welke munitie dit gaat?
Een deel van de additionele munitiebestellingen sinds 2022 is reeds geleverd. Dit
gaat om klein-kalibermunitie ter waarde van circa 50 miljoen. Tevens heeft Defensie
vuursteunmunitie en anti-tankmunitie in ontvangst genomen. Deze versnelde levering
was mogelijk door internationale samenwerking en strategische samenwerking met de
leverancier. Defensie is verplichtingen aangegaan voor deze extra bestellingen. De
reguliere levertijd verschilt echter per type munitie. Defensie heeft te maken met
de volatiele markt voor munitie. Hierdoor lopen de levertijden uiteen.
25
Gezien het feit dat Defensie de levensduur en herkomst van materieel meeweegt in afwegingen
voor aanschaf, is er daarbij ook overleg en afstemming met andere lidstaten die bijvoorbeeld
kiezen voor Zuid-Koreaanse tanks (zoals Polen) in plaats van de Duitse Leopards (zoals
Nederland)?
Defensie voert op zowel nationaal als internationaal niveau overleg over investeringen.
Hierbij leunt Defensie onder andere op de Defensie Industrie Strategie (DIS) uit 2022.
Op internationaal niveau voert Defensie bilateraal en multilateraal overleg met partners
en bondgenoten over materieelinvesteringen binnen de NAVO en het European Defence Agency (EDA) van de EU. In een vroeg stadium wordt bezien in hoeverre operationele eisen
en tijdlijnen kunnen worden geharmoniseerd. Ook mogelijkheden voor samenwerking komen
in die gesprekken aan de orde.
Voor de verwerving van de gevechtstanks is Nederland gevraagd aan te sluiten bij het
«Leopard 2A8 Procurement Initiative» van de Duitse regering. U bent hierover geïnformeerd middels een informatiebrief
(Kamerstuk 27 830, nr. 422). Deze verwerving is in lijn met de motie Ceder c.s. (Kamerstuk 36 410-X, nr. 56), motie Valstar c.s. (Kamerstuk 27 830, nr. 410) en motie Paternotte/Van Campen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2046) en draagt bij aan de standaardisatie in Europa, de Europese defensie-industrie en
de Duits-Nederlandse samenwerking van eenheden. Nederland en Duitsland treden als
gevolg van het NATO New Force Model en ter versterking van de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging operationeel
geïntegreerd op in grotere militaire internationale verbanden (divisies binnen een
legerkorps, zie ook het antwoord op vraag 13). Materiële interoperabiliteit door gebruik
van identieke wapensystemen versterkt de effectiviteit. Uw Kamer is onlangs geïnformeerd
met de DMP A/D-brief voor de verwerving van de gevechtstanks.
26
Wat is de huidige status van de stappen om toe te treden tot het verdrag inzake exportcontrole
in het defensiedomein en wat zijn de voor- of nadelen hiervan?
Toetreding tot het Verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein, waar op het
moment Frankrijk, Duitsland en Spanje bij zijn aangesloten, kan de voorspelbaarheid
van het regelgevend kader vergroten zodat Europese defensiebedrijven een meer gelijke
exportpositie krijgen en de onderlinge concurrentie wordt versterkt. Het verdrag bevordert
Europese defensiesamenwerking en Nederlandse aansluiting bij het verdrag positioneert
de Nederlandse defensie-industrie als meer gelijkwaardige partner in Europese defensieprojecten.
Het verdrag stimuleert voorts convergentie van het wapenexportbeleid omdat verdragspartijen
met elkaar om tafel zitten om potentiële exportbestemmingen te bespreken en risico-inschattingen
te delen. Voor een nadere toelichting op de werking van het verdrag, de inpassing
in de Nederlandse praktijk en de bijdrage die toetreding zou leveren aan versterkte
Europese defensiesamenwerking verwijs ik u naar de Kamerbrief «Maatregelen ter bevordering
van Europese defensiesamenwerking en verdere Europese convergentie van het wapenexportbeleid»
van 14 juli 2023 (Kamerstuk 22 054, nr. 395) waarmee zowel de Tweede Kamer als de huidige verdragspartijen over het Nederlandse
voornemen tot toetreding werden geïnformeerd. Het kabinet is in afwachting van de
reactie van de verdragspartijen.
27
Hoe hoog is de NAVO-norm voor de inzetvoorraad munitie, en hoeveel daarvan hebben
de andere lidstaten op dit moment bereikt, gezien het feit dat Defensie voor 2 miljard
euro extra bestellingen heeft geplaatst om de inzetvoorraad munitie aan te vullen
en er nog eens 500 miljoen bijkomt om deze te laten toenemen tot die norm?
Het kabinet heeft uw Kamer in de Stand van Defensie najaar 2024 (Kamerstuk 36 600-X, nr. 4) geïnformeerd over de voortgang van de realisatie van munitievoorraden. De situatie
is dat, zoals vermeld in kamerbrief «Aanvullende bestelling munitievoorraden voorjaar
2024» (Kamerstuk 27 830, nr. 434), de munitievoorraden met deze investeringen toenemen binnen de financiële kaders.
Ondanks deze substantiële stap voldoet de inzetvoorraad munitie na de recente investeringen
nog niet aan de NAVO-norm.
Het kabinet kan de NAVO-norm voor inzetvoorraad munitie vanwege rubricering niet delen
met uw Kamer. Ditzelfde geldt voor het delen van informatie van andere bondgenoten
over het al dan niet voldoen aan de NAVO-norm.
28
Wat is de status van de contracttekening inzake de nieuwe onderzeeërs met Naval en
zitten daar nog haken, ogen en risico’s aan? Zo ja, wat zijn deze? Hoe probeert Defensie
te voorkomen dat er grote tegenvallers kunnen komen gaandeweg dit project?
Defensie heeft op 30 september 2024 de leveringsovereenkomst met Naval Group ondertekend.
Na de contracttekening gaat het programma vervanging onderzeebootcapaciteit (VOZBT)
over naar de realisatiefase. Over het programma VOZBT wordt uw Kamer, zoals gebruikelijk
bij projecten die door de Kamer als «groot project» zijn aangemerkt, in de voortgangsrapportages
geïnformeerd. Uw Kamer ontvangt de eerstvolgende voortgangsrapportage VOZBT op uiterlijk
1 april 2025.
29
Hoe ver is Defensie met de uitrol van het Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS)?
De projectplanning van het project DOKS zoals deze eerder is gecommuniceerd, is ongewijzigd.
De verificatiefase wordt nu voorbereid. De start van uitrol wordt in 2026 verwacht.
Via het Defensie Projectenoverzicht in mei 2025 wordt u verder op de hoogte gebracht
van de stand van zaken op dat moment.
30
Is Defensie erop voorbereid om nog meer in te zetten op het bewaken van de (infrastructuur)
in de Noordzee en tot hoe ver reikt het werkterrein van Defensie in deze internationale
wateren als bijvoorbeeld de Atlantische Oceaan en Pacifische Oceaan?
Defensie spant zich op verschillende manieren in voor de bescherming van de Noordzee
infrastructuur. Zo voert de MIVD onderzoeken uit naar (verborgen) activiteiten van
statelijke actoren op de Noordzee, die een mogelijk risico zijn voor de nationale
veiligheid. Daarnaast heeft Defensie een permante taak op de Noordzee, die bestaat
uit het doen van beeldopbouw en het escorteren van niet-NAVO eenheden door de Nederlandse
EEZ, wanneer daar aanleiding voor is. Verder kan Defensie op verzoek – en wanneer
capaciteiten dit toestaan – militaire bijstand verlenen aan civiele autoriteiten op
de Noordzee.
Momenteel treft Defensie verschillende maatregelen om de infrastructuur te beschermen.
Ten eerste investeert Defensie in additionele waarnemingscapaciteit op zee, in vorm
van sensoren en commerciële satellietcapaciteit. Ten tweede verwerft Defensie in totaal
vier lichtbemande vaartuigen met onderwatercapaciteiten, die kunnen worden ingezet
om dreigingen op zee te op te sporen en nader te onderzoeken. Ten derde zet Defensie
in op de ontwikkeling van nieuwe technologieën met de oprichting van het Seabed Security
Experimentation Centre (SeaSEC) in Scheveningen. Tot slot verwerft Defensie in de
komende jaren verschillende hoogwaardige capaciteiten, zoals mijnenbestrijdingsvaartuigen,
hulpvaartuigen voor hydrografische taken, ASW-fregatten en NH90-helikopters. Deze
capaciteiten hebben een bredere taakstelling, maar zijn ook geschikt voor de bescherming
van de infrastructuur op de zeebodem en kunnen ook als zodanig worden ingezet.
Echter vraagt de bescherming van de vitale infrastructuur op de Noordzee niet alleen
om militaire inspanningen, maar ook om civiele maatregelen zoals het verhogen van
de weerbaarheid van dit type infrastructuur. Daarom werkt Defensie samen met andere
departementen (IenW, EZ, KGG en JenV) in een interdepartementale aanpak om maatregelen
in kaart te brengen en uit te voeren. Het kabinet heeft uw Kamer per brief (Kamerstuk
33 450, nr. 128) geïnformeerd over de beoogde doelstellingen en maatregelen.
De inzet van Defensie t.a.v. de bescherming van de vitale infrastructuur op zee heeft
betrekking op het Nederlandse deel van de Noordzee. Deze inzet is in juli 2023 geformaliseerd
tot permanente taak voor Defensie, waarover het kabinet uw Kamer per brief (Kamerstuk
33 450, nr. 122) heeft geïnformeerd. Daarnaast is Nederland nauw betrokken bij samenwerking in NAVO-verband,
die zich richt op vijf maritieme regio’s in het NAVO verdragsgebied (Noordzee, Baltische
Zee, Middellandse Zee, Zwarte Zee en Atlantische Oceaan).
31
Binnen welke termijn zal Nederland voldoen aan de eisen die de NAVO stelt op het gebied
van gevechtscapaciteiten voor het landoptreden?
De NAVO maakt met de Defence Planning Capability Review (DPCR) tweejaarlijks een analyse
van de staat van de krijgsmachten van alle bondgenoten. Hierbij kijkt NAVO in hoeverre
de bondgenoten voldoende bijdragen (cash, capabilities en contributions) aan de kerntaken
van de NAVO. Het kabinet heeft uw Kamer per brief (Kamerstuk 28 676, nr. 464) geïnformeerd over de uitkomsten van de Defence Planning Capability Review (DPCR)
van 10 juni 2024. NAVO constateert in genoemde review voor het landoptreden nog grote
tekortkomingen bij de invulling van de gevraagde Heavy en Medium Infantry Brigades
(HIB en MIB). Het betreft hier tekortkomingen op het gebied van de slagkracht, in
het bijzonder drie infanteriebataljons en eigen tankcapaciteit, en bijbehorende gevechts-
en logistieke ondersteuning. Met de Defensienota 2024 investeert het kabinet komende
vijf jaar in een volwaardig tankbataljon, inclusief ondersteuning. Daarnaast wordt
de slagkracht van de MIB in kwalitatieve zin versterkt door de huidige twee medium
infanteriebataljons te voorzien van Boxer gevechtsvoertuigen met een 30mm kanonsysteem
en een geïntegreerde anti-tank lanceerinstallatie (Kamerstuk 27 830, nr. 445). Daarnaast dragen de investeringen in de luchtverdedigingscapaciteit, de geneeskundige
en logistieke keten en bijvoorbeeld de KMar ook bij aan versterking en inzetbaarheid
van de gevechtscapaciteiten voor het landoptreden. Echter wordt aan de door NAVO gevraagde
capaciteiten in het landdomein niet volledig voldaan. Ondanks de aanzienlijke investeringen
van het kabinet, kan met het defensiebudget niet tegelijkertijd volledig invulling
worden gegeven aan alle wettelijke taken, bondgenootschappelijke verplichtingen en
nationale regelgeving. In het licht van de huidige veiligheidssituatie en de daaruit
voortkomende aanvullende capaciteitendoelstellingen en herijkte operationele plannen
van de NAVO, bestaat er nog steeds een verschil tussen taken en middelen. Daarom zijn
keuzes nog steeds nodig. Niet alles kan, en niet alles kan tegelijk.
32
Waarom zijn er zulke grote bedragen nodig voor het moderniseren van de kazernes en
ander vastgoed, waarbij de kosten soms variëren van 250 miljoen tot 1 miljard euro,
en waarom zit er zo’n grote marge tussen deze bedragen, zoals te zien is op pagina
47 voor Nieuw Millingen, Amersfoort, Havelte en Woensdrecht?
Het vastgoed van Defensie is oud en door jarenlange bezuinigingen vaak in slechte
staat door gebrekkig onderhoud. Hierdoor voldoet de vastgoedportefeuille nog niet
aan de doelstellingen zoals geformuleerd in het Strategisch Vastgoedplan 2022 (Kamerstuk
36 124, nr. 12). In deze Kamerbrief is aangeven dat integraal naar het vastgoed wordt gekeken en
dat de komende vijftien jaar hierin wordt geïnvesteerd. Het is daarbij essentieel
dat het vastgoed de dagelijkse (militaire) operationele werkzaamheden en de inzet
ondersteunt, onder meer voor het opleiden op locatie en het bij elkaar plaatsen van
eenheden die veel samenwerken. Defensie wil daarnaast medewerkers behouden, binden
en inspireren met een goede, moderne en veilige werk- en leefomgeving op de juiste
plek, met oog voor het gezinsleven van het personeel. Defensie moet zijn vertegenwoordigd
daar waar potentieel personeel woont. Met verduurzamen van het vastgoed draagt Defensie
bij aan het verlagen van de CO2-uitstoot en de afhankelijkheid van aardgas. Het concentreren, verduurzamen en vernieuwen
van het vastgoed gaat helaas gepaard met hoge kosten, ook omdat de technische staat
van het defensievastgoed significant achter loopt op de gestelde normen. Zowel bij
(vervangings)investeringen als instandhouding bestaat een achterstand. Door al deze
factoren is het aanpakken van de vastgoedportefeuille kostbaar, waarbij de kosten
nog toenemen door beperkte uitvoeringscapaciteit (beschikbaar personeel), hoge bouw-
en materiaalkosten en inflatie. Bij grote investeringsprojecten zoals Kamp Nieuw Milligen,
Amersfoort (Bernardkazerne), Havelte en Woensdrecht wordt vanwege de commercieel vertrouwelijke
aard van de informatie ervoor gekozen een bandbreedte van het toegekende budget aan
te houden bij een openbare beschrijving van de projecten. De gehanteerde bandbreedtes
zijn conform de bandbreedtes zoals verwoord in de Kamerbrief «Brochure «DMP bij de
Tijd 2.0» – actualisatie Defensie Materieel Proces» van 23 april 2024 (Kamerstuk 27 830, nr. 431).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 19 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Tegen |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.