Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 600 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025
Nr. 10 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 18 oktober 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, belast met
het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te
brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 26 september 2024 voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Visserij,
Voedselzekerheid en Natuur. Bij brief van 11 oktober 2024 zijn ze door de Minister
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Aardema
De griffier van de commissie, Jansma
1
Hoeveel heeft de naamwisseling van het Ministerie van LVVN gekost?
Het naamswijzigingstraject van het Ministerie van LVVN is nog niet afgerond. Het doorvoeren
van aanpassingen bij een naamswijziging van het ministerie beslaat minimaal enkele
maanden tot ruim een jaar. De kosten die voor de naamswijziging zijn gemaakt in 2024,
worden verantwoord in het jaarverslag. De globale kostenraming voor de naamswijziging
bedraagt € 3 tot 5 mln.
2
Hoeveel arbeidsmigranten zijn bij benadering in Nederland werkzaam in de land- en
tuinbouwsector? Hoe verhoudt dat zich tot het totaal aantal arbeidsmigranten in Nederland?
Volgens de migratiemonitor van het CBS waren er op 31 december 2022 635.100 personen
geboren in een andere EU-lidstaat werkzaam in Nederland als werknemer. Volgens deze
monitor waren er ongeveer 20.180 mensen werkzaam in de landbouw, bosbouw en visserij.
Aandachtspunt is dat dit aantal waarschijnlijk groter is omdat arbeidsmigranten ook
als werknemer via een uitzendbureau kunnen worden gedetacheerd. Het is op basis van
de CBS bekende gegevens niet af te leiden in welke sectoren deze werknemers als uitzendkracht
werken. Daarnaast worden de arbeidsmigranten van buiten de EU niet meegenomen in deze
monitor.
Belangrijk is ook dat de migratiemonitor geen eenduidig beeld geeft omdat in de migratiemonitor
iedereen wordt opgenomen die is geboren in het buitenland ongeacht hun verblijfsdoel
in Nederland.
3
Wat is de redenatie achter het drastisch verlagen van de middelen voor Cellulaire
Agricultuur na 2025?
Het project Cellulaire Agricultuur heeft in de tweede ronde een bijdrage uit het Nationaal
Groeifonds toegezegd gekregen. De omvang van deze bijdrage is € 60 miljoen en loopt
via de LVVN-begroting. Deze bijdrage is incidenteel. Het kasritme laat in 2025 een
piek zien vanwege de investering in apparatuur voor de opschaling.
4
Wat verstaat de regering onder biobased teelt?
Onder biobased teelt wordt verstaan de teelt van gewassen die onder andere verwerkt
kunnen worden tot bouwmateriaal. In Nederland zijn in dat verband de meest gangbare
gewassen vezelhennep, vlas en miscanthus. Ook bijvoorbeeld wilgen en Paulownia kunnen
worden verwerkt tot bouwmateriaal, maar zijn minder gangbaar. Biobased toepassingen
van biogrondstoffen in brede zin zijn deels al eeuwenoud, zoals textiel uit vlas en
hennep, papier en karton uit houtachtig materiaal, isolatiemateriaal van stro (bijproduct
van graan). Teelten als vlas en vezelhennep passen in een rotatie (bouwplan) van akkerbouwers.
Meerjarige gewassen zoals olifantsgras, bamboe en Paulownia bieden uitkomst op gronden
die gevoelig zijn voor droogte of uitspoeling, of in de nabijheid van Natura2000-gebieden.
5
Waarom zijn er wel middelen beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van een natuurherstelplan
en een nulmeting, maar niet voor de daadwerkelijke uitvoering van de natuurherstelmaatregelen?
De middelen voor een nulmeting en het opstellen van het natuurherstelplan worden ingezet
om het natuurherstelplan op basis van bestaande en aanvullende data op te stellen.
Aan de hand hiervan kunnen adequate maatregelen in het Natuurherstelplan opgenomen
worden die in overeenstemming zijn met de staat van de natuur. Deze meting en een
eerste inventarisatie van de nodige herstelmaatregelen is vereist onder de verordening.
Het concept natuurherstelplan moet in 2026 gereed zijn. Er vindt al wel uitvoering
van herstelmaatregelen plaats, op grond van verschillend beleid en programma’s, zoals
Programma Natuur. Het Natuurherstelplan zal inzichtelijk maken welke maatregelen aanvullend
nodig zijn om de natuurdoelen te behalen.
6
Kan de regering garanderen dat de uitvoering van de noodzakelijke natuurherstelmaatregelen
niet zal worden vertraagd of bemoeilijkt door het ontbreken van direct beschikbare
financiële middelen? Zo ja, op welke wijze?
Vanaf het indienen van het Natuurherstelplan is Nederland verplicht om te beginnen
met het treffen van maatregelen die in het plan zijn opgenomen. Vervolgens moeten
in 2030, 2040 en 2050 op respectievelijk 30, 60 en 90 procent van het terrestrische
oppervlakte dat zich in niet goede toestand bevindt, maatregelen worden genomen. Voor
andere ecosystemen gaan andere percentages gelden. Dit kan in Nederland leiden tot
een hogere druk op de ruimte. Op dit moment is de druk in Nederland groot en is het
niet makkelijk om ruimte te vinden. Nederland wil de verordening met zo min mogelijk
lasten implementeren en zal daarom sober en doelmatig met de verordening aan de slag
gaan, overeenkomstig met de motie Van Campen. Er kan niet vooruitgelopen worden op
budgettaire besluitvorming. Momenteel worden op basis van geldende verplichtingen,
zoals de VHR-richtlijnen en de KRW, al maatregelen genomen om de natuur te herstellen.
Zo is in het kader van Programma Natuur gestart met natuurherstel via een specifieke
uitkering.
Natuurherstelmaatregelen in Programma Natuur zijn met prioriteit gericht op beschermde
Natura 2000 gebieden, habitatten en soorten waar verslechtering van natuurkwaliteit
aan de orde is. De aanpak richt zich vooral op systeemherstel om drukfactoren te verbeteren.
Drukfactoren zijn onder andere verdroging, schadelijke exoten en de waterkwaliteit.
Daarnaast worden voor het behouden van een gunstige staat van instandhouding van beschermde
soorten en habitatten ook maatregelen getroffen als verslechtering is geconstateerd.
7
Waarom worden er geen middelen gereserveerd om alvast no-regret maatregelen voor natuurherstel
(die al vastgesteld zijn in de natuurdoelanalyses door de Ecologische Autoriteit (EA))
te nemen?
Prioritaire maatregelen die volgen uit natuurdoelanalyses en advies van de EA maken
in belangrijke mate onderdeel uit van Programma Natuur fase 2. Dit met uitzondering
van stikstof, daarvoor is gekozen voor een generieke bronaanpak.
8
Wat is de onderuitputting op deze begroting?
Op dit moment is er nog geen onderuitputting op de begroting in 2024 of 2025. In de
2e suppletoire begroting en/of Slotwet wordt aangegeven of er in 2024 onderuitputting
ontstaat.
9
Wat is de volledig vrij besteedbare ruimte op deze begroting?
Er is geen volledige vrij besteedbare ruimte op de LVVN-begroting. Alle budgetten
zijn juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden of beleidsmatig gereserveerd.
10
Kan de regering aangeven op welke specifieke artikelen nog vrij besteedbare ruimte
aanwezig is?
Er zijn geen artikelen op de LVVN-begroting waarop nog vrij besteedbare ruimte aanwezig
is. Zie ook het antwoord op vraag 9.
11
Welke begrotingsartikelen zijn beleidsmatig belegd, maar nog niet juridisch vastgelegd?
Onderstaande tabel laat zien welke mate van budgetflexibiliteit de beleidsartikelen
op de LVVN-begroting in 2025 hebben. Op alle beleidsartikelen (21, 22, 23 en 24) is
een deel van het budget beleidsmatig gereserveerd. Onder dit deel van het budget zit
nog geen juridische verplichting.
Artikel
Budget 2025 (x € 1.000)
Juridisch verplicht
Bestuurlijk gebonden
Beleidsmatig gereserveerd
21
2.342.356
85,8%
10,8%
3,3%
22
1.109.375
83,6%
15,2%
1,2%
23
407.083
95,2%
3,1%
1,6%
24
614.466
97,0%
2,2%
0,8%
12
Op welke begrotingsartikelen zijn bedragen bestuurlijk vastgelegd?
Op alle beleidsartikelen (21, 22, 23 en 24) is budget bestuurlijk gebonden. Zie ook
het antwoord op vraag 11.
13
Kan de regering aangeven op welke begrotingsartikelen bezuinigd wordt en daarbij ook
aangeven op welke specifieke onderwerpen deze bezuinigingen betrekking hebben?
Er zijn vier bezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord van toepassing op de LVVN begroting.
Ten eerste is de subsidietaakstelling verwerkt op artikelen 21, 22 en 23. In de tabel
staat een uitsplitsing van de subsidies waarop een bezuiniging groter dan € 0,5 mln.
is verwerkt in 2025.
Bezuinigingen op het subsidiebudget (bedragen * € 1 mln.)
Artikel
2025
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties-plus
21
– 19,9
Landelijke beindigingsregeling veehouderijlocaties
21
– 12,4
Projecten mestbeleid
21
– 2,3
Subsidieregeling brongerichte aanpak emissies (klimaat)
21
– 1,4
Missiegedreven Topsectoren
23
– 1,1
Aanvulling budget ECO-regeling
21
– 0,9
Energie-efficientie glastuinbouw
21
– 0,9
Aanvalsplan landschapselementen
22
– 0,9
Onderzoeksprogrammering
23
– 0,7
Verplaatsingsregeling
22
– 0,5
Saneringsregeling Garnalenvisserij
22
– 0,5
Maatwerkoplossingen piekbelasters
22
– 0,5
Overige subsidies
div.
– 6,0
Totaal
– 48,0
Ten tweede leidt de taakstelling op het apparaat tot een verlaging van circa € 8 mln.
op artikel 50 Apparaat. De budgetten voor personele en materiële uitgaven worden naar
rato verlaagd, in lijn met de voorziene krimp van de organisatie. Daarnaast wordt
de taakstelling op apparaat deels ingevuld met een efficiencykorting op alle uitvoeringsorganisaties
van 0,5% per jaar, oplopend naar 2,5% structureel.
De taakstelling op de specifieke uitkeringen (SPUKs) wordt verwerkt op artikel 22
door het budget van drie regelingen te verlagen: Programma Natuur, Legalisatie PAS-melders
en Financiering Maatregelpakketten. Deze taakstelling is van toepassing vanaf het
jaar 2026 en heeft dus geen budgettair effect op de begroting van 2025.
De non-ODA taakstelling zorgt voor een verlaging van het budget op artikel 21 voor
de bijdrage aan Internationale organisaties, een verlaging van het budget op artikel 23
voor kennisbasis en een verlaging van het budget op artikel 24, met name voor het
landbouwattachénetwerk.
14
Kan de regering aangeven waar de taakstelling op de ambtenaren terecht gaat komen?
De taakstelling is budgettair ingevuld door het apparaatsartikel (art. 50) te verlagen.
Via een aanstaande reorganisatie wordt vorm gegeven aan het lagere personeelsbudget.
Het resterende deel is ingevuld door middel van een efficiencykorting op alle uitvoeringsorganisaties
van 0,5% per jaar, oplopend naar 2,5% structureel.
15
Welke mogelijkheden zijn er voor koploperboeren om financiële ondersteuning vanuit
de overheid te krijgen? Hoeveel daarvan komt uit het Klimaatfonds?
De financiële ondersteuning door de overheid kan door elke agrariër worden aangevraagd.
Boeren die al stappen hebben gezet naar een toekomstbestendige bedrijfsvoering kunnen
in aanmerking komen voor deze ondersteuning.
Voorbeelden van regelingen die interessant kunnen zijn voor deze groep boeren zijn:
– de ecoregeling uit het GLB, die onderscheid maakt in mate van beloning en de hoeveelheid
inspanningen die landbouwers doen rondom vergroening en verduurzaming;
– de SABE-regelingen die gericht zijn op het verkrijgen en delen van kennis, bijvoorbeeld
in praktijknetwerken of als demobedrijf;
– de EIP-regeling die boeren stimuleert om te innoveren in samenwerkingsverbanden.
– Het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL) stimuleert boeren om de bedrijfsvoering
op meerdere fronten blijvend te verduurzamen.
Vanuit het Klimaatfonds zijn er middelen beschikbaar voor de Glastuinbouw, weerbare
planten en teeltsystemen en voor de stimulering van biobased teelten.
16
Hoeveel middelen zijn er gereserveerd voor pilots om van maatregel- naar doelsturing
te gaan?
In 2025 is ca. € 10,5 mln beschikbaar voor doelsturing. Met deze middelen worden o.a.
wetenschappelijk- en praktijkonderzoek, meten, data en monitoring en praktijkproeven/pilots
uitgevoerd.
Binnen het KPI-kernset traject (onderdeel van doelsturing) is ongeveer € 1 mln. voor
praktijkproeven/pilots beschikbaar.
17
Op welke wijze spelen pilots een rol in de voorbereiding en uitvoering van het achtste
Actieprogramma Nitraatrichtlijn?
Een pilot is een proefproject waarin op basis van een hypothese geëxperimenteerd wordt
met aan- of toepassingen van acties of maatregelen in bedrijfsvoering. Met een pilot
wordt innovatie in de sector gestimuleerd. Een pilot is een stap tussen wetenschappelijk
onderzoek naar nieuwe of effectievere handelingen en een eventuele bredere uitrol
daarvan in de agrarische praktijk. Gedurende de looptijd van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn wordt ook een aantal pilots uitgevoerd, bijvoorbeeld
het project Akkerbouw voor waterkwaliteit. De uitkomsten van de lopende pilots zijn
inbreng voor het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn. Eveneens is er in het 8e actieprogramma
ruimte voor nieuwe proefprojecten om innovatie en de doorontwikkeling van wetenschappelijke
inzichten naar toepassing in de praktijk te ondersteunen. Over het proces om te komen
tot het 8e actieprogramma is de Tweede Kamer per brief van 26 juni jl. geïnformeerd
(Kamerstuk 33 037, nr. 545).
18
Hoeveel budget is begroot voor gebiedsplannen of samenwerkingsverbanden in het subsidiebudget
Natuur en Biodiversiteit op land?
Er is voor gebiedsplannen geen budget geraamd in het subsidiebudget voor Natuur en
Biodiversiteit op land. Budget hiervoor wordt geraamd onder Specifieke uitkeringen.
Dit budget voor Specifieke uitkeringen bedraagt € 366,6 mln. in 2025 voor provinciale
maatregelpakketten. Voor samenwerkingsverbanden wordt € 32,0 mln. geraamd voor de
samenwerkingsmaatregel Veenweiden en overgangsgebieden N2000. Voor de veenweiden is
de eerste openstelling voorzien in een tegemoetkoming van met name melkveehouders
in de jaarlijkse kosten van geringere drooglegging (afgemeten aan de afstand tussen
het maaiveld en het slootwaterpeil) met het oog op het terugdringen van CO2-uitstoot.
19
Is de regering bekend met de onterechte staatsteun en openstaande vordering van ruim
1.2 miljard euro aan een selecte groep natuurorganisaties, de zogenaamde Terreinbeherende
organisaties (TBO’s) (https://www.stal-en-akker.nl/artikel/414839-overheden-verzaken-bij-teru…) en wat is het standpunt van de regering dienaangaande?
De regering is bekend met het bewuste artikel. Er lopen gesprekken tussen VGG, TBO’s
en LVVN. Ik zal uw Kamer over de uitkomst van die gesprekken later informeren.
20
Hoeveel Nederlandse voertuigen rijden op rode diesel?
Er rijden sinds het afschaffen van de rode diesel accijnskorting in 2013 officieel
geen voertuigen meer op rode diesel in Nederland.
21
Bij hoeveel procent van de varkens in Nederland wordt de staat gecoupeerd ondanks
dat dit verboden is?
Uit onderzoek van Wageningen UR uit 2022 blijkt dat bij circa 99% van de biggen in
de Nederlandse varkenshouderij de staart wordt gecoupeerd. Overigens is er geen absoluut
verbod op het couperen van biggenstaarten. Op grond van artikel 2.3 lid b van het
Besluit diergeneeskundigen mag de varkenshouder niet routinematig couperen. Dat betekent
dat de houder alleen mag couperen als er schade is aan staarten of oren én de houder
voordat hij coupeert maatregelen heeft getroffen om het risico op staartbijten te
verminderen op het bedrijf.
Het couperen van varkensstaarten en de wens van zowel de Kamer om dit niet langer
toe te staan heeft mijn aandacht. In het kader van het convenanttraject ben ik met
de betrokken partijen in gesprek over de manier waarop hierin stappen kunnen worden
gezet.
22
In hoeverre volstaan de middelen die de regering beschikbaar stelt voor het halen
van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in 2027?
Vanuit de LVVN-begroting wordt bijgedragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit.
Voor de nutriënten dient te worden voldaan aan de doelen van de Nitraatrichtlijn en
voor gewasbeschermingsmiddelen aan de Europese verordeningen. Met deze middelen wordt
tevens de landbouwopgave voor de waterkwaliteit ingevuld met oog op het behalen van
de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De Minister van Infrastructuur en Waterstaat
is systeemverantwoordelijk voor de KRW. In dat kader verwijs ik u ook naar de begroting
van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
23
Welke maatregelen neemt de regering om te handhaven op het couperen van staarten bij
varkens?
Het in het antwoord op vraag 21 genoemde verbod op het routinematig couperen bevat
een aantal open normen (bijvoorbeeld is niet gedefinieerd in de regelgeving wat moet
worden verstaan onder schade aan staarten of oren) en is daardoor lastig handhaafbaar.
Deze problematiek heeft mijn aandacht en ik ben hierover in gesprek met betrokken
partijen.
24
Hoe wordt de sector betrokken bij de voorgenomen algemene kennisdeling over waardecreatie
in ketens en het praktijkgericht onderzoek naar ketenafspraken met betrekking tot
duurzaamheidsinitiatieven in de landbouw?
LVVN ondersteunt Stichting Alliantie Verduurzaming Voedsel met het Programma waarde creatie in ketens 2024–2027. Onderdeel van dit programma zijn kennisdelingsactiviteiten met en binnen de sector,
zoals «Community building bijeenkomsten» waar ontmoeten en kennis uitwisselen centraal
staan.
Sectorpartijen nemen ook deel aan praktijkgericht onderzoek. Binnen het programma
Praktijkkennis voor Voedsel en Groen (PPVG) worden twee onderzoekscalls geopend op
het thema waardecreatie in de keten: Opschaling True Price en Ketenafspraken op duurzaamheidsinitiatieven.
Groen Kennisnet is een belangrijk instrument voor kennisdeling in het groene domein
en voor ontsluiting van opbrengsten van praktijkgericht onderzoek. De thema’s waardecreatie in ketens en duurzaamheidsinitiatieven zijn onder meer te vinden in de dossiers: Toekomstbestendige landbouw, Transparantie
in de veehouderij, Korte ketens, Waarden van voedsel in de keten, Groenblauwe verdienmodellen,
BioKennis voor duurzaam ondernemen.
Bovengenoemde thema’s sluiten ook aan bij activiteiten van het Marktprogramma Verduurzaming Dierlijke Producten en de Kennisagenda Biologische Productie en Consumptie.
Daarnaast is er Groenpact, het landelijke netwerk waarin de sector samenwerkt met
(groen)onderwijs en overheid aan onderwijsvernieuwing, aansluiting onderwijs arbeidsmarkt
en praktijkinnovatie. Momenteel worden gesprekken gevoerd met de sectorpartijen over
de volgende fase van Groenpact (Groenpact 4.0) waarbinnen Ondernemerschap een belangrijke
plek krijgt.
25
Welke kosten zijn er precies verbonden aan de naamswijziging van het Ministerie van
LVVN?
De globale kostenraming voor de naamswijziging bedraagt € 3 tot 5 mln. De kosten die
gemaakt worden voor de naamswijziging van het Ministerie van LVVN betreffen onder
andere de volgende aanpassingen:
• aanpassingen die betrekking hebben op het ICT-domein, waaronder het aanpassen van
de emailadressen en de daarmee samenhangende toegangsrechten tot alle applicaties
die medewerkers van het ministerie gebruiken.
• het wijzigen van sjablonen, zoals in PowerPoint;
• het wijzigen van de personeelsadministratie (P-Direkt);
• het wijzigen van de boekhouding;
• het aanpassen van communicatiemiddelen zoals de bewegwijzering en aanpassing van naambordjes.
• Overige, zoals het aanpassen van certificaten en de inschrijving bij de Kamer van
Koophandel.
26
Hoeveel budget is er toegewezen voor investeringen in kennis en innovaties met aanpasbare
teelten en plantenrassen die beter bestand zijn tegen droogte en verzilting?
Via diverse programma’s wordt onderzoek bekostigd naar plantenrassen die beter bestand
zijn tegen weersextremen waaronder droogte en verzilting (zogenaamde robuuste rassen)
en nieuwe teeltwijzen die resulteren in meer klimaatbestendige productie. In totaliteit
betreft dit in 2025 € 7,2 mln.
Dit omvat:
1. kennisontwikkeling en innovatie voor meer klimaatbestendige plantaardige teeltwijzen
(€ 1,5 mln)
2. de ontwikkeling van robuuste plantenrassen (€ 5,7 mln) via onder andere het Nationaal
Groeifondsprogramma CropXR. Voor het NGF programma CropXR is tussen 2022–2028 € 21,5 mln
beschikbaar op de LVVN-begroting.
Naast deze € 7,2 mln investeert LVVN in 2025 nog € 1,4 mln in technologieontwikkeling
om veredeling sneller en preciezer te maken. In de toekomst kan dit de ontwikkeling
van robuuste plantenrassen versnellen.
27
Hoeveel subsidie ontvangt de Nederlandse landbouw? Welk deel daarvan gaat naar de
veehouderij? Welk deel gaat naar verduurzaming? Welk deel gaat naar de biologische
landbouw? Welk deel gaat naar de 10 respectievelijk 20 procent boeren die de meeste
subsidie ontvangen en wat karakteriseert die groepen?
Voor 2025 heeft het Ministerie van LVVN € 2,48 miljard aan subsidies voor land- en
tuinbouw, natuur, visserij, kennis en innovatie geraamd. Hiervan gaat € 1,77 miljard
naar de veehouderij (incl. Lbv en Lbv-plus). Vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
(GLB) is in 2025 € 790 miljoen Europees subsidiebudget beschikbaar. Deze middelen
lopen niet via de LVVN-begroting. Uit de GLB aanmelding voor de Gecombineerde Opgave
2023 bleek dat van de 44.683 aanvragers voor basisinkomenssteun zich 42% heeft ingeschreven
als graasdierbedrijf en 4% als biologisch bedrijf. Er zijn geen gegevens beschikbaar
over hoeveel van de totaalbedragen naar specifieke categorieën landbouwers, zoals
biologische landbouwers, gaat.
Binnen de LVVN begroting en het GLB zijn er verschillende subsidiemaatregelen gericht
op verduurzaming. De meest voorname subsidiemaatregelen in 2025 zijn de Eco-regeling,
ANLb en de Samenwerkingsmaatregel Veenweide en Natura 2000 overgangsgebieden. Ook
stellen provincies middelen beschikbaar voor het ANLb. Daarnaast voorziet het NSP
in steeds grotere mate een verschuiving van middelen van directe inkomenssteun naar
plattelandsontwikkeling. Een aantal van deze maatregelen ziet op verduurzaming. Tot
slot zijn er in 2025 ook binnen de glastuinbouw subsidieregelingen voor verduurzaming
beschikbaar, zoals MEI, EG en SWIG.
Cijfers over welk deel naar de boeren gaat die de meeste subsidie ontvangen en de
karakterisering daarvan zijn niet voorhanden.
28
Op basis van welk afwegingskader bepaalt de Minister van Financiën of en hoeveel geld
wordt overgemaakt naar de LVVN-begroting? Kan dit zo precies mogelijk worden omschreven?
Als een voorwaarde bijvoorbeeld «doelbereik» is, om welke doelen gaat dat dan en wanneer
is dat doelbereik voldoende voor de Minister van Financiën?
U vraagt naar een afwegingskader en een opvatting van de Minister van Financiën. Ik
verzoek u deze vraag aan de Minister van Financiën te stellen.
29
Wat is thans het totale areaal bollenteelt in Nederland? Wat is de jaarlijkse toe-
of afname van dit areaal in de afgelopen vijf jaar, onderverdeeld per provincie?
Het huidige areaal bollenteelt is 27.543 hectare. In de tabel is per jaar de verandering
t.o.v. 2020 weergeven in procenten. Dit laat zien dat er een lichte stijging heeft
plaatsgevonden in het totale areaal bloembollen en -knollen. Ten opzichte van 2023
is het areaal in 2024 afgenomen.
Er zijn grote verschillen tussen provincies. De grootste afname van het areaal vindt
plaats in Gelderland en Utrecht, met beide een halvering ten opzichte van 2020. De
sterkste stijgers zijn Zeeland en Overijssel waarbij het areaal ongeveer verdubbeld,
en Limburg met een toename van 28%. Echter gaat het hier om betrekkelijk kleine absolute
toenames.
2020
2021
2022
2023
2024*
Nederland
26.991
(– %)
27.260
(1%)
28.045
(3.9%)
28.111
(4.15%)
27.543
(2.05%)
Groningen
349
(– %)
367
(5.05%)
310
(– 11.37%)
357
(2.11%)
330
(– 5.53%)
Fryslân
571
(– %)
626
(9.49%)
653
(14.32%)
613
(7.27%)
627
(9.79%)
Drenthe
1.928
(– %)
2.040
(5.8%)
2.034
(5.51%)
2.073
(7.51%)
2.104
(9.12%)
Overijssel
695
(– %)
744
(7.14%)
894
(28.72%)
951
(36.84%)
982
(41.37%)
Flevoland
3.921
(– %)
4.039
(3.01%)
4.361
(11.23%)
4.483
(14.33%)
4.379
(11.66%)
Gelderland
314
(– %)
338
(7.77%)
309
(– 1.62%)
291
(– 7.48%)
149
(– 52.48%)
Utrecht
9
(– %)
10
(7.07%)
8
(– 20.36%)
2
(– 77.22%)
5
(– 42.19%)
Noord-Holland
13.673
(– %)
13.388
(– 2.08%)
13.415
(– 1.89%)
13.106
(– 4.15%)
12.917
(– 5.53%)
Zuid-Holland
3.315
(– %)
3.232
(– 2.49%)
3.306
(– 0.25%)
3.361
(1.39%)
3.361
(1.41%)
Zeeland
276
(– %)
293
(6.39%)
312
(13.19%)
327
(18.53%)
427
(55.01%)
Noord-Brabant
837
(– %)
1.000
(19.53%)
1.214
(45.04%)
1.236
(47.72%)
1.069
(27.78%)
Limburg
1.103
(– %)
1.182
(7.21%)
1.228
(11.39%)
1.313
(19.12%)
1.192
(8.07%)
Tabel X Areaal bloembollen en -knollen in hectares, tussen haakjes de procentuele
verandering ten opzichte van 2020. De data van het jaar 2024 betreffen voorlopige
cijfers. Bron: CBS
30
Welk percentage van het totale areaal bollenteelt is thans biologisch of in de transitie
naar biologisch?
Uit de gecombineerde opgave uit 2024 blijkt dat van het totale bloembollenareaal van
27.000 hectare, er op 85 hectare biologische teelt plaatsvindt. Dit is ongeveer 0,3
procent.
31
Wat is volgens de huidige jurisprudentie de wettelijke verplichting ten aanzien van
spuitvrije zones voor woningbouwprojecten in de buurt van bollenteelt?
Gewasbeschermingsmiddelen worden door het Ctgb toegelaten. Dit gaat gepaard met een
wettelijk gebruiksvoorschrift, zodat ze veilig te gebruiken zijn. Op die manier worden
mens dier en milieu beschermd. Het Ctgb heeft de mogelijkheid om een bufferzone voor
te schrijven als maatregel op het wettelijk gebruiksvoorschrift, maar doet dit alleen
als het bewezen effectief is voor de bescherming van mens, dier en milieu.
Er is geen algemene wettelijke verplichting ten aanzien van spuitvrije zones voor
woningbouwprojecten in de buurt van bollenteelt. Gemeentes zijn bevoegd gezag waar
het gaat om ruimtelijke ordening. In de jurisprudentie is inmiddels een vuistregel
ontstaan waaruit volgt dat een afstand van 50 meter tussen woningbouw en agrarische
percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast niet onredelijk is.
32
Welk percentage van de kalveren worden jaarlijks geïmporteerd uit het buitenland?
Wat is de jaarlijkse toe- of afname van deze import in de afgelopen vijf jaar, onderverdeeld
per land van herkomst?
In onderstaande tabel 1 staan de geboortemeldingen van runderen van de afgelopen 5
jaar. Daarnaast staan de aantallen kalveren in de leeftijd tot 1 jaar welke in de
periode 2019 t/m 2023 in Nederland zijn geïmporteerd. In de laatste kolom staat het
percentage van de geïmporteerde kalveren ten opzichte van het aantal geboren runderen
in Nederland voor de periode 2019 tot en met 2023. Deze cijfers geven een overzicht
van de geboren en geïmporteerde runderen op een bepaald moment in Nederland. In het
centrale I&R register van RVO wordt niet geregistreerd met welk doel runderen worden
geïmporteerd. In de bijlage staat een onderverdeling van de aantallen geïmporteerde
runderen in de leeftijd tot 1 jaar en de landen van herkomst.
Tabel 1
Jaar
Aantal geboortemeldingen runderen
Aantal importen kalveren tot 1 jaar
Percentage import kalveren in leeftijd tot 1 jaar t.o.v. aantal geboortemeldingen
rund
2019
1.536.811
892.812
58,10%
2020
1.539.306
786.363
51,09%
2021
1.541.645
779.451
50,56%
2022
1.547.033
839.114
54,24%
2023
1.521.471
798.012
52,45%
Bijlage
Jaar van import
Land van Herkomst
Aantal importen kalveren tot 1 jaar
Geboortemeldingen per jaar
% import ten opzichten van aantal geboren runderen
2019
BELGIË
52.001
3,38
2019
DENEMARKEN
37.343
2,43
2019
DUITSLAND
631.433
41,09
2019
ESTLAND
20.899
1,36
2019
FRANKRIJK
11.042
0,72
2019
GROOT-BRITTANNIË
173
0,01
2019
IERLAND
79.681
5,18
2019
ITALIË
121
0,01
2019
LETLAND
22.133
1,44
2019
LITOUWEN
5.193
0,34
2019
LUXEMBURG
12.072
0,79
2019
OOSTENRIJK
9
0,00
2019
POLEN
2.074
0,13
2019
SLOWAKIJE
2.373
0,15
2019
SPANJE
33
0,00
2019
TSJECHIË
16.228
1,06
2019
ZWEDEN
2
0,00
2019
ZWITSERLAND
2
0,00
Totaal 2019
892.812
1.536.811
58,10
2020
BELGIË
30.459
1,98
2020
DENEMARKEN
42.444
2,76
2020
DUITSLAND
590.571
38,37
2020
ESTLAND
23.645
1,54
2020
FRANKRIJK
11.274
0,73
2020
GROOT-BRITTANNIË
301
0,02
2020
HONGARIJE
2
0,00
2020
IERLAND
47.243
3,07
2020
ITALIË
304
0,02
2020
LETLAND
15.133
0,98
2020
LUXEMBURG
19.478
1,27
2020
POLEN
486
0,03
2020
ROEMENIË
348
0,02
2020
SLOWAKIJE
783
0,05
2020
SPANJE
198
0,01
2020
TSJECHIË
3.692
0,24
2020
ZWEDEN
1
0,00
2020
ZWITSERLAND
1
0,00
Totaal 2020
786.363
1.539.306
51,09
Jaar van import
Land van Herkomst
Aantal importen kalveren tot 1 jaar
Geboortemeldingen per jaar
% import ten opzichten van aantal geboren runderen
2021
BELGIË
31.847
2,07
2021
DENEMARKEN
43.001
2,79
2021
DUITSLAND
575.752
37,35
2021
ESTLAND
23.949
1,55
2021
FRANKRIJK
16.501
1,07
2021
HONGARIJE
187
0,01
2021
IERLAND
47.947
3,11
2021
ITALIË
290
0,02
2021
LETLAND
14.072
0,91
2021
LITOUWEN
59
0,00
2021
LUXEMBURG
19.655
1,27
2021
NOORD-IERLAND
1
0,00
2021
OOSTENRIJK
212
0,01
2021
POLEN
538
0,03
2021
ROEMENIË
21
0,00
2021
SLOWAKIJE
1.555
0,10
2021
SPANJE
336
0,02
2021
TSJECHIË
3.528
0,23
Totaal 2021
779.451
1.541.645
50,56
2022
BELGIË
39.186
2,53
2022
DENEMARKEN
46.562
3,01
2022
DUITSLAND
575.756
37,22
2022
ESTLAND
26.329
1,70
2022
FRANKRIJK
18.140
1,17
2022
GROOT-BRITTANNIË
16
0,00
2022
IERLAND
96.023
6,21
2022
ITALIË
507
0,03
2022
LETLAND
7.175
0,46
2022
LITOUWEN
120
0,01
2022
LUXEMBURG
21.966
1,42
2022
OOSTENRIJK
334
0,02
2022
POLEN
1.782
0,12
2022
ROEMENIË
15
0,00
2022
SLOWAKIJE
844
0,05
2022
SPANJE
224
0,01
2022
TSJECHIË
4.128
0,27
2022
ZWEDEN
2
0,00
2022
ZWITSERLAND
5
0,00
Totaal 2022
839.114
1.547.033
54,24
Jaar van import
Land van Herkomst
Aantal importen kalveren tot 1 jaar
Geboortemeldingen per jaar
% import ten opzichten van aantal geboren runderen
2023
BELGIË
47.206
3,10
2023
DENEMARKEN
47.272
3,11
2023
DUITSLAND
542.008
35,62
2023
ESTLAND
3.894
0,26
2023
FRANKRIJK
16.696
1,10
2023
IERLAND
107.540
7,07
2023
ITALIË
1
0,00
2023
LETLAND
7.701
0,51
2023
LITOUWEN
2.056
0,14
2023
LUXEMBURG
21.966
1,44
2023
OOSTENRIJK
3
0,00
2023
POLEN
177
0,01
2023
SLOWAKIJE
149
0,01
2023
SPANJE
45
0,00
2023
TSJECHIË
1.292
0,08
2023
ZWEDEN
1
0,00
2023
ZWITSERLAND
5
0,00
Totaal 2023
798.012
1.521.471
52,45
33
Welk percentage van de kalveren die jaarlijks worden geïmporteerd, moeten langer dan
acht uur op transport voordat ze in Nederland op bestemming aankomen?
Deze gegevens worden niet bijgehouden voor kalveren die worden verplaatst binnen de
EU. Zoals in antwoord op vraag 32 aangeven zijn vanuit landen buiten de EU geen levende
kalveren geïmporteerd.
34
Hoeveel kalveren staan er thans in de Nederlandse kalverhouderij en wat is de jaarlijkse
toe- of afname van dit aantal sinds het jaar 2000?
Dit wordt niet geregistreerd.
35
Worden er in 2025 gelden vrijgemaakt ten behoeve van de uitvoering van de Nationale
Eiwitstrategie? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het huidige en vorige kabinet hebben geen extra middelen vrijgemaakt voor de Nationale
Eiwitstrategie (NES). Wel dragen lopende beleidsdossiers inhoudelijk bij aan de doelen
van de NES. Zo zijn er binnen het bestaande voedselbeleid in kalenderjaar 2025 middelen
vrijgemaakt voor de beleidsinzet gericht op de doelstelling van een halvering van
de voedselverspilling in 2030 en het aanjagen van het gebruik van reststromen in veevoer.
Deze middelen zijn onderdeel van het subsidiebudget Integraal Voedselbeleid, en waren
in gelijke mate beschikbaar in het jaar 2023 en 2024. Daarnaast ondersteunt het Meerjarig
Missiegedreven Innovatie Programma (MMIP topsector Agri&food) van de Kennis- en Innovatie
Agenda de gevraagde ontwikkelingen binnen de NES. Bij de ontwikkeling van de Nationale
Voedselstrategie wordt bezien hoe de uitvoering van de NES haar vervolg krijgt.
36
Op welke wijze is het Ministerie van LVVN betrokken bij de City Deal Voedsel?
Het Ministerie van LVVN is één van de deelnemende partijen aan de City Deal «Gezonde
en Duurzame Voedselomgeving», welke in oktober 2021 is gestart. In de tekst van de
City Deal wordt ingegaan op de rol van het ministerie binnen de samenwerking: het
Ministerie van LVVN dient als belangrijke netwerkpartner en zorgt voor de verbinding
tussen Rijk en gemeentes op belangrijke dossiers en thema’s, zoals het programma Jong
Leren Eten, lokaal voedsel uit korte ketens, verduurzaming voedselaanbod en de balans
in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten. De opgedane kennis binnen
de City Deal wordt betrokken in het vormgeven van beleid. Daarnaast faciliteert LVVN
samen met VWS de bijdrage van het Voedingscentrum als belangrijke kennispartner binnen
de City Deal.
37
Worden er in 2025 gelden vrijgemaakt ten behoeve van de uitvoering van de City Deal
Voedsel? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ja, in de begroting van 2025 is € 25.000 vrijgemaakt voor de City Deal, volgens de
afspraken in de dealtekst1.
38
Op welke wijze is het Ministerie van LVVN betrokken bij de Bean Deal?
Als onderdeel van de Nationale Eiwitstrategie is in 2022 een Green Deal Eiwitrijke
Gewassen (Bean Deal) opgezet met 56 partijen uit de gehele eiwitketen (Rijksoverheid,
regionale overheden en ketenpartijen). Per januari 2024 zijn 16 nieuwe partijen toegetreden.
Doel van deze deal is opschaling van de Nederlandse teelt en verwerking van eiwitrijke
gewassen, primair bestemd voor humane consumptie, met een focus op stikstofbindende
vlinderbloemigen. Deelnemende partijen aan de Bean Deal hebben zich gecommitteerd
aan verschillende inspanningen op het gebied van effectieve ketensamenwerking voor
onder andere Nederlandse veldbonen, lupinebonen of sojabonen. LVVN is één van de deelnemende
partijen aan de Bean Deal en heeft zich gecommitteerd aan een aantal inspanningen.
LVVN is daarnaast vertegenwoordigd in de stuurgroep en kerngroep van de Bean Deal.
Verder financiert LVVN tot eind 2024 de ketenregisseur die de deelnemende partijen
ondersteunt bij het uitvoeren van hun inzet en acties in het kader van de Bean Deal
en financiert LVVN daarnaast ook de ondersteuning van de stuurgroep, kerngroep en
ketenregisseur door RVO.
Eén van de acties voortgekomen uit de Bean Deal is de BeanMeal. Om meer aandacht te
vragen voor de boon organiseren maatschappelijke partijen, telers, voedselproducenten,
supermarkten en cateraars één publiekelijke #BEANMEAL-activatieweek rondom Wereldpeulvruchtendag.
Met deze actie willen de partijen alle Nederlanders oproepen om in deze week minimaal
één maaltijd met bonen te eten. LVVN financiert de coördinatie van deze nationale
BeanMeal.
39
Worden er in 2025 gelden vrijgemaakt ten behoeve van de uitvoering van de Bean Deal?
Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De Bean Deal eindigt op 1 juli 2025. Tot die datum wordt de begeleiding door RVO vanuit
LVVN gefinancierd.
Eén van de acties voortgekomen uit de Bean Deal is de BeanMeal. Om meer aandacht te
vragen voor de boon organiseren maatschappelijke partijen, telers, voedselproducenten,
supermarkten en cateraars één publiekelijke #BEANMEAL-activatieweek rondom Wereldpeulvruchtendag.
Met deze actie willen de partijen alle Nederlanders oproepen om in deze week minimaal
één maaltijd met bonen eten. LVVN financiert de coördinatie van deze nationale BeanMeal
2025 die plaats vindt van 10 tot en met 16 februari 2025.
40
Hoeveel gelden worden vrijgemaakt voor het stimuleren van verduurzaming van de (dierlijke)
productie en de consumptie van dierlijke en plantaardige producten door middel van
nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën en hoe worden deze
ingezet?
Huidige beleidsmaatregelen rondom nieuwe vormen van ketensamenwerking en marktstrategieën
komen voort uit bestaande budgetten. Vanuit voorgaande begrotingen is budget gereserveerd
voor:
Het Actieplan Biologisch; Voor de periode van 2025–2029 is circa € 50 mln gereserveerd.
Het grootste deel hiervan is hiervan is bedoeld voor de ontwikkeling van de vraag
van de consument en markt en wordt ingezet voor een meerjarige consumenten campagne,
de monitoring van de biologische verkopen, de inkoop door de Rijksoverheid, een brede
subsidieregeling voor de ontwikkeling van de markt en het stimuleren van de buitenlandse
afzet van biologische producten.
Voor het marktprogramma Duurzame Dierlijke Producten (VDP) is voor de periode 2025
t/m 2027 circa € 2 mln gereserveerd. In het marktprogramma (VDP) werken partijen in
dierlijke productieketens, de Dierenbescherming en het Ministerie van LVVN samen,
met als doel om een verdere verschuiving naar duurzamere productiemethoden te realiseren
binnen het aandeel dierlijke producten van ons voedselsysteem. De markt speelt daarbij
een belangrijke rol, in het bijzonder via ketenconcepten met bovenwettelijke duurzaamheidsprestaties.
Het budget is gericht op het verbinden van ketenpartners, het delen van kennis, het
uitvoeren van pilots en aan beleidsonderzoek naar de mogelijkheden van keten initiatieven.
Voorbeelden zijn het ondersteunen van en knelpunten oplossen bij de grootschalige
omschakeling van vleeskuikenhouders naar Beter Leven keurmerk 1 ster, het faciliteren
van het vergroten van het aantal duurzamere dierlijke producten in bedrijfscatering,
en het verkennen van de mogelijkheden van het verwaarden van de milieu-impact van
dierlijke producten. Het programma wordt uitgevoerd in samenhang met Waardecreatie
in Ketens (WIK), waarbij naast dierlijke ook plantaardige ketenpartijen zijn betrokken.
Bij de uitvoering van het programma WIK draagt LVVN voor circa € 0,5 mln. aan subsidie
bij. In WIK worden verbindingen gelegd tussen partijen in de keten, om kennis te versterken
van en over ketensamenwerkingen en verdienmodellen binnen het Nederlands agrifoodcluster
in nationale en internationale context.
In de Kamerbrief dierenwelzijn heeft de Minister onlangs gemeld dat zij in de begroting
2025 € 1 mln beschikbaar stelt voor het opzetten van pilots en ketendeals voor dierwaardige
veehouderij.
41
Kan de regering aangeven waar in de begroting de niet-juridisch verplichte ruimte
zit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 11.
42
Hoeveel budget gaat de regering besteden en op welke wijze aan de export van dierlijke
producten?
Het Ministerie van LVVN kent geen specifieke subsidieregelingen voor de promotie en
export van dierlijke producten in het buitenland. Wel faciliteert de overheid bedrijven
om de handel/export van landbouwproducten te bevorderen in de vorm van handelsmissies,
beurzen etc. In het kader van het EU-Promotiebeleid voor landbouwproducten (Verordening
1144/2014) kan door marktdeelnemers subsidie worden aangevraagd voor voorlichtings-
en afzetbevorderingsacties van landbouwproducten, waaronder vlees en zuivel. Het Promotiebeleid
richt zich zowel op de EU als op derde landen. De EU-Promotieverordening kent een
jaarlijks EU-budget van circa € 186 miljoen; voor 2025 is vooralsnog een budget van
ca. € 92 mln door de EU gereserveerd.
43
Hoeveel budget gaat de regering besteden en op welke wijze aan de promotie van dierlijke
producten?
Het Ministerie van LVVN kent geen specifieke subsidieregelingen voor de promotie van
dierlijke producten in Nederland. Wel benut Nederland het Europees budget voor het
verstrekken van schoolmelk. Hiervoor is circa € 2,1 miljoen voor Nederland door de
EU gereserveerd. Nederland put dit budget de afgelopen jaren niet uit en gebruikt
een deel van het budget voor het verstrekken van schoolfruit en -groente. In schooljaar
2023/2024 werd circa € 0,9 miljoen van het EU-budget uitbetaald voor het verstrekken
van schoolmelk en andere zuivel uit de Schijf van Vijf, mede om gezonde eetgewoontes
bij schoolkinderen te bevorderen. Daarnaast kan in het kader van het EU-Promotiebeleid
voor landbouwproducten (Verordening 1144/2014) door marktdeelnemers subsidie worden
aangevraagd voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties van landbouwproducten,
waaronder vlees en zuivel. Het Promotiebeleid richt zich zowel op de EU (inclusief
Nederland) als op derde landen. De EU-Promotieverordening kent een jaarlijks EU-budget
van circa € 186 miljoen; voor 2025 is vooralsnog een budget van ca. € 92 mln door
de EU gereserveerd. Tot slot faciliteert de overheid bedrijven om de handel/export
van landbouwproducten te bevorderen in de vorm van handelsmissies, beurzen etc.
44
Hoeveel geld is er gereserveerd voor de promotie van dierlijke producten in Nederland?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 43.
45
Hoeveel geld is er gereserveerd voor de promotie van Nederlandse dierlijke producten
in het buitenland?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 42.
46
Waarop wordt concreet gedoeld in het tweede deel van de zin in het regeerprogramma
«Ook kijken we naar de kansen van de export voor het verdienvermogen, waarbij de Nederlandse
export en promotie van dierlijke producten (zoals vlees en zuivelproducten) onze aandacht
verdient.»?
Nederland is een handelsland, zeker ook op het gebied van landbouwproducten. Het exporteren
van agrarische producten in Europa en daarbuiten is van belang voor de voedselvoorziening
en biedt kansen voor het verdienvermogen van de sector. Dit geldt zowel voor plantaardige
producten als dierlijke producten. Het grootste aandeel van de Nederlandse export
van landbouwproducten gaat naar landen binnen de EU. In 2023 betrof het aandeel export
binnen de EU 71%2. Het EU-Promotiebeleid (Verordening 1144/2014) is een instrument om export van agrarische
producten te stimuleren. Dit beleid is gericht op promotie van plantaardige producten
en dierlijke producten zoals vlees en zuivelproducten. Het regeerprogramma benoemt
dat de export en promotie van dierlijke producten (zoals vlees en zuivelproducten)
onze aandacht verdient. Dat betekent niet dat er geen aandacht meer is voor de kansen
van export en promotie van plantaardige producten.
47
Waarom wordt er, als het gaat om het verdienvermogen, gekeken naar kansen voor de
export en promotie van dierlijke producten en niet voor plantaardige producten?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 46.
48
Op welk onderzoek is gebaseerd dat er voor Nederlandse export en promotie van plantaardige
producten minder aandacht voor de kansen nodig is?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 46.
49
Kan de regering een opsomming geven van de stakeholders die zij van plan is te betrekken
bij het opstellen van de integrale voedselstrategie?
In het regeerprogramma is een voedselstrategie toegezegd voor 2025. De invulling van
die strategie moet nader worden uitgewerkt zowel in inhoud als in proces, waaronder
ook de betrokkenheid van stakeholders. Bij die uitwerking zal ik uw Kamer betrekken.
50
Hoeveel regiodeals hebben betrekking op voedsel en welke afspraken zijn hierover gemaakt?
Er zijn 9 Regio Deals ondertekend in de tranches 2 t/m 4 die onder meer gericht zijn
op het versterken van de voedselzekerheid. De opgaven binnen deze deals zijn divers
en omvatten zowel aanpak van problematiek in de fysieke leefomgeving, zoals stikstofreductie,
bodemdaling en verdroging, als initiatieven die het perspectief van boeren versterken.
Dit gebeurt onder andere door de introductie van alternatieve teelten en het bevorderen
van kringlooplandbouw.
Met de aanstaande ondertekening van tranche 5 voor eind 2024, verwachten we uiteindelijk
in totaal 10 Regio Deals te hebben waarmee er verdere stappen gezet worden in het
versterken van duurzame landbouwsystemen en de weerbaarheid van onze voedselproductie.
51
Hoeveel inspecties hebben er in 2024 plaatsgevonden bij viskwekerijen, uitgesplitst
naar soort? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen
zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?
In 2024 zijn bij 2 bedrijven monsters genomen door inspecteurs. Bij 1 bedrijf zijn
2 audits uitgevoerd in 2024, en een derde inspectie staat gepland. In het erkenningsregister
wordt niet bijgehouden welke vissoort(en) gekweekt wordt/worden. Wel wordt alleen
onderscheid gemaakt tussen viskwekerijen en tweekleppige weekdieren kwekerijen. Op
het bedrijf waar de 2 audits hebben plaats gevonden zijn in totaal 3 maatregelen genomen.
Het ging hier om 3 officiële waarschuwingen.
52
Hoeveel aquariumvissen werden er tot nu toe dit jaar in Nederland geïmporteerd?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ruim 8.800 siervissen uit andere EU-lidstaten naar
Nederland verplaatst. Ruim 8 miljoen aquariumvissen werden geïmporteerd vanuit landen
buiten de EU.
53
Wat gebeurt er met vissen tussen de tijd dat ze uit het water zijn gehaald door vissersschepen
en dat ze zijn overleden?
Na de vangst vindt zo snel mogelijk selectie plaats tussen doelsoorten en bijvangst.
Bijvangst gaat waar toegestaan weer zo snel mogelijk terug in zee. Bijgevangen soorten
die niet terug mogen worden op ijs gelegd. Voor de gevangen doelsoorten geldt dat
bij deze dieren zo spoedig mogelijk na de vangst de organen worden verwijderd waarna
de dieren eveneens op ijs worden gelegd. In sommige andere visserijen, met name in
de pelagische visserij, geldt dat de vissen na vangst en selectie worden voorgekoeld
en daarna ingevroren.
54
Hoeveel vissersschepen bedwelmen vissen zodra ze uit het water worden gehaald? Op
welke manier gebeurt dit?
Bedwelming aan boord van schepen vindt op dit moment nog niet plaats. Wel zijn in
Nederland initiatieven ontplooid om te onderzoeken of er soortspecifieke methoden
voor bedwelming aan boord ontwikkeld kunnen worden. Hiervoor loopt voor de soorten
schol en tarbot op dit moment een pilot. Het zal echter nog tijd nemen voordat dit
specifiek voor deze soorten resulteert in een bedrijfsmatig toepasbare methode. Pas
daarna kan in Europees verband geagendeerd worden of toepassing van de beschikbare
bedwelmingsapparatuur kan worden opgepakt. Dit kabinet zet zich daarbij in voor een
gelijk speelveld voor de Nederlandse vissers in EU verband en daarom zal dit EU-breed
moeten plaatsvinden. Eerste stap is echter om het onderzoek voort te zetten en te
komen tot methoden die wetenschappelijk zijn onderbouwd en die ook bedrijfsmatig toepasbaar
zijn.
55
Hoeveel vissersschepen laten vissen langzaam stikken op het droge nadat ze uit het
water zijn gehaald?
Precieze aantallen schepen zijn niet te geven. In de beantwoording van vraag 53 is
aangegeven hoe in algemene zin de verwerking aan boord van vissersschepen plaatsvindt.
56
Hoeveel vissersschepen snijden de vissen, terwijl ze nog bij bewustzijn zijn, onverdoofd
open nadat ze uit het water zijn gehaald?
Ook hier is geen precieze duiding van aantallen te geven. Voor het overige verwijs
ik naar de vragen 53 en 55.
57
Hoeveel viskwekerijen zijn er op dit moment in Nederland, uitgesplitst naar vissoort?
Op dit moment hebben 51 bedrijven de erkenningsdefinitie aquacultuurproductiebedrijf.
Dit is exclusief bedrijven die tweekleppige weekdieren kweken. Uitsplitsing naar vissoort
is niet mogelijk.
58
Welke definitie van voedselzekerheid hanteert de regering?
Het kabinet hanteert de door de Food and Agriculture Organization (FAO) vastgestelde
definitie van voedselzekerheid. Deze definitie houdt in dat dat er sprake is van voedselzekerheid
wanneer mensen altijd fysieke, sociale en economische toegang hebben tot voldoende,
veilig en gezond voedsel.3 Belangrijke uitgangspunten zijn dat voedselproductie plaatsvindt binnen milieugrenzen,
het belang van het versterken van de positie van boeren in de voedselketen en voldoende
verdienvermogen voor primaire producenten. Voor de voedselzekerheidsopgaven op zowel
mondiaal, Europees als nationaal niveau blijft een belangrijke rol voorzien voor het
Nederlands agro- en visserijcomplex.
59
Welke gevolgen heeft het uitfaseren van het Groeifonds voor de innovatiekracht van
de agrifoodsector?
Het uitfaseren van het Nationaal Groeifonds betekent een ombuiging van € 6,8 miljard
(ronde 4 en 5 vervallen).
Hierdoor zijn er ook voor de agrifoodsector minder financiële middelen beschikbaar
voor omvangrijke risicovolle R&D-programma’s t.a.v. de verduurzaming en het vergroten
van het verdienvermogen.
60
Hoeveel geld wordt er uitgetrokken voor de Nationale Eiwitstrategie? Hoe staat dit
in verhouding tot de uitgaven afgelopen jaren? Hoe gaat de regering deze middelen
inzetten?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 35.
61
Hoe wordt de effectiviteit geborgd van de subsidieregeling voor emissiereducerende
staltechnieken?
De effectiviteit van de subsidieregeling hangt samen met de mate waarop de benodigde
natuurvergunningen kunnen worden afgegeven. De meeste veehouders zullen voor een emissiereducerende
techniek waarvoor ze subsidie kunnen krijgen immers een natuurvergunning nodig hebben.
Daarbij is een passende beoordeling nodig waaruit blijkt dat omliggende stikstofgevoelige
Natura 2000-gebieden er door de activiteit niet op achteruit gaan.
Ik baseer me daarbij op de inzichten van Wageningen University and Research uit 20224. Daarin komt naar voren dat verschillende typen luchtwassers voldoende reductie kunnen
behalen om, bij gelijkblijvende dieraantallen, met zekerheid negatieve effecten uit
te kunnen sluiten. Daarom heb ik in de regeling opgenomen dat de dieraantallen vijf
jaar lang niet mogen toenemen. Ook is in de regeling opgenomen dat de werking van
luchtwassers real time moet worden gemonitord, zodat een veehouder kan ingrijpen als
daar aanleiding toe is. Hiermee wordt de werking van de luchtwasser in de praktijk
beter geborgd.
Voor de langere termijn werk ik samen met de Staatssecretaris voor Openbaar Vervoer
en Milieu (OVM) aan de vernieuwing van het stelsel van de stalbeoordeling. Voor het
eind van het jaar ontvangt de Kamer een brief over de uitgangspunten voor het nieuwe
stelsel. Parallel daaraan werk ik voor de langere termijn aan een systematiek op basis
van doelvoorschriften in combinatie met bedrijfsspecifiek gemeten emissies met sensoren.
Ik ben ervan overtuigd dat meten van daadwerkelijke emissies een belangrijke bijdrage
gaat leveren aan het weer op gang kunnen brengen van de toestemmingverlening.
62
Hoe verhoudt het instrument van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal-
en managementmaatregelen (Sbv) zich tot recente uitspraken van de Raad van State over
de tegenvallende effectiviteit van innovatieve stalsystemen?
De uitspraken5 van de Raad van State van 4 september jl. zijn erg teleurstellend, maar bieden wel
een aantal aanknopingspunten om de vergunning zekerder te maken. Ik wil graag de provincie
Noord-Brabant in haar rol als bevoegd gezag ondersteunen met mijn kennis en inzicht,
zodat tot een aangepaste onderbouwing gekomen kan worden aan de hand van recente inzichten.
Daarbij denk ik aan de beantwoording van vragen door Wageningen University and Research
uit 2022, zoals aangehaald in het antwoord op vraag 61.
In de lijst van subsidiabele technieken in de Sbv-regeling die op 2 september jl.
gepubliceerd is, is rekening gehouden met bovengenoemde inzichten. Zoals aangegeven
in het antwoord op vraag 61 ben ik ervan overtuigd dat er zicht is op natuurvergunningverlening
bij het gelijk houden van het aantal dieren. Daarom heb ik in de regeling een voorwaarde
opgenomen dat de dieraantallen vijf jaar lang niet mogen toenemen. Ook is in de regeling
opgenomen dat de werking van luchtwassers real time moet worden gemonitord, zodat
een veehouder kan ingrijpen als daar aanleiding toe is. Hiermee wordt de werking van
de luchtwassers in de praktijk beter geborgd. Ik ga ook met de bevoegde gezagen in
gesprek over de vergunningverlening in het kader van de Sbv-regeling om met hen te
bespreken wat er eventueel aanvullend nog nodig is om tot vergunningverlening te komen.
63
Kunnen stallen waarbij de emissies worden gereduceerd doordat ze worden ingericht
voor minder dieren ook aanspraak doen op het Sbv-instrument? Welke bepalingen maken
dit wel/niet mogelijk?
De Sbv-investeringsmodule is een van de regelingen die binnen de aanpak piekbelasting
wordt opengesteld. Deze innovatieregeling ziet op ondersteuning van veehouders bij
investeringen in een aantal (ammoniak) emissiereducerende technieken. Ook veehouders
die hun stal dusdanig inrichten zodat er emissiereductie plaatsvindt door het houden
van minder dieren kunnen, als aan de gestelde voorwaarden van de regeling wordt voldaan,
deelnemen aan deze regeling. Er is geen bepaling die deelname verhinderd. Er wordt
echter geen subsidie gegeven voor het houden van minder dieren als zodanig. Voor subsidie
komen uitsluitend de kosten voor technieken uit de in de regeling opgenomen investeringstabellen
in aanmerking. in de regeling is opgenomen dat gedurende vijf jaar het dieraantal
niet mag toenemen. Dat zou dan ieder geval geen belemmering voor deze veehouders moeten
zijn.
64
Welke veranderende eisen bedoelt de regering als het gaat om de veranderende eisen
die aan de vloot worden gesteld voor vissers?
De visserijsector heeft met diverse uitdagingen te maken: de brandstofkosten stijgen
en milieueisen worden strenger, de ruimte op zee wordt beperkt door windparken en
natuurgebieden en visbestanden zijn – als onderdeel van een dynamisch ecosysteem alsook
onder invloed van een stijgende watertemperatuur – in beweging. Van vissers vragen
de stijgende prijzen en strengere eisen dat zij zuiniger met brandstof om gaan. Voor
sommige vissers zal inzetbaarheid van hun vaartuig in windparken belangrijk worden,
voor andere vissers zal multi-inzetbaarheid van hun vaartuig bijdragen aan een rendabele
bedrijfsvoering. Voor een aantal vissers zal mogelijk het schakelen tussen verschillende
typen visserij kunnen bijdragen aan de toekomstbestendigheid van hun bedrijf.
65
Wanneer denkt de regering het onderzoek naar de mogelijkheid om vissers te ondersteunen
bij het voldoen aan de veranderde eisen die aan de vloot worden gesteld te hebben
afgerond?
De regering gaat de visserijsector ondersteunen in de noodzakelijke doorontwikkeling
naar een toekomstbestendige vloot. Dit is een belangrijke pijler van de uitvoeringsagenda
die ik in overleg met de visserijsector en bij de visserij betrokken partijen ga opstellen.
Ik heb op 5 september jl. een start gemaakt met dit proces in een Bestuurlijk Overleg
met de visserijsector en andere betrokken partijen. De uitvoeringsagenda zal onder
meer een inzet op het behoud van fysieke ruimte voor de visserij en innovatie omvatten,
maar ook het creëren van draagvlak voor innovaties in Europa en het werken aan het
verminderen van belemmerende EU-regelgeving. De uitvoeringsagenda zal in het tweede
kwartaal van 2025 naar de Tweede Kamer worden verstuurd. Ondertussen worden de maatregelen
die LVVN reeds inzet voor de ondersteuning van de visserijsector voortgezet, zoals
onder andere de subsidieregeling voor vernieuwingen in de visserij- en aquacultuurketen,
die open staat tot 1 november 2024. Daarnaast wordt voor de garnalenvisserij een vrijwillige
saneringsregeling opgesteld en tegelijkertijd een toekomstvisie ontwikkeld. Ook worden
het Visserij Innovatie Netwerk en de Community of Practice voortgezet en in overleg
met de sector en andere betrokken partijen verdere innovatie- en investeringsregelingen
ontwikkeld. Bovendien worden ondernemers ondersteund met het uitvoeren van pilots
en onderzoek naar hoe verschillende belangen op zee te combineren zijn. Tot slot zal
op 11 oktober het Visserij Ontwikkel Plan worden ondertekend waarmee de uitvoering
kan worden gestart. Hiermee wordt de keten ingericht op de toekomstige duurzame visserij
en anderzijds sociaal-cultureel erfgoed behouden en visserijonderwijs een impuls gegeven.
Deze al lopende acties zullen worden ingevoegd in de uitvoeringsagenda.
66
Welke emissiereducerende staltechnieken kunnen nu worden gesubsidieerd en welke effecten
hebben die in het reduceren van emissie?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 63 kunnen veehouders via de Sbv-investeringsmodule
ondersteund worden bij investeringen in een aantal (ammoniak)emissiereducrende technieken.
Deze technieken zijn opgenomen in de investeringstabellen in bijlage 2 van de regeling6. Welke effecten deze emissiereducerende technieken hebben is vastgelegd in bijlage
V en VI van de Omgevingsregeling7. Zo zijn er voor varkens- en vleeskalverhouders tien verschillende nageschakelde
technieken (luchtwassers) beschikbaar. Dit zijn chemische, biologische en combiwassers.
Hiermee worden emissies van ammoniak, geur en fijnstof respectievelijke met 85–95%,
30–45% en 35–80% verminderd ten opzichte van een stal zonder emissiebeperkende maatregelen.
Voor varkenshouders zijn er ook verschillende brongerichte technieken beschikbaar.
Deze technieken reduceren emissies van ammoniak, geur en methaan respectievelijk 67–84%,
22–40% en 30–80%. De beschikbare brongerichte techniek voor melkvee reduceert ammoniakemissies
met 77%.
67
Hoe gaat de regering Brussel overtuigen dat Nederland meer mestplaatsingsruimte moet
krijgen?
Voor de Europese inzet ten aanzien van de aanpak van de problematiek op de mestmarkt
verwijs ik u naar mijn Kamerbrief van 13 september jongstleden (Kamerstuk 33 037, nr. 559).
68
Welke middelen zijn er beschikbaar gesteld om de inzet van vezels van gewassen voor
biobased bouwmaterialen te stimuleren?
In totaal is voor het stimuleren van biobased teelt € 23,3 miljoen beschikbaar gesteld,
over 2024, 2025 en 2026. In 2025 is hiervan € 10 miljoen beschikbaar. LVVN start in
2024 met deze middelen een pilot door boeren een vergoeding te betalen voor de teelt
van vezelgewassen bedoeld voor de bouw, via koolstofcertificaten. In 2025 wordt besloten
of en zo ja hoe, deze pilot wordt voorgezet.
69
Wat zijn precies de juridische gevolgen van het niet voldoen aan het mestplafond?
Als blijkt dat het mestproductieplafond is overschreden kan de Europese Commissie
op basis van artikel 258 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie een
infractieprocedure starten door een «aanmaningsbrief» (ingebrekestelling) te sturen.
Als de Europese Commissie dat doet heeft Nederland gelegenheid te reageren en aan
te geven welke maatregelen genomen worden om de mestproductie onder het plafond te
krijgen. Een generieke korting kan dan in theorie aan de orde zijn. Als Nederland
niet naar tevredenheid van de Europese Commissie optreedt, kan de Europese Commissie
de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie.
70
Welke doelstellingen heeft de regering ten aanzien van mestvergisting?
Mestvergisting draagt bij aan het halen van de klimaatdoelstellingen, door het voorkomen
van methaanemissies van dierlijke mest en ook de productie van groen gas. Het kabinet
heeft geen specifieke doelstellingen ten aanzien van mestvergisting. Wel heeft het
kabinet een streefdoel voor groen gas productie van twee miljard kuub groen gas in
2030, waarvoor mestvergisting één van de mogelijke technieken is. Met de beoogde bijmengverplichting
groen gas is het streven een ketenemissiereductie middels groen gas invoeding van
3,8 Mton (Kamerstuk 32 813, nr. 1352).
71
Welke schaal van mestvergisting acht het kabinet haalbaar en wenselijk?
Ten behoeve van de klimaatdoelstellingen zet het kabinet in op alle voorkomende schaalgroottes
van mestvergisting. De ideale grootte van mestvergistingsinstallaties verschilt per
situatie. Het kabinet heeft geen voorkeur voor een bepaalde schaal van mestvergisting,
dat is een lokale afweging van het bevoegd gezag bij de vergunningverlening.
72
Wat zijn de belangrijkste obstakels volgens de regering ten aanzien van het opschalen
van vergisting?
Het kabinet werkt middels het Programma Groen Gas aan het oplossen van de belangrijkste
obstakels voor groen gas productie via onder andere mestvergisting. Binnen dit Programma
(Kamerstuk 32 813, nr. 1146) wordt gewerkt aan drie sporen om obstakels te doorbreken:
– Het verbeteren van de business case, via bijvoorbeeld de beoogde bijmengverplichting,
groen gas en de SDE++.
– Het versnellen van ruimtelijke inpassing (en vergunningverlening) van installaties
middels onder meer ondersteuning aan medeoverheden.
– Het ontsluiten van afdoende duurzame grondstoffen, onder andere door de ondersteuning
van stalaanpassingen ten behoeve van snelle afvoer van mest en mestverwerkingsinstallaties
die het digestaat kunnen verwerken tot onder andere kunstmestvervangers.
73
Hoeveel levende eenden zijn er in de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar en
naar land, uit het buitenland geïmporteerd voor de slacht?
In onderstaande tabel het aantal eenden dat de afgelopen vijf jaar vanuit EU-lidstaten
naar Nederland is vervoerd voor de slacht.
Tot en met 31 augustus 2024
840.000
2023
1,4 miljoen
2022
1,5 miljoen
2021
1,3 miljoen
2020
880.000
2019
1,5 miljoen
Er zijn geen levende eenden geïmporteerd vanuit landen buiten de EU.
74
Hoeveel overtredingen zijn er sinds 1 januari 2024 geconstateerd met betrekking tot
vangletsel bij eenden, met welke interventies (mededeling, waarschuwing of boete)
zijn deze opgevolgd, en hoe vaak is hiertegen in bezwaar gegaan?
In 2024 is bij 1 koppel eenden vangletsel vastgesteld. Hierbij is een boete opgelegd
aan de pluimveehouder en de vangploeg. Beiden zijn in bezwaar gegaan.
75
Voldoen alle veehouders aan de wettelijke verlichting dat alarmsysteem, alarmplan
en noodstroomaggregaat nodig is bij stallen waarbij de gezondheid en het welzijn van
het dier afhankelijk zijn van kunstmatige ventilatie? Hoe is dit gecontroleerd of
hoe gaat dit gecontroleerd worden?
Uit de inspecties van de NVWA, uitgevoerd sinds de inwerkingtreding van deze verplichting,
is gebleken dat niet alle veehouders voldoen aan deze voorschriften. De verplichtingen
voor een nood- en alarmsysteem en alarmplan worden gecontroleerd bij een welzijnsinspectie
door de NVWA, wanneer wordt geconstateerd dat het welzijn van de dieren afhankelijk
is van een kunstmatig ventilatiesysteem. De inspectie bestaat uit drie onderdelen.
Gekeken wordt of een noodstroomaggregaat op het bedrijf aanwezig is, dat voldoet aan
de specificaties en op de juiste wijze wordt getest. Verder wordt gecontroleerd of
er een alarmplan is en of deze voldoet aan de gestelde eisen. Bij de inspectie van
het alarmsysteem wordt gecontroleerd of dit systeem aan de technische eisen voldoet
en of de houder het alarmsysteem maandelijks test en de test registreert.
76
Hoeveel kangoeroevlees en -leer werd er in 2024 in Nederland ingevoerd?
Tot en met 31 augustus 2024 is 92.000 kilo kangoeroevlees geïmporteerd. Kangoeroeleer
(in gelooide toestand) is niet onderworpen aan officiële veterinaire controles bij
binnenkomst in de EU. Hierover zijn geen gegevens bekend.
77
Hoeveel kangoeroevlees en -leer werd er in 2024 vanuit Nederland doorgevoerd naar
andere landen?
Tot en met 31 augustus 2024 is geen kangoeroevlees doorgevoerd naar andere landen.
Over kangoeroeleer zijn geen gegevens bekend.
78
Hoeveel kikkers bedoeld voor consumptie werden er in 2024 in Nederland ingevoerd?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ongeveer 9.000 kilo bevroren kikkerbillen ingevoerd.
79
Hoeveel ander «exotisch vlees» (denk daarbij aan aap, huanaco, python, dolfijn, et
cetera) werd er in 2024 in Nederland ingevoerd, uitgesplitst naar diersoort?
Tot en met 31 augustus 2024 is ongeveer 4.000 kilo antilopevlees, 4.000 kilo rendiervlees,
12.000 kilo krokodillenvlees en 8.000 kilo zebravlees ingevoerd.
80
Hoeveel levend geplukt dons en producten die dit bevatten werden er in 2024 in Nederland
ingevoerd?
Tot en met 31 augustus 2024 is één zending dons ingevoerd en daarvan is niet bekend
of het levend geplukt is.
81
Hoeveel haaienvinnen en andere haaiproducten werden er in 2024 in Nederland ingevoerd?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn dertien zendingen met in totaal 15.000 kilo haaienvlees
ingevoerd van buiten de EU. Er wordt niet apart geregistreerd welk deel daarvan haaienvinnen
zijn.
82
Hoeveel Antarctische krill (Euphausia superba) en krillproducten werden er in 2023
in Nederland ingevoerd?
Tot en met 31 augustus 2024 is geen Antarctische krill en krillproducten ingevoerd.
83
Hoeveel levende kreeften en krabben werden er in 2024 in Nederland ingevoerd? Kan
de regering dit uitsplitsen naar soort en herkomst?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn geen levende krabben of kreeften vanuit andere EU-lidstaten
naar Nederland verplaatst. Wel werd 3.000 kilo van de soort Homarus en 35.000 kilo
van de soort Homarus Americanus ingevoerd vanuit Canada.
84
Wat is de situatie wettelijke gezien met betrekking tot het aanbinden van runderen
in Nederland en om hoeveel bedrijven en dieren gaat het?
In de Nederlandse wet- en regelgeving zijn er geen specifieke eisen met betrekking
tot het aanbinden van runderen opgenomen. Op peildatum 4 augustus 2024 waren er 545
grupstallen voor melkvee in Nederland (Bron: Kwaliteitszorg Onderhoud Melkinstallaties
(KOM)). Hoeveel runderen dit betreft is onbekend. Voor de biologische houderijsystemen
geldt, op basis van de Europese Verordening 2018/48, dat het aanbinden van dieren
verboden is.
85
Hoeveel kilo antibiotica werd er in 2023 en 2024 gebruikt, respectievelijk in de veehouderij,
voor huisdieren en in de menselijke gezondheidszorg?
De NVWA verzamelt deze gegevens niet. De Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit verzamelt
de antibiotica gebruiks- en verkoopgegevens van een aantal diersoorten in de veehouderij.
Deze gegevens zijn te vinden in de SDa-rapporten8 antibioticumgebruik. De cijfers in de rapporten worden overigens weergegeven in dierdagdoseringen
i.p.v. de gevraagde kilogrammen. Gezelschapsdieren vallen hier niet onder. De Stichting
werkgroep Antibioticabeleid verzamelt de gegevens over het humaan antibioticagebruik.
Voor deze gegevens verwijs ik u naar de NethMap-MARAN9 rapportage.
86
Wat is de stand van zaken omtrent de toezegging dat het gemeentelijke bouwtoezicht
en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) na een stalincident worden geïnformeerd,
zodat zij een afweging kunnen maken om de betreffende stal te controleren? Wat is
de stand van zaken omtrent het aangekondigde overleg met Brandweer Nederland, de Vereniging
voor Nederlandse Gemeenten (VNG) en de NVWA om te zorgen dat bij dit soort incidenten
systematisch melding wordt gedaan door de brandweer aan het gemeentelijke bouwtoezicht
en in geval van risico's voor het welzijn van nog aanwezige dieren bij de NVWA?
De voorbereidingen voor dit overleg zijn gestart. Vanwege andere prioriteiten heeft
dit helaas enige vertraging opgelopen.
87
Hoeveel dieren, uitgesplitst naar soort, belandden in 2022 en 2023 in een beerput?
Hoeveel van hen kwamen om?
Op verzoek van de veiligheidsregio’s publiceert het Nederlands Instituut Publieke
Veiligheid (NIPV) iedere maand de Kerncijfers Incidenten van de brandweer in een online
dashboard10. Incidenten worden niet op het gevraagde detailniveau geregistreerd.
88
Hoeveel buffelhouderijen zijn er op dit moment in Nederland en hoeveel buffels worden
daar gehouden?
Elk jaar leggen ondernemers in het kader van de Gecombineerde Opgave (GO) diergegevens
en locatiegegevens vast. Dit gebeurt elk jaar op 1 april. Op 1 april 2024 zijn door
ondernemers in totaal 39 inrichtingen opgegeven waar in totaal 4912 buffels werden
gehouden.
89
Hoeveel buffels werden er in 2024 tot nu toe in Nederland geslacht?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn 827 waterbuffels geslacht.
90
Hoeveel kameelachtigen werden er in 2024 tot nu toe in Nederland geslacht?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn twee kameelachtigen geslacht.
91
Hoeveel struisvogels werden er in 2024 tot nu toe in Nederland geslacht?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn 34 struisvogels geslacht.
92
Hoeveel fazanten werden er in 2024 tot nu toe in Nederland geslacht?
De NVWA registreert fazanten niet als aparte diercategorie in het slacht registratiesysteem.
93
Hoeveel parelhoenders werden er in 2024 tot nu toe in Nederland geslacht?
De NVWA registreert parelhoenders niet als aparte diercategorie in het slacht registratiesysteem.
94
Hoeveel paarden, uitgesplitst naar grazers en rijpaarden, werden er in 2024 tot nu
toe in Nederland geslacht?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ruim 1700 eenhoevigen geslacht. Dit betreft zowel
paarden als ezels. De NVWA heeft geen nader uitgesplitste gegevens beschikbaar.
95
Hoeveel schapen werden er in 2024 tot nu toe in Nederland geslacht?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn bijna 357.000 schapen geslacht (zie ook het antwoord
op vraag 150).
96
Hoeveel geiten werden er in 2024 tot nu toe in Nederland geslacht?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn bijna 159.000 geiten geslacht.
97
Hoeveel herten, uitgesplitst naar soort, werden er in 2024 tot nu toe in Nederland
geslacht?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn 502 gekweekte damherten en 27 gekweekte edelherten
geslacht.
98
Hoe kan het dat het eendenslachthuis in Ermelo werd gewoon nog open is ondanks dat
het onlangs werd betrapt op het omkatten van vlees?
De NVWA kan geen uitspraak doen over lopende onderzoeken.
99
Waarom is er geen terugroepactie geweest voor eendenvlees, aangezien het eendenslachthuis
in Ermelo erop is betrapt dat ze vlees omkatten?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 98.
100
Hoeveel veemarkten zijn er nog in Nederland? Welke zijn dat en met welke frequentie
worden deze gehouden?
Het bijeenbrengen van runderen en schapen/geiten is enkel op erkende verzamelcentra
toegestaan. In Nederland zijn 77 erkende verzamelcentra11 voor evenhoevigen. De meeste verzamelcentra verzamelen wekelijks.
Daarnaast worden er paardenmarkten gehouden in Nederland, waarvan de meesten één keer
per jaar plaatsvinden. Er bestaat geen centrale registratie van deze markten.
101
Is er al een evaluatie van het project Bewust Natuurlijk Luxe?
De evaluatie zit in de afrondende fase. Ik informeer uw Kamer later dit jaar over
de uitkomsten.
102
Hoe staat het met de implementatie van de Diergezondheidsverordening en de implementatie
van de registratieverplichtingen voor deze diersoorten?
De diergezondheidsverordening (Verordening (EU) 2016/429) bevat identificatie- en
registratieverplichtingen (I&R) voor landzoogdieren, vogels, bijen en hommels. Deze
verplichtingen zijn rechtstreeks werkend en van kracht sinds de inwerkingtreding van
de diergezondheidsverordening op 21 april 2021. Voor enkele nieuwe diersoorten is
de uitvoering van deze verplichtingen door Nederland uitgesteld. Er is gewacht op
een derogatieverordening die ruimte geeft om bepaalde houders uit te zonderen van
de verplichting tot registratie. Deze derogatieverordening is op 1 augustus 2022 in
werking getreden. Sindsdien is in goed overleg met betrokken sectoren en andere belanghebbenden
gewerkt aan de uitvoering. Het is voor de diersoorten kameel- en hertachtigen, bijen
en hommels reeds mogelijk te registreren conform de diergezondheidsverordening. De
registratie voor gevogelte zal naar verwachting begin 2025 volgen. Daarna zullen nog
aanpassingen volgen voor sectoren die nu al geregistreerd worden. Sectoren worden
hierover tijdig geïnformeerd.
103
Hoeveel parelhoenders, kwartels en struisvogels worden er in Nederland gehouden voor
vlees en welke andere vogelsoorten buiten deze en het reguliere pluimvee?
Dit wordt niet geregistreerd.
104
Hoeveel grote pluimveeslachterijen gebruikten in 2024 nog het waterbad als bedwelmingsmethode?
In 2024 gebruikten drie pluimveeslachthuizen het waterbad als bedwelmingsmethode.
Daarnaast zijn er nog slachterijen die met CAS-systemen (Controlled Atmosphere Stunning)
bedwelmen en een waterbadsysteem als back-up hebben. In geval van storingen in het
CAS-systeem kan naar het waterbadsysteem omgeschakeld worden.
105
Hoeveel middelgrote en kleine pluimveeslachterijen gebruikten in 2024 nog het waterbad
als bedwelmingsmethode?
In 2024 gebruikten twee middelgrote en kleine pluimveeslachthuizen het waterbad als
bedwelmingsmethode.
106
Hoeveel kippen, onderverdeeld naar vleeskuikens en leghennen, en hoeveel eenden zijn
in 2024 geslacht met het elektrisch waterbad als bedwelmingsmethode?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ruim 41,4 miljoen vleeskuikens en ruim 3,2 miljoen
eenden geslacht bij slachthuizen die permanent gebruik maken van een elektrisch waterbad
als bedwelmingsmethode. De NVWA houdt geen cijfers bij van het aantal dieren dat in
2024 met het waterbadsysteem als bedwelmingsmethode is geslacht op slachthuizen die
dit systeem alleen als back-up gebruiken.
107
Hoeveel slachthuizen gebruikten in 2024 CO2 als bedwelming, uitgesplitst naar diersoort?
13 pluimveeslachthuizen maken gebruik van CO2-bedwelming als standaard bedwelmingsmethode. Dit betreft 11 slachthuizen die vleeskuikens
slachten en 2 slachthuizen die leghennen/moederdieren slachten. In 2023 werd bij vijf
slachterijen CO2-bedwelming gebruikt bij varkens.
108
Hoeveel slachthuizen zijn er in Nederland? Kan de regering per slachthuis aangeven
welke diersoort(en) er worden geslacht en welke bedwelmingsmethode(n) hiervoor worden
gebruikt?
Ik beantwoord uw vraag door per diersoort aan te geven op hoeveel slachthuizen deze
geslacht wordt. Sommige slachthuizen hebben dubbele erkenningen en kunnen dus meerdere
diergroepen slachten. De informatie over de soort erkenning per bedrijf is openbaar12. Op peildatum 31 augustus 2024 waren er 23 bedrijven met een actieve erkenning slachthuis
voor vlees van pluimvee en konijnen, 127 met de erkenning slachthuis voor vlees van
gedomesticeerde hoefdieren, 16 met de erkenning slachthuis voor vlees van gekweekt
wild en 12 met de erkenning vrij wildbewerkingsinrichting.
De bedwelmingsmethode is niet systematisch per slachthuis geregistreerd.
109
Hoeveel dieren zijn er, uitgesplitst naar diersoort, ante mortem en post mortem afgekeurd
voor menselijke consumptie in pluimveeslachthuizen in de eerste helft van 2024 en
wat waren de redenen daarvoor?
De NVWA houdt geen systematische gegevens bij van het pluimvee dat bij de ante mortem
keuring is afgekeurd voor menselijke consumptie. Alleen de afkeuringen bij de post
mortem keuring worden uitgesplitst naar diersoort bijgehouden. Tot en met 31 augustus
2024 zijn er van de 375,6 miljoen post mortem gekeurde dieren 3,4 miljoen dieren (0,9%)
afgekeurd voor menselijke consumptie bij de post mortem keuring. Een specificatie
van de afkeuring voor menselijke consumptie bij de post mortem keuring per diersoort
staat in onderstaande tabel.
Afkeuringen bij PM-keuring per diersoort
2024
1 jan t/m 31 aug
Eenden
17.515
Kippen
120.486
Vleeskuikens
3.269.278
Totaal
3.407.279
Voor vleeskuikens worden als meest voorkomende redenen voor afkeur genoemd: afwijkende
kleur/(geur)/consistentie, uitgebreide huidontsteking, hepatitis, artritis/synovitis
en fecale verontreiniging. Bij volwassen dieren (kippen) treden tumoren en ei-concrementen
meer op de voorgrond.
110
Hoeveel overtredingen zijn er sinds 1 januari 2024 geconstateerd met betrekking tot
vangletsel van pluimvee, uitgesplitst naar vleeskuikens, ouderdieren, leghennen, eenden,
kalkoenen, en naar Nederlandse en buitenlandse vangploegen, met welke interventies
(mededeling, waarschuwing of boete) zijn deze opgevolgd, en hoe vaak is hiertegen
in bezwaar gegaan?
Sinds 1 januari 2024 treedt de NVWA handhavend op als er bij 1% of meer van de dieren
in een koppel pluimvee vangletsel wordt geconstateerd. Tot 1 januari 2024 werd een
handhavingsgrens van 2% gehanteerd. In 2024 zijn tot en met 31 augustus 99 overtredingen
met betrekking tot vangletsel geconstateerd. Van deze 99 overtredingen met betrekking
tot vangletsel zijn er twee vastgesteld bij eenden (een pluimveehouder en een vangploeg),
drie bij moederdieren en 94 bij vleeskuikens. Vijf overtredingen zitten nog in het
traject van juridische toetsing voorafgaand aan het opleggen van een bestuurlijke
boete. Voor 94 overtredingen is een bestuurlijke boete opgelegd. Op 30 september 2024
zijn er 20 zaken in bezwaar of beroep geregistreerd.
Sinds 1 januari 2024 tot en met 31 augustus zijn 258 meldingen naar buitenlandse autoriteiten
verstuurd na het constateren van meer dan 1% vangletsel bij dieren in een koppel pluimvee.
De meldingen betreffen buitenlandse overtreders, waarbij Nederland de buitenlandse
autoriteit verzoekt om te handhaven.
111
Hoeveel slachthuizen maken gebruik van het elektrisch waterbad voor zowel de rituele
slacht als voor de reguliere slacht?
In 2024 gebruikten 3 grote pluimveeslachthuizen en 2 middelgrote en kleine pluimveeslachthuizen
het waterbad als bedwelmingsmethode. De NVWA houdt geen gegevens bij of dit voor de
rituele slacht of voor de reguliere slacht is.
112
Hoeveel slachthuizen maken gebruik van het elektrisch waterbad voor alleen de rituele
slacht?
In 2024 gebruikten 3 grote pluimveeslachthuizen en 2 middelgrote en kleine pluimveeslachthuizen
het waterbad als bedwelmingsmethode. De NVWA houdt geen gegevens bij of dit voor de
rituele slacht of voor de reguliere slacht is.
113
Hoeveel slachthuizen maken gebruik van het elektrisch waterbad voor alleen de reguliere
slacht?
In 2024 gebruikten 3 grote pluimveeslachthuizen en 2 middelgrote en kleine pluimveeslachthuizen
het waterbad als bedwelmingsmethode. De NVWA houdt geen gegevens bij of dit voor de
rituele slacht of voor de reguliere slacht is.
114
Hoeveel bedrijven hielden in 2023 eenden voor de productie van vlees?
Dit wordt niet geregistreerd.
115
Hoeveel natuurvergunningen zijn er in 2023 en 2024 ingetrokken van «slapende» bedrijven?
Voor het verstrekken van de natuurvergunningen waarvoor LVVN het bevoegde gezag is,
zijn in 2023 en 2024 geen vergunningen ingetrokken van «slapende» bedrijven.
Het is mij niet bekend hoeveel natuurvergunningen van «slapende» bedrijven er door
andere bevoegde gezagen in deze periode zijn ingetrokken.
116
Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2024 plaatsgevonden in de eendenhouderij, konijnenhouderij,
kalkoenhouderij, geitenhouderij, varkenshouderij, et cetera?
Op het onderwerp dierenwelzijn hebben er 299 inspecties plaatsgevonden in de varkenshouderij.
Vanuit het onderwerp levende dieren en diergezondheid, is er in 2024 op 12 varkensbedrijven
een inspectie uitgevoerd. Daarnaast heeft er op 19 bedrijven met geiten een Q-koorts
inspectie plaatsgevonden, en op 13 bedrijven met geiten een I&R inspectie. Ook zijn
er voor het onderwerp dierenwelzijn 79 inspecties geweest in de geitenhouderij. Op
het onderwerp dierenwelzijn heeft er één inspectie plaatsgevonden in de eendenhouderij
en één in de kalkoenhouderij. Er zijn geen inspecties uitgevoerd op diergezondheid
van pluimvee (eenden en kalkoenen). Op het onderwerp dierenwelzijn heeft er één inspectie
plaatsgevonden in de konijnenhouderij.
117
Hoeveel eenden waren «Dead On Arrival» (DOA) bij het eendenslachthuis in 2024?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn er bijna 5.600 eenden dood aangevoerd op het slachthuis.
118
Hoeveel eendenvlees is er in 2024 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit vlees
is geëxporteerd?
De NVWA houdt geen informatie bij over de totale productie van eendenvlees in Nederland.
Tot en met 31 augustus 2024 zijn veterinaire certificaten van de NVWA voor ongeveer
980.000 kilo eendenvlees afgegeven voor export naar derde landen. Voor verplaatsing
van eendenvlees binnen de EU worden geen gegevens bijgehouden.
119
Hoeveel bedrijven in Nederland kweken op dit moment insecten, welke soorten zijn dat
en welk deel van deze insecten is bestemd als veevoer en welk deel voor humane consumptie?
Dit wordt niet geregistreerd.
120
Hoeveel bedrijven houden in 2024 kalkoenen voor de productie van vlees?
Dit wordt niet geregistreerd in het Identificatie- en Registratiesysteem (I&R). Inrichtingen
waar in gevangenschap levende vogels worden gehouden met als doel het verplaatsen
van dieren of dierlijke producten, worden per 01-01-2025 geregistreerd.
121
Hoeveel kalkoenenslachterijen zijn er in Nederland? Welke bedwelmingsmethoden worden
hier gebruikt?
Er is één kalkoenenslachthuis in Nederland, waarbij het elektrische waterbad de standaard
bedwelmingsmethode is.
122
Welke diersoorten worden in Nederland nog wel eens onverdoofd geslacht in slachthuizen?
Om welke dieraantallen gaat het?
Dat zijn runderen, schapen en geiten. Het aantal dieren dat in 2023 onbedwelmd is
aangesneden is onder te verdelen in 1.594 runderen/kalveren en 39.050 schapen/geiten.
Het aantal dieren dat in 2024 tot met 31 augustus onbedwelmd is aangesneden is onder
te verdelen in 913 runderen/kalveren en 16.488 schapen/geiten.
123
Hoeveel konijnenslachterijen zijn er in Nederland? Welke bedwelmingsmethoden worden
hier gebruikt?
In Nederland zijn geen konijnenslachterijen.
124
Worden kalkoenen in Nederland onbedwelmd geslacht? Zo ja, om hoeveel dieren gaat het?
Kalkoenen worden niet onbedwelmd geslacht in Nederland.
125
Worden konijnen in Nederland onbedwelmd geslacht? Zo ja, om hoeveel dieren gaat het?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 123.
126
Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2024 plaatsgevonden in de kalkoenenhouderij?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 116.
127
Hoeveel kalkoenenvlees is er in 2023 geproduceerd in Nederland en welk deel van dit
vlees is geëxporteerd?
De NVWA houdt geen informatie bij over de totale productie van kalkoenenvlees in Nederland.
In 2023 zijn veterinaire certificaten voor ongeveer 2,5 miljoen kilo kalkoenenvlees
afgegeven voor export naar derde landen. Dit kan ook om vlees gaan dat eerder vanuit
derde landen geïmporteerd is in de EU. Over verplaatsing van kalkoenenvlees binnen
de EU worden geen gegevens bijgehouden.
128
Hoeveel kalkoenen zijn in 2023 geslacht in Nederlandse slachthuizen?
In 2023 zijn bijna 1.750 kalkoenen geslacht in Nederlandse slachthuizen.
129
Hoeveel bedrijven houden in 2024 konijnen voor de productie van konijnenvlees?
Elk jaar leggen ondernemers in het kader van de Gecombineerde Opgave (GO) diergegevens
en locatiegegevens vast. Dit gebeurt elk jaar op 1 april.
Op 1 april 2024 werden er door 28 bedrijven 230.596 konijnen gehouden voor de productie
van vlees.
130
Hoeveel konijnen werden er in de eerste helft van 2024 gefokt voor de productie van
konijnenvlees?
Er wordt niet geregistreerd met betrekking tot aantallen van gehouden konijnen voor
de productie van konijnenvlees.
Elk jaar leggen ondernemers in het kader van de Gecombineerde Opgave diergegevens
en locatiegegevens vast.
Dit gebeurt elk jaar op 1 april. Op 1 april 2024 werden er door 28 bedrijven 230.596
konijnen gehouden voor de productie van vlees.
131
Hoeveel NVWA-controles hebben er in 2024 plaatsgevonden in de konijnenhouderij?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 116.
132
Hoeveel konijnen zijn in 2024 geslacht in Nederlandse slachthuizen?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 123.
133
Hoeveel kippen zijn er in de eerste helft van 2024 gestorven tijdens transport naar
een Nederlands slachthuis?
Gegevens van overlijden tijdens transport worden niet specifiek bijgehouden. In 2024
zijn tot en met 31 augustus bijna 330.000 vleeskuikens, vleeskuikenouderdieren en
leghennen dood aangevoerd op slachthuizen (dead on arrival). Hierbij kan geen onderscheid
gemaakt worden in welke fase in het voorafgaande traject (vangen, laden, transport,
wachttijd in de aanvoerhal) dieren doodgegaan zijn.
134
Hoeveel (kippen)kuikens zijn er in 2024 vanuit Nederland geëxporteerd, naar welke
landen en welk deel van deze kuikens is geëxporteerd per vliegtuig?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ongeveer 48 miljoen kuikens vanuit Nederland naar
andere EU-lidstaten verplaatst. Het merendeel naar Duitsland, Polen, België en Italië.
Uitsluitend het vervoer naar Malta vindt per vliegtuig plaats (0,1%). Daarnaast zijn
ongeveer 8,1 miljoen (kippen)kuikens geëxporteerd naar derde landen. De grootste ontvangers
zijn Ghana en Oeganda. Nagenoeg alle zendingen naar derde landen zijn per vliegtuig
getransporteerd (99,2%).
135
Hoeveel kippen zijn er in 2024 geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ongeveer 18 miljoen kippen verplaatst naar andere
EU-lidstaten, in het bijzonder naar België, Duitsland en Polen. 2/3 hiervan is voor
de slacht verplaatst en 1/3 voor verder houden. Daarnaast heeft Nederland 171 levende
kippen geëxporteerd naar landen buiten de EU. De grootste ontvangers zijn Aruba, Jordanië
en Senegal.
136
Hoeveel kippen zijn er in 2024 geïmporteerd en vanuit welke landen?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ruim 187 miljoen kippen naar Nederland verplaatst
vanuit andere EU-lidstaten, in het bijzonder uit Duitsland en België. Vanuit landen
buiten de EU zijn eendagskuikens geïmporteerd. Dit betreft ongeveer 12.000 stuks uit
Canada, ongeveer 8.000 stuks uit de Verenigde Staten en ongeveer 700.000 stuks uit
het Verenigd Koninkrijk.
137
Hoeveel broedeieren van legkippen zijn er tot nu toe in 2024 geëxporteerd, naar welke
landen?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ruim 435 miljoen broedeieren verplaatst naar andere
EU-lidstaten, in het bijzonder naar Duitsland, België en Polen. Daarnaast zijn 285 miljoen
broedeieren geëxporteerd naar landen buiten de EU. Irak, Saoedi-Arabië en Oekraïne
zijn hierin de grootste ontvangers.
138
Hoeveel kippen leven in 2024 nog in kooien? Hoeveel daarvan zijn leghen, hoeveel daarvan
vleeskuiken, hoeveel daarvan ouderdier bestemd voor de leg en hoeveel daarvan ouderdier
bestemd voor vlees? Op hoeveel bedrijven leven deze dieren?
Dit wordt niet geregistreerd.
139
Hoeveel kwartels worden er in Nederland gehouden voor vlees?
RVO houdt in het I&R-systeem nog niet het bedrijfstype van de inrichting en het doel
waarmee de dieren worden gehouden bij. Dit betreft implementatie van de Diergezondheidsverordening.
Het is op dit moment nog niet mogelijk om de cijfers van deze hier uit te filteren.
In de loop van 2025 wordt de Kamer geïnformeerd over de implementatie van de aanvullende
registratieverplichtingen vanuit de Diergezondheidsverordening.
140
Hoeveel kwartelvlees is er in Nederland ingevoerd in 2023 en 2024?
In 2023 en 2024 is geen kwartelvlees ingevoerd.
141
Op hoeveel locaties wordt in Nederland antiserum voor slangengif gewonnen? Van welke
dieren wordt daarvoor gebruik gemaakt? Om hoeveel dieren gaat het?
Deze gegevens zijn niet bekend bij het Ministerie van LVVN. Er zijn geen vergunningen
voor het winnen van antiserum aangevraagd bij de Centrale Commissie Dierproeven.
142
Kan de regering het proces van het winnen van antiserum voor slangengif omschrijven?
Gegevens hierover zijn niet bekend bij het Ministerie van LVVN.
143
Worden er in Nederland antilichamen gewonnen uit lama’s en aanverwanten soorten? Om
hoeveel dieren gaat het? Om hoeveel bedrijven?
In Nederland worden antilichamen gewonnen uit lama’s. Het gaat om één bedrijf dat
in 2022 in totaal 6 dierproeven hiervoor heeft geregistreerd op basis van de meest
actuele gegevens in de «Zo Doende 2022»13.
144
Zijn er nog andere dieren waaruit antilichamen worden gewonnen? Zo ja, welke en om
hoeveel dieren gaat het?
In Nederland wordt ook uit andere dieren antilichamen gewonnen. In 2022 zijn in totaal
76 dierproeven met schapen hiervoor geregistreerd op basis van de meest actuele gegevens
in de «Zo Doende 2022».
145
In hoeveel slachthuizen in Nederland worden schapen geslacht? Heeft de regering hiervan
een lijst?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn op 84 slachthuizen schapen geslacht. Welke diersoorten
de slachthuizen onder de actieve erkenning slachten valt onder gedetailleerde informatie
over bedrijven. De NVWA weegt het vrijgeven van dergelijke informatie zorgvuldig af
aan de hand van de uitgangspunten van de openbaarmaking slachthuizen. De door de Kamer
gevraagde informatie is momenteel geen informatie die openbaar beschikbaar is.
146
In hoeveel slachthuizen in Nederland worden geiten geslacht? Heeft de regering hiervan
een lijst?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn op 53 slachthuizen geiten geslacht. Welke diersoorten
de slachthuizen onder de actieve erkenning slachten valt onder gedetailleerde informatie
over bedrijven. De NVWA weegt het vrijgeven van dergelijke informatie zorgvuldig af
aan de hand van de uitgangspunten van de openbaarmaking slachthuizen. De door de kamer
gevraagde informatie is momenteel geen informatie die openbaar beschikbaar is.
147
In hoeveel slachthuizen in Nederland worden paarden geslacht? Heeft de regering hiervan
een lijst?
Er zijn tot en met 31 augustus 2024 zijn op 14 slachthuizen eenhoevigen (paarden en
ezels) geslacht.
148
Hoeveel dieren, uitgesplitst naar diersoort, zijn in 2023 en 2024 gestorven aan blauwtong?
In 2023 is op basis van data-analyse op I&R-gegevens gebleken dat er gedurende de
BTV-3 uitbraakperiode ruim 55000 schapen, ruim 8000 runderen en ruim 3000 geiten meer
zijn gestorven ten opzichte van dezelfde periode in de voorgaande jaren. Hierbij dient
te worden aangemerkt dat de aanwezigheid van blauwtongvirus niet in ieder gestorven
dier is onderzocht. Voor 2024 zijn de data voor sterfte door blauwtong nog niet beschikbaar
omdat de analyse nog loopt.
149
Hoeveel ruimingen vanwege dierziekten, uitgesplitst naar diersoort en reden daarvoor,
hebben er in 2023 en 2024 plaatsgevonden?
In 2023 zijn er wegens besmetting van Vogelgriep (Aviaire Influenza) 195.501 dieren
geruimd, wegens besmetting van pluimveeziekte Mycoplasma Gallisepticum 34.050 dieren
geruimd en wegens BSE (Gekke Koeienziekte) 8 dieren. Vanuit voedselveiligheid zijn
in 2023 13.809 vermeerderingsdieren geruimd wegens Salmonella Enteritidis vanuit de
monitoring op het primaire bedrijf. In 2024 zijn tot nu toe geen dieren geruimd wegens
dierziekten.
150
Hoeveel schapen zijn er tot nu toe in 2024 geslacht?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ruim 357.000 schapen geslacht (zie ook antwoord op
vraag 95).
151
Hoeveel varkens kwamen om bij de stalbrand in Beltrum?
Voor de monitoring van stalbranden in Nederland wordt uitgegaan van de Risicomonitor
Stalbranden van het Verbond van Verzekeraars14. Dit betreft een generiek overzicht van de stalbranden in Nederland gebaseerd op
data vanuit verschillende instanties. Er bestaat momenteel geen centrale registratie
van stalbranden op plaatsnaam. Gezien de korte reactietermijn is het niet mogelijk
om deze specifieke informatie per incident terug te halen.
De Risicomonitor bevat onder andere informatie over het aantal stalbranden in Nederland
en het aantal slachtoffers Onderstaande tabel geeft het aantal stalbranden weer en
het aantal daarbij omgekomen dieren (uitgesplitst per diersoort) in de jaren 2020–2023.
De data voor het jaar 2024 wordt begin 2025 gepubliceerd.
Jaar
Branden
Varkens
Pluimvee
Geiten
Runderen
Paarden
Schapen
Totaal aantal dieren
2020
54
1.780
106.900
1
61
10
42
108.794
2021
35
6.404
0
253
258
0
0
6.915
2022
41
0
128.000
880
328
17
70
129.295
2023
43
12.752
24.000
330
175
8
40
37.305
Totaal
316
20.936
258.900
1.464
822
35
152
282.309
152
Hoeveel varkens kwamen om bij de stalbrand in Boekel?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 151.
153
Hoeveel varkens kwamen om bij de stalbrand in Landhorst?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 151.
154
Hoeveel varkens kwamen om bij de stalbrand in Mussel?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 151.
155
Hoeveel dieren, die vallen onder de uitzondering door artikel 2.10, lid 4 van de Wet
dieren, zijn in 2023 en 2024, uitgesplitst naar jaar en diersoort, onverdoofd geslacht?
Het aantal dieren dat in 2023 onbedwelmd is aangesneden is onder te verdelen in 1.594
runderen/kalveren, 37.814 schapen en 1.236 geiten. Het aantal dieren dat in 2024 tot
met 31 augustus onbedwelmd is aangesneden is onder te verdelen in 913 runderen/kalveren,
15.993 schapen en 495 geiten.
156
Hoeveel slachthuizen slachten in Nederland voor een halal- of kosherkeurmerk? Hoeveel
van deze slachthuizen slachten een deel regulier en een deel voor een dergelijk keurmerk?
Hoeveel van deze slachthuizen slachten volledig voor een dergelijk keurmerk?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
157
Hoeveel dieren zijn in 2023 en 2024 volgens israëlitische ritus in Nederland geslacht,
uitgesplitst naar diersoort? Welk deel van deze dieren werd onverdoofd geslacht?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
158
Hoeveel dieren zijn in 2023 en 2024 volgens islamitische ritus in Nederland geslacht,
uitgesplitst naar diersoort? Welk deel van deze dieren werd onverdoofd geslacht?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
159
Hoeveel van de slachthuizen die de waterbadmethode gebruiken slachten voor een halal-
of kosherkeurmerk?
Halal-of koshercertificatie betreft uitsluitend private (aanvullende) eisen. Toezicht
op de naleving van deze private eisen is geen overheidsaangelegenheid, mits ze niet
strijdig zijn met de geldende wet- en regelgeving. Deze gegevens worden dan ook niet
bijgehouden.
160
Hoeveel van de slachthuizen die de waterbadmethode gebruiken slachten niet voor een
halal- of kosherkeurmerk?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 159.
161
Kan de regering een overzicht geven van alle in Nederland toegestane bedwelmingsmethoden
voorafgaand aan de slacht van dieren in de veehouderij? Kan de regering aangeven welke
van deze methoden reversibel en welke niet reversibel zijn?
De Europese Unie toegestane bedwelmingsmethoden staan vermeld in bijlage I van Verordening
(EG) nr. 1099/2009. Deze bedwelmingsmethoden zijn toegestaan in Nederland. Een aantal
methoden is aangemerkt als eenvoudige bedwelming. Deze hebben niet de onmiddellijke
dood tot gevolg. Na eenvoudige bedwelming moet zo spoedig mogelijk een methode toepast
worden die de dood garandeert, zoals verbloeden, pithing, elektrocutie of langdurige
blootstelling aan zuurstoftekort.
Toegestane bedwelmingsmethoden in slachthuizen zijn:
Mechanische methoden: penetrerend penschiettoestel (eenvoudige bedwelming), niet-penetrerend
penschiettoestel (eenvoudige bedwelming), vuurwapen met vrij projectiel, breken van
de nek, percuterende slag op de kop.
Electrische methoden: elektrische bedwelming – uitsluitend kop (eenvoudige bedwelming),
elektrische bedwelming – kop tot lichaam (eenvoudige bedwelming bij de slacht), elektrisch
waterbad (eenvoudige bedwelming, behalve wanneer de frequentie 50 Hz of minder is).
Methoden met atmosfeer beheersing: CO2 in hoge concentratie (eenvoudige bedwelming bij de slacht van varkens), CO2 in twee fasen, CO2 vermengd met inerte gassen (eenvoudige bedwelming voor varkens indien de duur van
de blootstelling aan minstens 30% koolstofdioxide minder dan 7 minuten bedraagt en
eenvoudige bedwelming voor pluimvee indien de totale duur van de blootstelling aan
minstens 30% koolstofdioxide minder dan 3 minuten bedraagt), inerte gassen (eenvoudige
bedwelming bij de slacht van varkens en eenvoudige bedwelming voor pluimvee indien
de duur van de blootstelling aan zuurstoftekort minder dan 3 minuten bedraagt), bedwelming
door luchtdrukverlaging.
162
Hoeveel Nederlandse slachthuizen maken gebruik van een niet-penetrerend penschiettoestel?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
163
Hoeveel dieren zijn het afgelopen jaar met een niet-penetrerend penschiettoestel bedwelmd
voorafgaand aan de slacht, uitgesplitst naar diersoort?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
164
Hoeveel runderen zijn het afgelopen jaar geslacht met heads-only elektrische bedwelming?
In hoeveel slachthuizen wordt deze bedwelmingsmethode gebruikt?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
165
Heeft Nederland ooit gebruik gemaakt van artikel 26, derde lid, van de Slachtverordening?
Zo ja, wat was in die gevallen de reden om van dat artikel gebruik te maken?
Het was niet mogelijk binnen de beantwoordingstermijn van deze begrotingsvragen de
gevraagde informatie te achterhalen. Dit vergt onder andere afstemming met de Europese
Commissie. Ik zal de Kamer deze informatie zo spoedig mogelijk doen toekomen.
166
Hebben andere Europese lidstaten ooit gebruik gemaakt van artikel 26, derde lid van
de Slachtverordening? Zo ja, welke lidstaten waren dat en wat was in die gevallen
de reden om van dat artikel gebruik te maken?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 165.
167
Hoeveel verzoeken aan de hand van artikel 26, derde lid van de Slachtverordening heeft
de Europese Commissie afgewezen sinds de inwerkingtreding van deze verordening? Om
welke verzoeken ging dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 165.
168
Hoeveel verzoeken aan de hand van artikel 26, derde lid van de Slachtverordening heeft
de Europese Commissie geaccordeerd sinds de inwerkingtreding van deze verordening?
Om welke verzoeken ging dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 165.
169
In welke lidstaten wordt gebruik gemaakt van het niet-penetrerend penschiettoestel
voor de bedwelming van runderen, uitgesplitst naar kalf, vaars, pink en koe?
Het gebruik van een niet-penetrerend penschiettoestel is een toegestane methode volgens
de Europese Verordening nr. 1099/2009 van de Raad, 24 september 2009, inzake de bescherming
van dieren bij het doden. Welke methoden andere lidstaten gebruiken, is mij niet bekend.
Deze gegevens worden niet centraal geregistreerd. Een dergelijk overzicht kan ik uw
Kamer niet geven.
170
Kan de regering aangeven hoeveel slachthuizen in de afgelopen twee jaar hun slachtsnelheid
hebben verhoogd?
In de afgelopen twee jaar zijn er geen slachthuizen geweest die hun slachtsnelheid
hebben verhoogd.
171
Kan de regering aangeven hoeveel slachthuizen in de afgelopen twee jaar hun slachtsnelheid
hebben verlaagd?
De NVWA houdt hier geen registratie over bij. Slachthuizen zijn vrij om de slachtsnelheid
te variëren en aan te passen aan het slachtproces, waarbij de maximaal toegestane
slachtsnelheid als bovengrens geldt.
172
Kan de regering aangeven hoe vaak, in de afgelopen drie jaar, de NVWA heeft opgelegd
dat een slachthuis de slachtsnelheid moet verlagen?
Wanneer een slachthuis het slachtproces niet op orde heeft en risico’s worden geconstateerd
door de aanwezige toezichthouder, worden direct maatregelen opgelegd door de NVWA
om de situatie te herstellen. Het tijdelijk verlagen van de slachtsnelheid is één
van de interventies die de NVWA inzet, indien het slachthuis het slachtproces niet
op orde heeft. Dit is onderdeel van het dagelijks toezicht. De NVWA heeft geen cijfers
over hoe vaak dit tijdens het toezicht voorkomt. Daarnaast heeft de NVWA in de afgelopen
3 jaar één keer een structurele verlaging van de slachtsnelheid bij een slachthuis
opgelegd.
173
Wat is de stand van zaken omtrent het aangekondigde wetsvoorstel voor een verbod op
de slacht van hoogzwangere dieren?
Volgens de Europese transportverordening (Verordening (EU) Nr. 1/2005) is het niet
toegestaan om drachtige dieren te vervoeren als de draagtijd reeds voor 90% of meer
is gevorderd. Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit houders van dieren,
voorziet in een aanvullend verbod op het verhandelen van drachtige runderen en varkens
die verder dan 2/3 dracht zijn, met bestemming slachthuis.
Op dit moment beraad ik mij op verdere stappen in dit proces.
174
Wat is de laatste stand van zaken omtrent het convenant onverdoofde slacht?
In juni 2012 is het Convenant «onbedwelmd slachten volgens religieuze riten» getekend
en van kracht geworden en in juli 2017 aangevuld met aanvullende afspraken in het
Addendum bij het Convenant. De normen op het gebied van de rituele onbedwelmde slacht
uit het Convenant zijn op 1 januari 2018 verankerd in het Besluit houders van dieren,
zodat ze algemeen gelden en er op gehandhaafd kan worden. Deloitte Consulting B.V.
concludeerde in haar evaluatie in 2021 dat het Convenant doelmatig en doeltreffend
is en goed functioneert in de praktijk en deed tevens enkele technische aanbevelingen
over de uitvoering en inrichting van het Convenant. Hierover bent u destijds geïnformeerd
(Kamerstuk 28 286, nr. 1232). Deze zijn opgepakt en daarnaast is er regelmatig overleg met de Convenantpartijen
om te borgen dat het Convenant goed blijft functioneren in de praktijk.
175
Hoeveel eendagshaantjes zijn er vergast in 2023?
Het laatste cijfer dat mij bekend is komt uit het rapport15 «Scenario’s voor het vraagstuk «het doden van eendagshaantjes van legrassen»» en
dateert uit 2018. In dat jaar ging het om 44 miljoen eendagshaantjes. De sector werkt
aan het verminderen van het aantal eendagshaantjes en zal dit najaar een zogenaamde
roadmap uitbrengen over de aanpak daarvan. Onderdeel van deze aanpak is monitoring
zodat de komende jaren een actuele stand kan worden gemeld.
176
Hoeveel eendagshaantjes zijn er tot nu vergast in 2024?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 175.
177
Hoeveel bedrijven werken op dit moment met geslachtsbepaling in het ei?
Dit wordt niet geregistreerd.
178
Hoeveel mannelijke kuikens zijn in 2023 in ovo uitgeselecteerd in Nederland?
Dit wordt niet geregistreerd.
179
Hoeveel leghennen zijn er geëxporteerd naar Duitsland in 2023, 2022, 2021 en 2020?
In het registratiesysteem wordt niet specifiek vastgelegd het soort oudere kip dat
wordt verplaatst.
Naar Duitsland zijn de volgende aantallen oudere kippen verplaatst:
– 2020: ruim 14 miljoen
– 2021: ruim 14 miljoen
– 2022: ruim 11 miljoen
– 2023: ruim 9 miljoen
180
Hoeveel melkkoeien zijn in 2023 vanuit andere landen naar Nederland gebracht voor
de slacht?
In het registratiesysteem wordt geen specifiek overzicht gegeven van het aantal melkkoeien.
In 2023 zijn er ruim 120.000 runderen verplaatst naar Nederland voor de slacht.
181
Hoeveel Nederlandse melkkoeien zijn er in 2023 geëxporteerd of op transport gegaan
naar een slachthuis in het buitenland?
In het registratiesysteem wordt geen specifiek overzicht gegeven van het aantal melkkoeien.
In 2023 zijn ruim 154.000 runderen naar EU-lidstaten verplaatst voor de slacht.
182
Hoeveel Nederlandse melkkoeien zijn er in 2023, 2022 en 2021 geslacht in België?
In het registratiesysteem wordt geen specifiek overzicht gegeven van het aantal melkkoeien.
De volgende aantallen runderen zijn naar België verplaatst voor de slacht:
– 2021: ruim 121.000
– 2022: ruim 158.000
– 2023: ruim 139.000
183
Hoeveel Nederlandse melkkoeien zijn er in 2023, 2022 en 2021 geslacht in Polen?
In het registratiesysteem wordt geen specifiek overzicht gegeven van het aantal melkkoeien.
De volgende aantallen runderen zijn naar Polen verplaatst voor de slacht:
– 2021: ongeveer 180
– 2022: geen
– 2023: geen
184
Hoeveel Nederlandse melkkoeien zijn er in 2023, 2022 en 2021 geslacht in Kroatië?
In het registratiesysteem wordt geen specifiek overzicht gegeven van het aantal melkkoeien.
De volgende aantallen runderen zijn naar Kroatië verplaatst voor de slacht:
– 2021: geen
– 2022: ongeveer 560
– 2023: ongeveer 1.600
185
Hoeveel controles heeft de NVWA in 2024 tot nu toe uitgevoerd in de melkveehouderij,
waarbij is gekeken naar (bescherming tegen) hitteleed?
De NVWA heeft in 2024 zes controles bij melkveehouderijen uitgevoerd waarbij is gekeken
naar bescherming tegen hitteleed.
186
Hoe vaak heeft de NVWA in 2024 tot nu toe ingegrepen bij hitteleed in de melkveehouderij
en voor welke interventies is hierbij gekozen?
De NVWA heeft in 2024 drie keer ingegrepen bij hitteleed in de melkveehouderij. Dit
heeft geleid tot twee mededelingen ter plaatse en één officiële waarschuwing.
187
Hoeveel zeugen zijn er geëxporteerd in 2023, indien mogelijk onderverdeeld naar fokzeugen
en slachtzeugen?
In 2023 zijn er ongeveer 5,9 miljoen varkens verplaatst naar andere EU Lidstaten voor
de fok en ongeveer 1,3 miljoen varkens voor de slacht. In 2023 heeft Nederland ongeveer
5.750 levende varkens geëxporteerd naar landen buiten de EU, voornamelijk naar Albanië
en Bosnië en Herzegovina met de fokkerij en / of gebruik als doel. De NVWA kan geen
onderscheid maken naar zeugen dan beren, dan wel fok en/of slachtzeugen.
188
Hoeveel zeugen zijn er in 2023 op transport gegaan naar een slachthuis in het buitenland,
onderverdeeld naar land?
In het registratie wordt geen onderscheid gemaakt in geslacht en doordat leeftijd
niet altijd is ingevuld in het Traces-systeem kan deze vraag alleen algemeen worden
beantwoord.
In 2023 zijn er ongeveer 1,3 miljoen varkens verplaatst naar een slachthuis in een
andere EU-lidstaat, met name naar naar Duitsland, Kroatië en Spanje.
189
Hoeveel varkens zijn in 2023 dood aangekomen bij een slachthuis in Nederland?
In 2023 zijn ruim 4.200 varkens dood aangevoerd bij een slachthuis in Nederland.
190
Welke zorg krijgen vleeskuikens in de Nederlandse vleeskuikensector in stallen waar
kuikens last hebben van pijnlijke voetzoollaesies?
Voetzoollaesies worden vaak veroorzaakt door een slechte kwaliteit van het strooisel
en zijn een belangrijke indicator voor het welzijn van de vleeskuikens. De inzet is
veelal preventief. Zo monitoren vleeskuikenhouders de strooiselkwaliteit en de voetzoollaesies
in de stal. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van de brochure van Wageningen UR Livestock
Research16. In deze brochure zijn ook handvatten opgenomen om de situatie te verbeteren. Voor
vleeskuikens die gehouden worden in de hoogste bezettingsgraad (39–42 kg/m2) geldt een verplichte controle op het slachthuis van de voetzoollaesies. Wanneer
de gemiddelde voetzoollaesiescore over een jaar te hoog is moet de houder een verbeterplan
opstellen met maatregelen die worden doorgevoerd. De NVWA ziet hier op toe. Wanneer
sprake is van een overschrijding van de vastgestelde norm voor voetzoollaesiescore
dient de bezettingsgraad verlaagd worden. Dit alles is vastgelegd in artikel 7b.6
Regeling houders van dieren.
191
Wordt bij de in de NVWA-inspectieresultaten dierenwelzijn vleeskuikens 2023 genoemde
inspecties in pluimveeslachterijen voetzoolscore 1 zoals genoemd in artikel 7b.5 Regeling
houders van dieren ook als ontsteking geteld, of telt het pas bij voetzoolscore 2,
of wordt een andere definitie van ontsteking gehanteerd?
Bij de beoordeling van ernstige afwijkingen aan de slachtlijn worden voor wat betreft
voetzoollaesies alleen dieren met ernstige voetzoollaesies meegeteld. Dit zijn voetzoollaesies
die overeenkomen met klasse 2 zoals gesteld in Artikel 7b.5 lid 2 van de Regeling
houders van dieren. Milde voetzoollaesies overeenkomend met klasse 1 worden in de
beoordeling niet meegenomen.
192
Voor welke diergroepen pluimvee zoals legkippen, kalkoenen, eenden, ouderdieren van
vleeskippen en ouderdieren van legkippen, is in de praktijk sinds de inwerkingtreding
van de uitbreiding administratieve handhaving bij welzijnsafwijkingen pluimvee sinds
1 januari 2023 gecontroleerd op welzijnsafwijkingen in de vorm van voetzoollaesies,
hakdermatitis en borstblaren?
De nieuwe administratieve handhaving is van toepassing op alle pluimvee diergroepen.
In praktijk zien we vooral afwijkingen bij de pluimvee diergroep vleeskuikens.
193
Hoeveel koppels pluimvee zijn sinds 1 januari 2023 per diercategorie kwantitatief
gecontroleerd en hoe vaak zijn afwijkingen gevonden die tot het sturen van een informerende
brief leidde? Kan de regering een dergelijke informerende brief in geanonimiseerde
vorm aan de Kamer doen toekomen?
Een koppel wordt bij binnenkomst van het slachthuis gescreend, bij een vermoeden van
welzijnsafwijkingen wordt dit koppel geïnspecteerd door de toezichthoudend dierenarts.
Van alle binnengebrachte koppels vleeskuikens in het slachthuis zijn 313 koppels na
screening verder geïnspecteerd naar aanleiding van een vermoeden van welzijnsafwijkingen.
Er zijn naar aanleiding van deze inspecties
227 informerende brieven gestuurd. De geanonimiseerde vorm van de informerende brief
is bijgevoegd.
194
Indien één van diergroepen pluimvee niet op basis van de uitbreiding administratieve
handhaving wordt gecontroleerd, wordt dan voor deze diergroep op een andere wijze
gecontroleerd op welzijnsafwijkingen in de vorm van voetzoollaesies, hakdermatitis
en borstblaren? Zo ja, welke diergroepen betreft het, hoe wordt dit gecontroleerd
en hoe vaak?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 192.
195
Hoeveel herhalingen van gevonden afwijkingen zijn sinds 1 januari 2023 per pluimvee-diercategorie
geconstateerd, ten minste 12 weken na de eerste afwijking?
Het aantal herhalingen ten minste 12 weken na de eerste gevonden afwijkingen is 82.
Voor deze herhalingen worden boeterapporten gestuurd naar de houders.
196
Worden, naast het door de regering genoemde artikel 1.8 onder 3 uit het Besluit houders
van dieren over ongeschikte bodembedekking bij deze bovengenoemde controles op welzijnsafwijkingen
(voetzoollaesies, hakdermatitis en borstblaren), ook nog overtredingen van andere
wetsartikelen ten laste gelegd aan veehouders? Zo ja, in welke situaties en welke
wetsartikelen betreft het?
Op basis van artikel 2.53 van het Besluit houders van dieren wordt er al enkele jaren
gehandhaafd op welzijnsafwijkingen die ontstaan zijn in de stal. Dit artikel is enkel
van toepassing op regulier gehouden vleeskuikens vallend onder Paragraaf 6.1.2 van
het Besluit houders van dieren.
197
Heeft de NVWA een beeld van hoe vaak pijnlijke voetzoolontstekingen voorkomen bij
ouderdieren van vleeskuikens, kalkoenen en legkippen in Nederland? Zo ja, waarop is
dat beeld gebaseerd en wat is het percentage dieren per diergroep dat hieraan lijdt?
Nee, daar heeft de NVWA geen beeld van. Het scoren van voetzoollaesies is bij deze
diergroepen niet verplicht. Ook vanuit de waarnemingen door onze eigen dierenartsen
kunnen we hier geen sectorbeeld van vormen.
198
Worden van de in Nederland vetgemeste kalkoenen die in België worden geslacht, de
bevindingen voor wat betreft de voetzoolscore, in het kader van artikel 15 van het
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor
de bescherming van kalkoenen, doorgegeven aan de NVWA? Zo ja, gebeurt dat bij alle
bevindingen of alleen bij een hoge voetzoolscore? Indien dit wordt doorgegeven, hoe
vaak heeft de NVWA naar aanleiding hiervan aanleiding gezien maatregelen te treffen
tegen de betreffende kalkoenhouder en in welke situaties wordt deze noodzaak gezien?
De Officiële Dierenarts aan de slachtlijn in België kan bij het tegenkomen van opmerkelijk
veel voetzoolontstekingen een melding laten doorzetten naar de NVWA via Dierenwelzijn
Vlaanderen. De NVWA heeft vanuit België geen meldingen wat betreft bevindingen van
voetzoollaesie scores van kalkoenen afkomstig uit Nederland gekregen.
199
Op basis van welke wetsartikelen worden maatregelen met betrekking tot de voetzoolscore
van vetgemeste kalkoenen genomen?
Er is voor kalkoenen geen voetzoolscore in de regelgeving opgenomen. Aangezien er
in Nederland geen slachthuizen zijn die kalkoenen slachten, kan er ook op basis van
Artikel 1.8 van het Besluit houders van dieren geen maatregelen worden opgelegd van
bevindingen aan de slachtlijn.
200
Hoeveel inspecties op het gebied van dierenwelzijn zijn er in totaal uitgevoerd bij
primaire bedrijven met kalveren type melkvee in 2021, 2022, 2023, 2024?
In de tabel hieronder is per jaar weergegeven hoeveel (her)inspecties zijn uitgevoerd
bij kalveren op melkveebedrijven.
Jaar
Aantal (her)inspecties
2021
110
2022
153
2023
338
2024 (tm 31 augustus)
234
201
Bij hoeveel procent van de inspecties op het gebied van dierenwelzijn bij primaire
bedrijven met kalveren type melkvee zijn de inspecties niet akkoord bevonden in 2021,
2022, 2023 en 2024 vanwege een hoge kalversterfte?
Een hoge kalversterfte kan wijzen op onvoldoende zorg voor kalveren, maar is op zichzelf
geen overtreding van de Wet dieren. Daarom is niet uit de systemen te achterhalen
bij welk deel van de niet akkoord bevonden inspecties hoge kalversterfte een rol speelde.
202
Wat is het aantal en aandeel mondelinge mededelingen, officiële waarschuwingen, rapporten
van bevindingen, boetes en/of processen-verbaal die zijn opgelegd aan de bedrijven
die in overtreding waren?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 201.
203
Hoe hoog moet het percentage kalversterfte zijn voordat bedrijven onder verscherpt
toezicht worden gezet of worden aangemerkt als risicobedrijf?
Hoge kalversterfte is op zichzelf geen criterium om een bedrijf onder verscherpt toezicht
te plaatsen.
204
Hoeveel bedrijven staan er onder verscherpt toezicht of zijn aangemerkt als risicobedrijf
in 2021, 2022, 2023 en 2024 vanwege een hoge kalversterfte?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 203.
205
Bij hoeveel bedrijven die onder verscherpt toezicht stonden of zijn aangemerkt als
risicobedrijf in 2021, 2022, 2023 en 2024 vanwege een hoge kalversterfte is een (her)inspectie
uitgevoerd?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 203.
206
Bij hoeveel van de (her)inspecties bij risicobedrijven en bedrijven die onder verscherpt
toezicht staan vanwege een hoog percentage kalversterfte zijn de inspecties niet akkoord
bevonden in 2021, 2022, 2023 en 2024?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 203.
207
Hoe hoog is de naleving van wet- en regelgeving bij (her)inspecties procentueel gezien
op risicobedrijven en bedrijven onder verscherpt toezicht met betrekking tot kalversterfte
in 2022, 2023 en 2024?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 201.
208
Wat is het aantal en aandeel mondelinge mededelingen, een officiële waarschuwingen,
rapporten van bevindingen, boetes en/of processen-verbaal die zijn opgelegd aan de
bedrijven die in overtreding waren?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 201.
209
Welke oorzaken van kalversterfte zijn gemeld in de jaren 2021, 2022, 2023 en 2024?
Welk percentage van de sterfgevallen was toe te schrijven aan deze oorzaken?
Oorzaken van kalversterfte worden niet aan de NVWA gemeld.
210
Hoeveel bedrijven hebben in de periode van 2020 tot heden gemiddeld meer dan 20 procent
kalversterfte? Bij hoeveel van deze bedrijven heeft de NVWA een inspectie uitgevoerd?
Bij hoeveel procent van deze bedrijven constateerde de NVWA een overtreding?
Een kalf is een rund van ten hoogste zes maanden (art. 2.29 begripsbepalingen Besluit
houders van dieren). De NVWA heeft geen inzicht in de kalversterfte bij bedrijven
over deze periode van 6 maanden. De NVWA heeft derhalve geen overzicht van de genoemde
bedrijven en hoeveel inspecties hierbij zijn uitgevoerd.
211
Wat is het aantal en aandeel mondelinge mededelingen, officiële waarschuwingen, rapporten
van bevindingen, boetes en/of processen-verbaal die zijn opgelegd aan de bedrijven
die in overtreding waren vanwege de te hoge kalversterfte?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 210.
212
Hoeveel noodslachtingen/euthanasie van melkkoeien vonden er plaats op melkveebedrijven
(inclusief mobiele slacht) in 2023 en 2024?
De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over de aantallen noodslachtingen op diertype
of per bedrijfstype. In 2023 heeft de NVWA ongeveer 11.700 noodslachtingen van runderen
ouder dan 1 jaar beoordeeld, in 2024 zijn dat er tot en met 31 augustus 2024 ongeveer
6.500 geweest.
In 2023 en 2024 zijn er geen dieren geslacht middels de Mobiele Dodingsunit (MDU).
De NVWA heeft geen gegevens beschikbaar over de aantallen geëuthanaseerde melkkoeien
of runderen op melkveebedrijven. Natuurlijke dood op het bedrijf en euthanasie op
het bedrijf worden in de systematiek van I&R rund onder dezelfde code genoteerd.
213
Welke gemiddelde leeftijd behaalden melkkoeien in Nederland voordat zij werden afgevoerd
naar de slacht in 2023 en hoe verhoudt dat zich tot eerdere jaren?
Dit wordt niet geregistreerd.
214
Wat was in 2023 de biggensterfte en hoe is deze sterfte gedefinieerd (bijvoorbeeld
middels de definitie van het aantal biggen dat binnen vier weken overlijdt, exclusief
de doodgeboren biggen)?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 215.
215
Hoeveel varkens zijn er in 2023 vroegtijdig gestorven, onderverdeeld naar doodgeboren
biggen, biggetjes bij de zeug, gespeende biggen, vleesvarkens, kraamzeugen, overige
zeugen, en fokberen?
Varkens worden niet individueel geïdentificeerd en geregistreerd. Dit betekent dat
er geen geboorten of leeftijden van varkens worden vastgelegd. Bovenstaande vragen
zijn dus niet te beantwoorden. Wel wordt de afvoer van dode varkens per diercategorie
geregistreerd.
Op basis van de RVO-rapportage Dierregistraties over 2023 kan ik uw Kamer informeren
dat voor 2023 de sterfte is gemeld van 3.692.254 biggen (Biggen en biggen bij de zeug
worden niet afzonderlijk geregistreerd), fokberen 193, vleesvarkens 358.595, zeugen
en fokgelten 61.885 en slachtzeugen 10.224 in het I&R-systeem
216
Hoeveel hoogdrachtige dieren zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar en
diersoort, aangevoerd bij slachthuizen?
In de Transportverordening staat dat drachtige dieren niet vervoerd mogen worden als
de draagtijd voor 90% of meer gevorderd is. Tijdens inspecties controleert de NVWA
of er hoogdrachtige dieren worden vervoerd. Zodra de toezichthouder een vermoedelijk
hoogdrachtig dier op een slachthuis aantreft, schrijft deze een rapport van bevindingen.
De NVWA heeft in 2021, 2022 en 2023 in slachthuizen respectievelijk 206, 175 en 114
bevindingen gedaan van dieren die vermoedelijk hoogdrachtig waren (>90% dracht). Dit
betreft vrijwel uitsluitend runderen.
217
Hoeveel hoogdrachtige dieren zijn de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar en
diersoort, geslacht?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 216.
218
Welke partijen worden op dit moment betrokken bij het convenant dierwaardige veehouderij?
In het convenanttraject dierwaardige veehouderij zijn op dit moment betrokken: Land-
en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland, Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK),
Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV), ZuivelNL, Stichting Brancheorganisatie
Kalversector (SBK), Avined (met uitzondering van de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders),
Dierenbescherming, Caring Farmers, Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV),
Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), de Federatie Nederlandse Levensmiddelen
Industrie (FNLI) en het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
(LVVN).
219
Hoeveel dieren zijn er onbedwelmd geslacht tijdens het offerfeest in 2024, uitgesplitst
per diersoort?
In 2024 zijn tijdens het Offerfeest in totaal 10.069 dieren onbedwelmd geslacht (398
runderen en 9.671 schapen/geiten).
220
Hoeveel dieren zijn er geslacht met voorafgaande bedwelming tijdens het offerfeest
in 2024?
In 2024 zijn tijdens het Offerfeest in totaal 18.264 dieren met voorafgaande bedwelming
geslacht (1.311 runderen en 16.953 schapen/geiten).
221
Kan de regering het aantal onbedwelmd aangesneden dieren tijdens het offerfeest in
2024 per diersoort uitsplitsen naar het aantal dieren dat direct na het aansnijden
een bedwelming kreeg, het aantal dieren dat kort voor het verstrijken van de 40 seconden
een bedwelming kreeg, het aantal dieren dat geen bedwelming kreeg omdat ze binnen
40 seconden na het aansnijden het bewustzijn hadden verloren en het aantal dieren
dat werd nabedwelmd op aanwijzing van de NVWA?
In onderstaande tabel worden de gevraagde cijfers, uitgesplitst per diersoort, weergegeven.
Diersoort
Totaal geslacht
Totaal bedwelmd
Totaal onbedwelmd
Direct nabedwelmd na aansnijden
Nabedwelmd vlak voor verstrijken 40 seconden
Nabedwelmd op aanwijzing NVWA
Niet nabedwelmd
Rund
Schaap
Geit
1.709
26.624
1.311
16.953
398
9.671
233
5.559
133
0
1
0
31
4.112
Totaal
28.333
18.264
10.069
5.792
133
1
4.143
222
Welk percentage van de varkens wordt gehouden in gangbare houderijsystemen, in een
houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming,
in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren en biologisch en om hoeveel
varkens gaat dit?
Voor een antwoord op het aantal dieren gehouden in biologische houderijsystemen, baseer
ik mij op data van de website De Staat van Landbouw, Natuur en Voedsel17. De gegevens zijn afkomstig uit de Landbouwtelling van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS). De Landbouwtelling gebruikt de zogeheten Gecombineerde Opgave (GO)
die boeren jaarlijks invullen. Als het gaat om het aantal dieren dan geven zij het
aantal dieren op dat zij op 1 april van dat jaar houden. Het betreft de diercategorieën
fokzeugen, vleesvarkens, melkkoeien, vleeskalveren, vleeskuikens, leghennen en melkgeiten.
Voor de categorieën vleeskoeien, schapen, konijnen en kalkoenen zijn geen gegevens
beschikbaar. Ik baseer me in mijn antwoord op de gegevens over het jaar 2023, waarbij
dient te worden opgemerkt dat dit op basis van voorlopige cijfers is. Het percentage
dieren in biologische houderijsystemen is bepaald door het aantal dieren in dat specifieke
houderijsysteem te delen op het totaal aantal dieren in dat jaar.
Diercategorie
Aantal dieren in een biologisch houderijsysteem
Aantal dieren in Nederland
% gehouden in een biologisch houderijsysteem
Fokzeugen
8.200
753.755
1,09%
Vleesvarkens
58.414
4.932.959
1,18%
Melkkoeien
48.682
1.573.787
3,09%
Vleeskalveren
214
1.024.080
0,02%
Vleeskuikens
195.592
40.809.158
0,48%
Leghennen
2.563.878
33.155.280
7,73%
Melkgeiten
40.601
489.488
8,29%
Data over 2023, op basis van voorlopige cijfers (Bron: De Staat van Landbouw, Natuur
en Voedsel)
Voor een antwoord op het aantal dieren gehouden in een houderijsysteem met één ster,
twee sterren en drie sterren van het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming heb ik informatie opgevraagd bij Stichting Beter Leven keurmerk (SBLk). Het Beter
Leven-keurmerk betreft een privaat keurmerk, en de gegevens over aantallen dieren
gehouden onder het keurmerk worden verzameld, beheerd en gepubliceerd door SBLk. Omdat
het om een privaat keurmerk gaat, worden deze getallen niet door de overheid bijgehouden.
Het betreft gegevens over het jaar 2023 en de cijfers geven het totaal aantal dieren
dat in dat jaar gehouden is aan. Het is relevant te vermelden dat de gerapporteerde
aantallen niet enkel in Nederland gehouden dieren betreft; een (klein) deel van de
Beter Leven keurmerkhouders is gevestigd in andere landen. Om die reden is het niet
mogelijk om het aantal en percentage in Nederland gehouden dieren met keurmerk te
bepalen.
De gegevens van SBLk gaan over het aantal dieren dat in totaal in een jaar gehouden
is (in gevallen waar er meerdere productieronden per jaar zijn, worden die hier dus
bij elkaar opgeteld).
Diercategorie
Totaal aantal dieren (x 1.000) dat over heel 2023 gehouden is in een Beter Leven keurmerk
houderijsysteem met
Één ster
Twee sterren
Drie sterren
Varkens
4.052
10
8
Vleesrunderen
0
27
0
Melkrunderen
2
0
01
Kalveren
37
0
0
Vleeskuikens
125.211
1.971
55
Leghennen
4.717
947
385
Geiten
2
2
2
Schapen
2
2
2
Konijnen
149
2
2
Kalkoenen
480
46
0
Totaal aantal dieren (x 1.000) gehouden in het houderijsysteem over heel 2023 (Bron:
Stichting Beter Leven keurmerk)
X Noot
1
Dit betreft 452,6 dieren, maar door de afronding naar duizendtallen is het afgerond
naar 0
X Noot
2
Er zijn geen criteria binnen het Beter Leven keurmerk voor geiten, schapen en voor
konijnen voor twee en drie sterren.
Het aantal en percentage dieren in gangbare houderijsystemen is niet op basis van
beschikbare cijfers vast te stellen. De Landbouwtelling registreert alleen het totale
aantal dieren in Nederland en de dieren die worden gehouden in biologische houderijsystemen.
Andere als niet-gangbaar te beschouwen houderijsystemen worden niet geregistreerd,
waardoor deze in de data niet apart te onderscheiden zijn. Het combineren van diverse
databronnen, bijvoorbeeld de data van SBLk met de data van de Landbouwtelling, om
tot deze informatie te komen is niet mogelijk, omdat ze verschillende gegevens representeren;
SBLk registreert aantallen over een heel jaar (dus meerdere rondes bij elkaar opgesteld),
terwijl de Landbouwtelling aantallen dieren op een momentopname geeft.
223
Welk percentage van de koeien, gehouden voor de productie van vlees, wordt gehouden
in gangbare houderijsystemen, in een houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk
van de Dierenbescherming, in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren
en biologisch en om hoeveel dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
224
Welk percentage van de koeien, gehouden voor de productie van melk, wordt gehouden
in gangbare houderijsystemen, in een houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk
van de Dierenbescherming, in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren
en biologisch en om hoeveel dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
225
Welk percentage van de kalfjes wordt gehouden in gangbare houderijsystemen, in een
houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming,
in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren en biologisch en om hoeveel
dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
226
Welk percentage van de kippen, gehouden voor de productie van vlees, wordt gehouden
in gangbare houderijsystemen, in een houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk
van de Dierenbescherming, in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren
en biologisch en om hoeveel dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
227
Welk percentage van de kippen, gehouden voor de productie van eieren, wordt gehouden
in gangbare houderijsystemen, in een houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk
van de Dierenbescherming, in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren
en biologisch en om hoeveel dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
228
Welk percentage van de geiten wordt gehouden in gangbare houderijsystemen, in een
houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming,
in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren en biologisch en om hoeveel
dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
229
Welk percentage van de schapen wordt gehouden in gangbare houderijsystemen, in een
houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming,
in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren en biologisch en om hoeveel
dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
230
Welk percentage van de konijnen wordt gehouden in gangbare houderijsystemen, in een
houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming,
in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren en biologisch en om hoeveel
dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
231
Welk percentage van de kalkoenen wordt gehouden in gangbare houderijsystemen, in een
houderijsysteem met één ster van het Beter Leven-keurmerk van de Dierenbescherming,
in een houderijsysteem met twee sterren, met drie sterren en biologisch en om hoeveel
dieren gaat dit?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 222.
232
Welk percentage van de varkens is gehuisvest in stallen waar het voeren, de watervoorziening
en de luchtventilatie volautomatisch geregeld is, de zogenoemde volautomatische stallen
en om hoeveel varkens gaat dit?
In de meeste stallen maakt de varkenshouder gebruik van ondersteuning voor het houden
van varkens door geautomatiseerde processen voor een optimaal stalklimaat en voor
verstrekken van voer en drinkwater. Er worden geen cijfers bijgehouden over hoeveel
varkens in dergelijke stallen worden gehouden. Een inschatting is dat meer dan 90%
van de varkens in deze stallen wordt gehouden.
233
Bij hoeveel bedrijven wordt er gebruik gemaakt van een vangmachine, zoals die van
Apollo, voor het vangen van kippen?
Over het gebruik van deze vangmachines wordt geen gegevens bijgehouden en zijn daarom
niet beschikbaar.
234
Bij hoeveel bedrijven wordt er gebruik gemaakt van een vangmachine, zoals die van
Apollo, voor het vangen van eenden?
Over het gebruik van deze vangmachines wordt geen gegevens bijgehouden en zijn daarom
niet beschikbaar.
235
Welke wetgeving geldt voor het gebruik van vangmachines, zoals die van Apollo?
Het vangen van pluimvee is onderdeel van het transportproces en valt daarmee onder
Europese Verordening (EG) 1/2005 (de Transportverordening). In deze verordening zijn
geen specifieke voorschriften opgenomen voor het gebruik van vangmachines, maar gelden
wel de algemene voorschriften (bijvoorbeeld dat de laad- en losvoorzieningen zodanig
ontworpen en geconstrueerd zijn, en op zodanige wijze worden onderhouden en gebruikt
dat de dieren letsel en lijden bespaard blijft en dat hun veiligheid is gegarandeerd).
236
Klopt het dat het gebruik van vangmachines leidt tot significant meer bloedingen bij
kippen?
Wageningen Livestock Research heeft via een Publiek Private Samenwerking (PPS) onderzoek
gedaan naar vang- en ketenletsel bij pluimvee. Binnen dit onderzoek is gekeken naar
de effecten van verschillende vangmethoden, waaronder vangen met vangmachines. Er
is ook gekeken naar de hoeveelheid letsel op verschillende plekken in de keten. Een
conclusie is dat elk van de vangmethoden daarbij kan leiden tot een grote variatie
in de hoeveelheid letsels op verschillende observatiemomenten. Wel geven de vangmethoden
gemiddeld genomen verschillende risico’s op het ontstaan van vang- en laadletsels.
Machinaal vangen leidt tot meer bloedingen dan regulier handmatig vangen maar niet
tot meer vleugelbreuken en/of dislocaties. Dit komt overeen met resultaten uit een
eerdere studie, terwijl er ook onderzoeken zijn die laten zien dat machinaal vangen
met hetzelfde merk (Appolo) vangmachine en een alternatieve machine (de Chicken Cat
Harvester) juist tot minder letsels leidt dan regulier vangen.
237
Bij hoeveel bedrijven worden kippen rechtop gevangen, bij hoeveel aan de poten en
bij hoeveel via een vangmachine?
Over welke verschillende vangmethoden op een bedrijf worden gehanteerd worden geen
gegevens bijgehouden en zijn daarom niet beschikbaar.
238
Hoeveel varkens worden er per jaar naar Nederland geïmporteerd, vanuit welke landen
en met welk doel?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn er ongeveer 40.500 varkens uit andere EU-lidstaten
naar Nederland verplaatst, in het bijzonder uit Duitsland, Denemarken en België. Het
merendeel voor het verder houden (fok/gebruik). Vanuit landen buiten de EU zijn er
dit jaar 99 varkens geïmporteerd voor fokdoeleinden, afkomstig uit Noorwegen.
239
Hoeveel varkens worden er per jaar geëxporteerd, naar welke landen en met welk doel?
Tot en met 31 augustus 2024 zijn ongeveer 5,2 miljoen varkens naar andere EU-lidstaten
verplaatst. De belangrijkste landen waren Duitsland, Spanje en België. De bestemming
was zowel voor het verder houden van de dieren als voor de slacht.
Tot en met 31 augustus 2024 zijn In 2024 zijn 44 varkens geëxporteerd naar Groot-Brittannië
met fokkerij als doel.
240
Bij hoeveel biggen wordt het staartje afgebrand of afgeknipt?
Uit onderzoek van Wageningen UR uit 2022 blijkt dat bij circa 99% van de biggen in
de Nederlandse varkenshouderij de staart wordt gecoupeerd. Dat betekent dat van circa
27,5 miljoen biggen per jaar in Nederland de staart wordt gecoupeerd. In het Commissiedebat
dieren in de veehouderij van 25 september 2024 heb ik aangegeven dat ik de Kamer voor
1 juli 2025 een concept AMvB dierwaardigheid zal aanbieden. In deze AMvB zal ik maatregelen
opnemen om het couperen van biggenstaarten uit te faseren dan wel nader in te perken.
241
Bij hoeveel biggen worden de tandjes gevijld?
Het is mij niet bekend bij hoeveel biggen de tandjes worden gevijld. Gegevens hierover
worden niet (centraal) geregistreerd.
242
Hoeveel biggen worden nog gecastreerd?
Volgens de laatste mij bekende gegevens wordt 35% van de beerbiggen gecastreerd. Omgerekend
betreft dit circa 4,9 miljoen beerbiggen.
243
Wat was in 2023 het gemiddelde aantal biggen dat een zeug in de Nederlandse varkenshouderij
per worp krijgt?
Op grond van gegevens van Wageningen UR, kan ik aangeven dat het aantal levend geboren
biggen dat een zeug per worp krijgt, in 2023 gemiddeld 15,7 bedroeg.
244
Bij hoeveel melkveehouderijen mogen de kalfjes langer bij de koe blijven?
Het is mij niet bekend bij hoeveel melkveehouderijen kalfjes langer bij de koe blijven.
245
Bij hoeveel melkveehouderijen worden de hoorns niet verwijderd?
Het onthoornen is een toegestane ingreep en wordt vrijwel standaard uitgevoerd bij
de vrouwelijke kalveren die op het melkveebedrijf blijven. Ik heb niet inzichtelijk
bij hoeveel melkveehouderijen dit niet gebeurt.
246
Bij hoeveel van de varkenshouderijen worden de staartjes niet verwijderd?
Bij bedrijven die leveren onder het Beter Leven Keurmerk 2 en 3 sterren worden de
staarten van biggen niet gecoupeerd. Onder het Beter Leven keurmerk 3 sterren vallen
ook de biologische varkensbedrijven. Naar schatting betreft dit 6% van het aantal
varkensbedrijven.
247
Hoeveel dieren worden er nu jaarlijks hoornloos gefokt en om welk percentage van de
diersoort gaat het?
Er wordt door de overheid geen registratie bijgehouden van dieren die hoornloos gefokt
worden: dus aantallen en percentages per diersoort zijn mij niet bekend.
248
Hoeveel kalveren zijn in 2024 vanuit Ierland naar Nederland geïmporteerd door respectievelijk
VanDrie Group, Pali Group, Denkavit en vrije mesters?
Deze gegevens worden niet specifiek bijgehouden.
249
Bij hoeveel ouderdieren (hanen) wordt jaarlijks nog een deel van de achterste teen
verwijderd, om welk percentage van deze dieren gaat dit, en op welke wijze wordt dit
uitgevoerd?
De ingreep van het verwijderen van het achterste deel van de teen bij de hanen in
de vermeerderingssector is een nog toegestane ingreep. De ingreep wordt gedaan met
behulp van een heet mes of hete draad. Het is mij niet bekend bij welk percentage
van de hanen dit wordt uitgevoerd. Er loopt via de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee onderzoek
naar het verantwoord uitfaseren van deze ingreep per 1 juli 2025. Uw Kamer is hierover
geïnformeerd op 16 december 2022 (Kamerstuk 28 2874).
250
Hoeveel kalfjes worden per jaar onthoornd, om welk percentage van het totaal van deze
dieren gaat dit, en op welke wijze wordt dit uitgevoerd?
Het onthoornen van kalveren is een toegestane ingreep en wordt vrijwel standaard uitgevoerd
bij de vrouwelijke kalveren die op het melkveebedrijf blijven. Ik heb geen inzicht
in percentages van kalveren die onthoornd worden maar het gaat om het merendeel van
de vaarskalveren. De ingreep wordt uitgevoerd onder algehele sedatie en plaatselijke
verdoving. Daarnaast is het vanuit de zuivelkwaliteitssystemen verplicht langwerkende
pijnstilling toe te dienen.
251
Welke bedwelmingsmethoden voor kippen worden in Nederland gebruikt?
In Nederland worden voor kippen de volgende bedwelmingsmethoden gebruikt in pluimveeslachthuizen:
CO2-bedwelming in 2 fasen, elektrisch waterbad en elektrische bedwelming (uitsluitend
kop). Van de volgende back-up methodes is bekend dat zijn in pluimveeslachthuizen
toegepast worden: breken van de nek (tot 5 kg levend gewicht) en percuterende slag
op de kop (tot 5 kg levend gewicht). Er worden geen gegevens bijgehouden welke bedwelmingsmethoden
op primaire bedrijven als pluimveehouderijen en broederijen worden toegepast. De NVWA
heeft op haar website informatie voor veehouders staan over toegestane dodingsmethodes
per diersoort. Bij de verplichte ruiming van pluimvee in verband met aangifteplichtige
dierziekten wordt per bedrijf geïnventariseerd welke bedwelmingsmethode het beste
toegepast kan worden in de gegeven situatie. Bij grote bedrijven wordt gebruik gemaakt
van CO2-bedwelming in hoge concentratie en bij kleine bedrijven van bedwelming met inerte
gassen.
252
Welke bedwelmingsmethoden voor kippen zijn toegestaan door de Europese Commissie (EC)?
Op het doden van productiedieren, waaronder kippen, is de Europese Verordening nr. 1099/2009
van de Raad, 24 september 2009, inzake de bescherming van dieren bij het doden, van
toepassing. Voorgeschreven is dat de dieren uitsluitend worden gedood, nadat zij volgens
één van de toegelaten methoden zijn bedwelmd. Deze bedwelmingsmethoden zijn terug
te vinden in hoofdstuk 1 van bijlage 1 van deze Europese Verordening. Kippen kunnen
volgens deze bijlage bedwelmd worden volgens verschillende mechanische-, elektrische-
of gasmethoden, alsmede door middel van een dodelijke injectie.
253
Welke bedwelmingsmethoden voor runderen zijn toegestaan door de EC?
De door de EC toegestane bedwelmingsmethoden voor runderen staan vermeld in bijlage
I van Verordening (EG) nr. 1099/2009. Dit zijn:
Mechanische methoden: penetrerend penschiettoestel, niet-penetrerend penschiettoestel,
vuurwapen met vrij projectiel.
Elektrische methoden: elektrische bedwelming (uitsluitend kop), elektrische bedwelming
(kop tot lichaam).
Overige methoden: dodelijke injectie (andere situaties dan slacht).
254
Bij hoeveel slachthuizen wordt gebruikt gemaakt van kop-kop elektrische bedwelming
van kippen?
Drie kleine pluimveeslachthuizen maken gebruik van elektrische bedwelming (alleen
kop).
255
Bij hoeveel slachthuizen wordt gebruik gemaakt van het niet-penetrerend penschiettoestel
voor de bedwelming van kippen?
Het niet-penetrerend penschiettoestel wordt niet gebruikt als standaard bedwelmingsmethode.
Gegevens over de door slachthuizen gebruikte bedwelmingsmethoden als back-up worden
niet bijgehouden. Het is niet bekend of het niet-penetrerend penschiettoestel als
back-up methode wordt gebruikt.
256
Hoeveel eendagshaantjes zijn de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar, geïmporteerd
vanuit Duitsland?
In het registratiesysteem wordt geen specifieke gegevens vastgelegd over eendagshaantjes.
In de afgelopen vijf jaar zijn de volgende aantallen kuikens verplaatst vanuit Duitsland
naar Nederland:
– 2019: ruim 31 miljoen
– 2020: ruim 26 miljoen
– 2021: ruim 39 miljoen
– 2022: ruim 47 miljoen
– 2023: ruim 78 miljoen
257
Hoeveel eendagshaantjes zijn de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar, geëxporteerd
naar Duitsland? Voor welke doeleinden?
In het registratiesysteem wordt geen specifieke gegevens vastgelegd over eendagshaantjes.
In de afgelopen vijf jaar zijn de volgende aantallen kuikens vanuit Nederland verplaatst
naar Duitsland:
– 2019: ruim 149 miljoen
– 2020: ruim 141 miljoen
– 2021: ruim 126 miljoen
– 2022: ruim 115 miljoen
– 2023: ruim 107 miljoen
258
Hoeveel kruislingvaarskalveren zijn de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar,
geboren?
Dit wordt niet geregistreerd.
259
Hoeveel kruislingvaarskalveren zijn de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar,
geslacht?
Er wordt in de cijfers van de slacht geen onderscheid gemaakt tussen stier en vaarskalveren
en ook niet in rassen. Het is mij dus niet bekend hoeveel kruisling vaarskalveren
zijn geslacht.
260
Hoeveel melkkoeien zijn de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar, geïnsemineerd
met zaad van dikbilrunderen?
Dit wordt niet geregistreerd.
261
Wat is de sterfte van moederdieren bij de geboorte van kruislingvaarskalveren?
Dit wordt niet geregistreerd.
262
Wat is de kalversterfte bij kruislingvaarskalveren?
Dit wordt niet geregistreerd.
263
Wat is de gemiddelde bezettingsgraad van eenden in de eendenhouderij?
Voor de gangbare houderij van pekingeenden op stro in Nederland is aan het einde van
de mestperiode de bezettingsdichtheid ongeveer vijf tot zeven eenden per m2.
264
Hoeveel procent van de kalfjes in de vleeskalverhouderij lijdt aan longaandoeningen,
zoals longontsteking en borstvliesontsteking?
Er is geen centraal register waarin het aantal long- of borstvliesontstekingen bij
kalveren wordt bijgehouden. In de Pilotstudie implementatie welzijnsmonitor vleeskalveren
(WUR, 2021) heeft 40–60% van de geslachte kalveren matig tot ernstige longveranderingen
ten gevolge van een doorgemaakte longontsteking en 50–60% verklevingen ten gevolge
van een doorgemaakte borstvliesontsteking. Deze slachthuisdata zijn afkomstig van
kalveren die gehouden werden op 44 blankvleesbedrijven en 21 rosébedrijven in de periode
2013–2016.
265
Hoeveel kalfjes in de kalverhouderij worden gehouden voor de productie van blank kalfsvlees?
In 2023 werden in Nederland 1.201.315 kalveren opgezet voor de productie van blank
kalfsvlees.
266
Bij welk deel van de ouderdieren van kalkoenen worden nog steeds delen van de snavels
onverdoofd worden afgesneden met een gloeiendheet mes? Om hoeveel dieren gaat het?
Om pikkerij tegen te gaan wordt bij kalkoenen de snavel behandeld via de infraroodmethode.
Dit is de methode waarbij het welzijn van het dier het minst wordt aangetast in vergelijking
met andere snavelbehandelingsmethoden. De snavelbehandeling van kalkoenen is op dit
moment nog toegestaan en er wordt breed gebruik gemaakt van deze vrijstelling. De
ingreep bij deze dieren kan helaas nog niet verantwoord worden uitgefaseerd. Via de
Stuurgroep Ingrepen Pluimvee wordt gewerkt aan het uitfaseren van deze en anders nog
resterend toegestane ingrepen bij pluimvee.
Zo bestaat er reeds een verbod op de snavelbehandeling bij vleeskuikens, leghennen,
moederdieren van reguliere vleeskuikens en vaderdieren uit de vermeerderingssector.
Het houden van deze dieren waarbij deze ingreep is uitgevoerd is verboden. Dit is
de veruit de grootste groep dieren, namelijk ruim 90%, die niet meer behandeld mogen
worden aan de snavel.
267
Hoe vaak is de NVWA in 2024 gaan controleren bij stallen met legouderdieren?
In 2024 is 1 administratieve risicogerichte salmonella inspectie in combinatie met
I&R uitgevoerd bij een legouderdierenbedrijf.
268
Klopt het dat veel ouderdieren van legkippen en vleeskuikens nog steeds geen permanente
toegang hebben tot drinkwater?
In het besluit houders van dieren is niet geregeld dat ouderdieren permanent toegang
moeten hebben tot drinkwater. Daarmee is voor ouderdieren het artikel 1.7 onder f
van uit het besluit van toepassing, waarin staat het dat het dier toegang moet hebben
tot een toereikende hoeveelheid water.
269
Bij hoeveel grootouderdieren en ouderdieren van legkippen zijn in 2023 en 2024 de
snavels onverdoofd afgeknipt met een gloeiendheet mes?
Het verstrekken van water aan dieren is in de wetgeving open geformuleerd. Volgens
artikel 1.7 Besluit houders van dieren dient degene die een dier houdt, er zorg voor
te dragen dat een dier toegang heeft tot een toereikende hoeveelheid water van passende
kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan voldoen. Voor vleeskuikenouderdieren
van reguliere vleeskuikens geldt dat deze in de praktijk niet permanent toegang hebben
tot drinkwater. De sector werkt met een plan van aanpak waarmee wordt beoogd zo optimaal
mogelijk aan te sluiten bij de behoefte aan water van vleeskuikenouderdieren. Daarbij
is rekening gehouden met het natuurlijk gedrag en het minimaliseren van negatieve
bijeffecten, zoals bijvoorbeeld nat strooisel waardoor meer risico ontstaat op voetzoolleasies.
In het kader van de AMvB Dierwaardige veehouderij is ook aandacht voor dit onderwerp.
270
Bij hoeveel schapen zijn in 2023 en 2024 hormonen toegediend om ervoor te zorgen dat
ze drie keer zwanger kunnen worden in twee jaar tijd, in plaats van één keer per jaar?
De ingreep aan de snavels van grootouderdieren en ouderdieren van legkippen is een
nog toegestane ingreep. De ingreep wordt gedaan met behulp van de infraroodmethode.
Er loopt via de Stuurgroep Ingrepen Pluimvee onderzoek het verantwoord uitfaseren
van deze ingreep. Uw Kamer is hierover geïnformeerd op 16 december 2022 (Kamerstuk
28 268, nr. 1284). Graag verwijs ik ook naar het antwoord op vraag 266.
271
Kan de regering een opsomming geven van alle juridische eisen waar de algemene maatregelen
van bestuur (AMvB’s) voor de dierwaardige veehouderij aan moeten voldoen op basis
van het aangenomen amendement-De Groot/Van Campen (Kamerstuk 35 746, nr. 15)?
Met het amendement-De Groot/Van Campen is aan de Wet dieren een artikel 2.3a (Dierwaardige
veehouderij) toegevoegd. Dat artikel is op 1 juli 2024 in werking getreden. Dat artikel
bevat een concrete opdracht voor de uitwerking van een dierwaardige veehouderij in
lagere regelgeving. De precieze opsomming waar naar wordt gevraagd is in artikel 2.3a
aan te treffen. De kern ervan is dat de regels gericht moeten zijn op het bewerkstelligen
van een dierwaardige veehouderij in 2040, tenzij en voor zover noodzakelijk voor bepaalde
situaties een langere termijn wordt gesteld met het oog op een redelijke overgangstermijn
gericht op het door houders van dieren kunnen terugverdienen van investeringen die
noodzakelijk zijn om aan die regels te voldoen. Het wetsartikel maakt eveneens duidelijk
wat onder een dierwaardige veehouderij wordt verstaan en geeft daarmee het inhoudelijk
kader voor de op te stellen regels. In de toelichting bij de voor te hangen ontwerp-AMvB’s
zal steeds worden aangegeven hoe die invulling en uitvoering geeft aan artikel 2.3a.
Daarnaast is met het amendement in de wet opgenomen dat een ontwerp-AMvB ter uitwerking
van artikel 2.3a uiterlijk een jaar na inwerkingtreding wordt voorgehangen bij het
parlement (1 juli 2025). Los van artikel 2.3a gelden natuurlijk ook de eisen die aan
de totstandkoming van iedere AMvB gelden, zoals inzicht in de gevolgen, de effecten
op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, notificatie en de verhouding tot hoger
recht.
272
Welk tijdspad heeft de regering voor ogen voor de dierwaardige veehouderij?
De regering sluit aan bij de termijnen in de Wet dieren. Die is gericht op het uiterlijk
in 2040 bewerkstelligen van een dierwaardige wijze van het houden van dieren, tenzij
en voor zover noodzakelijk voor bepaalde situaties een langere termijn wordt gesteld
(in de AMvB) met het oog op een redelijke overgangstermijn gericht op het door houders
van dieren kunnen terugverdienen van investeringen die noodzakelijk zijn om aan de
regels te voldoen.
273
Wat verstaat de regering onder een realistisch tijdspad voor de dierwaardige veehouderij?
Hiermee wordt gedoeld op de samenhang van acties van overheid, financiers, markt-
en ketenpartijen en veehouders. Iedere partij zal een aandeel moeten leveren om dierwaardige
veehouderij blijvend mogelijk te maken. Zo zal er bijvoorbeeld voldoende vraag uit
de markt nodig zijn, zal de vergunningverlening weer mogelijk moeten worden en zullen
investeringen in dierwaardige stallen nodig zijn. Het convenanttraject is er voor
bedoeld om de onderlinge samenhang (inhoudelijk en in tijd) tussen deze onderdelen
te borgen. Met een dergelijk realistisch tijdspad wordt voorkomen dat er straks dierinhoudelijke
maatregelen in een AMvB zijn opgenomen waar veehouders in de praktijk geen invulling
aan kunnen geven.
274
Kan de regering aangeven welke pilots er gaan komen voor de dierwaardige veehouderij?
Nee, dat kan op dit moment nog niet. Dit is nog niet bekend.
275
Op welke wijze en op welke momenten is de onderzoeksgroep van het convenant dierwaardige
veehouderij betrokken geweest bij het opstellen van de AMvB’s?
De voormalige onderzoekersgroep uit het convenanttraject is niet betrokken bij het
opstellen van de AMvB’s dierwaardige veehouderij. Wel wordt alle beschikbare wetenschappelijke
kennis gebruikt, waaronder de door de onderzoekersgroep uitgevoerde dierinhoudelijke
toets.18 Verder wordt bij het opstellen van de AMvB’s gesproken met diverse wetenschappers
en praktijkonderzoekers en wordt hun expertise benut, zowel op het gebied van dierenwelzijn
en diergezondheid als op het gebied van de relatie met bijvoorbeeld emissies en economische
aspecten. Het ontwikkelen van de AMvB’s is nog gaande.
276
Kan de regering bevestigen dat de Quickscan informatieset Convenant dierwaardige veehouderij
van de Universiteit van Utrecht nog steeds de basis vormt voor de uitwerking van het
convenant zoals eerder aangegeven in de Kamerbrief hierover?
De quickscan is opgenomen in de informatieset bij de start van het convenanttraject
dierwaardige veehouderij.19 Daarin wordt uitgegaan van de zes leidende principes voor een dierwaardige veehouderij
zoals die van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA): erkenning van de intrinsieke
waarde van het dier, goede voeding, een goede omgeving, goede gezondheid, natuurlijk
gedrag en een positieve emotionele toestand. De quickscan geeft een praktische doorkijk
van hoe in de praktijk invulling kan worden gegeven aan die principes.
Zoals in het verslag van de voorzitter van het convenanttraject van december vorig
jaar staat, baseren de deelnemers van de hoofdtafel zich op de principes van de RDA,
zoals opgenomen in de zienswijze «Dierwaardige veehouderij».20 Overigens zijn die principes middels het amendement De Groot/Van Campen21 sinds 1 juli jl. in de Wet dieren opgenomen (artikel 1.3) en vormen die ook de basis
voor de AMvB dierwaardige veehouderij (artikel 2.3a, derde lid, van de Wet dieren).
277
Welke wetenschappelijke rapporten zijn gebruikt voor het schrijven van de AMvB’s voor
de dierwaardige veehouderij?
Alle beschikbare wetenschappelijke kennis wordt benut bij het opstellen van de AMvB
dierwaardige veehouderij. Voorbeelden daarvan zijn de quickscan convenant dierwaardige
veehouderij, de in de context van het convenanttraject uitgevoerde dierinhoudelijke
toets en de meest recente rapporten van EFSA die met het oog op de voorgenomen herziening
van de Europese dierenwelzijnsregelgeving zijn opgesteld. In de bijlage bij de Kamerbrief
«Voorgenomen invulling regelgeving dierwaardige veehouderij» van 27 februari jl. is
onderaan een overzicht van wetenschappelijke bronnen opgenomen.22 Onder meer die bronnen zullen bij het opstellen van de AMvB’s worden gebruikt.
278
Kan de regering aangeven wat het proces is geweest sinds 1 juli 2024 ten aanzien van
het convenant en welke partijen/organisaties op welk moment betrokken zijn geweest?
Het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet liet zien dat dit kabinet verder wil
met dierwaardige veehouderij. In de brief van 20 september 202423 is aangegeven dat zal worden toegewerkt naar bestuurlijke afspraken in de vorm van
een convenant. Daar zullen de partijen uit het convenanttraject (zie antwoord op vraag 218)
onder leiding van de voorzitter van het convenanttraject naar toe werken.
279
Kan de regering aangeven hoe vaak de convenantspartijen van de dierwaardige veehouderij
sinds het wetgevingsoverleg bij elkaar gekomen zijn?
Er hebben vier bijeenkomsten van de convenantpartijen plaatsgevonden na de wetsbehandeling
in de Eerste Kamer op 21 mei 2024.
280
Kan de regering de plannen van de sectoren voor de dierwaardige veehouderij naar de
Kamer sturen?
Nee, dat kan ik niet. Ik beschik namelijk niet over deze plannen.
281
Wie zijn er betrokken bij het opstellen van de kennisagenda voor de dierwaardige veehouderij?
De kennisagenda zal in de periode eind 2024–medio 2025 worden opgesteld. Bij het opstellen
zullen veel partijen worden geraadpleegd, zoals bijvoorbeeld veehouderijsectoren,
NGO’s, ketenpartijen, erfbetreders, onderwijs en onderzoek. Na oplevering van de kennisagenda
kan een uitgebreidere reactie op deze vraag worden gegeven.
282
Op welke wijze wil de regering ketendeals gaan sluiten en welke stakeholders worden
betrokken bij het opstellen van deze ketendeals?
Het idee van ketendeals is nog in ontwikkeling. De gedachte is dat samenwerkingsverbanden
in de keten worden opgezet waaraan in ieder geval een of meerdere veehouders deelnemen,
evenals een of meerdere afnemers van producten en eventueel andere relevante partijen
uit of rondom de keten. Gezamenlijk kunnen zij afspraken maken over de dierenwelzijnsmaatregelen
waarvoor zij de pilot/ketendeal willen opzetten, en over hoe ze de producten willen
vermarkten. De overheid kan deze samenwerkingsverbanden ondersteunen. Het idee van
ketendeals wordt op dit moment uitgewerkt. Hierbij worden partijen betrokken die zijn
aangesloten bij het convenanttraject dierwaardige veehouderij.
283
Hoeveel hitte-inspecties heeft de NVWA uitgevoerd bij transport van varkens (inclusief
bij aankomst in het slachthuis) in 2024? Hoeveel van deze hitte-inspecties zijn afgedaan
als akkoord?
Het team vervoer dierenwelzijn heeft tijdens hitte in totaal 70 inspecties uitgevoerd
tijdens het transport van dieren, waarvan er 69 akkoord waren en er in één geval een
lichte overtreding is geconstateerd.
Controles tijdens hitte bij aankomst van varkens op slachthuizen maken onderdeel uit
van het reguliere toezicht op deze locaties. De hitte-inspecties op slachthuizen zijn
daarom niet in aantal te kwantificeren. Op dagen dat het warmer is dan 27 graden Celsius
en het Nationaal plan veetransport bij extreme temperaturen in werking treedt, voert
de NVWA risicogericht, extra controles uit. Bij varkensslachthuizen zijn in 2024 tot
en met 31 augustus 4 bevindingen geconstateerd in relatie tot hitte.
284
Hoeveel individuele meldingen zijn bij de NVWA binnengekomen in 2023 en in 2024 over
een mogelijke schending van het welzijn van varkens verband houdende met het Nationaal
plan voor veetransport bij extreme temperaturen?
In 2023 en 2024 heeft de NVWA in totaal 13 meldingen ontvangen met betrekking tot
het welzijn van varkens tijdens transport tijdens hitte.
285
Wat was in 2023 de gemiddelde verwachte transporttijd van geëxporteerde Nederlandse
varkens naar Spanje, Italië, Roemenië, Polen en Frankrijk, per land, inclusief eventuele
rusttijd?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
286
Wat was in 2023 de maximale verwachte transporttijd van geëxporteerde Nederlandse
varkens naar Spanje, Italië, Roemenië, Polen en Frankrijk, per land, inclusief eventuele
rusttijd?
Deze gegevens worden niet bijgehouden.
287
Welke gemiddelde leeftijd behaalden zeugen in de Nederlandse varkenshouderij voordat
zij werden afgevoerd naar de slacht in 2023 en hoe verhoudt dat zich tot eerdere jaren?
Varkens worden in Nederland niet individueel geïdentificeerd en geregistreerd. Dit
betekent dat er geen geboorten of leeftijden van varkens worden vastgelegd. Deze vraag
kan niet beantwoord worden.
288
Wanneer hebben de laatste gesprekken tussen het ministerie en provincies, gemeenten
en dierhouders over het beschermen van dieren tegen hitte en andere extreme weersomstandigheden
plaatsgevonden?
Het Ministerie van LVVN organiseert in de zomerperiode een maandelijks overleg met
de NVWA, Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO), de Sectorraad Paarden en Platform
Kleinschalige Schapen en Geitenhouders (KSG) over de bescherming van dieren tegen
hitte en slechte weersomstandigheden. Via dit overleg houden de partijen elkaar op
de hoogte van actualiteiten om daar zo nodig direct acties op in te zetten.
Daarnaast is dit jaar het project «Beschutting voor dieren in de weide» binnen het
programma Kennis op Maat van start gegaan om praktische en juridische kennis over
beschutting zo goed mogelijk bij provincies, gemeenten en dierhouders te krijgen.
Het zwaartepunt ligt in eerste instantie op het ontwikkelen van informatiemateriaal,
richtlijnen en handvatten voor de verschillende stakeholders. Dit doen onderzoekers
in samenwerking met onder meer gemeenten, provincies, dierhouders en dierenwelzijnsorganisaties.
Onderdeel van dit project zijn ook verschillende landelijke bijeenkomsten die in 2025
georganiseerd zullen worden.
289
Kan de regering aangeven hoeveel dieren dat in 2023 onbedwelmd zijn geslacht, onderverdeeld
per diersoort?
Het aantal dieren dat in 2023 onbedwelmd is aangesneden is onder te verdelen in 1.594
runderen/kalveren, 37.814 schapen en 1.236 geiten.
290
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de afspraken met het
Dolfinarium?
In 2022 is aan het lid Wassenberg toegezegd (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337) de Kamer periodiek te informeren over de ontwikkelingen ten aanzien van de verbeteringen
die het Dolfinarium moet doorvoeren. In januari 2024 heeft de Kamer een laatste update
hierover ontvangen (Kamerstuk 28 286, nr. 1324). In de eerstvolgende verzamelbrief dierenwelzijn, die voor het commissiedebat over
dierenwelzijn buiten de veehouderij van 23 oktober 2024 wordt verstuurd, zal ik een
nieuwe update geven.
291
Wat is de stand van zaken omtrent het aangekondigde onderzoek naar het verbieden van
publieksinteracties met dierentuinen?
Ik ben mij momenteel aan het oriënteren op de vormgeving van dit onderzoek.
292
Wat is de stand van zaken omtrent de verkoop van zeezoogdieren door het Dolfinarium
aan een pretpark in China?
Het Dolfinarium wil acht dolfijnen, twee walrussen en twee zeeleeuwen verhuizen naar
Hainan Ocean Paradise in China. Voordat de dieren kunnen verhuizen moet het Dolfinarium
voldoen aan eisen op veterinair gebied, dierenwelzijn en CITES. Dierenwelzijn heeft
hierbij volop de aandacht. Het Dolfinarium moet aantonen dat het houden, huisvesten
en verzorgen van de dieren in China voldoet aan de normen die wij aan Nederlandse
dierentuinen stellen. Op basis van de informatie die het Dolfinarium op dit moment
heeft aangeleverd, is dit onvoldoende aangetoond.
Wanneer RVO aanvullende informatie over het dierenwelzijn in China ontvangt, wordt
opnieuw bekeken of de dieren kunnen verhuizen. Als het Dolfinarium aantoont dat het
houden, huisvesten en verzorgen van de dieren in China in orde is, moet het Dolfinarium
CITES-exportvergunningen aanvragen voor de dolfijnen en walrussen. Voor de zeeleeuwen
is geen CITES-exportvergunning nodig. Ten slotte zal vlak voor het daadwerkelijke
transport een veterinaire toets plaatsvinden. De dieren moeten namelijk gezond zijn
voordat ze kunnen vertrekken. Het is echter nu nog niet te voorspellen of het Dolfinarium
aan de gestelde eisen bij een overdracht kan voldoen.
293
Wat is de laatste stand van zaken wat betreft de toets naar de wettigheid van de verkoop
van dolfijnen en andere zeezoogdieren van het Dolfinarium aan Hainan Ocean Paradise?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 292.
294
Hoeveel en welke dierentuinvergunningen zijn ingetrokken in het afgelopen jaar?
In 2023 zijn 3 dierentuinvergunningen ingetrokken, te weten van Infocentre de Noordwester,
Het Arsenaal en Omnium Goes.
295
Hoeveel dierentuinvergunningen heeft de Rijksdienst van Ondernemend Nederland (RVO)
geweigerd in het afgelopen jaar?
In 2023 heeft RVO 2 dierentuinvergunningen geweigerd.
296
Hoeveel en welke dierentuinvergunningen heeft de RVO in het afgelopen jaar verleend?
In 2023 heeft RVO geen dierentuinvergunningen verleend.
297
Hoeveel controles hebben in 2023 plaatsgevonden bij dierentuinen? Hoeveel overtredingen
zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes
zijn er opgelegd?
In 2023 zijn 8 inspecties uitgevoerd bij dierentuinen. Daarbij zijn 3 overtredingen
geconstateerd, waarop RVO tweemaal een last onder dwangsom heeft opgelegd en eenmaal
een last onder bestuursdwang.
298
Wat is de stand van zaken omtrent de controles bij Mondo Verde?
Na de maatschappelijke en politieke aandacht voor Mondo Verde heeft RVO in overleg
met LVVN eind juni jl. besloten een traject te starten om deze dierentuin in zijn
geheel uitgebreid te controleren. Dit traject wordt momenteel uitgewerkt. Als eerste
stap zet RVO in oktober 2024 een inspectie uit naar dierenwelzijn en de vergunde situaties.
299
In welke mate komen de bevindingen uit het rapport «Tralies en Tranen, onderzoek naar
Mondo Verde» overeen met de meest recente inspecties?
De bevindingen bij 2 inspecties bij Mondo Verde op dierenwelzijn in januari 2024 komen
niet overeen met de bevindingen uit het rapport «Tralies en Tranen». Geconstateerd
werd 1 overtreding op dierenwelzijn bij schapen; deze overtreding is hersteld. De
zaken die in het rapport staan zijn niet aangetroffen; daar is niet specifiek naar
gezocht aangezien de inspecties uitgevoerd zijn voor publicatie van het rapport. Bij
vervolginspecties wordt hier wel aandacht aan besteed.
300
Hoeveel inspecties hebben in het afgelopen jaar plaatsgevonden bij dierenpark Mondo
Verde? Wat waren de bevindingen?
In 2023 zijn geen inspecties uitgevoerd bij dierenpark Mondo Verde. Zie ook het antwoord
op vraag 299.
301
Wat is de stand van zaken omtrent het terugdringen van het aantal in voorraad gedode
proefdieren?
Ik heb een werkgroep binnen de Nederlandse proefdierkunde vereniging (DALSAS) gevraagd
om advies uit te brengen over het terugdringen van het aantal gedode dieren zonder
voorafgaande handeling. Het rapport van dit advies wordt in de volgende kamerbrief
dierproeven – die voorzien is in november dit jaar – aan de Kamer aangeboden.
302
Wat is de laatste stand van zaken omtrent de aangenomen motie-Wassenberg c.s. (Kamerstuk
(32 336, nr. 145) over het beter implementeren van de structurele toepassing van systematic reviews?
Als uitvoering van de motie heb ik ZonMw de opdracht gegeven subsidies aan onderzoekers
beschikbaar te stellen voor het uitvoeren van systematic reviews als onderdeel van
het nieuwe meer kennis met minder dieren-programma (april 2024 tot april 2028). Vanwege
de groeiende vraag naar deze subsidies heb ik het budget hiervoor verhoogd naar 1 miljoen euro
en heb ik ZonMw gevraagd waar nodig aanpassingen te doen om deze praktijk nog verder
te verspreiden binnen de wetenschap.
303
Wat is de laatste stand van zaken omtrent de aangenomen motie-Wassenberg/Beckerman
(Kamerstuk (32 336, nr. 146) over onderzoeken hoe kennis over systematic reviews een vast onderdeel kan worden
van medisch-biologische opleidingen?
Het is aan universiteiten en umc’s zelf om systematic reviews waar mogelijk te implementeren
in opleidingen. De hogescholen en universiteiten zijn verantwoordelijk voor het vormgeven
en de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek. OCW stuurt in principe niet inhoudelijk
op het curriculum van opleidingen of trainingen in het hoger onderwijs, ook met oog
op de academische vrijheid en de onderwijsvrijheid in Nederland. Het Ministerie van
OCW is wel in gesprek met Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)
en Universiteiten van Nederland (UNL) over de mogelijkheden die kennis- en onderwijsinstellingen
zien voor uitvoering van deze motie. Zij geven aan hier voortvarend mee bezig te zijn.
Er is daarnaast een streefbeeld onderwijs ontwikkeld door de onderwijsinstellingen
zelf waarin de mogelijkheden benoemd staan om de transitie naar proefdiervrije innovatie
te versnellen. Het Ministerie van OCW is ook met de trekkers van dat streefbeeld in
gesprek om de mogelijkheden te verkennen hoe de praktijk van systematic reviews bredere
inbedding kan krijgen in het curriculum.
304
Wat is de laatste stand van zaken omtrent open science en het publiceren van de resultaten
van dierproeven, ook bij negatieve uitkomsten?
Het kabinet zet in op Open science en heeft de ambitie om wetenschappelijke resultaten
van (publiek gefinancierd) onderzoek zo vrij toegankelijk en herbruikbaar te maken
voor de samenleving, zoals is toegelicht in de Kamerbrief van 29 maart 2023. In aanvulling
hierop worden er specifieke acties ondernomen in relatie tot dierproeven. ZonMw zet
via het Meer Kennis met Minder Dieren programma onder andere subsidies uit voor het
publiceren van negatieve uitkomsten van dierproeven. Ook voor de nieuwe opdracht aan
het MKMD-programma in de periode 2024–2028 neemt ZonMw dit mee in het programma. Daarnaast
heb ik preclinicaltrials.eu een vervolgopdracht gegeven voor de periode oktober 2023
tot oktober 2026, om de toegevoegde waarde van het platform verder in kaart te brengen
en aansluiting te zoeken met vergelijkbare initiatieven. Op dit platform kunnen protocollen
voor dierproeven gepreregistreerd worden. Dit zorgt voor meer transparantie en informatie
over (resultaten van) dierproeven, waarmee onnodige duplicatie vermeden kan worden.
ZonMw werkt daarnaast aan het meer stimuleren van transparantiemethoden, waar Open
Science en negatieve uitkomsten onder vallen, naar aanleiding van het rapport «Better
Science through More Transparency» dat in opdracht van de Minister van OCW is geschreven.
In mijn brief aan de Kamer vooraf aan het commissiedebat dierproeven zal ik hier dieper
op in gaan.
305
Wat is de stand van zaken van het onderzoek of de bestaande infrastructuur voor onderzoek
naar hoe alternatieven voor Foetaal kalfserum (FCS) kan worden ondersteund, wat zou
worden ondersteund met in totaal 100.000 euro?
Met een subsidie van 100.000 euro geef ik een impuls voor 2 jaar aan een initiatief
van het 3R centre Utrecht samen met de Hogeschool Utrecht. Deze bijdrage maakt het
mogelijk om op een heel praktische manier onderzoekers te ondersteunen in hun voornemen
om hun in vitro kweeksysteem gebaseerd op FCS om te zetten naar een kweekmethode zonder
FCS. Dit vraag per soort cel om maatwerk en dus een flinke tijdsinvestering en budget
om de diverse FCS vrije alternatieven aan te schaffen. Met dit bedrag kunnen zij een
initiatief onderhouden en uitbreiden waarin het testen van FCS-vrije alternatieven
voor serum o.a. in het Life Sciences onderwijscurriculum wordt geïntegreerd. Op deze
manier wordt aan twee doelen tegelijkertijd gewerkt, studenten (toekomstige onderzoekers)
leren dat serumvrij kweken mogelijk is, en voor bestaande modellen wordt er gewerkt
aan FCS- vrije kweekmethoden.
Er zijn inmiddels eerste resultaten. Er is een bibliotheek voor vervangingsmogelijkheden
voor FCS aangelegd. Daarnaast zijn er twee groepen studenten met totaal drie verschillende
cellijnen aan de slag gegaan. De subsidie is begin dit jaar verstrekt dus dit zijn
de eerste voorlopige resultaten. Zodra het project begin 2026 is afgerond, zal ik
de Kamer over de resultaten informeren.
306
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van de leden Tjeerd de Groot en Wassenberg
(Kamerstuk 32 336, nr. 147) over zich hardmaken voor nieuwe technieken bij de herziening van de REACH-verordening?
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu
is verantwoordelijk voor het chemische stoffenbeleid en de Nederlandse inbreng in
de herziening van de REACH-verordening. Er is nog geen voorstel voor een herziening
en het is nog onbekend wanneer de Europese Commissie deze zal publiceren.
Wel hebben de lidstaten op voorstel van Nederland de Europese Commissie uitgenodigd
een Europese Test Methode en Validatiestrategie te ontwikkelen24. Het doel van deze strategie is om te zorgen dat het ontwikkelen en beproeven van
nieuwe testmethodes efficiënter gebeurt. Daarbij zal ook aandacht zijn voor het ontwikkelen
en kunnen toepassen van alternatieven voor dierproeven.
307
Hoeveel vergunningen zijn het afgelopen jaar afgewezen door de Centrale Commissie
Dierproeven (CCD)?
In 2023 heeft de CCD twee aanvragen voor een projectvergunning afgewezen. De cijfers
over 2024 zijn nog niet beschikbaar. Deze worden naar verwachting in maart 2025 gepubliceerd
in het Jaarverslag van de CCD.
308
Welk percentage van de gevallen wijst het besluit van de CCD af van het advies van
een Dierexperimentencommissie (DEC)?
In 2023 heeft de CCD 92 procent van de DEC-adviezen opgevolgd en heeft in 8 procent
daarvan afgeweken. De cijfers over 2024 zijn nog niet beschikbaar. Deze worden naar
verwachting in maart 2025 gepubliceerd in het Jaarverslag van de CCD.
309
Wat is het totale budget voor proefdiervrije innovatie op de gehele Rijksbegroting,
uitgesplitst per ministerie?
Het totale budget van de Rijksbegroting dat beschikbaar is voor proefdiervrije innovaties
is niet in absolute cijfers weer te geven, omdat het een variatie aan innovaties betreft
en niet systematisch wordt gemonitord. Het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur (LVVN) heeft voor 2025 voor dierproevenbeleid, alternatieven voor dierproeven
en proefdiervrije innovaties het volgende totaalbudget gereserveerd: € 5.9 miljoen.
Voor de Centrale Commissie Dierproeven (vergunningen dierproeven) is voor 2025 € 3,3 miljoen
gereserveerd.
Daarnaast is er door het kabinet vanuit het Nationaal Groeifonds € 55 miljoen onvoorwaardelijk
toegekend voor het groeifonds initiatief Centrum Proefdiervrije Biomedische Translatie
(CPBT). (Het totale bedrag voor dit groeifonds is € 124,5 miljoen).
Andere ministeries dragen individueel, maar ook geregeld gezamenlijk, bij aan proefdiervrije
innovaties (TPI) via incidentele gezamenlijke projecten (in mijn Kamerbrief TPI dit
najaar ga ik op die gezamenlijke projecten in), ik heb geen zicht op hun individuele
begrotingen.
310
Wat is de hoeveelheid extra depositie in 2025 op stikstofgevoelig Natura 2000-gebied
waar de kritische depositiewaarde is overschreden als gevolg van het verkleinen van
de straal van de derogatievrije zone van 250 naar 100 meter? Kan de regering dat opsplitsen
per Natura 2000-gebied?
In de kamerbrief aanpak mestmarkt (Kamerstuk 33 037, nr. 559) wordt voorgesteld de omvang derogatievrije zones naar 100 meter terug te brengen,
waarbij deze zones met ingang van 2025 enkel voor topografische percelen geldt die
voor de helft of meer binnen de zone van 100 meter liggen. Wageningen Environmental
Research25 heeft in de expertbeoordeling «Breedte van een zone rondom Natura 2000-gebieden waar vanaf 2024 geen mestderogatie wordt toegestaan» berekeningen gedaan naar het effect van wel of geen derogatie voor een gemiddelde
situatie op de depositie op de rand van het Natura 2000-gebied26. Er zijn geen berekeningen gemaakt per individueel Natura 2000-gebied. Geen derogatie
leidt ten opzichte van een situatie waarin wel derogatie wordt toegekend in de berekende
situatie gemiddeld tot een vermindering van de emissies van ammoniak bij aanwending van dierlijke mest van maximaal 4 kg NH3 per hectare per jaar in 2024 en 2 kg NH3 per hectare per jaar in 2025.
Het effect op de depositie op een specifiek N2000-gebied is afhankelijk van de omvang
en ligging van het perceel.
311
Hoe groot is het gat tussen de maatregelen uit de aanpak mestmarkt en de nationale
plafonds uit de derogatiebeschikking in 2025?
De aanpak van de problematiek op de mestmarkt, die op 13 september jl. is gestuurd
naar de Tweede Kamer (Kamerstuk 33 037, nr. 559), richt zich op alle aspecten van de mestmarkt en bevat verschillende maatregelen.
Een aantal maatregelen, zoals de beëindigingsregelingen, het afromen van productierechten
bij overdracht en het voerspoor dragen bij aan het verlagen van de mestproductie uitgedrukt
in stikstof en fosfaat, en daarmee aan het voldoen aan de plafonds uit de derogatiebeschikking.
Er zijn veel factoren die een rol spelen in de mestproductie, zoals dieraantallen,
veevoer, en bedrijfsmanagement. Daarom kan geen precieze inschatting gemaakt worden.
Om een vinger aan de pols te houden zijn er ook weegmomenten om te kijken waar we
staan en of meer inspanningen nodig zijn.
312
Hoeveel politiepaarden zijn er in Nederland? Hoe zijn die verdeeld over het land en
over de verschillende inzetsdoelen?
Naar schatting zijn er 85 politiepaarden inzetbaar in Nederland, waarvan circa 55
inzetbaar voor ME-taken en 30 inzetbaar voor lichtere inzetten zoals horecatoezicht
en bij evenementen. Het is niet bekend hoe deze paarden zijn verdeeld over het land.
313
Hoeveel politiehonden zijn er in Nederland? Hoe zijn die verdeeld over het land en
over de verschillende inzetsdoelen?
Naar schatting zijn er 523 politiehonden inzetbaar in Nederland. Het precieze aantal
is niet bekend omdat het bestand politiehonden voortdurend in beweging is. De verdeling
van honden is als volgt:
• Eenheid Landelijke expertise en operaties: circa 140 speurhonden
• Eenheid Landelijke opsporing en interventies: circa 10 surveillancehonden
• Eenheid Noord-Nederland: circa 31 surveillancehonden
• Eenheid Oost-Nederland: circa 87 surveillancehonden
• Eenheid Midden-Nederland: circa 42 surveillancehonden
• Eenheid Noord-Holland: circa 24 surveillancehonden
• Eenheid Amsterdam: circa 28 surveillancehonden
• Eenheid Den Haag: circa 30 surveillancehonden
• Eenheid Rotterdam: circa 39 surveillancehonden
• Eenheid Zeeland-West-Brabant: circa 35 surveillancehonden
• Eenheid Oost-Brabant: circa 31 surveillancehonden
• Eenheid Limburg: circa 26 surveillancehonden
314
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het houdverbod voor dieren met schadelijke,
uiterlijke kenmerken?
In 2023 is een voornemen tot een houd- en vertoningsverbod voor gezelschapsdieren
met schadelijke uiterlijke kenmerken aangekondigd. Het invoeren van een houdverbod
is complex. Er moet objectief beoordeeld kunnen worden of een uiterlijk kenmerk lijden
veroorzaakt. Zoals aangegeven in de Kamerbrief (Kamerstuk 28 286 nr. 1288) begint deze lijst klein en zal deze worden aangevuld naarmate verder onderzoek plaatsvindt
en daardoor steeds meer schadelijke kenmerken objectief vastgesteld kunnen worden.
Er is gestart met het opstellen van een houdverbod voor katten met de schadelijke,
uiterlijke kenmerken, te weten: katten met vouworen en naaktkatten, omdat het al verboden
is om katten met deze kenmerken te fokken. Er is een algemene maatregel van bestuur
opgesteld en deze is geconsulteerd. Op dit moment bekijk ik hoe ik hiermee verder
ga.
315
Kan de regering een overzicht van lopende of toekomstige onderzoeken geven op het
gebied van fokkerij voor gezelschapsdieren?
In 2023 is gestart met een onderzoek om te komen tot een systematiek voor een nadere
invulling voor het verbod op het fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop
het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen wordt benadeeld
(art 3.4 Besluit houders van dieren). Hierbij wordt ook gekeken hoe de reeds ontwikkelde
kenmerken voor kortsnuitige honden geïntegreerd kunnen worden. Dit project loopt door
in 2024 en 2025.
In 2024 is een onderzoek uitgezet naar de keuzes en gedrag van kopers rondom het aanschaffen
en houden van kortsnuitige rassen.
In 2024 is een onderzoek gestart waarbij in kaart wordt gebracht welke potentieel
schadelijke kenmerken voorkomen bij honden en katten en wat het risico is van elk
kenmerk op welzijnsaantasting.
Er wordt een onderzoek gedaan naar een definitie voor doorgefokte gezelschapsdieren.
De term «doorgefokt» gezelschapsdier wordt in het maatschappelijk debat regelmatig
gebruikt. Omdat hier verschillende invullingen aan gegeven kunnen worden, is het van
belang om hiervoor een zorgvuldige definitie te hebben.
316
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen?
Dit onderzoek is onlangs afgerond. Ik bestudeer nu de resultaten en zal de Kamer daarover
informeren.
317
Wat is de stand van zaken omtrent het aangekondigde verbod op tentoonstellingen van
dieren met ernstige gebreken?
Het in de Kamerbrief (Kamerstuk 28 286, nr. 1288) voorgenomen vertoningsverbod ziet op beelduitingen in reclame, advertenties en social
media van gezelschapsdieren met schadelijke uiterlijke kenmerken die altijd lijden,
of een verhoogd risico hebben op lijden (te beginnen met honden en katten). Zoals
aangegeven in de beantwoording van de feitelijke begrotingsvragen in januari 2024
(Kamerstuk 36 410 XIV) valt deelname aan tentoonstellingen, wedstrijden en keuringen van deze dieren vooralsnog
niet onder het voorgenomen vertoningsverbod. Het invoeren van een vertoningsverbod
voor reclame en social media is onontgonnen terrein waar nog geen grondslag voor bestaat
in de wet. Ik beraad mij momenteel hoe ik vervolg hier aan geef.
Daarnaast wordt een houdverbod opgesteld voor vouwoorkatten en naaktkatten (zie vraag 314).
Zoals benoemd in de Verzamelbrief Dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1337) wordt hierbij ook een verbod op deelname aan wedstrijden, keuringen en tentoonstellingen
overwogen voor katten die onder het overgangsrecht vallen. Ik bekijk momenteel hoe
ik hiermee verder ga.
318
Wat is de stand van zaken van het aangekondigde houdverbod voor kortsnuitige honden
en katten?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 314.
319
Wat is de stand van zaken van de aangekondigde chipplicht voor katten?
Zoals is toegezegd in de verzamelbrief van 19 januari 2023 (Kamerstuk 28 286, nr. 1287) wordt er gewerkt aan een landelijke chip- en registratieplicht voor katten. Momenteel
wordt de chip- en registratieplicht uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur
(AMvB). Dit gebeurt in samenwerking met een groot aantal partijen uit de sector, zoals
dierenwelzijnsorganisaties, dierenartsen, databanken en vertegenwoordigers van minima
om draagvlak en acceptatie te waarborgen. Verwacht wordt dat de AMvB in het tweede
kwartaal van 2025 ter consultatie aangeboden kan worden.
320
Hoe wordt opvolging gegeven aan het afgeronde onderzoek naar reptielenbeurzen?
Uit het onderzoek is gebleken dat het zoönoserisico op reptielenbeurzen zeer laag
is. Ook was de huisvesting van de meeste reptielen toereikend voor een relatief kortstondige
situatie als een beurs. Wel zijn enkele onwenselijke situaties aangetroffen. Daarom
komen er meer handvatten om te kunnen handhaven als de huisvesting en verzorging niet
op orde is tijdens een reptielenbeurs. In samenspraak met de NVWA en de Landelijke
Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID) werk ik aan een beleidsregel om de open normen
voor het huisvesten en verzorgen van reptielen tijdens beurzen in te vullen. Ik verwacht
dat deze beleidsregel in de eerste helft van 2025 gereed is.
321
Hoeveel reptielen- en vogelbeurzen zijn er in 2024 geweest? Wat was de toezichtintensiteit?
Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven
en hoeveel boetes zijn er opgelegd?
In 2024 tot op heden zijn 3 controles uitgevoerd bij vogelbeurzen. Bij een beurs zijn
3 Officiële Waarschuwingen, 5 Processen-verbaal van Inbeslagname en 2 processen verbaal
opgemaakt. Bij een tweede beurs zijn twee officiële waarschuwingen gegeven. De derde
beurscontrole was akkoord. Er is een controle op een reptielenbeurs uitgevoerd. Deze
was ook akkoord. Helaas is de registratiedata van de beurzen nog niet raadpleegbaar
en kan geen toezichts-intensiteit worden bepaalt.
322
Hoeveel fte werkt er op het Ministerie van LVVN aan de uitwerking van de Wet Dieren
in regelgeving zoals een algemene maatregel van bestuur (AMvB)?
Meerdere beleidsmedewerkers dierenwelzijn werken aan de uitwerking van de AMvB dierwaardige
veehouderij. Daarnaast is nog een aanzienlijk aantal andere medewerkers van LVVN betrokken
bij de AMvB, onder meer vanwege de integrale, juridische en economische aspecten van
deze regelgeving. Daarnaast zijn medewerkers van de NVWA betrokken om te borgen dat
aspecten van handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid worden meegenomen. Naast de AMVB
dierwaardige veehouderij wordt ook gewerkt aan een aantal andere AMvB’s en ministeriële
regelingen ter uitwerking van de Wet dieren.
323
Is er een overzicht van alle partijen die worden betrokken bij de uitwerking van de
Wet dieren in regelgeving?
Zoals aangegeven in vraag 232 wordt gewerkt aan meerdere AMvB’s onder de Wet dieren.
Bij de uitwerking worden alle relevante partijen betrokken, waaronder sectorpartijen,
brancheorganisaties, NGO’s zoals de Dierenbescherming en Dierencoalitie en diverse
wetenschappers. Daarnaast zijn de NVWA – en bij regelgeving voor gezelschapsdieren –
ook de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID) en politie nauw betrokken vanwege
toezichtaspecten.
324
Wat is het verschil tussen een dierwaardige en een dierwaardiger veehouderij?
De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) benoemt zes leidende principes waaraan moet
worden voldaan om van een dierwaardige veehouderij te kunnen spreken. In de definitie
van de RDA is derhalve geen ruimte voor het begrip dierwaardiger. Een veehouderij
is dierwaardig of niet. In het Hoofdlijnenakkoord van dit kabinet wordt gesproken
over het zetten van concrete stappen naar een toekomstbestendige, nog meer dierwaardige
veehouderij. Deze bewoordingen zijn gekozen om aan te geven dat er sprake is van een
doorontwikkeling van dierenwelzijn in de veehouderij. Dit kabinet vindt dat gesproken
moet worden van het werken naar een dierwaardiger veehouderij, omdat het niveau van
dierenwelzijn in Nederland op dit moment al relatief hoog is en wordt veel gedaan
om dat verder te verbeteren.
325
In hoeverre is de implementatie van de chipplicht voor katten meegenomen in de begroting
van LVVN voor het jaar 2025?
Er is rekening gehouden met de implementatie van de chipplicht voor katten in de begroting
van LVVN voor het jaar 2025. Hiervoor is
€ 250.000 begroot.
326
In hoeverre is een financiële bijdrage aan de Stichting Dieren in Rampen meegenomen
om tegemoet te komen aan de motie-Wassenberg over dieren een vaste plaats geven in
crisisdraaiboeken (Kamerstuk 29 517, nr. 218) en de motie van het lid Wassenberg over landelijke richtlijnen opstellen met betrekking
tot de hulp aan dieren bij rampen (Kamerstuk 29 517, nr. 244)?
De twee moties van het lid Wassenberg worden uitgevoerd door het Ministerie van Justitie
en Veiligheid. De Minister van JenV heeft uw Kamer hier eerder over geïnformeerd27. De Stichting Dieren in Rampen voert op dit moment gezamenlijk met de veiligheidsregio’s
een traject uit, ter uitwerking van de moties van het lid Wassenberg. De realisatie
van een eenduidig kader voor samenwerking, dat in alle 25 veiligheidsregio’s benut
kan worden door zowel dierenhulporganisaties als de betrokken veiligheidsregio, is
één van de resultaten waaraan wordt gewerkt. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid
heeft hier incidentele middelen beschikbaar voor gesteld.
327
Wat is het tijdpad voor de besluitvorming van de EU over RENURE?
De verwachting is dat het RENURE-voorstel tijdens het volgende Nitraatcomité van december
aanstaande wordt geagendeerd. Het is echter niet geheel uitgesloten dat de Europese
Commissie besluit eerder tot stemming over te gaan wanneer duidelijk is dat er een
gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten voor het voorstel zal stemmen. Dit is
ook de inzet van Nederland. Zodra de Europese Commissie het besluit heeft genomen,
hebben het Europees Parlement en de Raad doorgaans twee maanden om eventuele bezwaren
te uiten als zij van mening zijn dat de bevoegdheden van de Europese Commissie worden
overschreden. De Europese Commissie moet in dat geval overwegen of ze haar voorstel
handhaaft, wijzigt of intrekt.
328
Wanneer verwacht de regering dat de nationale regelgeving voor het toepassen van RENURE
in werking kan treden?
Uiteraard ben ik momenteel reeds bezig met het voorbereiden van de teksten voor de
benodigde aanpassingen van de nationale regelgeving. Omdat het hier gaat om directe
implementatie van EU-regelgeving verwacht ik dat de regelgevingsprocedure, na het
van kracht gaan van de EU-wetgeving, kort zou kunnen zijn (ongeveer twee maanden).
329
Wat zijn de belangrijkste praktische en economische obstakels voor grootschalige inzet
op RENURE en welke plannen heeft de regering om die weg te nemen of beperken?
Het is van belang om een degelijke maar ook praktisch uitvoerbare manier van handhaving
en controle op de kwaliteit van de RENURE-producten te ontwikkelen. In de Kamerbrief
van 24 april 2024 (Kamerstuk 33 037, nr. 535) is aangegeven dat onder leiding van het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding
(NCM) door KIWA wordt gewerkt aan een kwaliteitssysteem voor RENURE. Met dit kwaliteitssysteem
worden verschillende aspecten van het productieproces getoetst door een onafhankelijke
certificerende instantie. Met de NVWA, RVO en private partijen (kwaliteitssysteemeigenaren
en certificerende instanties) wordt momenteel bezien op welke wijze een kwaliteitssysteem
voor RENURE kan bijdragen van de borging van de kwaliteit en veiligheid van RENURE
in aanvulling op het publieke toezicht.
Wat betreft de economische aspecten zijn met name de investeringskosten in de installaties
een aandachtspunt. De subsidieregeling hoogwaardige mestverwerking staat dit najaar
open voor 7 mln. euro. De regeling ziet op grootschalige installaties, bij intermediairs
voor het hoogwaardig verwerken (RENURE-waardig maken) van mest. Ik ben voornemens
de investering in de verwerkingscapaciteit vanaf 2026, ook op boerderijniveau, verder
te faciliteren indien RENURE wordt goedgekeurd, bijvoorbeeld via uitbreiding van de
bestaande subsidieregeling hoogwaardige mestverwerking.
Een ander aspect is de vergunningverlening. Zoals aangegeven in de brief van 13 september
2024 (Kamerstuk 33 037, nr. 559) wil ik de verwerking van mest, naast de al bestaande subsidieregeling voor Hoogwaardige
Mestverwerking, verder stimuleren. Dat wil ik onder andere doen door te kijken waar
mogelijke knelpunten in de vergunningverlening voor mestverwerking(en -vergisting)
op korte termijn kunnen worden opgelost. Daarvoor zal ik op korte termijn een bestuurlijk
boegbeeld (een «versneller») aanstellen, die ten dienste van de bevoegde gezagen/provincies
aan de slag gaat om doorbraken te realiseren ten aanzien van vergunningverlening.
Ik voorzie dat hij of zij in deze opdracht ook de vergunningverlening omtrent RENURE
adresseert.
330
Kan de regering een overzicht geven van de hoogte van vergoedingen voor het leveren
van ecosysteemdiensten en agrarisch natuurbeheer in 2025 en 2026, uiteengezet in het
puntensysteem duurzame landbouw?
De vergoedingen in het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) verschillen per
beheerpakket en zijn gebaseerd op een forfaitaire berekening van gemaakte kosten en
gederfde inkomsten. Ook de hoogte van de vergoeding in de ecoregeling (op brons, zilver,
of goud) wordt gebaseerd op de optelsom van (forfaitaire) berekening van gemaakte
kosten en gederfde inkomsten per hectare voor de uitgevoerde eco-activiteiten. Het
in de vraag genoemde puntensysteem duurzame landbouw is daar geen onderdeel van.
331
Wanneer is de voorbereiding van de uitbreiding van de subsidie voor agrarisch natuur
en landschapsbeheer (ANLb) afgerond?
In het regeerprogramma staat vermeld dat het kabinet een stevige structurele financiële
impuls gaat geven aan agrarisch natuurbeheer om zodoende boeren en andere beheerders
langjarig en marktconform te vergoeden voor hun bijdrage aan het landschap en behoud
en versterking van de biodiversiteit. Om dit goed voor te bereiden, zowel nationaal
als in afstemming met de Europese Commissie, zijn er in 2025 meerdere acties nodig
met als doel om vanaf 2026 een start te kunnen maken met het uitbreiden van Agrarisch
natuurbeheer. Voor het kerstreces stuurt het kabinet namens Minister Wiersma hierover
een contourenbrief naar de Kamer.
332
Wanneer moeten de verbeterde Natuurdoelanalyses (NDA’s) worden aangeleverd door provincies?
Ik ben op dit moment bezig om met provincies en andere rijkspartijen afspraken te
maken over de vervolgcycli van de natuurdoelanalyses. Het verbeteren van de natuurdoelanalyses,
hiervoor te hanteren uiterste data en de verbreding naar alle drukfactoren maken hier
onderdeel van uit.
333
Welke provincies zijn al bezig met het verbeteren van de NDA’s aan de hand van de
adviezen van de EA?
Provincies zijn er zelf verantwoordelijk voor dat zij beschikken over juiste Natuurdoelanalyses.
Meerdere provincies zijn al aan de slag met het verwerken van toetsingsadviezen van
de Ecologische Autoriteit als zij die reeds ontvangen hebben. Ik ben op dit moment
bezig om met provincies en andere rijkspartijen afspraken te maken over de vervolgcycli
van de natuurdoelanalyses. Het verbeteren van de natuurdoelanalyses en de verbreding
naar alle drukfactoren, maken hier onderdeel van uit.
334
Zijn er al verbeterde NDA» s beschikbaar die nog niet openbaar zijn gemaakt? Zo ja
welke zijn dat?
Op dit moment werkt de Ecologische Autoriteit aan de toetsing van de laatste natuurdoelanalyses
die vorig jaar zijn gereed zijn gekomen, de toetsingsadviezen van de Ecologische Autoriteit
zijn een belangrijke bouwsteen voor de verbetering van de natuurdoelanalyses.
Tegelijkertijd worden er al wel verschillende stappen gezet om tot verbeterde versies
van natuurdoelanalyses te komen. Zo zijn provincies al aan de slag met het verwerken
van toetsingsadviezen van de Ecologische Autoriteit als zij die reeds ontvangen hebben
en zijn Rijk en provincies gezamenlijk gestart met de totstandkoming van een uniform
beoordelingskader voor habitatkwaliteit. Voor zo ver bekend, zijn er nog geen verbeterde
versies van de natuurdoelanalyses achter de schermen beschikbaar. Ik ben namelijk
op dit moment bezig om met provincies en andere rijkspartijen afspraken te maken over
de vervolgcycli van de natuurdoelanalyses. Het verbeteren van de natuurdoelanalyses
en de verbreding naar alle drukfactoren maken hier onderdeel van uit.
335
Wanneer is de eerste adviesronde van de EA afgerond?
Op dit moment werkt de Ecologische Autoriteit aan de toetsing van de laatste natuurdoelanalyses
die vorig jaar zijn aangeleverd en de verwachting is dat ze eind 2024 afgerond zullen
zijn.
336
Hoeveel mol stikstof per hectare per jaar wordt, op basis van de meest actuele informatie,
voor eind 2025 van de structurele aanpak stikstof verwacht?
Op verzoek van LVVN rapporteert een onafhankelijk consortium van kennisinstellingen
(PBL WUR en RIVM) over de voortgang en verwachte effecten van de maatregelen die in
het kader van de structurele aanpak stikstof zijn genomen. Het consortium berekent
verwachte effecten voor het jaar 2030 en niet voor het jaar 2025. De reden hiervoor
is dat nog niet alle bronmaatregelen in uitvoering zijn, waardoor het consortium geen
goede aannames kon doen. Voor 2030 gaat het consortium ervan uit dat alle maatregelen
uitgevoerd zijn. Wel laat het de door RIVM recent gepubliceerde «Monitor stikstofdepositie
in Natura 2000-gebieden 2024» zien dat de verwachting is dat de stikstofdepositie
verder daalt met gemiddeld circa 55 mol/ha/jaar (4 procent) tussen 2020 en 2025, deze
prognoses gaan uit van emissieramingen van het scenario met vastgesteld beleid uit
de KEV 2022.
337
Hoeveel mol stikstof per hectare per jaar wordt, op basis van de meest actuele informatie,
voor eind 2030 van de structurele aanpak stikstof verwacht?
Op verzoek van LVVN rapporteert een onafhankelijk consortium van kennisinstellingen
(PBL WUR en RIVM) over de voortgang en verwachte effecten van de maatregelen die in
het kader van de structurele aanpak stikstof zijn genomen. De recente rapportages
van februari 2024 geven een zo actueel mogelijk beeld van de verwachte daling van
stikstofemissies en -depositie. De afname van depositie in 2030 voortkomend uit het structurele
pakket bedraagt circa 25–31 mol/ha/jr. De door RIVM recent gepubliceerde «Monitor
stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2024» maakt inzichtelijk dat de verwachting
is dat de stikstofdepositie verder daalt met ongeveer 150 mol/ha/jaar (10 procent)
tussen 2020 en 2030, deze prognoses gaan uit van emissieramingen van het scenario
met vastgesteld beleid uit de KEV 2022.
338
Is de regering voornemens om aanvullende stappen te zetten om de omgevingswaarde 2025
uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) te bereiken? Zo ja, op welke
manier en op welke termijn?
In juni van dit jaar heeft mijn ambtsvoorganger de Kamer geïnformeerd dat het realiseren
van de omgevingswaarde voor 2025 binnen de tijd niet haalbaar is (Kamerstuk 35 334, nr. 377). Dit is voor een groot deel het gevolg van de bijgestelde kritische depositiewaarden
(KDW). Het kabinet werkt aan een voorstel om de huidige omgevingswaarden voor stikstofdepositie
uit de wet te vervangen. Bewegende doelen moeten worden voorkomen. Deze geven immers
geen zekerheid of realistische richting om op te sturen. De aanpassing van de doelen
neemt niet weg dat het kabinet, zoals aangegeven in het regeerprogramma, er zorg voor
zal dragen om de stikstofuitstoot structureel te laten dalen. Het kabinet acht zich
immers gehouden aan de bovenliggende verplichtingen zoals die voortkomen uit de Vogel-
en Habitatrichtlijn. In het regeerprogramma staan verschillende aanvullende maatregelen
genoemd die hier aan bij zullen dragen, waaronder een versterkte inzet op innovatie,
een brede beëindigingsregeling en een uitvoeringsgerichte en een gebied specifieke
aanpak die in plaats komt van het NPLG. Conform de toezegging in het commissiedebat
van 4 september 2024 zal de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
voor het einde van 2024 een brief aan de Tweede Kamer sturen waarin nader wordt ingegaan
hoe het kabinet vorm geeft aan reductie van de stikstofuitstoot.
339
Welke generieke maatregelen kan de regering inzetten om alsnog de wettelijke omgevingswaarde
voor 2025 te behalen?
In diverse rapporten zijn er verschillende opties in kaart gebracht die kunnen bijdragen
aan het verder terugdringen van de stikstofuitstoot. Uw Kamer is hier onder meer afgelopen
januari door mijn ambtsvoorganger over geïnformeerd. In deze brief (Kamerstuk 33 576, nr. 365) zat als bijlage een overzicht van de mogelijke aanvullende sporen voor beleidsopties
gericht op de reductie van stikstofemissies. Voor diverse van de hierin genoemde sporen,
zoals het stimuleren van innovatieve staltechnieken en het belonen voor ecosysteemdiensten,
is in het hoofdlijnenakkoord ook een aanvullende inzet afgesproken. Zoals in het antwoord
op vraag 338 reeds is vermeld, is eerder met uw Kamer gecommuniceerd dat het realiseren
van de omgevingswaarde voor 2025 binnen de tijd niet haalbaar is. Dit is voor een
groot deel het gevolg van de bijgestelde kritische depositiewaarden (KDW).
340
Is de regering voornemens om aan de slag te gaan met «normeren en beprijzen» van de
sector? Zo ja, op welke termijn gaat de regering daarmee aan de slag?
In aanvulling op diverse reeds bestaande normen binnen de agrarische sector is in
het regeerprogramma aangekondigd dat dit kabinet inzet op een systematiek waarmee
via haalbare bedrijfsspecifieke doelen of normen op klimaat- en stikstofemissies gestuurd
kan worden. Het stellen van heldere normen draagt bij aan duidelijkheid voor de boer
en draagt bij aan een geborgde, significante daling van emissies. Op dit moment wordt
een systematiek uitgewerkt en eind 2024 zal ik de Kamer informeren over de contouren
hiervan.
341
Wanneer komt er weer een Kwartaalrapportage Implementatie bronmaatregelen?
De laatste voortgangsrapportage Bronmaatregelen is op 17 september 2024 met de Tweede
Kamer gedeeld en is meegestuurd met de kamerbrief Stand van zaken van een aantal moties
en toezeggingen in het domein landelijk gebied & stikstof (Kamerstuk 35 334, nr. 302). De volgende rapportage wordt naar verwachting voor het eind van 2024 met de Tweede
Kamer gedeeld.
342
Welke specifieke actieprogramma's voor klimaatadaptatie in landbouw en natuur worden
momenteel uitgevoerd?
Het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw (AP KAL) is in 2020 aan uw Kamer gezonden
en wordt sindsdien tot 2030 uitgevoerd. Medio 2022 bent u via een Kamerbrief (Kamerstuk
35 925 XIV, nr. 159) geïnformeerd over de stand van zaken en de vervolgaanpak van dit actieprogramma.
Het doel van dit programma is ervoor te zorgen dat in 2030 alle ondernemers in de
land- en tuinbouw voorbereid zijn om te kunnen omgaan met de veranderingen in het
klimaat. Acties van dit programma zijn bijvoorbeeld gericht op water beter vasthouden
in landbouwbodems via bodem- en watermaatregelen, verminderen van hittestress bij
vee en aanpassen van teelt- en veehouderijsystemen. Hiervoor wordt via het actieprogramma
gewerkt met de vijf pijlers Watersysteem, Bodemsysteem, Gewassen en teeltsystemen,
Veehouderij en Ondersteunende instrumenten gericht op Kennis en innovatie, Regionale
aanpak en Risicomanagement.
Het Actieprogramma Klimaatadaptatie Natuur (AP KAN) wordt in het najaar van 2024 opgeleverd,
zal begin 2025 in uitvoering gaan en loopt tot en met 2030. Het doel van dit programma
is om in 2030 het Rijk, medeoverheden en terreinverantwoordelijken toegerust te hebben om te gaan met de effecten
van de grootste klimaatrisico’s voor de natuur en de biodiversiteit en deze, waar
mogelijk, in te perken, natuur inclusieve oplossingen in te zetten voor klimaatadaptatie
in de fysieke leefomgeving, en klimaatadaptatie van en met de natuur kade stellend
voor beleid en uitvoering in de fysieke leefomgeving te maken.
343
Hoeveel budget is er toegewezen voor investeringen in kennis en innovaties met aanpasbare
teelten en plantenrassen die beter bestand zijn tegen droogte en verzilting?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 26.
344
Hoe wordt het emissiebeleid vormgegeven?
In het Regeerprogramma is onder andere aangegeven dat dit kabinet inzet op een systematiek
waarmee via haalbare bedrijfsspecifieke doelen of normen op emissies gestuurd gaat
worden in de agrarische sector. De wijze waarop reductie plaatsvindt, zal in aanvulling
op diverse reeds bestaande regelingen, uit verschillende sporen blijven bestaan. Daarbij
gaat het onder meer om ondersteuning van boeren om met stal- en managementmaatregelen
emissies te verlagen, een vrijwillige beëindigingsregeling en haalbare bedrijfsspecifieke
normen voor klimaat en stikstof. De komende tijd worden deze sporen in samenhang verder
uitgewerkt.
345
Welke specifieke actieprogramma's voor klimaatadaptatie in landbouw en natuur worden
momenteel uitgevoerd?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 342.
346
Hoeveel budget is er toegewezen voor investeringen in kennis en innovaties met aanpasbare
teelten en plantenrassen die beter bestand zijn tegen droogte en verzilting?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 26.
347
Waaruit bestaat het bestaande maatregelenpakket om aan de klimaatopgave in de landbouw
te voldoen? Wat is de geschatte effectiviteit van dit pakket om aan de klimaatopgave
te voldoen?
Om aan de klimaatopgave in de landbouw te voldoen zet het kabinet zich in om boeren,
tuinders, overheden en landbeheerders te ondersteunen bij hun inspanningen om de uitstoot
van broeikasgassen te verminderen. Maatregelen die bijdragen aan het realiseren van
de klimaatopgave zijn onder andere innovatieve maatregelen op het gebied van stal,
mest(opslag), dier en voer, het faciliteren van de opschaling van mestvergisting,
de aangekondigde vrijwillige beëindigingsmaatregelen, en het toewerken naar doelsturing
met bedrijfsspecifieke doelen voor broeikasgassen. In samenwerking met sector- en
ketenpartijen wordt er een (op termijn afrekenbare) stoffenbalans ontwikkeld, gericht
op onder andere de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Verder is in het glastuinbouwconvenant
een samenhangend pakket van beprijzende-, normerende- en subsidiemaatregelen afgesproken,
inclusief een individuele CO2-heffing vanaf 2025.
In de Klimaat en Energieverkenning (KEV) rapporteert het PBL jaarlijks hoeveel broeikasgassen
Nederland het afgelopen jaar heeft uitgestoten en hoeveel uitstoot het PBL in de komende
jaren verwacht, op basis van vastgesteld, voorgenomen en geagendeerd beleid. In 2023
stootte de landbouw 24,9 Mton CO2 eq. uit en was de verwachtte uitstoot in 2030 tussen de 19 en 22 Mton CO2 eq. Daarmee lag het klimaatdoel voor de landbouw voor 2030 (17,9 Mton CO2 eq.) nog niet binnen bereik.
348
Hoeveel stallen bevinden zich op een afstand van 250, respectievelijk 500 meter tot
een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied?
De beste benadering, die ik u op dit moment kan geven, is een telling waarbij per
gebouw op basis van de uiterlijke kenmerken in de 3D BAG28 bepaald wordt of het een stal is. Daarbij is het mogelijk dat een stal niet als zodanig
herkend is of dat een gebouw de uiterlijke kenmerken van een stal heeft, maar niet
(meer) als stal gebruikt wordt. Deze telling laat zien dat zich ongeveer 13.600 stallen
binnen een straal van 500 meter rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden bevinden,
waarvan ongeveer 7.700 binnen een straal van 250 meter.
349
Welke programma’s richten zich nu specifiek op reductie van ammoniak door bedrijven
op een afstand van 250 tot 500 meter?
In de stikstofaanpak speelt naast emissie de afstand van bedrijven tot overbelaste
stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden een rol. Er zijn geen programma’s die zich
specifiek richten op de reductie van ammoniak door bedrijven op een afstand van 250
tot 500 meter tot Natura 2000-gebieden. Overigens wil dit kabinet inzetten op emissie-
in plaats van depositiebeleid, en willen zowel kabinet als Kamer af van de term piekbelaster,
conform de motie Holman c.s. (Kamerstuk 30 252, nr. 134).
350
Hoe verhoudt het budget voor ruimhartige stoppersregelingen zich tot de vraag ernaar
in de sector enerzijds en de noodzaak voor stikstofreductie anderzijds?
Ik verwacht met het huidige budget voor de Lbv van € 1.090 miljoen en voor de Lbv-plus
van € 1.800 miljoen alle aanvragen van veehouders die zijn ingediend en die aan de
voorwaarden voldoen te kunnen toewijzen. Daarnaast ben ik voornemens in het kader
van de aanpak mestmarkt te komen met een nieuwe brede beëindigingsregeling in aanvulling
op de bestaande regelingen. De beëindigingsregelingen zijn een belangrijk onderdeel
van de aanpak voor reductie van stikstof op stikstofgevoelige natuur in Natura-2000-gebieden.
De regelingen zorgen er voor dat de veestapel blijvend krimpt en dat de noodzakelijke
reductie in ammoniakemissie en in stikstofdepositie blijvend is. Daarnaast dragen
de regelingen bij aan de realisatie van de klimaatopgave en de opgave om de druk op
de mestmarkt te verlichten.
351
Welke gevolgen heeft het schrappen van het NPLG voor het betrekken van de provincies?
De komende periode zal ik duidelijk maken hoe ik gebiedsspecifiek en uitvoeringsgericht
aan de slag ga met de doorontwikkeling van de aanpak landelijk gebied. Dat doe ik
vanzelfsprekend samen met mijn collega-bewindslieden in het kabinet, de provincies
evenals de waterschappen en de gemeenten. Omwille van een samenhangende aanpak van
de opgaven op de boerenerven en in de gebieden zal ik het voortouw nemen in de afstemming
van taken, rollen en verantwoordelijkheden.
352
Welke gevolgen heeft intensivering van de veehouderij voor een sociaaleconomisch vitaal
landelijk gebied?
De Kamer vraagt naar de gevolgen van de intensieve veehouderij voor een sociaaleconomisch
vitaal landelijk gebied. In het Regeerprogramma heeft het kabinet aangegeven dat zij
een leefbaar, sociaaleconomisch vitaal landelijk gebied, waar het goed wonen, werken,
recreëren en ondernemen is, belangrijk vindt. Hoe dit er nu en in de toekomst uitziet,
verschilt per gebied.
In diverse gebieden speelt de intensieve veehouderij een rol bij de sociaaleconomische
vitaliteit, zowel in positieve als negatieve zin. Het zorgt voor werkgelegenheid en
bedrijvigheid in de primaire landbouw en bij aanleverende en afnemende partijen, ook
voorziet het Nederland en de wereld van kwalitatief goed voedsel. Tegelijkertijd legt
de intensieve veehouderij druk op thema’s als milieu, luchtkwaliteit en de biodiversiteit.
De toekomstige impact van de intensieve veehouderij op de sociaaleconomische vitaal
landelijk gebied is afhankelijk van de ontwikkeling van de intensieve veehouderij.
Omdat deze ontwikkeling erg dynamisch is, is het lastig nu aan te geven wat de gevolgen
zijn voor de sociaaleconomisch vitaliteit van het landelijk gebied. Wel vind ik het
van belang dat er bij de toekomstige ontwikkeling van de agrarische sector, en dus
ook de intensieve veehouderij, oog is voor de sociaaleconomische effecten en de vitaliteit
van het landelijk gebied. In het Regeerprogramma heb ik een concretisering van de
aanpak van mijn ministerie aangekondigd. Het is mijn ambitie om ervoor te zorgen dat
het overal in het landelijk gebied fijn en gezond wonen, werken, recreëren en ondernemen
is, nu en in de toekomst.
353
Wat is de tijdlijn voor het (ontwikkelen van het) alternatief voor het Nationaal Programma
Landelijk Gebied (NPLG)?
Op dit moment ben ik bezig met het ontwikkelen van de nieuwe aanpak. Vóór het commissiedebat
van 4 december 2024 stuur ik uw Kamer een brief waarin ik de contouren van de hiervan
uiteen zet. Ondertussen ben en blijf ik in gesprek met belanghebbenden over de nieuwe
aanpak. Na de Kamerbrief en het gesprek met uw Kamer hierover, werk ik de aanpak verder
uit in de eerste helft van 2025. Overigens gaat de uitvoering van de eerder toegekende
maatregelpakketten door provincies, pas net van start. Dit loopt de komende jaren
door. Ook op die manier wordt een bijdrage geleverd aan het bereiken van de doelen.
354
Wat zijn de wettelijke doelen waaraan het NPLG moest bijdragen? Welke van deze doelen
zijn op dit moment binnen bereik?
Het NPLG was gericht op het toekomstbestendig ontwikkelen van het landelijk gebied.
Dit mede met het oog op het voldoen aan internationale verplichtingen op het gebied
van natuur (de Vogel- en Habitatrichtlijn, waarbij voorgesorteerd werd op de Natuurherstelverordening),
water (Kaderichtlijn Water) en klimaat (Klimaatakkoord van Parijs en Global Methane
Pledge). Voor een deel zijn deze internationale verplichtingen vertaald naar nationale
doelen die in de wet- en regelgeving verankerd zijn: zoals tegengaan van verslechtering
van natuur, de omgevingswaarden in de Omgevingswet voor stikstofdepositie (ten behoeve
van de Vogel- en Habitatrichtlijn) en voor waterkwaliteit en -kwantiteit en de hydrologische
condities van Natura 2000-gebieden (ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water). De klimaatdoelen
voor landbouw en landgebruik die het NPLG bevatte zijn verankerd in de Voorjaarsnota
van 2023 en geven uitwerking aan de doelen uit de Klimaatwet. Het NPLG bevatte daarnaast
ook doelen die een verdere uitwerking geven aan de bovengenoemde wettelijke doelen.
Een voorbeeld hiervan is de Bossenstrategie die o.a. bijdraagt aan de klimaatdoelen
en de VHR en Natuurherstelverordening.
Begin dit jaar concludeerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de ex ante
analyse Nationaal Programma Landelijk Gebied dat met de uitwerking van de Provinciale
plannen landelijk gebied (PPLG’s) zoals die er op 1 juli 2023 lagen, het volledig
doelbereik van de natuur, water en klimaatdoelen binnen grofweg een decennium niet
plausibel is. De PPLG’s waren voornamelijk op hoofdlijnen geformuleerd en er moest
nog veel worden uitgewerkt. In algemene zin geldt dat de voortgang van de verschillende
doelen wordt gemonitord. Zo wordt klimaatbeleid gemonitord via de Klimaat- en Energieverkenning
van het PBL. Deze verschijnt eind oktober en zal zicht geven op de voortgang van de
sectoren landbouw en landgebruik. De tussenevaluatie van de Kaderrichtlijn Water die
in december van dit jaar gereedkomt, zal meer inzicht geven in de stand van zaken
en welk handelingsperspectief er is om tot doelbereik te komen.
Voor het commissiedebat van 4 december 2024 stuur ik uw Kamer een brief waarin ik
de contouren van de gebiedsspecifieke en uitvoeringsgerichte aanpak in plaats van
het NPLG uiteenzet.
355
Is door het vervallen van het NPLG een oplossing voor PAS-melders dichterbij gekomen?
De inzet van het NPLG was om gebiedsgericht een transitie voor landbouw en natuur
te realiseren, waardoor PAS-melders mogelijk konden worden gelegaliseerd.
Ik zal de komende tijd inzetten op een gebiedsgerichte aanpak, die aangrijpt op de
gebieden waar de natuur er slecht voor staat.
We zetten tegelijkertijd vol in op het oplossen van de PAS-melders. We kiezen daarbij
voor een verbrede aanpak. Als laatste hoop ik een juridisch houdbare ondergrens in
te kunnen stellen. PAS-melders hoeven dan geen vergunning meer voor hun PAS-melding
aan te vragen.
356
Op welke punten wilt de regering wijzigingen voorstellen voor regels rond biotechnologie?
Daar waar het nieuwe producten betreft die met biotechnologie geproduceerd zijn is
de novel foods regulation van kracht, op basis waarvan de Europese Voedselveiligheidsautoriteit
EFSA nieuwe voedselproducten toetst op voedselveiligheid. Het Ministerie van VWS is
verantwoordelijk voor de voedselveiligheid van levensmiddelen, novel foods inbegrepen.
We zullen uw vraag bij hen onder de aandacht brengen.
357
Op wat voor punten wil het kabinet wijzigingen voorstellen voor regels rond biotechnologie?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 356.
358
Wat gaat het kabinet doen om dit gelijk speelveld rondom biotechnologie te creëren,
gelet op het gegeven dat plantveredelingstechnieken, producten via fermentatie en
kweekvlees worden gebruikt, goedgekeurd en gelanceerd buiten Nederland en buiten de
EU?
Het kabinet werkt momenteel aan een visie op biotechnologie, waar plantenveredeling,
precisiefermentatie en kweekvlees belangrijke onderdelen van zijn. In het kader van
deze visie worden gesprekken gevoerd met bedrijven over welke drempels zij ervaren
als het gaat om een gelijk speelveld. Deze visie wordt voorbereid door de Ministeries
van EZ en I&W in samenwerking met de Ministeries van OCW, VWS en LVVN en wordt begin
volgend jaar verwacht (Kamerstuk 27 428, nr. 404 van 25 september 2024), gevolgd door een actieprogramma. Dat programma zal ook ingaan
op mogelijke maatregelen voor het creëren van een internationaal gelijk speelvel.
359
Op welke punten wil het kabinet de Europese wet- en regelgeving omtrent natuur, mest,
pulsvisserij en biotechnologie aanpassen?
Het kabinet zet in de EU onder andere in op een toekomstbestendig voedselsysteem met
perspectief voor onze boeren, tuinders en vissers en hun verdienvermogen. De inzet
van het kabinet bij beoogde wijzigingen in bestaande (en toekomstige) EU-wet- en regelgeving
is erop gericht om de doelen in het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma te bereiken.
Het kabinet heeft hierbij bijzondere aandacht voor het mestdossier. Over de specifieke
inzet van het kabinet op individuele dossiers wordt de Kamer via de gebruikelijke
weg geïnformeerd, zoals recent over de inzet op het mestdossier (Kamerstuk 33 037, nr. 559).
360
Wat wordt bedoeld met de woorden «onder andere» in de zin «Het kabinet wil daar op
een aantal punten wijzigingen in voorstellen, onder andere voor regels rond natuur,
mest, pulsvisserij en biotechnologie»? Op welke onderwerpen wil de regering nog meer
wijzigingen voorstellen?
Het kabinet bekijkt de inzet op individuele EU-dossiers vanuit de doelen van het Hoofdlijnenakkoord
en het Regeerprogramma en zal inzetten op een toekomstbestendig voedselsysteem met
perspectief voor boeren, tuinders en vissers en hun verdienvermogen. Over de overkoepelende
inzet in de EU op de LVVN-onderwerpen wordt de Kamer dit najaar nader geïnformeerd.
361
Hoe vaak hebben provincies tot dusver gebruik gemaakt van de Nationale Grondbank?
Waarvoor precies?
Inmiddels zijn er negen casussen op verzoek van de provincie, waarvoor opdracht is,
of binnenkort wordt, verleend aan het Rijksvastgoedbedrijf om namens de Nationale
Grondbank het aankoopproces uit te voeren. Het gaat hierbij om een totale omvang van
circa 870 hectare agrarische grond (met twee agrarische bedrijfslocaties). Daarnaast
zitten er nog drie concrete casussen in de pijplijn met een totale omvang van circa
90 hectare agrarische grond en zijn een aantal casussen afgesloten (omdat bijvoorbeeld
geen overeenstemming kon worden bereikt).
De Nationale Grondbank zorgt voor een betere grondmobiliteit die bijdraagt aan het
halen van de doelen uit het Regeerprogramma, zoals beschikbaarheid van landbouwgrond
voor perspectief (jonge)boeren (o.a. via ruil van grond, verplaatsen, omvormen), een
gezonde natuur, voldoende en schoon water en schone lucht. Dit mede in relatie tot
de aanpak stikstof, de toekomst van de landbouw en het sturen op herverkaveling. De
Nationale Grondbank is een ondersteunend instrument aan de beleidsdoelen.
362
Geldt het verbod van nationale koppen op Europees beleid voor zowel doelen als middelen?
In het regeerprogramma is aangegeven dat er geen nieuwe nationale koppen op Europees
beleid komen en bestaande koppen waar mogelijk worden geschrapt. Daarbij kijkt het
kabinet – naast landbouw – ook naar welke andere nationale koppen kunnen worden geschrapt,
uiteraard met behoud van doelbereik en met oog voor de consequenties daarvan. De financiële
consequenties maken onderdeel van uit van de verdere uitwerking. Doel is immers naast
het creëren van een gelijk speelveld, ook de vermindering van lasten en regeldruk
voor agrarische ondernemers. Ook wordt op dat moment bij de verdere uitwerking gekeken
naar de (eventuele) gevolgen voor de financiële middelen van de overheid.
363
Waar moet aan gedacht worden wanneer gesproken wordt over het realiseren van vraaggestuurde
experimenteerlocaties? Kan er een overzicht gegeven worden van experimentonderwerpen
waar tot op heden om gevraagd wordt?
Experimenteerlocaties zijn fysieke praktijkomgevingen waar boeren, kennisinstellingen,
ketenpartijen en overheid samenwerken aan het experimenteren, uittesten en valideren
van kennis en innovaties zodat deze beter aansluiten bij de dagelijkse praktijk van
het boerenerf. Agrarische ondernemers kunnen zelf problemen, of potentiële oplossingen,
aandragen waar ze op een experimenteerlocatie aan willen werken (vandaar vraag gestuurd).
Deze locaties kenmerken zich doordat ze niet aan individuele problematiek werken,
maar juist kijken naar het gehele bedrijfssysteem en dus naar integrale oplossingen.
In voorbereiding op de nationale regeling voor experimenteerlocaties die in 2025 start
zijn er op dit moment 4 pilot experimenteerlocaties en 15 experimenteerlocaties in
de ontwerpfase. Zij werken aan onderwerpen zoals stikstof- en methaanreductie uit
mest bij melkveehouders in het Groene Hart, maatregelen tegen verdroging en verzilting
voor vollegrondsgroentetelers in Noord-Holland, verminderen gewasbeschermingsmiddelen
in de fruitteelt in de Betuwe en in de akkerbouw in Flevoland, stalinnovaties in Friesland
en korte ketens in Noord-Brabant.
364
Hoe wordt het noodzakelijke overleg met de sector vormgegeven?
Het kabinet is voornemens om ieder kwartaal een breed bestuurlijk overleg te organiseren.
De werkwijze wil ik graag met de deelnemers vormgeven. Het eerste overleg wordt in
november ingepland.
Over tal van onderwerpen vindt al overleg plaats met sector- en andere partijen, zowel
op technisch als op bestuurlijk niveau. U kunt daarbij denken aan bestaande overlegstructuren
zoals het Noordzeeoverleg of het Bestuurlijk overleg mest.
In aanvulling daarop wil ik ook een dialoog voeren over de toekomst van de landbouw
en het voedselsysteem. Hoe kunnen we gestelde doelen bereiken met innovatieve oplossingen
op zo’n manier dat voedselzekerheid voor de lange termijn gegarandeerd is én er voldoende
verdiencapaciteit is voor primaire producenten en partijen in de keten? Daarvoor richten
we een overlegtafel in die regelmatig bij elkaar komt en waaraan vertegenwoordigers
van (in ieder geval) primaire producten, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties
deelnemen.
365
Is de verwachting dat het budget voor de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties
(Lbv) en Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus)
regelingen volledig zal worden benut, en had in deze verwachting de ruim 43 miljoen euro
die er taakstellend op bezuinigd wordt ook kunnen worden uitgegeven?
Momenteel worden de laatste aanvragen in het kader van de Lbv beoordeeld en beschikt.
Voor de Lbv-plus geldt dat deze nog openstaat tot en met 20 december 2024. Voor de
beide regelingen kan op basis van het huidige verloop worden geconcludeerd dat het
budgetplafond vooralsnog voldoende is. De komende maanden kan dit beeld echter nog
wijzigen. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de bezuiniging van € 43 miljoen de
uitvoering van de regelingen niet in de weg staat. Ik informeer uw Kamer regelmatig
over de voortgang van de uitvoering van deze regelingen.
366
Hoeveel fte wordt er wegbezuinigd met de bezuiniging van 11.498.000 euro en op welke
taken?
De taakstelling van circa € 11,5 mln. is verwerkt in de Ontwerpbegroting 2025 van
LVVN. De taakstelling is budgettair ingevuld door het apparaatsartikel (art. 50) te
verlagen. Via een aanstaande reorganisatie wordt vorm gegeven aan het lagere personeelsbudget.
Het resterende deel is ingevuld door middel van een efficiencykorting op alle uitvoeringsorganisaties
van 0,5% per jaar, oplopend naar 2,5% structureel.
367
Geldt de Rijksbrede bezuiniging op de apparaatsuitgaven ook voor de NVWA? Zo ja, hoeveel
fte wordt daar bezuinigd en welke taken en/of controles kunnen daarmee niet meer worden
uitgevoerd?
Ja, de NVWA draagt bij in de taakstelling met 0,5% per jaar, oplopend tot 2,5% vanaf
2029. De invulling is nog niet geheel uitgewerkt, maar in ieder geval in de eerste
jaren vult NVWA dit in middels efficiencyverbeteringen.
Voor de eerste jaren is nog geen sprake van bezuinigingen op FTE’s. Het niet uitvoeren
van taken en/of controles wordt ook in de uitwerking bezien.
368
Op welke exacte subsidies zal worden bezuinigd met de bezuiniging op subsidies van
48 miljoen euro?
In de tabel staat een uitsplitsing van de subsidies waarop een bezuiniging groter
dan € 0,5 mln. is verwerkt in 2025.
Bezuinigingen op het subsidiebudget (bedragen * € 1 mln.)
Artikel
2025
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties-plus
21
– 19,9
Landelijke beindigingsregeling veehouderijlocaties
21
– 12,4
Projecten mestbeleid
21
– 2,3
Subsidieregeling brongerichte aanpak emissies (klimaat)
21
– 1,4
Missiegedreven Topsectoren
23
– 1,1
Aanvulling budget ECO-regeling
21
– 0,9
Energie-efficientie glastuinbouw
21
– 0,9
Aanvalsplan landschapselementen
22
– 0,9
Onderzoeksprogrammering
23
– 0,7
Verplaatsingsregeling
22
– 0,5
Saneringsregeling Garnalenvisserij
22
– 0,5
Maatwerkoplossingen piekbelasters
22
– 0,5
Overige subsidies
div.
– 6,0
Totaal
– 48,0
369
Welke gevolgen heeft de verlaging van 1,1 miljoen euro op de subsidies voor topsectoren
voor innovatie en samenwerking met de praktijk?
Dit heeft tot gevolg dat de investeringen in de Kennis- en Innovatieagenda Landbouw-Water-Voedsel
met eenzelfde bedrag afnemen. Dit betekent dat er minder (onderzoeks)projecten kunnen
starten en minder hefboom effect optreedt door lagere private bijdrage.
370
Wat zijn de oorzaken van de onderuitputting van 110 miljoen euro voor de maatregel
gerichte beëindiging (MBG)?
De MGB bevat elementen met staatssteun en vergde goedkeuring door de Europese Commissie.
Dit traject is voor de zomer in gang gezet. Omdat onzeker was hoe veel tijd de goedkeuringsprocedure
zou kunnen gaan vergen en of de daarvoor beschikbare middelen op de begroting voor
2024 nog dit jaar tot uitbesteding zouden kunnen komen, is uit voorzorg besloten om
de middelen middels een kasschuif toe te voegen aan de begroting voor 2025. Inmiddels
heeft de Europese Commissie met betrekking tot staatssteun ingestemd met de MGB. Publicatie
en openstelling voor provincies is dit najaar voorzien. Specifieke uitkeringen aan
provincies kunnen dan vanaf begin 2025 aan provincies worden verstrekt.
371
Welke gevolgen heeft de kasschuif voor schadevergoeding PAS-melders voor het oplossen
van de PAS-problematiek?
De kasschuif heeft geen gevolgen voor het bieden van oplossingen aan PAS-melders.
Door de kasschuif wordt geborgd dat vergoedingen ook over enkele jaren nog uitgekeerd
kunnen worden.
372
Hoeveel bedrijven hadden zich in 2024 respectievelijk aangemeld voor de regeling Lbv
en Lbv-plus? Hoeveel daarvan zijn daadwerkelijk opgekocht?
Het totaal aantal aanvragen voor de Lbv en de Lbv-plus bedraagt tot op heden 1448.
Voor de Lbv zijn alle 669 aanvragen in 2023 gedaan, aangezien de regeling op 1 december
2023 is gesloten. Voor de Lbv-plus zijn er 774 aanvragen in 2023 en 2024 gedaan, dit
aantal loopt nog op. Voor vijf aanvragen geldt dat nog niet duidelijk is onder welke
regeling zij vallen. Op de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wordt
de actuele stand van het aantal aanvragen en beschikkingen bijgehouden29. Nog geen van deze bedrijven heeft aan alle vereisten voldaan die zijn verbonden
aan de subsidie en die moeten resulteren in de definitieve en onherroepelijke beëindiging
van de veehouderijlocatie overgegaan. Ondernemers hebben tijd nodig om dit proces
te doorlopen. De verwachting is dat de eerste aanvragers hun locatie in de eerste
helft van 2025 zullen beëindigen.
373
Hoeveel is er in 2024 uitgegeven aan respectievelijk de Lbv en Lbv-plus?
Op 25 september 2024 was er 197.747.386 euro betaald aan boeren die meedoen aan de
Lbv en de Lbv-plus. De rest van het jaar zullen er nog meer betalingen volgen. Dit
is echter lastig in te schatten wanneer deze betalingen zullen plaatsvinden. De termijnen
die boeren krijgen om aan de voorwaarden te voldoen lopen vak over de jaargrens heen
dus het is moeilijk in te schatten in welk jaar welk deel van de regeling uitbetaald
word aan de boer.
374
Hoeveel stikstofruimte hebben respectievelijk de Lbv en Lbv-plus opgeleverd? Hoe verhoudt
dit zich tot het mestplafond?
Op dit moment is nog niet wat de resultaten van deze beëindigingsregelingen zullen
zijn, aangezien deze nog lopen. Voor de inschatting van de reductie van de stikstofproductie
die gehanteerd is in het kader van het wetsvoorstel mestproductieplafonds verwijs
ik u naar de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel.
375
Hoeveel bedrijven hadden zich in 2024 aangemeld voor de MGB? Hoeveel daarvan zijn
er daadwerkelijk opgekocht?
De Regeling provinciale gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties (MGB) is in
de eindfase van de voorbereiding. In oktober 2024 vindt de publicatie plaats en de
openstelling voor provincies is op 2 december a.s.
De MGB is geen opkoopregeling. Het is een vrijwillige beëindigingsregeling voor veehouderijlocaties,
die liggen binnen de geografische afbakening van de regeling (veenweide, beekdalen,
zandgronden en overgangsgebieden N2000). Subsidiabel is de gehele of gedeeltelijke
sluiting van veehouderijlocaties. De veehouderijondernemingen worden gecompenseerd
voor het waardeverlies van hun productiecapaciteit, voor het doorhalen van dierrechten
en voor het slopen en afvoeren van de productiecapaciteit, en ook voor de kosten van
leges en planologische procedures en advies, die verband houden met de uitvoering
van de duurzame beëindiging van de bedrijfslocatie, alsmede de kosten voor deskundige
advisering.
376
Hoeveel heeft de MGB in 2024 gekost?
2024 is het jaar van de voorbereiding van de MGB. Voor voorbereidingskosten, met name
inhuur en kosten van RVO, is voor 2024 € 0,7 mln. begroot. Er wordt binnen dat budget
gebleven.
377
Hoeveel stikstofruimte heeft de MGB opgeleverd in 2024?
Op 14 augustus jl. heeft de Europese Commissie ingestemd met de Regeling provinciale
gebiedsgerichte beëindiging veehouderijlocaties (MGB). Het is mijn inzet de MGB zo
snel mogelijk te publiceren in de Staatscourant en daarmee voor provincies open te
stellen. Zodat provincies – naast het kunnen aanvragen van de MGB-subsidie – ook eerder
aan hen verstrekte middelen via hun provinciale instrumenten in overeenstemming met
de vereisten van de MGB kunnen inzetten ter ondersteuning van de provinciale gebiedsgerichte
aanpak. De openstelling van de regeling staat gepland voor eind dit jaar. Er zijn
nog geen vergunningen ingetrokken en de maatregel heeft daarom nog geen stikstofruimte
kunnen leveren.
De voorganger van de MGB was de Maatregel gerichte aankoop en beëindiging (MGA-1).
Deze maatregel stond open tot 1 december 2022. De aankopen van de MGA 1 zijn nog niet
volledig afgerond. Het PBL heeft berekend dat de verwachte reductie in stikstofdepositie
als gevolg van deze maatregel in 2030 circa 2,4 mol/ha/jaar gemiddeld is op stikstofgevoelige
Natura 2000-gebieden.
378
Welke opkoopregelingen staan ervoor respectievelijk 2025 en 2026 gepland? Hoeveel
budget is er respectievelijk in 2025 en 2026 beschikbaar voor de opkoopregelingen?
Wat is de verwachte stikstofruimte die dit oplevert?
Dit jaar nog zal de Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging veehouderijlocaties (MGB)
worden opengesteld. Dit is een SPUK op basis waarvan provincies middelen aan kunnen
vragen om in te zetten voor eigen provinciale beëindigingsregelingen. De MGB zal de
komende drie jaar open staan. Het budget bedraagt € 140 miljoen.
Daarnaast wordt een brede beëindigingsregeling voorbereid, waarvan de uitgangspunten
voor het eind van dit jaar aan uw Kamer worden verzonden. Er vinden nog besprekingen
plaats over het budget uit de HLA-middelen dat voor deze regeling vanaf 2026 beschikbaar
zal zijn. Zoals door de Minister van LVVN in eerder genoemd Commissiedebat is aangegeven,
is het naar versnellen van beleid en procedures ingewikkeld. De toezegging is daarbij
gedaan dat een poging gewaagd zal worden, onder de voorwaarde dat de regeling tijdig
gereed is en de goedkeuring heeft van de Europese Commissie. Mocht eerdere openstelling
(in 2025) mogelijk blijken en er eerder middelen nodig zijn dan zal daar in het voorjaar
besluitvorming plaatsvinden over het naar voren halen van de middelen.
Een verwachte stikstofopbrengst is voor deze regelingen nog niet te geven.
379
Hoe ziet de besteding van 8 miljoen euro voor natuurmonitoring er precies uit?
Van de € 8,0 mln. extra middelen voor natuurmonitoring in 2025 wordt € 7,5 mln. besteed
aan het Verbeterprogramma VHR-monitoring en de intensivering van de uitvoering van
de monitoring. Het Verbeterprogramma heeft als doel een verbeterde, landelijk uniforme,
gebiedsgerichte monitoringsystematiek voor de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Onderdeel van het programma zijn onder andere het ontwikkelen van uniforme beoordelingskaders
voor de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten, het ontwikkelen van
een uniforme monitoringsystematiek voor omgevingscondities, en het ontwikkelen van
een systeem voor het centraal vastleggen van voortgang en effectiviteit van natuurmaatregelen.
Daarnaast wordt € 0,5 mln. extra besteed aan het openstellen van de Nationale Databank
Flora en Fauna (NDFF).
380
Worden de middelen ook voor «Hoofdlijnenakkoord: mest» ook ingezet voor verlaging
van de mestproductie?
De 5 miljard uit het Hoofdlijnenakkoord voor de agrarische sector is vanaf 2026 onder
andere bestemd voor mest en daarnaast voor een brede beëindigingsregeling. Specifiek
voor 2025 is 15 miljoen euro vrijgemaakt voor de maatregelen uit de brief aanpak mestmarkt
(Kamerstuk 33 037, nr. 559), daaronder valt in elk geval één maatregel die bijdraagt aan de verlaging van de
productie van stikstof in de mest: het voerspoor.
381
Waar komen de benodigde middelen van 72 miljoen euro vandaan voor het «aankoopbudget
Nationale Grondbank»? Waar is dit bedrag op gebaseerd?
De 72 miljoen wordt vanuit de aanvullende post bij Ministerie van Financiën toegevoegd
aan de LVVN-begroting met de afspraak dat na verkoop van de gronden dit budget weer
teruggaat naar het Ministerie van Financiën. Daarmee is voor de jaren 2025–2027 – samen
met het al eerdere beschikbare budget van € 100 miljoen – totaal € 172 miljoen beschikbaar
voor het aankopen door de Nationale Grondbank, waarvan € 65 miljoen in 2025.
Dit bedrag is gebaseerd op een inschatting van de vraag van provincies en inschatting
van LVVN hoeveel agrariërs op vrijwillige basis grond aanbieden als zij gebruikmaken
van een beëindigingsregeling van de overheid.
382
Zullen de meerdere aankoopprojecten, die momenteel worden uitgevoerd door de Nationale
Grondbank, de beschikbare 100 miljoen euro, die met een kasschuif naar 2025 en 2026
worden verschoven, volledig benutten? Zo nee, waarom worden er dan aanvullende middelen
aangewend voor het aankoopbudget?
De huidige inzichten geven aan dat de middelen van € 172 miljoen (tot en met 2027)
nodig zullen zijn.
383
Hoeveel hectare grond zal er met de lopende aankooptrajecten worden aangekocht in
2025 en 2026, met hierbij een onderverdeling in het beoogde doel (zoals verplaatsing,
extensivering en natuuruitbreiding)?
Bij de lopende casussen én die nu in de pijplijn zitten gaat het om een totale omvang
van bijna 1.000 ha agrarische grond. Een onderverdeling naar het beoogde doel is vooraf
niet te maken maar wordt duidelijk op moment van verkoop op basis van de ruimtelijke
bestemming.
384
Wat is het gevolg van de korting op de Lbv- en Lbv-plusregelingen op gegarandeerde
betalingen aan boeren in 2025?
Ondernemers die in het kader van de Lbv en de Lbv-plus een verleningsbeschikking hebben
ontvangen hoeven zicht geen zorgen te maken over uitbetaling van de subsidie. Gaan
zij daadwerkelijk over tot beëindiging en voldoen zijn aan de vereisten, dan ontvangen
zij subsidie.
385
Hoe verhoudt enerzijds de bezuiniging op het mestbeleid van 2,3 miljoen euro binnen
de subsidietaakstelling zich tot het beschikbaar stellen van gelden voor onder andere
een subsidieregeling om mestverwerking te stimuleren?
Het Hoofdlijnenakkoord bevat een taakstelling voor de subsidies in 2025 die Rijksbreed
geldt. Dit raakt alle subsidie-instrumenten van de LVVN-begroting. Tegelijkertijd
wordt 15 miljoen euro vrijgemaakt voor de aanpak mestmarkt in 2025, daaronder valt
ook voor een nieuwe subsidieregeling mestverwerking. Deze middelen zijn uitgezonderd
van de taakstelling en zijn noodzakelijk om de urgente problematiek aan te pakken.
386
Zijn er bedrijven die zich in hadden getekend voor de Lbv en/of de Lbv-plus die zich
inmiddels weer hebben afgemeld? Zo ja, hoeveel?
Op 25 september jongstleden waren 40 subsidieaanvragen ingetrokken door de ondernemer.
Op de site zoals genoemd bij het antwoord op vraag 372 wordt de actuele stand bijgehouden
van onder meer het aantal ingetrokken aanvragen.
387
Welk percentage van het aantal aanmeldingen zal naar verwachting daadwerkelijk deelnemen
en hoeveel mol stikstof per hectare per jaar zal dit naar verwachting opbrengen in
2025 en 2030?
De Lbv en de Lbv-plus zijn vrijwillige regelingen. Uiteindelijke deelname is afhankelijk
van verschillende factoren en de uiteindelijke individuele afweging die ondernemers
maken. Momenteel wordt op mijn departement gewerkt aan een analyse van de potentiële
opbrengst van de Lbv en de Lbv-plus. Zodra deze gereed is, zal ik deze met uw Kamer
delen.
388
Is de animo voor deelname aan deze regelingen naar verwachting groter of kleiner geworden
door de plannen uit het Hoofdlijnenakkoord?
De trend in het aantal aanmeldingen voor de Lbv-plus is al geruime tijd stabiel. Net
als in de periode voorafgaande aan de presentatie van het Hoofdlijnenakkoord worden
door RVO nog enkele aanmeldingen per week ontvangen. De openstellingstermijn voor
de Lbv was reeds verstreken op het moment van presenteren van het Hoofdlijnenakkoord.
Er is geen aanwijzing dat de plannen uit het Hoofdlijnenakkoord invloed hebben op
het aantal aanmeldingen voor deze regelingen. Op dit moment is het niet mogelijk aan
te geven of de plannen uit het Hoofdlijnenakkoord het HLA invloed hebben op het aantal
daadwerkelijke deelnamen door bedrijven.
389
Wat is de argumentatie voor de korting in het budget voor het College voor de toelating
van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) vanaf 2025?
In tabel 9 van de begroting 2025 staat de bijdrage voor het College voor de toelating
van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Het bedrag voor de jaren 2025 tot
en met 2029 is het budget dat op dit moment binnen het Ministerie van LVVN is gereserveerd
voor het Ctgb. Het bedrag voor het jaar 2023 is het bedrag dat in dat jaar daadwerkelijk
is uitgekeerd aan het Ctgb. Dit is dus inclusief de bijdragen van de Ministeries van
IenW, SZW en VWS. In 2024 moet een deel van deze bijdragen nog door LVVN worden ontvangen,
dat zal bij Najaarsnota 2024 gebeuren. Het budget dat LVVN gereserveerd heeft voor
de bijdrage aan het Ctgb wordt dan opgehoogd met de ontvangen bijdragen van de genoemde
ministeries. Komende jaren zal dit op dezelfde manier worden verwerkt.
390
Wat is de onderbouwing van het relatief lage budget in het mestbeleid voor 2026 ten
opzichte van 2025?
De middelen voor het mestbeleid zijn in grote mate gerelateerd aan de actieprogramma’s.
Het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn en de financiering daarvan loopt tot en met 2025.
Momenteel wordt gewerkt aan de vormgeving van het 8e Actieprogramma Nitraatrichtlijn dat vanaf 2026 zal gelden. Indien daarvoor extra
middelen nodig zijn, zal de begroting voor 2026 daarvoor te zijner tijd worden aangepast.
391
Zijn er middelen beschikbaar gesteld om brandstofkosten voor agrarische ondernemers
te verlagen? Zo ja, welke?
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de rode diesel met ingang van het jaar
2027 wordt heringevoerd voor de landbouwsector. Er is geen budget voor deze maatregel
opgenomen in de LVVN begroting, aangezien fiscale maatregelen primair de verantwoordelijkheid
zijn van het Ministerie van Financiën. Het kabinet is voornemens om de benodigde wetswijziging
voor rode diesel op te nemen in het pakket Belastingplan 2026, dat in het derde kwartaal
van 2025 aan uw Kamer zal worden aangeboden.
392
Kan er gespecificeerd worden waarvoor de begroting op artikel 21 voor 3,3 procent
beleidsmatig gereserveerd is?
Dit betreft in totaal € 78 miljoen voor meerdere doeleinden. De grootste posten zijn
de volgende:
• Opdrachten – Handhaving en monitoring mestbeleid, € 13,2 miljoen
• Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken – Diergezondheidsfonds, € 12,2 miljoen
• Subsidies – Projecten mestbeleid, € 10,3 miljoen
• Opdrachten – Vitaliteit agrarische sector1, € 9,1 miljoen
• Bijdragen aan ZBO’s – meerdere ZBO’s, € 7,2 miljoen
• Opdrachten – Risicomanagement Voedselproductie, € 5,0 miljoen
• Opdrachten – In beslaggenomen goederen, € 4,4 miljoen
• Subsidies – Emmisiearm Veevoer, € 3,2 miljoen
• Subsidies – Verbeteren welzijn gezelschapsdieren, € 2,8 miljoen
393
Op welke manier is er bij het subsidiebudget «Sociaal economische positie boeren»
rekening gehouden met de economische positie en ramingen omtrent het economische vooruitzicht
van enerzijds akkerbouwers en anderzijds veehouders?
De gebudgetteerde subsidiemiddelen worden ingezet om de ontwikkeling naar een toekomstig
bestendige agrarische sector te ondersteunen met een focus op de sociaal economische
positie van de boeren. Het ingezette instrumentarium wordt breed toegepast en in zijn
algemeenheid niet specifiek gericht op de akkerbouw of de veehouderij. Uitzondering
geldt voor de tegemoetkoming voor de Brede Weersverzekering die gericht is op landbouwers
met openteelten (voor een deel zijn dit ook voedergewassen van veehouders) en voor
de sloop- en ombouwregeling als flankerende maatregel voor het verbod op pelsdierhouderij.
De overige instrumenten zijn algemeen toegankelijk en staan ten dienste om het verdienvermogen
van alle agrarisch ondernemers te versterken.
394
Hoeveel jonge boeren hebben tot nu toe dit jaar gebruik gemaakt van de regeling Vestigingssteun
jonge landbouwers?
Op vrijdag 2 augustus 2024 is de aanvraagperiode voor de eerste openstelling van de
Subsidie voor de Vestiging van Jonge Landbouwers gesloten. In totaal heeft de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) 871 unieke aanvragen ontvangen. De RVO is momenteel
nog bezig met het beoordelen van alle aanvragen. Daarom is nog onduidelijk hoeveel
jonge landbouwers daadwerkelijk een subsidie ontvangen.
395
Tot welke vergoeding per jonge boer leidt de regeling Vestigingssteun jonge landbouwers
in 2025, 2026 en 2027?
Momenteel evalueer ik de eerste openstelling van deze regeling. Mijn voornemen is
om de subsidie jaarlijks open te stellen voor een subsidiebedrag van 80.000 euro per
jonge landbouwer.
396
In hoeverre zal de beschikbare 5,9 miljoen euro in het Nationaal Strategisch Plan
(NSP) zorgen voor een lagere premie die landbouwers betalen aan de Brede Weersverzekering?
In het NSP is voor de jaren 2023 t/m 2027 een budget van 87,5 miljoen euro gereserveerd
voor de maatregel Brede weersverzekering (GLB-middelen plus nationale cofinanciering),
wat neer komt op 17,5 miljoen euro per jaar. In onderstaande tabel is te zien dat
de premiesubsidieregeling Brede weersverzekering in de periode 2020–2023 als ook in
de prognose voor 2024 leidt tot een substantieel lagere netto-premie (>50%) die de
agrarische ondernemer aan de verzekeraar betaalt voor een verzekeringspolis voor schade
door extreme weersomstandigheden in open teelten.
Totaal door alle verzekerden betaalde premies Brede weersverzekering
(€ x 1 mln.)
Subsidiepercentage
Totaal door RVO uitbetaalde premiesubsidie (€ x 1 mln.)
Gerealiseerd
2020
25,2
63,70%
16,1
2021
29,1
60,40%
17,5
2022
32,2
54,50%
17,5
2023
33,0
53,20%
17,5
Prognose
2024
31,2
56,10%
17,5
397
Hoeveel mol stikstofreductie per hectare per jaar wordt voor eind 2025 van de Lbv
kleine sectoren verwacht?
Op dit moment valt niet te voorspellen hoeveel stikstofreductie er voor het eind van
2025 met de Lbv kleinere sectoren wordt gerealiseerd. Dit is onder andere afhankelijk
van de interesse in de regeling. Doordat openstelling van de regeling nog plaats moet
vinden, is hier geen inschatting van te geven. Er is ook geen prognose beschikbaar.
398
Hoeveel mol stikstofreductie per hectare per jaar wordt voor eind 2030 van de Lbv
kleine sectoren verwacht?
Op dit moment valt niet te voorspellen hoeveel stikstofreductie er voor het eind van
2030 met de Lbv kleinere sectoren wordt gerealiseerd. Dit is onder andere afhankelijk
van de interesse in de regeling. Doordat openstelling van de regeling nog plaats moet
vinden, is hier geen inschatting van te geven. Er is ook geen prognose beschikbaar.
399
Hoeveel mol stikstofreductie per hectare per jaar wordt voor eind 2025 van de Sbv
verwacht?
Op dit moment valt niet te voorspellen hoeveel stikstofreductie er voor het eind van
2025 met de Sbv wordt gerealiseerd. Dit is onder andere afhankelijk van de interesse
in de regeling. Doordat openstelling van de regeling nog plaats moet vinden, is hier
geen inschatting van te geven. Er is ook geen prognose beschikbaar.
400
Hoeveel mol stikstofreductie per hectare per jaar wordt voor eind 2030 van de Sbv
verwacht?
Op dit moment valt niet te voorspellen hoeveel stikstofreductie er voor het eind van
2030 met de Sbv wordt gerealiseerd. Dit is onder andere afhankelijk van de interesse
in de regeling. Doordat openstelling van de regeling nog plaats moet vinden, is hier
geen inschatting van te geven. Er is ook geen prognose beschikbaar.
401
Wat is de bandbreedte van het aantal bedrijven wat met het budget van 44,2 miljoen euro
kan worden geholpen?
Gegeven het bedrag neem ik aan dat de vraag ziet op de Landelijke verplaatsingsregeling
veehouderijen met piekbelasting (Lvvp). De Lvvp bestaat uit twee separate modules
die los van elkaar kunnen worden aangevraagd. Voor de eerste module (haalbaarheidsonderzoek)
geldt een subsidieplafond van € 15 miljoen. Een bedrijf kan tot maximaal € 50.000
subsidie ontvangen voor deze eerste module. De tweede module (bedrijfsverplaatsing)
kent een subsidieplafond van € 90 miljoen. Er zal naar verwachting gemiddeld € 1,5 miljoen
subsidie per bedrijf worden verleend. Hierdoor kunnen gedurende de looptijd ongeveer
60 bedrijven daadwerkelijk met steun van de van de Lvvp verplaatsen. In 2025 zullen
er nog geen bedrijven daadwerkelijk verplaatst zijn met behulp van de LVVP, de doorlooptermijn
van het verplaatsingsproces is daarvoor te lang.
402
Hoeveel bedrijven hebben al interesse getoond in deelname aan de Landelijke verplaatsingsregeling
veehouderijen met piekbelasting (Lvvp)?
De Landelijke verplaatsingsregeling voor veehouderijen met piekbelasting (Lvvp) is
op 2 september jl. gepubliceerd. Aangezien de regeling nog niet is opengesteld is
het vooralsnog onbekend hoeveel bedrijven interesse hebben in deelname aan de Lvvp.
Wel zijn er bij RVO reeds vragen over de regeling binnengekomen.
403
Welke regio’s in Nederland zouden in aanmerking komen om de betreffende bedrijven
naartoe te verplaatsen?
In principe kan er verplaatst worden naar alle regio's in Nederland. Logischerwijs
zal een ondernemer daarbij vooral kijken naar gebieden waar hij/zij de beste toekomstperspectieven
voor zich ziet voor zijn/haar veehouderijbedrijf en het gezin. Daarbij gaat het niet
alleen om de nabijheid van natura2000 gebieden, maar ook om andere factoren. Naast
verplaatsen binnen Nederland is het overigens ook mogelijk om te verplaatsen naar
een andere EU-lidstaat mits voldaan wordt aan de lokale wet- en regelgeving
404
Waar gaat de 5,4 miljoen euro voor subsidies op het gebied van plantgezondheid en
gewasbescherming precies naartoe? Is dit bestemd voor alternatieve, biologische gewasbescherming?
Van het in 2025 beschikbare bedrag à € 5,4 miljoen is € 2,4 miljoen bestemd voor het
uitvoeren van een meerjarig gezondheidsonderzoek naar de blootstelling van omwonenden
en aan gewasbeschermingsmiddelen en het onderzoek naar een mogelijk verband tussen
de ziekte van Parkinson en glyfosaat (Kamerstuk 27 858, nr. 653) en is € 1,7 miljoen bestemd voor meerjarige subsidies voor het praktijkprogramma
plantgezondheid en andere acties uit het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming
2030 (Kamerstuk 27 858, nr. 569). Van het resterende bedrag à € 1,3 miljoen is € 0,7 miljoen bestemd voor een bijdrage
aan het Fonds Kleine Toepassingen, methodologieontwikkeling voor de beoordeling van
gewasbeschermingsmiddelen, monitoring en digitalisering en voor evaluatie van wet-
en regelgevingIn het praktijkprogramma wordt geëxperimenteerd met alternatieve gewasbeschermingspraktijken,
zo ook biologische, om gewassen te beschermen tegen ziekten, plagen en onkruiden.
Daarnaast is € 0,6 miljoen beschikbaar voor diverse kleinere projecten op het gebied
van plantgezondheid.
405
Hoe is het bedrag van 3,2 miljoen euro voor emissiearm veevoer tot stand gekomen en
tot welke resultaten zal de inzet van deze middelen leiden in termen van daadwerkelijke
emissiereductie?
Het bedrag van € 3,2 miljoen voor emissiearm veevoer is bedoeld voor diverse onderzoeken
rondom emissiearm veevoer. Het grootste component van dit bedrag staat voor 2025 gereserveerd
voor een pilot rondom het verlagen van het ruw eiwitgehalte in voer voor varkens en
kippen. Nu de pilot Koe & Eiwit goede resultaten laat zien voor melkvee, wordt via
een pilot bij varkens en kippen onderzocht of soortgelijke resultaten kunnen worden
bereikt. Het bedrag van € 3,2 is vergelijkbaar aan de begroting van Koe & Eiwit. Naast
deze € 3,2 is ook nog een deel van de € 15 van het mestpakket gereserveerd voor o.a.
het verlagen van het ruw eiwitgehalte van het rantsoen van melkvee door een landelijke
uitrol van Koe & Eiwit. Met de sector zullen gesprekken worden gevoerd over de zinvolle
inzet in relatie tot het reductiepotentieel. De daadwerkelijke inzet van middelen
is afhankelijk van deze gesprekken.
Het is niet mogelijk nationaal wettelijke eisen stellen aan het ruw eiwit gehalte
in het voer. Wetgeving rondom de samenstelling van diervoeder is in een Europese verordening
vastgelegd en bepaalt uitputtend waaraan diervoeders moeten voldoen. Daar is geen
ruimte om, vanuit Nederland, aanvullende eisen te stellen aan het gehalte van ruw
eiwit in het voer. Het totale effect van het verlagen van het ruw eiwitgehalte in
het rantsoen hangt dus af van de inspanningen van veehouders en de sector zelf.
406
Betreffen de onder de post «Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen» gereserveerde
5,4 miljoen euro voor plantgezondheid en gewasbescherming bestaande subsidies? Zo
ja, welke? Welke voorwaarden bestaan er om in aanmerking te komen voor deze subsidies?
Zie ook het antwoord op vraag 404. Van de gereserveerde € 5,4 miljoen is € 1,7 miljoen
bestemd voor meerjarige subsidies voor het praktijkprogramma plantgezondheid en andere
acties uit het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 (Kamerstuk
27 858, nr. 569). Dit betreffen subsidieprojecten die eerder zijn verplicht en in 2025 worden afgerond.
407
Hoeveel procent van de beschikbare 15 miljoen euro voor verlichting van de mestmarkt
is beschikbaar voor subsidies voor het stimuleren van mestverwerking?
Circa de helft van de beschikbare middelen is voorzien voor het stimuleren van investeringen
in mestverwerkingsinstallaties.
408
Hoe verhouden de kortetermijnmaatregelen voor de mestmarkt à 15 miljoen euro zich
tot de Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking à 6 miljoen euro?
In de brief van 13 september jl. is de aanpak van de regering van de crisis op de
mestmarkt naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 33 037, nr. 559). Hierin wordt voor 2025 € 15 miljoen uitgetrokken voor maatregelen op de korte termijn,
waaronder het ondersteunen van exportmissies, het aanstellen van een gezant en ook
het stimuleren van mestverwerkingsinstallaties (korrelen en hygiëniseren) ten behoeve
van meststoffen die beter geëxporteerd kunnen worden. De regeling kunstmestvervanging
en mestverwerking is een subsidieregeling ter stimulering van investeringen in mestverwerkingsinstallaties
die RENURE-meststoffen kunnen maken, waarvoor in 2025 € 6 miljoen beschikbaar is.
409
Hoe verhoudt de subsidieregeling behoud grasland à 104,3 miljoen euro zich tot de
beschikbare gelden in het kader van de Ecoregeling voor langjarig grasland? Is er
sprake van stapeling op dit gebied?
De subsidiemodule Behoud graslandareaal richt zich op het stimuleren van het behoud
van het areaal grasland ten behoeve van de waterkwaliteit. De subsidie voorziet in
een tijdelijke tegemoetkoming (2023, 2024 en 2025) voor een gedeelte van de extra
kosten die derogatiebedrijven moeten maken als gevolg van de versnelde afbouw van
de derogatie. Hiermee wordt voorkomen dat deze bedrijven ervoor kiezen hun grasland
om te zetten in bouwland om daarmee het inkomensverlies te compenseren (akkerbouwgewassen
leveren meer rendement op dan gras) of door hoge mestafzetkosten noodgedwongen het
bedrijf moeten beëindigen, waardoor het grasland op deze bedrijven alsnog omgezet
wordt in bouwland voor de teelt van uitspoelingsgevoelige gewassen. De eco-activiteit
«langjarig grasland» stimuleert bedrijven om op een perceel blijvend grasland meerdere
jaren achtereen grasland te telen en dit niet te ploegen met ingang van 2023. Deze
regeling richt zich nadrukkelijk op het niet ploegen en het langjarig telen van het
grasland en onderscheidt zich daarmee van de subsidiemodule Behoud graslandareaal.
410
Wordt de «Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking» à 6 miljoen euro volledig
ingezet voor het stimuleren van de productie van RENURE-meststoffen indien de Europese
Commissie de Nitraatrichtlijn aanpast?
Ja, dit wordt volledig ingezet voor het stimuleren van investeringen in mestverwerkingsinstallaties
die RENURE-meststoffen maken, die voldoen aan de criteria uit het voorstel van de
Europese Commissie voor de toelating van deze RENURE-meststoffen.
411
Welke middelen trekt de regering specifiek uit om de voorgenomen inzet op het verlichten
van de mestmarkt via het gebruik van RENURE mogelijk te maken?
De regeling kunstmestvervanging en mestverwerking, waarvoor in 2025 € 6 miljoen beschikbaar
is, is gericht op het stimuleren van investeringen in mestverwerkingsinstallaties
die RENURE-meststoffen maken.
412
Welke middelen zijn er in 2025 beschikbaar voor de uitvoering van het 7e Actieprogramma
Nitraatrichtlijn, hoe zijn de middelen binnen dit programma verdeeld en hoe verhouden
de middelen binnen dit programma zich tot andere vrijgemaakte middelen ter bescherming
van de waterkwaliteit?
Voor de uitvoering van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn is in 2025 € 51,6 miljoen
beschikbaar. Dit budget is gereserveerd voor de uitvoering van mestwetgeving door
RVO (€ 4,1 miljoen), het toezicht en handhaving door de NVWA (€ 15,3 miljoen) en overige
projecten mestbeleid (€ 32,2 miljoen). De bijdrage aan uitvoering is nog niet definitief
en wordt later in 2024 vastgesteld. Voor andere vrijgemaakte middelen ter bescherming
van de waterkwaliteit verwijs ik u naar het antwoord op vraag 478.
413
Welk deel van het budget voor Integraal Voedselbeleid betreft een bijdrage aan het
Voedingscentrum?
Van de € 7,4 miljoen die beschikbaar is voor subsidies integraal voedselbeleid in
2025, is € 4,4 miljoen bestemd voor het Voedingscentrum. Dit is bijna 60% van het
totale subsidiebudget voor integraal voedselbeleid.
414
Wat wordt verstaan onder biobased teelt? Om welk soort gewassen gaat het precies?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 4.
415
Hoe vaak is het in de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar jaar, voorgekomen dat
Nederlandse onderzoeksinstellingen proefdierapen van andere gekwalificeerde leveranciers
hebben betrokken, omdat het Biomedical Primate Research Center (BPRC) niet aan de
vraag kon voldoen (Beslisnota bij Kamerstuk 28 286, nr. 1338 over de brief van Animal Rights en anderen over import en euthanasie apen met tbc)?
Om hoeveel dieren van welke soort gaat het?
Het is in de afgelopen vijf jaar niet voorgekomen dat Nederlandse onderzoeksinstellingen
proefdierapen van andere gekwalificeerde leveranciers hebben betrokken omdat het BPRC
niet aan de vraag kon voldoen.
416
Zijn er in de periode 2023 tot heden dierproeven uitgevoerd ten behoeve van defensie?
Zo ja, om welke zogeheten Onderzoekssamenvattingennummers (NTS-nummers) gaat het?
De dierproeven ten behoeve van defensie worden opgenomen in de jaarregistratie dierproeven
en proefdieren «Zo Doende 2023» welke momenteel wordt gemaakt, maar waarvan de cijfers
en inhoud nog niet definitief zijn vastgesteld. De meest actuele gegevens staan in
de «Zo Doende 2022»30.
De registratiegegevens over 2024 worden pas in 2025 aangeleverd door de instellingsvergunninghouders.
De NVWA heeft geen overzicht van de NTS-nummers gekoppeld aan het onderzoek.
Alle NTS-en zijn openbaar en te raadplegen via de website van de Centrale Commissie
Dierproeven31.
417
Hoeveel pyrogeniciteitstesten met konijnen zijn er nog lopende in Nederland?
Er worden al een aantal jaren geen pyrogeniciteitstesten met konijnen meer geregistreerd
en uitgevoerd in Nederland.
418
Hoe zal de overheid erop toezien dat er daadwerkelijk geen pyrogeniciteitstests met
konijnen meer plaatsvinden vanaf 1 juli 2025?
De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) is een zelfstandig bestuursorgaan en mag als
enige in Nederland vergunningen verlenen. De CCD toetst aan de kaders van de Wet op
de Dierproeven (Wod) en hanteert het «nee, tenzij...» principe. Vanaf tenminste 2020
heeft de CCD op basis van haar toetsingskader geen pyrogeniciteitstests meer vergund.
Vanaf juli 2025 gaat de pyrogenitetitstest naar alle waarschijnlijkheid niet meer
voorgeschreven worden in de European Pharmacopoeia, maar wordt verwezen naar het alternatief.
Dit betekent dat artikel 13 van de richtlijn in werking treedt, en betekent dat lidstaten
de dierproef niet meer mogen vergunnen.
419
Hoeveel dierproeven zijn er in 2023 tot heden uitgevoerd voor de productie, controle
of op de markt brengen van huishoudelijke chemische stoffen?
De jaarregistratie dierproeven, conform artikel 15 Wet op de Dierproeven (Wod), voorziet
niet in deze specifieke vraag. In de «Zo Doende» is wel op hoofd- en subdoelen een
indeling gemaakt van aantallen uitgevoerde dierproeven, waaronder verschillende toxiciteitstesten.
De meest actuele gegevens staan in de «Zo Doende 2022».
420
Hoeveel dierproeven zijn er in 2023 tot heden uitgevoerd voor de productie, controle
of op de markt brengen van vaccinaties, medicijnen of medische hulpmiddelen voor landbouwdieren?
De jaarregistratie dierproeven, conform artikel 15 Wod, voorziet niet in deze specifieke
vraag. In de «Zo Doende» is wel op hoofd- en subdoelen een indeling gemaakt van aantallen
uitgevoerde dierproeven, waaronder «Toegepast en omzettingsgericht onderzoek ten behoeve
van dierenwelzijn en dierziekten». De meest actuele gegevens staan in de «Zo Doende
2022».
421
Hoeveel macaca fascicularis, macaca mulatta en callithrix jacchus afkomstig van het
BPRC zijn er van 2023 tot heden uitgevoerd buiten Nederland?
In het kader van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) kan ik over individuele
bedrijven geen specifieke bedrijfsinformatie verschaffen.
422
Hoeveel macaca fascicularis, macaca mulatta en callithrix jacchus afkomstig van een
Nederlandse apenfokker (dus geen apenhandelaar) zijn er van 2023 tot heden uitgevoerd
buiten Nederland?
In het kader van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) kan ik over individuele
bedrijven geen specifieke bedrijfsinformatie verschaffen.
423
Hoeveel primaten mag het BPRC maximaal houden, uitgesplitst naar soort?
Het BPRC heeft op verzoek van de Minister van OCW en met instemming van de Tweede
Kamer een ambitieplan opgesteld voor de periode 2019–2025, met als doel de vermindering
van het aantal dierproeven met 40%. In dit ambitieplan heeft het BPRC aangegeven het
aantal apen terug te brengen van 1437 naar ongeveer 1000 dieren.
424
Hoeveel jonge apen werden er in 2023 en 2024 geboren in het BPRC, uitgesplitst naar
soort?
In 2023 zijn er 23 macaca fascicularis en 93 macaca mulatta geboren in het BPRC. Van
1 januari 2024 tot en met 27 september 2024 zijn er 18 macaca fascicularis, 87 macaca
mulatta en 2 callithrix jacchus geboren in het BPRC.
425
Geldt voor de apensoorten bij het BPRC dat het gaat om «self-sustaining colonies»?
Ja, voor alle 3 de soorten heeft BPRC zelf-voorzienende (self-sustaining) kolonies.
426
Hoeveel macaca fascicularis zijn er in 2024 tot nu toe in Nederland ingevoerd?
Handel in proefdieren is toegestaan conform de Wet op de dierproeven (Wod). In het
kader van de Wet bescherming persoonsgegevens en artikel 68 van de Grondwet kan ik
over individuele bedrijven geen specifieke bedrijfsinformatie verschaffen. Wat ik
kan aangeven is dat alle bedrijven die handelen in apen moeten voldoen aan verordening
2016/429 (Diergezondheidsverordening). Bedrijven die fokker of leverancier zijn van
proefdieren dienen een instellingsvergunning te hebben volgens de Wod artikel 11a.
Conform deze vergunning dient een bedrijf te voldoen aan de vereisten van de Wod.
De NVWA houdt toezicht op dit soort bedrijven en voert periodieke inspecties uit.
427
Kan de regering toelichten op welke manier de 1,3 miljoen euro, die is gereserveerd
voor de regie van het programma Transitie Proefdiervrije Innovatie en projecten in
het kader van dierproeven en alternatieven, bijdraagt aan stimulering van de ontwikkeling
en toepassing van innovaties die dierproeven voorkomt of vervangt?
Het gezamenlijke budget voor Dierproeven en TPI van circa 1,3 miljoen wordt ingezet
om uitvoering te geven aan zowel het TPI-beleid als het dierproevenbeleid. Dit budget
wordt onder andere ingezet voor de coördinerende taken van het TPI-bureau. De Kamer
wordt regelmatig geïnformeerd over de voortgang van dit beleid. Ik zal de Kamer voor
het geplande commissiedebat over dierproeven en TPI op 14 november aanstaande weer
informeren over de laatste stand van zaken. Vanuit dit budget worden ook incidentele
subsidies en opdrachten verleend, onder andere ter uitvoering van aangenomen moties
en toezeggingen van de Kamer,zoals een toezegging aan voormalig Kamerlid Wassenberg
om overstap naar FCS vrije kweek sera te bevorderen (opdracht aan het 3R centre Utrecht),
of het beter ontsluiten en verspreiden van expertise over proefdiervrije innovaties
om knelpunten rondom vindbaarheid van die innovatieste helpen verminderen en de financiering
van het werk van destichting YoungTPI die via hun netwerk de jongere generatiesbewust
maakt van de mogelijkheden die proefdiervrije innovaties bieden.
Er is een werkgroep opgericht voor het terugdringen van dieren gedood zonder voorafgaande
handeling (dieren in voorraad gedood) en zijn er diverse subsidies verleend aan: DALAS
voor MyDALAS. Dat is een platform voor een betere samenwerking en kennisuitwisseling
tussen professionals op gebied van proefdierkunde. Stichting Proefdierkundige Informatie
(SPI) heeft budget gekregen voor een initiatief dat transparantie over dierproeven
bevordert en het Netherlands Heart Institute voor de doorontwikkeling van een platform
voor preregistratie van dierstudies dat kwaliteit en transparantie van dierproeven
ten goede komt en daarmee onnodige proeven kan voorkomen.
428
Wat is de opbouw van het beschikbare budget voor het Ctgb en vanuit welk (reserve)budget
kan mogelijk geput worden bij een tekort?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 389.
429
Welke beleidsruimte krijgen de provincies voor de invulling van het MGB à 110,4 miljoen euro
in 2025?
Binnen de geografische afbakening van de regeling (veenweide, beekdalen, zandgronden
en overgangsgebieden N2000) kunnen de provincies een nadere afbakening maken, voor,
bijvoorbeeld, een specifiek beekdal. De provincies ontvangen een voorschot van 100%.
Zij kunnen vervolgens zelf regelen hoe zij de bevoorschotting van veehouderijondernemingen
inrichten.
430
Hoe komt de verwachte stand van de begrotingsreserve Landbouw per 31 december 2025
uit op 12,8 miljoen euro terwijl de verwachte stand per 1 januari 2025 0,6 miljoen euro
bedraagt en de verwachte toevoegingen 12,8 miljoen euro bedragen, zonder verwachte
onttrekkingen?
De verwachte stand van de begrotingsreserve per 1 januari 2025 is € 12,8 miljoen.
Omdat LVVN verwacht dit jaar niks te onttrekken uit de reserve zal deze blijven staan
op € 12,8 miljoen aan het einde van 2025.
De € 0,6 miljoen is de onttrekking die is gedaan uit de begrotingsreserve landbouw
in 2024.
431
Waar komen de benodigde middelen van 50 miljoen euro vandaan voor de vrijwillige saneringsregeling
garnalenvisserij? Waar is dit bedrag op gebaseerd?
De middelen komen uit de aanvullende post voor het voormalige Transitiefonds. Het
bedrag van € 50 miljoen euro was een schatting gebaseerd op de opgave, ervaringen
met eerdere saneringen en input vanuit de sector over animo.
432
Waartoe dienen de resterende middelen voor het Natuurherstelplan à 43,8 miljoen euro
na de uitgaven van 17,5 miljoen euro in 2025 voor de nulmeting van habitattypen?
Het Natuurherstelplan levert de komende jaren extra werkzaamheden en kosten op en
vraagt om een nulmeting naar de eisen van de NHV, het maken van interdepartementale
en interbestuurlijke afspraken en het opstellen een Natuurherstelplan met herstelmaatregelen.
De middelen voor het Natuurherstelplan worden ingezet voor de nulmeting, capaciteit
en overige materiele kosten. Voor het einde van het jaar volgt een brief die hier
verder op in gaat.
433
Waar komen de benodigde middelen van 43,8 miljoen euro vandaan voor het concept-natuurherstelplan?
Waar is dit bedrag op gebaseerd?
De middelen zijn afkomstig van de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën.
Om tot de inschatting te komen hebben we per ecosysteem een inschatting van de kosten
gemaakt in samenspraak met de uitvoeringspartners. In overleg met alle partners is
gekomen tot een totaalpakket van € 43,8 miljoen. Voor het einde van het jaar volgt
een brief die in zal gaan op de verdeling van de middelen.
434
Kan er gespecificeerd worden waarvoor de begroting op artikel 22 voor 1,2 procent
beleidsmatig gereserveerd is?
Dit betreft in totaal € 13 miljoen voor meerdere doeleinden. De grootste posten zijn
de volgende:
• Opdrachten – Ondersteuning visserijsector, € 3,5 miljoen
• Bijdrage aan Baten-lastendiensten – Rijksrederij, € 2,8 miljoen
• Opdrachten – Bossenstrategie € 1,0 miljoen
• Opdrachten – Internationaal Duurzaam Landgebruik, € 0,8 miljoen
435
Welk budget is er binnen het subsidiebudget «Natuur en Biodiversiteit» begroot voor
de voorbereiding van een gebiedsplan of samenwerkingsverband?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 18.
436
Op welke uitgaven in het kader van het Aanvalsplan Grutto wordt hier gedoeld?
De uitgaven voor aanvalsplan grutto hebben betrekking op subsidies voor procesondersteuning
bij de uitvoering van het aanvalsplan grutto door o.a. BoerenNatuur en de Friese Milieufederatie.
437
Hoe ziet de verdeling eruit van de 0,9 miljoen euro tussen enerzijds de onderzoeken
en monitoring met betrekking tot akker- en weidevogels en anderzijds de uitgaven in
het kader van het Aanvalsplan Grutto?
Voor onderzoek en monitoring met betrekking tot akker- en weidevogels is in 2025 € 670.000
begroot en reeds verplicht. De resterende middelen zijn beschikbaar voor o.a. uitvoeringskosten
van het Aanvalsplan Grutto door de betrokken partners bij de uitvoering van het Aanvalsplan
Grutto.
438
Staat het Rijk garant voor financieren van maatregelen door boeren ten behoeve van
het Actieplan Grutto voor ten minste 12 jaar?
In het regeerprogramma is opgenomen dat voor de besteding van de middelen voor Agrarisch
Natuurbeheer, de Rijksoverheid de regie neemt en daarbij samenwerkt met medeoverheden
en andere spelers. Ik heb de Kamer toegezegd dat voor het einde van het jaar het kabinet
een contourenbrief over de besteding van de extra middelen agrarisch natuurbeheer
(€ 500 miljoen) aan de Kamer zal toesturen.
439
Kan de regering aangeven hoe men tot het bedrag van 4,5 miljoen euro voor een saneringsregeling
voor de garnalenvisserij is gekomen en hoe zich dat verhoudt tot de opgave?
De vrijwillige saneringsregeling voor de garnalenvisserij is opgenomen in het regeerprogramma.
Hiervoor is ca. € 50 miljoen voor beschikbaar. Naar verwachting, maar dit is afhankelijk
van de goedkeuring van de Europese Commissie, wordt de regeling in de zomer van 2025
opengesteld. Omdat vissers pas betaald krijgen na het slopen van hun vaartuig, staat
het gros van de middelen daarom ingeboekt voor 2026 en 2027. De regeling wordt op
dit moment opgesteld en het is het voornemen om een voorschot uit te keren aan de
vissers. Het is de verwachting dat circa € 4,5 miljoen daarvoor vooralsnog toereikend
is. Daarnaast zijn ook de uitvoeringskosten voorzien in 2025, van naar verwachting
circa € 1 miljoen.
440
Welke precieze maatregelen worden genomen met de 0,8 miljoen euro beschikbaar gesteld
aan het Kroondomein voor het natuurbeheer?
De beheermaatregelen die worden genomen met het geld dat beschikbaar wordt gesteld
aan het Kroondomein voor (agrarisch) natuurbeheer zijn conform hetgeen het natuurbeheerplan
2022 van de provincie Gelderland ter plekke aangeeft.
441
Wordt de 0,8 miljoen euro die beschikbaar wordt gesteld aan het Kroondomein ook ingezet
voor recreatieve doeleinden zoals het plaatsen van banken en picknicktafels?
Het Kroondomein ontvangt in het kader van de lump sum-subsidie 2022–2027 een zogenaamde
«voorzieningenbijdrage». Deze bijdrage is bedoeld voor het toegankelijk houden van
de (vaar)wegen- en padenstructuur en het plaatsen van recreatieve voorzieningen, (zoals
bankjes). Ook moet in voorkomend geval meegewerkt worden aan het markeren en beheer
van landelijke wandel- en fietsroutes.
442
Hoe verhouden de uitgaven van 8,1 miljoen euro voor AERIUS zich tot het voornemen
in het regeerprogramma om een alternatief voor AERIUS te ontwikkelen? Wordt deze 8,1 miljoen euro
ook ingezet voor het zoeken naar een alternatief voor AERIUS?
Uit het budget van € 8,1 miljoen voor AERIUS wordt het RIVM gefinancierd voor het
beheer en onderhoud van AERIUS. Daarnaast wordt hieruit de actualisatie van de onderliggende
verspreidingsmodellen met nieuwe wetenschappelijke inzichten en actuele gegevens en
de voor stikstof relevante adviesvragen die aan het RIVM worden gesteld, betaald.
Het betreft de bekostiging van softwareontwikkeling, wetenschappelijk werk en beheer
en hosting van het AERIUS-instrumentarium.
Het kabinet wil onderzoeken hoe AERIUS Calculator kan worden vervangen. Op dit moment
is er niet direct een alternatief beschikbaar. Totdat er een alternatief is zal het
huidige instrumentarium nodig blijven, inclusief de bijbehorende kosten.
Toelichting verplichting AERIUS
In de Omgevingswet worden drie AERIUS-instrumenten voorgeschreven: AERIUS Calculator,
AERIUS Monitor en AERIUS Register. Calculator is het voorgeschreven instrument om
te berekenen of projecten met het veroorzaken van stikstofdepositie op stikstof gevoelige
habitatten significante gevolgen kunnen hebben voor dat gebied. Monitor heeft een
wettelijke verankering voor de monitoring van de resultaatverplichting voor de omgevingswaarde
voor stikstofdepositie. Register is opgenomen als het instrument om stikstofbanken
te kunnen gebruiken.
443
Hoeveel eendenkooien zijn er nog in Nederland?
Eendenkooien zijn in Nederland vanaf de 14e eeuw in gebruik. Naar schatting heeft
Nederland ca 1500 eendenkooien gekend. Op dit moment zijn er nog ruim 100 vangklaar.
Eendenkooien zijn van cultuurhistorische waarde en dragen bij aan een hogere natuur-
en landschapskwaliteit. Het merendeel is in eigendom bij natuurbeheerorganisaties
en een kleiner deel is in particulier bezit.
444
Mogen eendenkooien alleen nog voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt worden? Zo
nee, voor welke doelen worden ze nog gebruikt?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 446.
445
Is het toegestaan wilde eenden te vangen in eendenkooien en de dieren te doden voor
consumptie? Zo ja, hoeveel eenden zijn via deze vangmethode gedood?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 446.
446
Hoeveel eenden zijn het afgelopen jaar gevangen door middel van eendenkooien?
Het merendeel van de eendenkooien wordt gebruikt voor natuureducatie, voor ringonderzoek
en voor andere vormen van wetenschappelijk onderzoek, zoals bijvoorbeeld naar vogelgriep.
Eendenkooien zijn volgens de Omgevingswet een wettelijk toegelaten jachtmiddel (artikel 11.71,
eerste lid onder d, Besluit Activiteiten Leefomgeving). In het Besluit Kwaliteit Leefomgeving
is geen verplicht voorschrift voorgeschreven over het doel (onderzoek, of anders)
waarvoor de eendenkooi mag worden ingezet. Met een eendenkooi die voldoet aan de wettelijke
vereisten (Artikel 11.86 Besluit Activiteiten Leefomgeving) mogen wilde eenden worden
gevangen en gedood. Dat gebeurt in nog in een beperkt aantal van de resterende eendenkooien.
Naar schatting gaat het om 2.500–3.000 gedode wilde eenden; dat is ongeveer 2% van
de jaarlijks geschoten wilde eenden. Deze cijfers zijn afkomstig van de kooikervereniging.
Mijn ministerie beschikt niet over de aantallen eenden die gevangen zijn.
447
Wat zijn de begrotingen van de verschillende faunabeheereenheden voor dit jaar? Welk
deel bestaat uit personeelskosten?
Faunabeheereenheden hebben de rechtsvorm van een vereniging, of stichting en worden
hoofdzakelijk gefinancierd door de provincies. Verantwoording van de kosten wordt
gegeven in de jaarverslagen van de faunabeheereenheden. Voor de meeste faunabeheereenheden
dateert het meest recente jaarverslag uit 2022. Mijn ministerie heeft informatie over
de budgetten van de faunabeheereenheden bij de provincies opgevraagd en zal de Kamer
daar voor het einde van 2024 nader over informeren.
448
Hoeveel jachtwild is er geschoten in 2023 en de eerste helft van 2024 uitgesplitst
naar soort en provincie?
De registratie van afschotcijfers gebeurt in registratiesystemen van de faunabeheereenheden.
Hier is geen landelijk overzicht van. Na registratie vindt een validatie plaats, waarna
de cijfers openbaar worden gemaakt in de jaarverslagen van de faunabeheereenheden.
Mijn ministerie heeft de provincies gevraagd de afschotcijfers van 2023 met mij te
delen. Ik zal uw Kamer daarover voor het einde van 2024 te informeren.
449
Kan de regering de afschotgegevens van wilde dieren publiceren per provincie per soort?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 448.
450
Hoeveel bevers zijn er in Nederland?
De schattingen van beverpopulaties worden gepubliceerd op de website van de Zoogdiervereniging.
De populatie bevers in Nederland wordt door de Zoogdiervereniging geschat op 5600
individuen van minimaal 1 jaar.
451
Hoeveel bevers zijn er in 2022 tot heden gedood door Faunabeheereenheden (FBE's),
en om welke redenen?
Drie provincies hebben vergunningen afgegeven voor het doden van bevers: Gelderland,
Limburg en Noord-Brabant. Ik heb bij deze provincies navraag gedaan over het aantal
gedode bevers van 2022 tot heden. Daaruit blijkt dat in 2022 in Gelderland 2 bevers
zijn gedood en in Limburg 107 (in totaal 109). In 2023 zijn in Gelderland 5 bevers
gedood en in Limburg 144 (in totaal 149). Cijfers over 2024 zijn nog niet beschikbaar.
In Noord-Brabant is de vergunning pas dit jaar verleend, in 2024 zijn daar tot nu
toe twee bevers gedood.
Bevers worden uitsluitend gedood in het belang van:
– Volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar
belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van
voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
– Ter voorkoming van ernstige schade aan wateren;
– In het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, of in het belang van
de instandhouding van de natuurlijke habitats.
452
Op hoeveel ecoducten in Nederland wordt het vrije verkeer van voornamelijk grotere
zoogdieren ingeperkt? Op welke wijze en waarom?
Ik beschik niet over een overzicht van het aantal ecoducten waar het vrije verkeer
van grote zoogdieren wordt ingeperkt. Het is aan provincies om het natuurbeleid vorm
te geven en uit te voeren, ook ten aanzien van verbindingen en faunapassages. Mij
is in ieder geval de casus bekend van het ecoduct Oud Reemst nabij het Nationale Park
de Hoge Veluwe. Over deze casus heeft de toenmalig Minister voor Natuur en stikstof
in februari 2023 schriftelijke vragen beantwoord (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 1627). Zij heeft in die beantwoording gesteld dat ecoducten belangrijke verbindingspunten
voor de Nederlandse natuur en dat ecoducten alleen zouden mogen worden afgesloten
wanneer er dwingende redenen zijn om dat te doen. Ik sluit mij bij dit standpunt aan.
Ecoducten zijn immers bedoeld om doorsnijdingen en belemmeringen van het leefgebied
van planten en dieren op te heffen en verbindingen te helpen realiseren.
453
Hoeveel van de gemeten en uitgekeerde gewasschade was schade aan gewassen die direct
bestemd waren voor menselijke consumptie en hoeveel van de schade was aan voor diervoeder
bestemde gewassen, uitgesplitst naar gemeten en uitgekeerd, per bestemming en in euro’s?
In 2023, het meest recente jaar waarvoor cijfers over faunaschade aan landbouwgewassen
beschikbaar zijn, is door BIJ12 voor € 55 miljoen aan tegemoetkomingen uitgekeerd.
78% van die schade betreft schade aan grasland, bestemd als diervoer. Voor de overige
gewassen is geen uitsplitsing naar menselijke en dierlijke consumptie mogelijk.
454
Wat is de stand van zaken omtrent de vrijstelling om kauwen, houtduiven en konijnen
te bejagen?
Zoals aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 36 410 XIV, nummer 96) wordt de intrekking meegenomen met de stelselwijziging jacht en faunabeheer, waarover
uw Kamer in het eerste kwartaal van 2025 nader geïnformeerd zal worden. Op deze wijze
geeft het kabinet uitvoering aan twee moties die uw Kamer heeft aangenomen: de motie
Akerboom (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 9, 11 oktober 2023), die de regering oproept om per direct die soorten die in hun voortbestaan
worden bedreigd van de landelijke vrijstellingslijst af te halen, en de motie Pierik/Van
der Plas (Kamerstuk 33 576, nr. 380, 20 juni 2024), die de regering oproept de uitvoering van de motie Akerboom te betrekken
bij de stelselwijziging.
455
Hoeveel katten zijn er in 2023 en 2024 geschoten in Nederland, uitgesplitst per provincie?
Fryslân is de enige provincie die vergunning heeft verleend voor het afschieten van
katten. In 2023 zijn daar 328 katten geschoten. Cijfers uit Friesland over 2024 zijn
nog niet beschikbaar.
456
Hoeveel landbouwhuisdieren zijn er in 2023 en 2024 gedood door honden? Hoeveel van
deze dieren stonden achter een bewezen wolfwerend raster?
Het aantal landbouwhuisdieren dat door honden wordt gedood, wordt niet structureel
bijgehouden. Wel worden er cijfers afgeleid uit meldingen aan BIJ12 van vermoedelijke
wolvenaanvallen. Uit DNA-onderzoek blijkt soms dat er geen sprake was van een wolvenaanval
op vee, maar van een aanval door een hond. Het betrof in 2023 tot en met 26 september
2024 85 landbouwhuisdieren die door honden werden gedood. Geen van deze dieren stond
achter een raster dat voldeed aan de wolfwerende adviesnorm van de provincies.
457
Hoeveel dieren van welke soort zijn er in 2024 gedood in de Oostvaardersplassen en
hoeveel hiervan zijn gebruikt of waren geschikt voor menselijke consumptie?
De aantallen grote grazers in de Oostvaardersplassen dienen op het vastgestelde niveau
van het Faunabeheerplan 2024–2028 van de Faunabeheereenheid Flevoland en het provinciale
Beleidskader Beheer Oostvaardersplassen te worden gehouden. Staatsbosbeheer is verantwoordelijk
voor het reguliere jaarlijkse beheer, net als dat in andere Nederlandse natuurgebieden
gebeurt. Ieder najaar wordt door middel van tellingen bepaald met hoeveel dieren de
populaties verminderd moeten worden. Het afschot vindt daarna plaats in de herfst-
en windermaanden (en loopt voor de edelherten door tot 1 mei) en moet dus nog grotendeels
plaats gaan vinden voor het seizoen 2024–2025.
Edelherten
In het afschotseizoen 2023–2024 bedroeg het afschot van de edelherten circa 460. Een
groot deel is geschikt voor consumptie en gaat via een poelier naar consumenten of
horeca. Een deel van de herten blijft in het gebied liggen als voedsel voor insecten
en aaseters als raven, zeearenden en vossen.
Heckrunderen
In het seizoen 2023–2024 is het aantal Heckrunderen met circa 45 dieren verkleind.
Het vlees van Heckrunderen komt niet ter beschikking voor consumptie.
Konikpaarden
Er zijn in 2024 circa 80 paarden uit het kerngebied naar het slachthuis gebracht die
geschikt waren voor consumptie.
458
Hoeveel landbouwhuisdieren zijn er in 2023 en 2024 gedood door vossen? Hoeveel van
deze dieren stonden achter een bewezen wolfwerend raster?
Het aantal landbouwhuisdieren dat door vossen wordt gedood, wordt niet structureel
bijgehouden. Wel worden er cijfers afgeleid uit meldingen aan BIJ12 van vermoedelijke
wolvenaanvallen. Uit DNA-onderzoek blijkt soms dat er geen sprake was van een wolvenaanval
op vee, maar van een aanval door een vos. Het betrof in 2023 tot en met 26 september
2024 9 landbouwhuisdieren die door vossen werden gedood. Geen van deze dieren stond
achter een raster dat voldeed aan de wolfwerende adviesnorm van de provincies.
459
Hoeveel landbouwhuisdieren zijn er in 2023 en 2024 gedood door goudjakhalzen? Hoeveel
van deze dieren stonden achter een bewezen wolfwerend raster?
Het aantal landbouwhuisdieren dat door goudjakhalzen wordt gedood, wordt niet structureel
bijgehouden. Wel worden er cijfers afgeleid uit meldingen aan BIJ12 van vermoedelijke
wolvenaanvallen. Uit DNA-onderzoek blijkt soms dat er geen sprake was van een wolvenaanval
op vee, maar van een aanval door een goudjakhals. Het betrof in 2023 tot en met 26 september
2024 6 landbouwhuisdieren die door goudjakhalzen werden gedood. Van geen van deze
dieren voldeden de rasters aan de wolfwerende adviesnorm van de provincies.
460
Hoeveel landbouwhuisdieren zijn er in 2023 en 2024 gedood door wolven? Hoeveel van
deze dieren stonden achter een bewezen wolfwerend raster?
Het betrof in 2023 tot en met 26 september 2024 1172 landbouwhuisdieren die door wolven
werden gedood. Bij 65 van deze dieren voldeden de rasters volledig aan de wolfwerende
adviesnorm van de provincies.
461
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de aangenomen
motie van de leden Beckerman en Kostić over structurele financiering voor dierenhulporganisaties
bij het opruimen van kadavers van wilde vogels en de opvang van mogelijk besmette
dieren (Kamerstuk 29 683, nr. 300)?
Zowel in het Landelijk platform vogelgriep in wilde dieren, als tijdens de kwartaaloverleggen
met dierenambulances en de wildopvang overleggen is een eventuele structurele financiële
steun verkend. Het vogelgriepvirus is nog niet weg en is nog steeds endemisch onder
wilde vogels, maar in Nederland is het een stuk rustiger dan in de voorgaande jaren.
Dierenhulporganisaties hebben geen formele taak bij het opruimen van dode wilde vogels.
Op dit moment vraagt de vogelgriepsituatie in wilde vogels niet om een substantiële
inzet van dierenhulporganisaties. Een structurele financiële strategie acht ik daarom
niet noodzakelijk. Daarom heb ik voor 2025 geen budget opgenomen in de begroting.
Mocht de vogelgriepsituatie verergeren en weer een substantiële inzet vragen van dierenhulporganisaties,
dan zal ik de situatie opnieuw beoordelen en dan tevens bezien of een financiële ondersteuning
op dat moment nodig is. Op deze wijze geef ik uitvoering aan de motie van de leden
Beckerman (SP) en Kostić (PvdD) (Kamerstuk 29 683, nr. 300).
462
Hoever is de regering gevorderd in het overleg met dierenhulporganisaties over een
structurele financiële strategie?
Er is structureel en goed contact met de dierenhulporganisaties over allerlei zaken,
waaronder knelpunten waar zij tegenaan lopen. Er wordt gezocht naar oplossingen voor
de knelpunten, maar LVVN zet zich ook in om gesprekken met diverse partijen te faciliteren
of om duidelijkheid te verschaffen waar nodig. Ondanks dat het Rijk geen structurele
financiering voor dierenhulporganisaties kan bieden, wordt wel bekeken of dierenhulporganisaties
op een andere manier kunnen worden ondersteund. Bijvoorbeeld door ondersteuning te
bieden bij de ontwikkeling van een opleiding voor medewerkers op de dierenambulances,
zodat de kwaliteit van de hulpverlening verder toeneemt.
463
Welk bedrag is conform de aangenomen motie Beckerman en Kostic (Kamerstuk 29 683, nr. 300) opgenomen in de begroting 2025 voor de structurele vergoeding voor dierenhulporganisaties
ten behoeve van het opruimen van kadavers van wilde vogels en de opvang van mogelijk
met vogelgriep besmette dieren? Is dit bedrag toereikend, of wordt overwogen om extra
budget vrij te maken?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 461.
464
Hoe worden de kosten voor het opruimen van kadavers en de opvang van besmette wilde
vogels structureel gefinancierd binnen de begroting van het Ministerie van LVVN?
Het opruimen van dode wilde vogels met vogelgriep is een aangelegenheid van de grondeigenaar
of beheerder van het terrein, inclusief de bijbehorende kosten. Het is de verantwoordelijkheid
van de Rijksoverheid om te zorgen voor een structuur waarbinnen de regionale en lokale
partijen het opruimen van kadavers en de omgang met zieke wilde vogels zelf goed kunnen
organiseren en uitvoeren. Hiervoor is het Landelijk platform vogelgriep in wilde dieren
opgericht, een leidraad opgesteld, een vogelgriep app voor het melden van dode wilde
vogels ontwikkeld en een telefoonnummer voor informatie ingesteld. De Kamer heeft
in september 2023 een motie van de leden De Groot (D66) en Beckerman (SP) (Kamerstuk
29 683, nr. 282) aangenomen, die de regering verzoekt om een adequate financiële strategie die vrijwilligers
en terreinbeherende organisaties ondersteunt in hun maatschappelijk werk. Mijn ambtsvoorganger
heeft in reactie op die motie toegezegd dat zal worden bezien hoe bijgedragen kan
worden aan knelpunten in situaties met grote aantallen dode wilde vogels in een gebied,
die opgeruimd moeten worden vanuit potentieel zoönotische risico’s, en/of waar het
belangrijk is voor de soortenbescherming. Deze verkenning is bijna afgerond, en zal
voor het Commissiedebat Dierziekten en Zoönosen van 28 november 2024 aan de Kamer
worden gestuurd.
465
Is er al een tijdspad opgesteld voor de ontwikkeling en implementatie van de structurele
financiering van dierenhulpverleners in de lijn van hoe het Diergezondheidsfonds werkt
voor boeren, zoals is voorgesteld in het commissiedebat Zoönosen en dierziekten van
13 juni 2024 voor het opruimen van kadavers van wilde vogels en de opvang van mogelijk
besmette dieren? Zo ja, wanneer wordt verwacht dat deze strategie definitief is en
in werking treedt?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 461.
466
Kan de regering een overzicht geven van de stakeholders die worden betrokken bij de
herziening van het faunastelsel?
Bij de stelselwijziging worden de volgende stakeholders betrokken: Provincies, faunabeheereenheden,
landbouworganisaties, jagersverenigingen, dierenwelzijnsorganisaties, onderzoekers
en terreinbeherende organisaties. Uw Kamer zal begin 2025 over de voortgang van de
stelselwijziging worden geïnformeerd.
467
Wat is de stand van zaken omtrent de gesprekken met wildopvangorganisaties en decentrale
overheden om te kijken of het mogelijk is om tot een betere geharmoniseerde aanpak
te komen?
Het is lastig gebleken om met gemeenten en provincies tot een geharmoniseerde aanpak
komen rondom financiering en verantwoordelijkheden. In de praktijk hangt de bereidheid
voor ondersteuning vanuit decentrale overheden onder andere af van de politieke samenstelling
van een gemeentelijk of provinciaal bestuur.
468
Waaruit bestaat de extra aandacht voor de verbeterde aanpak van invasieve exoten?
Welke middelen zijn hiervoor beschikbaar?
Momenteel geeft LVVN prioriteit aan het opstellen van een landelijk aanvalsplan invasieve
exoten dat in het eerste kwartaal van 2025 aan de Kamer zal worden aangeboden. Het
landelijk aanvalsplan geeft verdere uitwerking aan hoe het Nederlandse beleid en de
uitvoering van de Exotenverordening kan worden doorontwikkeld en verstevigd. Op dit
moment zijn geen extra middelen beschikbaar voor het beoogde landelijk aanvalsplan.
469
Hoeveel middelen zijn er gereserveerd per jaar in de periode 2025–2029 voor de ontwikkeling
van medegebruik door visserij en voedselproductie in windparken?
De middelen die nodig zijn voor onderzoek naar medegebruik in windparken komen uit
de middelen die in het kader van Wind op Zee (WOZ) beschikbaar zijn gesteld voor de
aanpassingen van de visserij.
De WOZ-middelen worden breed ingezet voor innovatie in de vloot, nieuwe vormen van
voedselwinning in windparken en voor de keten en gemeenschappen. Dit is een totaalbedrag
van 199 miljoen voor de periode van 2022–2027.
De ontwikkeling van medegebruik vanuit deze middelen is overigens al in volle gang.
Zo zijn er bijvoorbeeld in 2023 en 2024 reeds tuigentesten uitgevoerd met vier verschillende
passieve vistuigen, in windpark Borssele en Hollandse Kust Zuid.
470
Op welke wijze wil het kabinet de gereserveerde 4,5 miljoen euro, volgend uit het
Hoofdlijnenakkoord, voor het stimuleren van nieuwe innovaties in de visserij en de
doorontwikkeling daarvan inzetten?
De visserijsector wordt ondersteuning geboden in de noodzakelijke doorontwikkeling
naar een toekomstbestendige vloot. Dit is een belangrijke pijler van de uitvoeringsagenda
die ik in overleg met de visserijsector en bij de visserij betrokken partijen ga opstellen.
Er wordt gestreefd naar een economisch rendabele, duurzame en flexibele vloot die
vist binnen de ecologische randvoorwaarden en toekomstperspectief heeft. Dit vraagt
verstevigde inzet op innovatie en het daarmee mogelijk maken van gewenste vistechnieken,
waaronder bijvoorbeeld pulsvisserij, maar ook innovaties op andere gebieden. Bijvoorbeeld
innovaties op het gebied van passieve visserij of de doorontwikkeling van de kiwikuil
waardoor de overleving van teruggegooide bijvangst wordt vergroot.
De inzet bestaat daarmee uit het opstellen en beschikbaar maken van opdrachten en
subsidies voor de (door)ontwikkeling van nieuwe en bestaande innovaties en waar nodig
het mogelijk maken van hiervoor noodzakelijk onderzoek en samenwerking. Om de toepassing
van innovaties mogelijk te maken zal een verstevigde inzet nodig zijn om draagvlak
te creëren in Europa door samenwerking en het schrappen van belemmerende EU-regelgeving.
Een deel van het budget wordt aangewend voor de uitwerking van de mogelijke invulling
van visakkers. Dit vanuit het streven om ook in de toekomst voldoende fysieke ruimte
voor de visserij te behouden, zodat een visser zijn werk op zee kan blijven uitvoeren.
Uitwerking zal in overleg met de sector en belanghebbenden plaatsvinden waarbij mogelijk
aanvullend onderzoek nodig is en ook afstemming met Europese partners wordt gezocht.
Als de invulling van visakkers ruimtelijke impact op de Noordzee heeft, dan zal dit
in het volgende Programma Noordzee (2028–2033) een plek krijgen.
Voor de kustwateren werk ik samen met de sector en natuurorganisaties aan een toekomstvisie
garnalenvisserij, in dat kader zal ook een meerjarige onderzoeksagenda worden opgesteld.
Het onderzoek is nodig om de te nemen maatregelen te kunnen beoordelen op hun effectiviteit.
471
Welk budget is er beschikbaar voor afwaardering van grond bij de Nationale Grondbank?
Er is momenteel een bedrag van € 60 miljoen beschikbaar op de begroting van LVVN voor
afwaardering van grond bij de Nationale Grondbank. Dit bedrag is beschikbaar vanaf
2026 tot en met 2028.
472
Hoeveel mol stikstofreductie per hectare per jaar wordt, op basis van de meest actuele
informatie, voor eind 2025 van de aanpak piekbelasting verwacht?
Voor de gehele aanpak is nog geen inschatting te geven van de verwachte stikstofreductie
voor eind 2025. Nog niet alle regelingen staan open waardoor er nog geen zicht is
op de interesse in die regelingen. Voor de Lbv-plus wordt op dit moment een analyse
uitgevoerd naar de potentiële stikstofreductie. De Minister van LVVN zal de uitkomsten
van deze analyse op korte termijn met uw Kamer delen.
473
Hoeveel mol stikstofreductie per hectare per jaar wordt, op basis van de meest actuele
informatie, voor eind 2030 van de aanpak piekbelasting verwacht?
Voor de gehele aanpak is nog geen inschatting te geven van de verwachte stikstofreductie
voor eind 2030. Nog niet alle regelingen staan open waardoor er nog geen zicht is
op de interesse in die regelingen. Voor de Lbv-plus wordt op dit moment een analyse
uitgevoerd naar de potentiële stikstofreductie. De Minister van LVVN zal de uitkomsten
van deze analyse op korte termijn met uw Kamer delen.
474
Neemt de regering de inspanningsverplichting van het vorige kabinet over om met de
gehele piekbelastersaanpak een reductie van gemiddeld 100 mol stikstofreductie per
hectare per jaar te bereiken?
De aanpak piekbelasting heeft als doel om in korte tijd een forse reductie van stikstofuitstoot
te realiseren. De streefwaarde van 100 mol waaraan wordt gerefereerd ging uit van
een verplicht spoor, waarvan het vorige kabinet al heeft aangegeven dat niet door
te zetten. Het kabinet handhaaft de inzet op het treffen van maatregelen die leiden
tot vermindering van stikstofuitstoot.
475
Waar is de verwachte daling van ontvangsten vanuit kennisontwikkeling en innovatie
op gebaseerd?
Het klopt dat de ontvangsten in 2025 lager zijn dan de realisatie 2023 en verwachte
realisatie 2024. Dit verschil wordt verklaard door de sectorbijdrage aan de High Containment
Unit (HCU). Deze bijdrage wordt lopende het jaar toegevoegd aan de ontvangsten en
de uitgaven.
476
Kan worden gespecificeerd waarvoor de begroting op artikel 23 voor 1,6 procent beleidsmatig
gereserveerd is?
Dit betreft in totaal € 6,7 miljoen voor meerdere doeleinden. De grootste posten zijn
de volgende:
• Subsidies – Missiegedreven topsectoren, € 3,0 miljoen
• Bijdragen aan ZBO/RWT, Wettelijke taken Wageningen Research, € 1,6 miljoen
• Opdrachten – Ontwikkelen kennisbeleid, € 0,9 miljoen
• Subsidies – Aanvullende onderwijssubsidies € 0,9 miljoen.
477
Wat is de reden van het onderbrengen van de Sociaal Economische Begeleiding (SEB)
onder «Subsidies» in artikel 23, in plaats van onder «Sociaal economische positie
boeren» bij «Opdrachten» onder artikel 21?
De middelen op artikel 23 voor Sociaal Economische Begeleiding (SEB) hebben als doel
boeren in staat te stellen om met actuele kennis aan de slag te gaan met sociaal economische
vraagstukken. Deze middelen zijn daarmee meer randvoorwaardelijk van aard. De middelen
onder het kopje «Sociaal economische positie boeren» op artikel 21. Land- en tuinbouw
zijn over het algemeen middelen voor subsidies en opdrachten de sociaal economische
positie, lees: verdienvermogen, direct ondersteunen.
478
Welk budget is er naast de 2 miljoen euro voor het ontwikkelen van een meetsysteem
beschikbaar ter bevordering van de waterkwaliteit?
Vanuit het onderzoeksbudget op artikel 23 is er voor 2025 ongeveer € 11 miljoen begroot
aan mestbeleid dat bijdraagt aan de verbetering waterkwaliteit. Daarnaast is er vanuit
het gewasbeschermingsmiddelenbeleid € 10 miljoen beschikbaar voor de verbetering van
waterkwaliteit.
479
Wat is de opbouw van het begrote bedrag van 2 miljoen euro voor het ontwikkelen van
een meetsysteem van waterkwaliteit in de landbouw?
In 2025 is € 2 miljoen beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van een meetsysteem
voor waterkwaliteit in de akkerbouw. Deze middelen zijn afkomstig uit het Hoofdlijnenakkoord.
De voorbereiding voor de ontwikkeling van dit meetsysteem is onlangs gestart, in afstemming
met betrokken sectoren. Met dit meetsysteem wordt een eerste start gemaakt om doelsturing
op het gebied van waterkwaliteit op te zetten. Er is op dit moment nog geen uitwerking
en nadere opbouw van het begrote bedrag van de hiervoor beschikbare middelen.
480
Kan de regering toelichten op welke manier de 5,6 miljoen euro is gereserveerd voor
het meerjarige programma «Meer kennis met minder dieren» (MKMD) bijdraagt aan stimulering
van de ontwikkeling en toepassing van alternatieven voor dierproeven?
Binnen het MKMD-programma wordt daar op verschillende manieren aan bijgedragen. Ten
eerste wordt er een internationale call in samenwerking met Duitsland opgezet voor
het valideren van proefdiervrije innovaties op zo'n manier dat deze kunnen worden
opgenomen in internationale richtlijnen, bijvoorbeeld van de OESO. Ten tweede is er
gezamenlijk met de Samenwerkende Gezondheidsfondsen en Health-Holland de derde subsidieronde
Humane Meetmodellen opgezet. Deze subsidieoproep richt zich op doorontwikkeling van
veelbelovende modellen met humaan materiaal. Daarnaast stelt het programma financiering
beschikbaar voor proefdiervrije benaderingen specifiek gericht op jonge onderzoekers
en op samenwerking tussen onderzoeksgroepen, zodat zij hun expertise over het toepassen
van proefdiervrije innovaties kunnen delen met anderen die deze methodes nog niet
hebben gebruikt. Hierdoor neemt de ervaring en het vertrouwen in deze methodes toe,
en daardoor het gebruik.
481
Kan worden gespecificeerd waarvoor de begroting op artikel 24 voor 0,8 procent beleidsmatig
gereserveerd is?
Het gaat om in totaal € 4,9 miljoen bestemd voor bijdragen aan agentschappen en verdeeld
in twee delen: € 2,3 miljoen maakt deel uit van de bijdrage aan het agentschap NVWA,
€ 2,6 miljoen is onderdeel van de bijdrage aan het agentschap RVO. De bijdragen zijn
ter dekking van uitvoeringskosten van opdrachten van LVVN aan de agentschappen.
482
Welke middelen binnen het budget voor de NVWA in 2025 worden beschikbaar gesteld om
instroom van nieuw personeel te bevorderen?
De NVWA heeft voor het bevorderen van de instroom van nieuwe medewerkers in een krappe
arbeidsmarkt jaarlijks een budget beschikbaar van afgerond € 2 miljoen voor onder
meer recruitment en arbeidsmarktcommunicatie.
483
Hoe is de beschreven apparaat-taakstelling verdeeld over de directies op het kerndepartement?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 366.
484
Welk budget is er beschikbaar voor de directie Strategie, Kennis en Innovatie (SKI)?
Er zijn twee soorten budget beschikbaar voor de directie Strategie, Kennis en Innovatie
(SKI). Ten eerste het programmatische budget voor uitgaven op het gebied van innovatie
en kennis. Deze middelen zijn in de begroting opgenomen op artikel 23. Daarnaast is
er budget beschikbaar voor personeelskosten. Het budget voor de personeelskosten van
de directie SKI voor het jaar 2025 bedraagt € 10,3 miljoen.
485
Met welke verdeelsystematiek wordt de nader te verdelen taakstelling voor 2025 ingevuld?
Via een aanstaande reorganisatie wordt vorm gegeven aan het lagere personeelsbudget.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 14.
486
Is het correct dat de NVWA helemaal geen taakstelling kent? Zo niet, wat betreft de
taakstelling en hoe is deze verdeeld?
Nee dat is niet correct. NVWA draagt bij in de apparaatstaakstelling met 0,5% per
jaar, oplopend tot 2,5% vanaf 2029. De invulling is nog niet geheel uitgewerkt, maar
in ieder geval in de eerste jaren vult NVWA dit in middels efficiencyverbeteringen.
487
Is er een overzicht beschikbaar hoe de 3.914 fte bij de NVWA zijn ingevuld?
In haar jaarplannen en -beelden schetst de NVWA op hoofdlijnen de ontwikkeling van
het personeelsbestand. De NVWA stelt de invulling van de fte voor het aankomende jaar
aan het einde van het lopende jaar vast. Deze invulling van fte is met in achtneming
van de jaarlijkse pakketten toezichtopdrachten van LVVN respectievelijk VWS en de
verwachte vraag van het bedrijfsleven aan retribueerbare toezichtwerkzaamheden NVWA.
Een inschatting van de invulling van de 3.914 fte 2025 bij de NVWA op het niveau van
de vijf directies van de NVWA valt wel te geven (afgerond op vijftigtallen fte). De
directie Handhaven 1.850 fte, de directie Slachttoezicht 750 fte (inclusief de KDS-medewerkers
die per 1 januari 2025 overgaan naar de NVWA), de directie Handelstoezicht 550 fte,
de directie Interne organisatie 450 fte en de directie Strategie 350 fte.
488
Welke garanties vanuit de EU liggen ten grondslag aan de stijging van ontvangsten
vanuit Brussel in het kader van het Diergezondheidsfonds in 2025?
De stijging heeft vooral een budgettaire oorzaak: In 2025 ontvangt het DGF voor de
monitoringsprogramma AI, TSE en Salmonella de afrekening van het programma 2022–2024
en het voorschot voor het programma 2025–2027. In totaal begroot op € 1,2 miljoen.
Doordat de EU heeft besloten te gaan werken met voorschotten en eindafrekeningen voor
periodes van 3 jaar ontstaan er pieken en dalen in de ontvangsten voor deze monitoringsprogramma’s.
Hiervan is in de begroting voor 2025 en verder een zo goed mogelijke inschatting gegeven.
Het betreft een begroting, geen garanties.
489
Op welke termijn is er zicht op daling in uitgaven voor de bewaking van BSE, zonder
de volksgezondheidsrisico's daarbij uit het oog te verliezen?
Het monitoringsprogramma op BSE volgt uit Europese regelgeving, en de uitvoering is
daarmee geen nationale keuze. Met de huidige monitoringsfrequentie ligt het niet voor
de hand dat de uitvoeringskosten dalen. Er is Nederlands onderzoek in voorbereiding
dat uitgevoerd wordt in 2025, waarbij onderzocht wordt of de bescherming van mensen
en dieren ook geborgd kan worden met een aangescherpte definitie van te testen runderen.
Met de resultaten wordt nagegaan welke kostenbesparende maatregelen mogelijk en haalbaar
zijn. De resultaten daarvan zullen worden besproken met de Europese Commissie. Nadat
dit is afgerond zal duidelijk worden of dergelijke maatregelen kunnen worden ingezet.
490
Uit welk budget of reserve wordt er geput bij de zelfstandige bestuursorganen (ZBO's)
en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) ten aanzien waarvan er geen begrotingsramingen
voor 2025 zijn opgenomen?
Wanneer ZBO’s en/of RWT’s geen bijdrage ontvangen vanuit de begroting van LVVN dan
is in veel gevallen sprake van financiering door derden. In veel beperktere mate kan
sprake zijn van financiering uit andere hoofdstukken uit de Rijksbegroting of andere
medeoverheden of begrotingsfonds.
491
Welk deel van het budget voor de legalisatie van PAS-melders is bestemd voor het creëren
van stikstofruimte?
Er zijn de afgelopen jaren veel bronmaatregelen genomen en middelen besteed aan stikstofreductie.
Stikstofruimte uit de Srv, MGA, Lbv en Lbv+ kan worden ingezet voor PAS-melders als
die ruimte niet nodig is voor de natuur. Ook de middelen van de Rpmp 2023 en Rpmp
2024 kunnen hier onder voorwaarden aan worden besteed. Samen was voor deze maatregelen
in totaal € 3,3 miljard. beschikbaar. Onder meer vanwege de genoemde voorwaarde dat
de ruimte niet nodig mag zijn voor de natuur, is weinig stikstofruimte die is verkregen
met maatregelen die uit dit budget gefinancierd zijn ook daadwerkelijk ingezet voor
de legalisatie van PAS-melders.
492
is er al een verdeling gemaakt voor de middelen voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer?
Het Kabinet heeft in het regeerprogramma toegezegd om voor het kerstreces aan de Kamer
een contourenbrief over het agrarisch natuurbeheer te sturen. Deze brief bevat meer
instrumenten dan alleen het agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb). Immers,
om het ANLb te versterken zijn bijvoorbeeld ook investeringen nodig in de aanleg van
houtopstanden, kruidenrijk grasland of plasdrassen. In de contourenbrief zal meer
inzicht worden gegeven over de verdeling van middelen.
493
Welk deel van de onderuitputting op provinciale maatregelpakketten, welke nu teruggeboekt
zijn op de Aanvullende Post bij Financiën, kan ingezet worden om de korting op specifieke
uitkeringen ten behoeve van het Legalisatieprogramma PAS-melders te compenseren?
De onderuitputting op de provinciale maatregelpakketten is teruggeboekt naar de Aanvullende
Post bij Financiën en zijn in de ontwerpbegroting 2025 weer opnieuw aan de LVVN-begroting
toegevoegd. Ze worden grotendeels beschikbaar gesteld aan provincies om extra maatregelen
in het landelijk gebied uit te voeren die bijdragen aan de opgaven voor landbouw,
natuur, water en klimaat (€ 45,5 miljoen). Daarnaast worden middelen ingezet voor
het opvangen van de budgettaire taakstelling op de specifieke uitkering provinciale
maatregelpakketten (€ 29,5 miljoen), zodat de middelen beschikbaar blijven voor doorontwikkeling
van het landelijk gebied. De resterende middelen worden ingezet voor het opstellen
van het natuurherstelplan (€ 3 miljoen).
494
Wat is het afbouwpad van de toepassing van de korting van 10 procent op het Legalisatieprogramma
PAS-melders?
In het HLA staat dat er per 2026 een taakstelling is van 10% is op alle SPUK’s. In
2026 was voor de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders oorspronkelijk € 50 miljoen
geraamd, maar na de taakstelling is er dus nog € 45 miljoen beschikbaar. Het feit
dat er nog maar € 45 miljoen beschikbaar is in 2026 is meegenomen in het plafond van
de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders.
495
Kan de regering aangeven op welke manier (vertegenwoordigers van) bedrijven die innovaties
ontwikkelen die dierproeven voorkomen of vervangen betrokken worden bij het identificeren
van acties die eraan bijdragen dat de knelpunten op de route van lab naar praktijk
worden weggenomen?
Bij zowel de opzet als uitvoering van het Centrum voor Proefdiervrije Biomedische
Translatie (CPBT), dat vanuit het Nationale Groeifonds wordt gefinancierd, zijn diverse
private partijen betrokken. Er is daardoor directe betrokkenheid bij en cofinanciering
van het CPBT door private partijen. Het betrekken van alle ketenpartijen is belangrijk
om in het gehele kennis- en ontwikkeltraject van bv. geneesmiddelen te voorzien en
staat daarom centraal. Zo kunnen knelpunten in de doorgeleiding van bijvoorbeeld geneesmiddelenontwikkeling
worden weggenomen. Het creëren van bedrijvigheid is echter ook een belangrijk doel
voor het groeifonds. Dit geldt ook voor twee andere groeifondsprojecten ONCODE-Accelerator
en RegMedXB, waar ook dergelijke innovaties ontwikkeld worden voor verschillende ziektebeelden.
In juni heeft TPI in samenwerking met 3 andere veldpartijen een internationaal symposium
«3Rs & NAMs all inclusive?» georganiseerd, waar gesprekken met private partijen zijn
gevoerd. Binnen de NationaleWetenschapsagenda (NWA) zal een nieuwe subsidieoproep
worden gefinancierd, samen met de Ministeries van IenW en OCW. Deze oproep zal net
als de vorige ruimte bieden voor samenwerking met bedrijven. Daarnaast is binnen mijn
opdracht aan het Meer Kennis met Minder Dieren programma samenwerking tussen bedrijven
en onderzoekers een vast onderdeel, om zo het gebruik en de toepassing van proefdiervrije
innovaties te stimuleren.
496
Erkent de regering dat het voor het uitfaseren van dierproeven belangrijk is de ontwikkeling
en toepassing van proefdiervrije innovaties te stimuleren? Op welke manier gaat de
regering daaraan bijdragen?
De regering erkent dat het stimuleren en ontwikkelen van proefdiervrije innovatie
(infaseren) belangrijk is om op termijn dierproeven te kunnen afbouwen. Daar zet de
regering op in via het (partner)programma Transitie naar Proefdiervrije Innovatie
(TPI). Dit programma is volledig gericht op opbouw van proefdiervrije innovaties door
met verschillende partners in het veld acties te ondernemen die daaraan bijdragen.
Ook is er structurele financiering voor het Meer Kennis met Minder Dieren programma
van ZonMw gericht op het (door)ontwikkelen van proefdiervrije innovaties.
De Ministeries LVVN, IenW en OCW investeren samen bijvoorbeeld via de Nationale Wetenschapsagenda
(NWA) in een tweede subsidieoproep (de projecten uit de eerste oproep zijn in uitvoering)
voor proefdiervrije innovaties en er is de € 124,5 miljoen voor het centrum voor proefdiervrije
biomedische translatie (CPBT), uit het nationale groeifonds.
497
Hoeveel dierenartsenpraktijken in Nederland zijn momenteel in handen van private-equitybedrijven?
Hoeveel procent is dit van het totaal aantal praktijken?
Er zijn geen formele data van het aantal en soorten dierenklinieken in Nederland beschikbaar.
Ook zijn geen betrouwbare acquisitiedata van overnamen van dierenklinieken bekend.
Verschillende schattingen gaan ervan uit dat er in Nederland ongeveer 1250 dierenartspraktijken
voor gezelschapsdieren zijn. In de beantwoording van eerdere Kamervragen uit augustus
2023 (TK2023Z09414) heb ik u gemeld dat uit informatie van Evidensia is gebleken dat in Nederland iets
meer dan 300 dierenartsenklinieken (-locaties) en 8 dierenziekenhuizen onderdeel zijn
van IVC Evidensia. Uit de websites van diverse andere ketens blijkt dat in 2023 118 klinieken
onderdeel zijn van AniCura, 26 klinieken onderdeel zijn van CVS, en 45 klinieken onderdeel
van zijn van Vetpartners.
498
Kan de regering een overzicht geven van het aantal overgenomen dierenartsenpraktijken
door private-equitybedrijven in de afgelopen 5 jaar?
Er zijn geen acquisitiedata van overnamen van dierenklinieken bekend en het is niet
mogelijk hiervan een overzicht te geven van de laatste vijf jaar.
499
Hoeveel kost het om het Btw-tarief op alle diergeneeskundige behandelingen en medicatie
te verlagen naar 9 procent?
Het is niet mogelijk om te berekenen wat de financiële gevolgen zijn van het verlagen
van het toepasselijke BTW-tarief, omdat niet bekend is wat de jaarlijkse btw-opbrengst
van diergeneeskundige handelingen voor gezelschapsdieren is.
500
Wat zijn de vervolgstappen in de uitvoering van de motie-Meulenkamp c.s. (Kamerstuk
36 410 XIV, nr. 43)?
De Minister van Economische Zaken werkt momenteel aan de herbeoordeling Besluit toepassingsbereik
sensitieve technologie, dat zijn grondslag vindt in de Wet Veiligheidstoets investeringen,
fusies en overnames (Wet Vifo). Invulling van de motie Meulenkamp waarin het kabinet
wordt verzocht om de Nederlandse groente- en zaadveredeling onder de reikwijdte te
laten vallen wordt meegenomen in dit traject. De herziene wet zal ter voorhang worden
aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2025.
501
Is er een schatting te maken van het aantal hectare landbouwgrond dat wordt bespoten
met glyfosaat?
Het areaal landbouwgrond, waarop glyfosaat houdende middelen worden gebruikt, varieert
in de jaren 2020 tot en met 2022 volgens inschattingen van WUR. De reden hiervoor
is het variëren van de weersomstandigheden tussen en binnen de verschillende jaren.
De bandbreedte is ongeveer 500.000 tot 800.000 hectare [bron: Gebruik van glyfosaat
in de Nederlandse land- en tuinbouw en inventarisatie van alternatieven voor glyfosaattoepassingen
– in voorbereiding].
502
Welke stappen heeft de regering ondernomen om middelen met de werkzame stof glyfosaat
zo veel mogelijk van de markt te halen totdat onomstotelijk is bewezen dat ze geen
risico vormen voor de gezondheid? Hoeveel procent is dat van het totaal hectare landbouwgrond?
Uw Kamer heeft op 23 mei 2024 een motie van het lid Kostić (PvdD) aangenomen waarin
de regering wordt verzocht om middelen met de werkzame stof glyfosaat zo veel mogelijk
van de markt te halen totdat onomstotelijk bewezen is dat ze geen risico vormen voor
de gezondheid (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1648). De toelating van gewasbeschermingsmiddelen is binnen de EU wettelijk vastgelegd
binnen de Verordening (EG) nr. 1107/2009. Hierbij worden werkzame stoffen Europees
goedgekeurd en gewasbeschermingsmiddelen nationaal toegelaten wanneer op grond van
het wettelijk kader wetenschappelijk is aangetoond dat deze veilig gebruikt kunnen
worden. Het Ctgb is bij wet aangewezen als de bevoegde autoriteit in Nederland die
beslist over de nationale toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Met het oog op
de voor de uitvoering van zijn taak noodzakelijke onafhankelijke oordeelsvorming heeft
het Ctgb de status van een zelfstandig bestuursorgaan. Op dit moment is glyfosaat
een goedgekeurde stof en dienen middelen op basis van glyfosaat toegelaten te worden
mits deze aan de toelatingscriteria voldoen. Mochten er echter aanwijzingen zijn dat
het gebruik van glyfosaat een risico vormt voor de gezondheid, dan zal het Ctgb ingrijpen
op de toelatingen van glyfosaat. In dat geval vertrouw ik het oordeel van het Ctgb,
in lijn met de aangenomen motie van de leden Van Campen en Grinwis die de regering
vraagt om de adviezen en besluiten van daartoe aangewezen onafhankelijk en deskundige
instanties te respecteren (Kamerstuk 27 858, nr. 665) en het regeerprogramma.
Naar aanleiding van de motie van de leden Bromet en De Groot waarin de regering wordt
verzocht om het doodspuiten van graslanden en vanggewassen te verbieden (Kamerstuk
27 858, nr. 662) zal uw Kamer binnenkort worden geïnformeerd over een voorstel om via het Besluit
gewasbeschermingsmiddelen en biociden, bij ministeriële regeling alternatieven voor
glyfosaat te kunnen verplichten. Deze AMvB is door mijn ambtsvoorganger ter openbare
consultatie voorgelegd. Daarnaast heeft de WUR recentelijk een analyse afgerond waarbij
is gekeken voor welke teelten het gebruik van glyfosaat noodzakelijk is in het kader
van de voedselproductie en waarvoor geen alternatieven zijn, en waar het gebruik van
glyfosaat kan worden gereduceerd. Uw Kamer zal hier binnenkort over worden geïnformeerd.
503
Biedt de begroting voor ANLb voldoende zekerheid voor boeren om in de toekomst deel
te nemen aan subsidies in het kader van het ANLb?
In het regeerprogramma staat vermeld dat de opgave voor natuur niet los wordt gezien
van de opgaven in de landbouw. Juist door landbouw en natuur te verbinden, ontstaat
er meer ruimte voor beide. Het kabinet geeft daartoe een stevige structurele financiële
impuls aan agrarisch natuurbeheer om zodoende boeren en andere beheerders langjarig
en marktconform te vergoeden voor hun bijdrage aan het landschap en behoud en versterking
van de biodiversiteit. Een doelstelling is om daarmee voldoende zekerheid voor boeren
te geven om deel te nemen bij het ANLb. Voor het kerstreces stuurt het kabinet hierover
een contourenbrief aan de Kamer.
504
Kan de regering toelichten op welke manier het Centrum voor Proefdiervrije Biomedische
Translatie (CPBT) nieuwe bedrijvigheid creëert rondom dierproefvrije technologie en
biomedische translatie?
De verbetering van biomedische translatie die het CPBT faciliteert, zorgt ervoor dat
nieuwe en bestaande bedrijvigheid wordt betrokken bij het centrum en dat deze partijen
met dezelfde middelen nu meer producten kunnen ontwikkelen, vanwege de snelle en doelmatige
kennis- en ontwikkelketen op basis van proefdiervrije innovaties. Ook zullen er nieuwe
innovatieve oplossingen voor behandelingen die voorheen niet mogelijk waren (bijvoorbeeld
voor spierziekte Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS)) komen die voor nieuwe bedrijvigheid
zorgen. Producten die succesvol de markt halen kunnen vervolgens wereldwijd worden
verkocht. De omzet uit de verkoop van deze nieuwe innovatieve biomedische producten
vergroot het verdienvermogen van Nederland. Tegelijkertijd starten er nieuwe commerciële
product-ontwikkeltrajecten (innovatieve geneesmiddelen, medische technologieën en
voedingsingrediënten) in samenwerking met of ondersteund door de ontwikkeltrajecten
van het CPBT. Daarbij zullen de partijen – die deze (door)ontwikkeling voor hun rekening
nemen – activiteiten of zelfs hun bedrijf vestigen rondom het CPBT, waarmee zij samenwerken.
505
Welke maatregelen worden concreet genomen om het bosareaal met 10 procent te vergroten?
In hoeverre is dat met het huidige beleid in zicht?
In 2021 is gestart met de uitvoering van de landelijke bossenstrategie (Kamerstuk
33 576, nr. 186). Rijk en provincies hebben deze strategie in 2020 opgesteld. Met onder andere 10%
(37.400 hectare) bosuitbreiding per 2030 geven rijk en provincies invulling aan klimaatdoelstellingen
doormiddel van CO2 vastlegging in bossen. Ook draagt de bossenstrategie bij aan het herstel van de biodiversiteit
en de Vogel Habitat Richtlijnen in het bijzonder.
Om de doelen te realiseren zijn met de provincies afspraken gemaakt over de realisatie
van bos binnen het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Ook zijn afspraken gemaakt over
het compenseren van ontbossing die heeft plaatsgevonden in het kader van Natura 2000
beheerplannen. Middelen hiervoor zijn beschikbaar via het Programma Natuur. Voor inrichting
van Rijksgronden zijn middelen beschikbaar gesteld vanuit het Klimaatakkoord. Verder
zijn in juni 2024 middelen toegekend aan de door de provincies reeds ingediende maatregelpakketten
in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In deze pakketten
zitten ook maatregelen voor nieuw bos en revitalisering.
Voor de realisatie van bos buiten het NNN wordt met verschillende partijen gekeken
hoe de ambitie van 19.000 hectare gerealiseerd kan worden. Er liggen kansen in de
buurt van dichtbevolkte gebieden (in combinatie met woningbouw), bij steden en dorpen
en in overgangszones tussen natuur- en landbouwgebieden. Ook wordt gekeken naar mogelijkheden
in uiterwaarden en beekdalen.
In de Voortgangsrapportage natuur wordt jaarlijks gerapporteerd over de voortgang
van de bossenstrategie. Deze wordt in december naar uw kamer gestuurd met de meest
actuele gegevens over de gerealiseerde hectares. Uit de voorgaande rapportage en actuele
prognoses wordt duidelijk dat het tempo van realisatie nog laag ligt. Daarmee staat
het behalen van de doelen onder druk.
506
In hoeverre is het voltooien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) in zicht? Welke
concrete maatregelen worden genomen om dit te voltooien?
De provincies zijn verantwoordelijk voor de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland.
In de jaarlijkse Voortgangsrapportage Natuur (VRN) geven de provincies de realisatie
aan van de opgave van minimaal 80.000 ha nieuwe natuur, die volgens de afspraken in
het Natuurpact in 2027 gerealiseerd moet zijn. Uit de negende VRN (33 576, nr. 362) blijkt dat per 1 januari 2023 ca. 48.500 ha is ingericht. Na 2027 resteert naar
verwachting nog een te realiseren opgave van ca. 7.000 ha. Elke provincie heeft een
realisatiestrategie opgesteld met aandacht voor concrete acties tot versnelling. Hierbij
moet worden gedacht aan bijvoorbeeld het versterken van de samenwerking met derden
(waterschappen, particulieren, gemeenten, TBO’s), het opzetten van een provinciale
grondbank, afkoop van pacht of aankoop van gronden tegen volledige schadeloosstelling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier