Brief regering : Kabinetsreactie IBO Problematische schulden
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 770
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN JUSTITIE
               EN VEILIGHEID
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2024
Het hebben van schulden kan grote impact hebben op het persoonlijke leven van mensen
                  en hun functioneren in de samenleving. Uit CBS-statistieken blijkt dat ruim 700.000
                  huishoudens kampen met problematische schulden. Het «Interdepartementaal Beleidsonderzoek
                  problematische schulden, Naar een beter werkende schulden keten»1 (hierna: het IBO) laat zien dat huishoudens met problematische schulden hier verstrekkende
                  gevolgen van ondervinden. Geschat wordt dat problematische schulden jaarlijks leiden
                  tot ten minste € 8,5 miljard kosten voor de samenleving. Het IBO analyseert het probleem
                  van problematische schulden en doet concrete suggesties voor maatregelen voor het
                  voorkomen en oplossen van problematische schulden om daarmee maatschappelijke kosten
                  te voorkomen.
               
Het kabinet zet in op het terugdringen van het aantal mensen met problematische schulden
                  en heeft hiervoor in het Regeerprogramma het Nationaal programma Armoede en Schulden aangekondigd. Dit programma moet zorgen voor een betere samenwerking tussen de verschillende
                  ministeries op dit onderwerp. Het kabinet trekt in 2025 € 24 miljoen extra uit, oplopend
                  naar € 100 miljoen in de periode 2028 tot en met 2030 en structureel € 75 miljoen
                  vanaf 2031 voor een samenhangend pakket aan maatregelen dat voortbouwt op het IBO.
               
In deze brief zetten wij – mede namens de Minister van Financiën – de kabinetsvisie
                     uiteen ten aanzien van het terugdringen van problematische schulden en wordt ingegaan
                     op de analyse van het IBO. Afsluitend wordt de beleidsagenda voor de komende kabinetsperiode
                     voor het terugdringen van problematische schulden ontvouwd. Daarbij geldt het basispakket
                     aan maatregelen dat wordt voorgesteld in het IBO als uitgangspunt.2 De maatregelen die in deze brief worden genoemd, worden de komende tijd verder uitgewerkt
                     en getoetst op doelmatigheid, uitvoerbaarheid en juridische haalbaarheid. Uit deze
                     beleidsmatige uitwerkingen en verkenningen zal moeten blijken of en zo ja in welke
                     vorm wetgeving wenselijk en noodzakelijk is. De kosten van de individuele maatregelen
                     kunnen hoger of lager uitvallen dan waarvoor ze nu bij augustbesluitvorming zijn ingeschat.
                     Hierbij geldt dat de maatregelen in totaal moeten passen binnen de budgettaire reservering
                     voor dit pakket.
                  
Dit leidt mogelijk tot herprioritering van maatregelen. Bij de uitwerking heeft het
                     kabinet oog voor de samenhang met het advies van de Staatscommissie rechtsstaat om
                     onder meer fors te investeren in de verbetering van de rechtsbescherming voor burgers
                     in een kwetsbare positie en is aandacht hoe wordt omgegaan met gegevensdeling.3 Bij de uitwerking van de maatregelen zal er aandacht zijn voor de bescherming van
                     persoonsgegevens en hoe wordt omgegaan met informatie-uitwisseling en de wettelijke
                     kaders daarvoor.
                  
Het kabinet dankt het secretariaat, de ambtelijke werkgroep en de voorzitter van het
                  IBO voor de gedegen analyse en concrete suggesties voor toekomstig beleid.
               
Kabinetsvisie op het terugdringen van problematische schulden
Door (problematische) schulden kan het bestaan van mensen onzeker voelen. Het kabinet
                  zet breed in op het verbeteren van de bestaanszekerheid. Het kabinet richt zich op
                  de hoogte van inkomen, inkomenszekerheid en betaalbare en toegankelijke voorzieningen.
                  Het kabinet wil problematische schulden waar mogelijk voorkomen, en als dat niet lukt,
                  eraan bijdragen dat mensen in staat zijn zo snel mogelijk weer uit de schulden komen,
                  zodat de schulden niet hun bestaanszekerheid aantasten.
               
Met het Nationaal programma Armoede en Schulden zet het kabinet in op een breed palet
                  aan samenhangende maatregelen waarbij het basispakket IBO geldt als uitgangspunt.
                  Dit doet het kabinet samen met gemeenten, maatschappelijke en uitvoeringsorganisaties
                  en ervaringsdeskundigen, met passende governance en regie vanuit de Rijksoverheid.
                  Bij dit programma gelden als leidende principes «voorkomen is beter dan genezen» en
                  «werk is de beste weg uit armoede». In het voorjaar van 2025 wordt de Kamer nader
                  geïnformeerd over de uitwerking van het Nationaal programma.
               
Schulden kunnen voor een deel worden voorkomen door mensen te ondersteunen bij impactvolle
                  levensgebeurtenissen en door hen weerbaarder te maken voor verleidingen van kredieten
                  en het kopen op afbetaling. Zo zet het kabinet onder meer in op het aanpakken van
                  problemen bij de bron door de regulering van «koop nu, betaal later»-diensten.
               
Het is van groot belang dat partijen die overeenkomsten aangaan over en weer kunnen
                  vertrouwen op het nakomen daarvan. Indien mensen niet tijdig en volledig aan hun betalingsverplichting
                  voldoen, heeft de crediteur verschillende mogelijkheden om betaling af te dwingen.
                  Het is een gezamenlijk belang van crediteur en debiteur dat de invordering van schulden
                  met zo weinig mogelijk bijkomende kosten wordt voldaan. Daarbij dienen burgers beschermd
                  te worden tegen uitzichtloze schuldensituaties.
               
Om dit te bereiken is het van belang dat er meer ruimte komt voor de-escalatie bij
                     publieke en private invordering. Indien duidelijk is dat iemand (tijdelijk) niet in
                     staat is om te betalen, moeten mensen sneller in beeld komen en, indien mogelijk,
                     een passende betalingsregeling ontvangen. Uitgangspunt blijft dat de hoofdsom wel
                     wordt betaald; de oploop van kosten kan daaraan in de weg staan. Voorkomen moet worden
                     dat de kosten die gepaard gaan met de invordering van schulden het verdienmodel worden.
                  
Daartoe is van belang dat de invordering van schulden van zowel overheid als private
                     partijen beter worden afgestemd, onder meer door voortzetting van de clustering Rijksincasso.
                     Ook dient er meer ruimte te zijn voor coördinatie tussen schuldeisers in het geval
                     er sprake is van meerdere schuldeisers.
                  
Wie in het web van problematische schulden verstrikt is geraakt en er niet meer op
                  eigen kracht uit kan komen, moet kunnen rekenen op adequate en snelle ondersteuning
                  en schuldhulpverlening om weer volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving. De
                  ingezette verbetering van de (gemeentelijke) schuldhulpverlening wordt doorgezet in
                  de vorm van de basisdienstverlening voor schuldhulpverlening. Mensen met (beginnende)
                  problematische schulden moeten sneller in beeld komen en een passend hulpaanbod ontvangen.
                  Daarnaast wordt een kwaliteitskader voor gemeenten ontwikkeld en met de inzet van
                  effectieve methoden4 wordt een uitweg geboden aan mensen met schulden en wordt terugval voorkomen. Samenwerking,
                  onder meer met gemeenten, vrijwilligersorganisaties, andere partijen die warm kunnen
                  doorverwijzen naar de schuldhulpverlening en bewindvoerders, is nodig om drempels
                  weg te nemen en de totale doorlooptijd te verkorten, onder meer door gegevensuitwisseling
                  beter op elkaar af te stemmen.
               
Samenvattende analyse IBO
Volgens het IBO is de schuldenketen complex doordat er veel verschillende publieke
                  en private partijen met een eigen rol, belang en onderlinge afhankelijkheid onderdeel
                  zijn van het stelsel. Om overzicht te creëren in deze complexe keten, onderscheidt
                  het IBO drie componenten in de schuldenketen die elk hun specifieke knelpunten kennen:
                  1) daar waar schulden ontstaan, 2) daar waar schulden worden ingevorderd en 3) daar
                  waar schulden worden opgelost. Deze drie componenten moeten in samenhang worden bezien
                  om het vraagstuk van problematische schulden te kunnen begrijpen en op te lossen.
                  In het IBO wordt binnen deze drie componenten een samenhangend basispakket van maatregelen
                  voorgesteld om zo het aantal huishoudens met problematische schulden terug te kunnen
                  dringen en de maatschappelijke kosten te verminderen.
               
Een beweging naar de voorkant van de keten is noodzakelijk om (grotere) schuldenproblemen
                  bij mensen te voorkomen. Daarnaast is het belangrijk, de juiste ondersteuning op het
                  juiste moment en de juiste plek aan te bieden aan mensen die dat nodig hebben. Ook
                  dient er bij de invordering van schulden meer rekening te worden gehouden met de persoonlijke
                  situatie van mensen met schulden. Tot slot moet het systeem van invordering en het
                  oplossen van schulden eenvoudiger worden gemaakt voor mensen. Om nieuw beleid te laten
                  slagen is een integrale benadering van zowel de aanpak van problematische schulden,
                  als het goed functioneren van de schuldenketen noodzakelijk. Interdepartementale en
                  interbestuurlijke samenwerking is hierbij een voorwaarde. Ook dient er gebruik te
                  worden gemaakt van gedragswetenschappelijk onderzoek en moet er oog zijn voor de uitvoering.
               
Beleidsagenda voortbouwend op het basispakket IBO
Hieronder wordt de beleidsagenda voor de komende kabinetsperiode uiteengezet om het
                     aantal huishoudens met problematische schulden terug te dringen. De maatregelen uit
                     het IBO-basispakket vormt de basis hiervan.
                  
Voor realisatie van onderstaande maatregelen uit het IBO-basispakket trekt het kabinet
                     in 2025 € 24 miljoen uit, oplopend naar structureel € 75 miljoen vanaf 2031.
                  
1) Maatregelen ten aanzien van het ontstaan van (problematische) schulden
               
Een integraal schuldenoverzicht
Om problematische schulden te voorkomen wordt in het IBO voorgesteld om mensen te
                  helpen om meer grip en overzicht te krijgen op de persoonlijke financiële situatie.
                  Mensen met problematische schulden hebben vaak schulden bij veel verschillende schuldeisers.
                  Het inzichtelijk hebben van verschillende schulden is belangrijk bij maken van financiële
                  keuzes, zoals het aangaan van nieuwe schulden of het aflossen van schulden. Veel mensen
                  hebben niet het doenvermogen om dit overzicht te maken op basis veelal versnipperde
                  informatie. Het kabinet ziet grote waarde in het stroomlijnen en bundelen van overzichten
                  waar gegevens ontsloten worden over schulden om tot een zo volledig en eenduidig mogelijk overzicht van schulden te komen. Door deze overzichten integraal te bekijken, reeds lopende initiatieven
                  voor bronontsluitingen5 beter op elkaar af te stemmen, versnippering te voorkomen en waar nodig ontbrekende
                  gegevens te gaan ontsluiten, kan stapsgewijs worden toegewerkt naar een helder integraal
                  schuldenoverzicht voor mensen met schulden.
               
Om mensen met schulden beter inzicht en grip te bieden, wil het kabinet onder duidelijke
                  regie van het Rijk samen met de publieke en private schuldeisers, softwareontwikkelaars,
                  dienstverleners rondom gegevensuitwisseling en andere partijen in de keten komen tot
                  een ontwikkelagenda voor een integraal schuldenoverzicht. Hierbij wordt voortgebouwd
                  op belangrijke recente ontwikkelingen van publieke en private partijen zoals het Vorderingenoverzicht
                  Rijk, het Schuldenknooppunt en de uitgebreide Schuldenwijzer. Bovenop reeds beschikbare
                  middelen voor lopende trajecten maakt het kabinet hiervoor aanvullend middelen vrij.
                  Over de nadere invulling van deze middelen wordt de Kamer voor de zomer van 2025 geïnformeerd.
               
Grip en overzicht
Voortbouwend op het IBO zal ook worden verkend of en hoe grip en overzicht van mensen
                  met schulden kan worden versterkt door (publieke en/of private) ontvangst- en betaalmomenten op elkaar af te stemmen, al dan niet specifiek voor mensen met (een verhoogd risico op) problematische schulden.6 Daarnaast wordt in het kader van de implementatie van de CCDII gekeken of de ondergrens van registratie in de Bureau Krediet Registratie (BKR) en verificatiegrens in het kader van de kredietwaardigheidsbeoordeling bij consumptief
                     krediet kan worden verlaagd, zodat ook risico’s tegen overkreditering bij kleinere kredieten
                  eerder in beeld komen.
               
Regulering «koop nu, betaal later»-diensten
Ten aanzien van «koop nu, betaal later»-diensten merkt het kabinet op dat als gevolg
                     van de implementatie van de herziene richtlijn consumentenkrediet7  (hierna CCDII) «koop nu, betaal later»-diensten onder het toepassingsbereik van
                     de richtlijn worden geplaatst.
                  
Dit gaat ervoor zorgen dat aanbieders van «koop nu, betaal later» een vergunning nodig
                     hebben en aan strengere eisen moeten voldoen voor het aanbieden van hun diensten zowel
                     in webshops als in fysieke winkels. Die vergunning verleent de Autoriteit Financiële
                     Markten (AFM).
                  
Denk bij de voorgeschreven eisen onder meer aan gedrags- en governance bepalingen,
                     reclameregels, het uitvoeren van een kredietwaardigheidsbeoordeling en registratie
                     en raadpleegplichten in het Bureau Krediet Registratie (BKR)8. Daarnaast wordt door het kabinet, in lijn met de aanbeveling van het IBO, de leeftijdsverificatie bij «koop nu, betaal later»-diensten wettelijk verplicht met de implementatie van de CCDII.
                  
In de CCDII is vastgelegd dat de herziene regels op 20 november 2026 inwerkingtreden
                  en dat de bestaande regels in de CCDI dan vervallen. Het kabinet kan deze datum niet
                  vervroegen en het kabinet kan tussentijds op nationaal niveau ook geen regels opleggen
                  aan «koop nu, betaal later»-diensten omdat zij op dit moment expliciet zijn uitgezonderd
                  van het toepassingsbereik van de CCDI. Daarom zet het kabinet tot de inwerkingtreding
                  van wettelijke regels in op het maken van afspraken met aanbieders van «koop nu, betaal
                  later»-diensten. Dit heeft geleid tot een gedragscode waarin vier aanbieders zich
                  hebben gecommitteerd aan afspraken om consumenten beter te beschermen, waaronder afspraken
                  over leeftijdsverificatie. Het kabinet blijft met de aanbieders in gesprek over de
                  gedragscode en de naleving daarvan.
               
Tijdens het vragenuur van 1 oktober jl. is toegezegd in gesprek te gaan met Klarna
                  en Adyen over hun voornemen om «koop nu, betaal later»-diensten breed uit te rollen
                  in fysieke winkels. Dit gesprek heeft inmiddels plaatsgevonden. In dit gesprek is
                  de zorg van zowel het kabinet als de Tweede Kamer over achteraf betalen in fysieke
                  winkels nadrukkelijk overgebracht en zijn de partijen opgeroepen om goede waarborgen
                  in te regelen om consumenten, en in het bijzonder jongeren, te beschermen tegen overkreditering.
                  Een nadere terugkoppeling van dit gesprek zal meegenomen worden in de toegezegde brief
                  over «koop nu, betaal later», die de Minister van Financiën, de Staatssecretaris Rechtsbescherming
                  en de Staatssecretaris Participatie en Integratie kort na het herfstreces aan uw Kamer
                  zal toesturen.
               
Private leaseovereenkomsten
Als gevolg van de CCDII-implementatie vallen alle (private) leaseovereenkomsten met
                  optie tot koop binnen het toepassingsbereik van de richtlijn, waardoor aanbieders
                  van deze overeenkomsten ook vergunningplichtig worden. Het kabinet onderzoekt of het
                  noodzakelijk is om ook (private)leaseovereenkomsten zonder koopoptie wettelijk te
                  reguleren. Gelijk met of na het openstellen van de internetconsultatie voor het wetsvoorstel
                  Wet implementatie herziene richtlijn consumentenkrediet, zal uw Kamer hierover nader
                  worden geïnformeerd.
               
Vergroten financiële vaardigheden
Financiële kennis en vaardigheden zijn belangrijk, zo stelt het IBO, en dat moet van
                  jongs af aan worden opgebouwd en aangeleerd. Bij het terugdringen van geldzorgen,
                  armoede en schulden zet het kabinet in op de preventie van geldzorgen: door goede
                  voorlichting van jongs af aan, in alle levensfases en dichtbij, om de juiste financiële
                  keuzes te kunnen maken. Een van de beleidsmaatregelen is de reeds lopende Subsidieregeling
                  financiële educatie voor onderwijsinstellingen. Met de subsidie worden scholen financieel
                  in staat gesteld om leerkrachten en docenten te trainen op het integreren en inbedden
                  van financiële educatie in bestaande vakken en het bieden van persoonlijk financiële
                  begeleiding en/of het betrekken van ouders bij de financiële opvoeding van hun kinderen.
                  In 2023 konden scholen voor middelbaar beroepsonderwijs subsidie aanvragen, in 2024
                  scholen voor voortgezet onderwijs, en er volgt mogelijk in 2025 nog een derde tijdvak
                  zoals reeds was voorgenomen.
               
2) Maatregelen ten aanzien van invordering van schulden
               
Meer ruimte voor coördinatie
Het huidige stelsel van invordering is volgens het IBO onvoldoende ingericht op de
                  situatie waarbij er meerdere schuldeisers zijn die tegelijkertijd invorderingsmaatregelen
                  nemen. Afzonderlijke acties van de verschillende schuldeisers kunnen leiden tot extra
                  kosten voor de debiteur. De Algemene Rekenkamer heeft in het voorjaar van 2023 in
                  het rapport «Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk»9 in dat kader geconcludeerd dat mensen door een samenloop van verschillende betalingsregelingen
                  feitelijk onder het bestaansminimum terecht kunnen komen. Om te komen tot meer coördinatie
                  in de minnelijke fase noemt het IBO als mogelijk instrument een collectief afbetalingsplan waarmee de afloscapaciteit van een debiteur wordt verdeeld onder alle schuldeisers
                  naar rato van hun vordering. Het betreft in feite een collectieve betalingsregeling
                  (buiten de bestaande situatie van een minnelijk schuldhulptraject of wettelijke schuldsaneringsregeling
                  (Wsnp)) om te borgen dat het absoluut bestaansminimum gehandhaafd wordt.10 Als het afbetalingsplan wordt gecombineerd met een pauzeknop voor incasso-activiteiten, wordt ook voorkomen dat incassokosten onnodig oplopen.11
Het kabinet ziet veel waarde in een gecoördineerde aanpak van schulden en wil in de
                  komende periode bezien op welke wijze dit kan worden uitgewerkt. Bij de verdere uitwerking
                  zal onder meer worden ingegaan op de vraag wie een afbetalingsplan opstelt, waar dit
                  plan geregistreerd moet worden en hoe de bekostiging hiervan wordt vormgegeven. Ook
                  zal hierbij moeten worden bezien hoe wordt omgegaan met de positie van preferente
                  vorderingen in relatie tot het collectief afbetalingsplan. Bij deze uitwerking dient
                  de rechtsbescherming van schuldeisers en schuldenaar niet uit het oog te worden verloren
                  en moet bezien worden of er hiervoor voldoende waarborgen zijn om de rechtsbescherming
                  van de schuldenaar en schuldeiser te waarborgen. In het voorjaar van 2025 zal de Kamer
                  worden geïnformeerd over de verdere uitwerking door middel van een beleidsnotitie.
               
De rol van de gerechtsdeurwaarder
In het IBO wordt geconstateerd dat de omschreven rol en de bekostiging van deurwaarders
                     momenteel is gericht op escalatie, waarbij de deurwaarders worden betaald voor het
                     aantal verrichte handelingen. Voor deze handelingen worden vaste tarieven aan de schuldenaar
                     in rekening gebracht. Het IBO stelt voor een wettelijke zorgplicht voor gerechtsdeurwaarders te introduceren, waardoor deurwaarders meer ruimte krijgen om oog te hebben voor
                     de situatie van debiteuren en zich moeten richten op het voorkomen van een nodeloze
                     oploop van schulden. Door een zorgplicht krijgt een deurwaarder meer ruimte om de
                     afweging te maken om bepaalde ambtshandelingen niet uit te voeren. Dit draagt bij
                     aan een beter functionerende invorderings- en schuldenketen en versterkt de onafhankelijke
                     positie van de gerechtsdeurwaarder. Hiervoor dient ook nagedacht te worden over een
                     passende financiering, bijvoorbeeld in de vorm van een sociaal tarief. Een passend
                     bekostigingsmodel ondersteunt gerechtsdeurwaarders om zowel hun ministerieplicht effectief
                     uit te voeren als hun zorgplicht op een menselijke en onafhankelijke manier na te
                     leven.
                  
Het kabinet zal uitwerken hoe een wettelijke zorgplicht voor gerechtsdeurwaarders
                     ten aanzien van schuldenaren vorm kan krijgen. Bij de nadere uitwerking hiervan zullen
                     de lessen van de pilot Ketensignalering gerechtsdeurwaarders12 worden betrokken en is aandacht voor de verschillende rollen die een gerechtsdeurwaarder
                     nu al heeft. De Kamer zal in het voorjaar van 2025 worden geïnformeerd over de mogelijke
                     nadere uitwerking waarbij eveneens bezien zal worden of en hoe een mogelijk kwaliteitsfonds13 voor gerechtsdeurwaarders hierbij een rol kan spelen.
                  
Kostenoploop civiele invordering
Een goed functionerende civiele invorderingsketen draagt eraan bij dat bewuste wanbetaling
                     zo veel als mogelijk wordt voorkomen. De verschillende invorderingsmaatregelen gaan
                     echter ook gepaard met kosten die (deels) bij de debiteur in rekening mogen worden
                     gebracht. Hoewel deze maatregelen op zichzelf beschouwd gerechtvaardigd kunnen zijn,
                     kan de kostenoploop er juist toe leiden dat kleine schulden snel groot worden waarmee
                     de situatie voor de schuldenaar verder verslechtert en uitzichtloos wordt. Het IBO
                     adviseert verschillende maatregelen om (onnodige) kostenoploop te beperken. Dit betreft
                     het herijken van alle kosten rondom invordering, het verbieden van het verdienen aan
                     kosten bij (door)verkoop van (executie)dossier en het beperken van de verjaringsmogelijkheden.
                  
• Het kabinet heeft de ambitie om onnodige kostenoploop tegen te gaan en daarom wordt
                           nader bezien of de tarieven die wettelijk zijn vastgelegd, en zowel de minnelijke
                           als de gerechtelijke fase als de kosten van gerechtsdeurwaarders omvatten, kunnen
                           worden herijkt. In het bijzonder zal er aandacht zijn voor de maximale buitengerechtelijke
                           incassokosten die bij kleine vorderingen in rekening mogen worden gebracht bij de
                           schuldenaar. Dit wordt extern in kaart gebracht. Er zal een (kostprijs)onderzoek plaatsvinden
                           naar enkele tarieven, zoals vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders
                           (Btag-tarieven), die bij debiteuren in rekening kunnen worden gebracht. Hierbij is
                           bijzondere aandacht voor de kosten bij enkelvoudige en samenlopende beslagen, omdat
                           dit tevens richting kan geven bij de bekostigingssystematiek van een collectief afbetalingsplan.
                           Ook zal de financieringssystematiek van gerechtsdeurwaarders worden onderzocht, waarbij
                           de toekomstbestendigheid van de financiering van het huidige stelsel aan de hand van
                           de veranderende rol van de gerechtsdeurwaarder wordt bezien.
                        
• Het overdragen van een vordering is een gebruikelijke handeling in het handelsverkeer
                           die bijdraagt aan de liquiditeit en kredietwaardigheid van ondernemers. Het is echter
                           onwenselijk dat door het stelsel van invordering bij het overdragen van vorderingen
                           de invorderingskosten voor de debiteur oplopen. Daarom stelt het IBO voor om te verbieden
                           dat bij herexecutie14 kosten die eerder in rekening zijn gebracht, maar nooit daadwerkelijk zijn betaald
                           door de schuldeiser, alsnog in rekening worden gebracht bij de debiteur. Hierdoor
                           zal herexecutie minder als verdienmodel worden gebruikt. Bezien zal worden of en zo
                           ja hoe deze maatregel kan worden uitgevoerd.
                        
• In het IBO wordt geconstateerd dat een vordering eindeloos kan doorlopen, zelfs wanneer
                           iemand is overleden. Dit brengt mee dat de rente en eventuele andere kosten blijven
                           oplopen. Het kabinet onderkent dit probleem. Het IBO stelt daarom voor om de verjaringstermijn
                           van (consumenten)vorderingen te verkorten en het stuiten te beperken. Dit zijn fundamentele
                           en ingrijpende maatregelen met gevolgen ver buiten de situatie van problematische
                           schulden. Het kabinet wil daarom eerst een zorgvuldige beoordeling van het voorstel
                           en zijn gevolgen. In 2025 zal hiertoe een verkenning worden gedaan of en zo ja op
                           welke wijze, maatregelen om een vordering sneller te laten verjaren of zelfs te laten
                           vervallen, wenselijk en mogelijk zijn. Daarbij gaat het om het vinden van een balans
                           tussen enerzijds het beschermen van het vorderingsrecht van de schuldeiser en anderzijds
                           het voorkomen van uitzichtloze situaties.
                        
Eén loket overheidsincasso
De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet voor de clustering van Rijksincassoactiviteiten
                  (CRI). In lijn met de ambitie van het samenwerkingsverband clustering Rijksincasso
                  (CRI-partijen15) stelt het IBO voor om de reeds ingezette ontwikkeling door te zetten en het versnipperde
                  aanbod van verschillende diensten ten aanzien van publieke incasso verder te verbeteren,
                  uit te breiden en samen te brengen zodat mensen steeds meer op één plek terecht kunnen
                  voor een overzicht van hun betalingsverplichtingen en met hun vragen en problemen
                  over betaalachterstanden. Hierbij moet in eerste instantie gedacht worden aan een
                  (digitaal) loket waarbij ook eenvoudig telefonisch en digitaal contact kan worden
                  opgenomen voor vragen en informatie. De eerste stappen zijn al gezet met de totstandkoming
                  van de Betalingsregeling Rijk en het Vorderingenoverzicht Rijk. Ook is gestart met
                  een analyse hoe de samenwerking tussen CRI-partijen verder kan worden uitgebreid met
                  decentrale overheden. In de derde Voortgangsrapportage van de Aanpak geldzorgen, armoede
                  en schulden16 is hiervoor een stappenplan aangekondigd.
               
Kosteloze betalingsherinnering, aanmaningskosten en kwijtschelden van verhogingen
                     verkeersboetes
Het voorstel in het IBO-rapport om het CJIB eerst een gratis betalingsherinnering
                     te sturen voordat aanmaningkosten in rekening worden gebracht, is door het kabinet
                     overgenomen in het regeerprogramma.
                  
Op die manier worden mensen niet direct met extra kosten geconfronteerd als zij een
                     keer vergeten tijdig te betalen. Daarnaast is in het regeerprogramma het IBO-voorstel
                     opgenomen om het CJIB beter in staat te stellen om mensen die verkeren in situaties
                     van overmacht te helpen door de verhogingen bij Wahv-boetes kwijt te kunnen schelden.
                     Dit past bij de stappen die het CJIB de afgelopen jaren heeft gezet naar een meer
                     persoonsgerichte inning. Door het kabinet is voor beide maatregelen structureel € 19
                     miljoen aan middelen gereserveerd uit de envelop Groepen in de knel. Komende periode
                     worden de maatregelen verder uitgewerkt en wordt de Kamer voor de zomer van 2025 hierover
                     geïnformeerd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris
                     Rechtsbescherming gaan in kaart brengen hoe een verlaging van de aanmaningskosten
                     bij verkeersboetes in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
                     (Wahv) vorm kan krijgen, welke kosten hiermee gepaard gaan en zullen uw Kamer hierover
                     informeren.
                  
3) Maatregelen ten aanzien van oplossen van schulden
               
Adequate schuldhulpverlening in alle Nederlandse gemeenten is voor het kabinet van
                  belang. In het Hoofdlijnenakkoord is daarom opgenomen dat het verbeteren van de schuldhulpverlening de komende jaren wordt doorgezet. Door voort te bouwen op de ingezette ontwikkeling
                  van de basisdienstverlening voor schuldhulpverlening kunnen de komende periode snel
                  stappen gezet worden. Het doel van de basisdienstverlening is dat meer mensen met
                  schulden eerder en betere schuldhulpverlening ontvangen en dat gemeenten de dienstverlening
                  gelijktrekken. Hierbij is onder meer aandacht voor ondernemers en jongeren met schulden.
                  De suggestie uit het IBO om een kwaliteitskader te realiseren wordt uitgewerkt met de betrokken partijen en wordt ingebed in aanvullende
                  afspraken. Door het kwaliteitskader wordt de schuldhulpverlening effectiever en doelmatiger.
                  Voor uitwerking en implementatie van het kwaliteitskader reserveert het kabinet structureel
                  € 8 miljoen uit de envelop Groepen in de knel. De invulling van de middelen voor het
                  kwaliteitskader worden nog nader uitgewerkt. De middelen worden mogelijk ingezet voor
                  het verzamelen en onderzoeken van in de praktijk beproefde normen, scholingsmogelijkheden,
                  het inrichten van effectieve (ICT)-systemen en de ondersteuning van gemeenten bij
                  de implementatie.
               
Op 21 maart jl. hebben de VNG, Divosa, NVVK en de Rijksoverheid bestuurlijke afspraken
                  over de basisdienstverlening ondertekend.17 Het kabinet ziet de bereidheid en gedrevenheid bij de betrokken partijen om de basisdienstverlening
                  tot een succes te maken. Partijen zijn met de implementatie van de verschillende elementen
                  aan de slag. Over de voortgang daarvan is de Kamer in de derde Voortgangsrapportage
                  over de aanpak geldzorgen, armoede en schulden geïnformeerd.18 De implementatie van de basisdienstverlening en de verbetering van de schuldhulpverlening
                  zal nauwgezet worden gemonitord. Hierover zal de Kamer periodiek worden geïnformeerd
                  in de voortgangsrapportage van het Nationaal programma Armoede en Schulden. Wanneer
                  implementatie en de verwachte resultaten van het de nog te ontwikkelen kwaliteitskader
                  uitblijven, wordt bezien of wettelijke borging wenselijk is.
               
Bij de verdere uitwerking van de basisdienstverlening zullen de volgende aanbevelingen
                     uit het IBO worden betrokken:
                  
• Vanuit het principe «voorkomen is beter dan genezen» wordt in het IBO gepleit voor
                           betere toegang tot ondersteuning bij lichte geldzorgen. Vroege ondersteuning kan een problematische schuld voorkomen en de gevolgen op andere
                           terreinen zoals gezondheid en arbeidsparticipatie. Hoewel gemeenten momenteel al verplicht
                           zijn om ook bij lichte problematiek ondersteuning te bieden, stelt nog niet iedere
                           gemeente dit beschikbaar. Nader zal worden uitgewerkt hoe gemeenten hierbij verder
                           kunnen worden ondersteund.
                        
• Om de snelheid van het tot stand komen van schuldregelingen te bespoedigen beveelt
                           het IBO aan om maximale doorlooptijden voor de verschillende fases van schuldhulpverlening, waaraan gemeenten zich moeten
                           houden, vast te leggen. In de basisdienstverlening zijn maximale doorlooptijden reeds
                           opgenomen met als doel de snelheid van het schuldregelen te bespoedigen. De maximale
                           doorlooptijden worden op dit moment uitgewerkt door de betrokken partijen. De Kamer
                           wordt eind dit jaar geïnformeerd over de reeds ontwikkelde elementen van de basisdienstverlening
                           waar de doorlooptijden één van is.
                        
• Aanvullend is een voorontwerp voor een wetsvoorstel schuldregelen in voorbereiding
                           waarin onder meer reactietermijnen voor schuldeisers en schuldregelaars worden opgenomen
                           om een schuldregeling tot stand te brengen. Momenteel kan de totstandkoming van een
                           schuldregeling nog lang duren doordat schuldeisers (soms met opzet) laat of niet reageren
                           op verzoeken om te komen tot een buitengerechtelijke schuldregeling.
                        
• Het proces van totstandkoming van schuldregelingen, waarbij schuldhulpverleners namens
                           de inwoner afspraken maken met schuldeisers, kan verder worden versneld door het verbeteren
                           van gegevensuitwisseling met schuldhulpverlening via een integraal schuldenoverzicht.
                           Als schulden zoveel mogelijk via één systeem zichtbaar zijn wordt – naar verwachting
                           van gemeenten en andere partijen (o.a. NVVK, VNG) – de looptijd van de schuldhulpverlening
                           aanzienlijk verkort. Daarnaast worden kosten van het minnelijke schuldhulptraject
                           bespaard (nu nog gemiddeld € 8.000 per traject), kunnen gemeenten jaarlijks meer trajecten
                           aanbieden bij gelijkblijvende capaciteit en zouden er meer succesvolle schuldregelingen
                           tot stand kunnen komen.
                        
Naast de adviezen over verbetering van kwaliteit en snelheid van schuldhulpverlening
                  onder meer door het doen van een passend aanbod, adviseert het IBO om mensen al eerder
                  bij oplopende schulden in beeld te krijgen en een aanbod van ondersteuning te doen.
                  Door in een vroeg stadium hulp aan te bieden aan mensen met geldzorgen, kunnen problematische
                  schulden voorkomen worden. Sinds de wetswijziging van 2021 biedt de Wet gemeentelijke
                  schuldhulpverlening meer ruimte voor vroegsignalering.19 Uit recent onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie blijkt dat gemeenten het
                  vergroten van de capaciteit voor vroegsignalering als belangrijke verbetersuggestie
                  binnen dit onderdeel van de schuldhulpverlening zien.20 Het kabinet wil op basis van de evaluatie van de wetswijziging, die begin 2025 wordt
                  verwacht, voortbouwen op vroegsignalering en reserveert hiervoor structureel € 20 miljoen uit de envelop Groepen in de knel.
               
Goed voortbouwen op vroegsignalering vraagt om een gezamenlijk verbeterplan van gemeenten,
                  vaste lasten partners en het Rijk om vroegsignalering nog effectiever te laten zijn
                  en te verkennen of de onderlinge verschillen kunnen worden verkleind. Het verbeterplan
                  vroegsignalering, dat recent is aangekondigd naar aanleiding van een rapport van de
                  Nationale ombudsman21 wordt momenteel uitgewerkt met de betrokken partijen. In dit plan zal ook de aanbeveling
                  van het IBO worden betrokken om het aantal mogelijke signalen uit te breiden. In dit
                  verbeterplan kunnen ook eventuele uitkomsten van de wetsevaluatie vroegsignalering
                  worden verwerkt die naar verwachting begin 2025 naar de Kamer gestuurd wordt.
               
In de praktijk worden de minnelijke en wettelijke routes om schulden op te lossen
                  als concurrerend in plaats van aanvullend gezien. Vaak proberen gemeenten onnodig
                  lang om tot een minnelijke oplossing met schuldeisers te komen. De toegang tot de
                  wettelijk schuldsanering natuurlijke personen (hierna: Wsnp) wordt door hen als ingewikkeld
                  en tijdrovend ervaren. Tegelijkertijd zit iemand met langdurige schulden onnodig lang
                  in de stress voor een langdurige oplossing. Op 1 juli 2023 is een aantal grote wijzigingen
                  in de Wsnp in werking getreden om de doorstroom tussen het minnelijke en het wettelijke
                  traject te verbeteren.22 Zo is de standaardduur van het Wsnp-traject verkort van drie naar anderhalf jaar,
                  waarbij rekening kan worden gehouden met eerdere aflossingen in het voortraject waardoor
                  een traject nog korter duurt. Deze wijzigingen werken ook door op het minnelijke traject.
                  Wat de gevolgen van de wijzigingen van de Wsnp zijn, is nog niet inzichtelijk.23 Hiervoor is een impactanalyse gestart die tijdens het commissiedebat Armoede en schulden
                  van 1 februari 2024 aan de Kamer is toegezegd door de toenmalige Minister van Rechtsbescherming.24 Deze impactanalyse zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 met de Kamer
                  worden gedeeld. De bevindingen uit de impactanalyse worden meegenomen bij de verdere
                  ontwikkeling van één helder schuldentraject. Daarbij zal ook worden gekeken of er
                  elementen kunnen worden toegevoegd aan de Wsnp die ontleend worden aan de Wet homologatie
                  onderhands akkoord (Whoa) voor ondernemers waaronder een afkoelingsperiode.25
Anders dan bij minnelijke schuldhulpverleningstrajecten wordt er bij de Wsnp geen
                  financiële begeleiding geboden zoals budgetcoaching en budgetbeheer. Het bieden van
                  financiële begeleiding tijdens een Wsnp-traject kan ervoor zorgen dat mensen met schulden
                  tijdens het traject financieel zelfredzaam wordt en een terugval, met bijbehorende
                  kosten, wordt voorkomen. Daarom is financiële begeleiding tijdens een Wsnp-traject
                  opgenomen in de bestuurlijke afspraken van de basisdienstverlening schuldhulp van
                  maart jl. De Wsnp-bewindvoerder verwijst de inwoner door naar de gemeente van inschrijving
                  en deze gemeente biedt de begeleiding aan.
               
4) Bredere hervormingen
               
Zoals aangegeven hangen schulden samen met de bredere bestaanszekerheid. Het ontstaan
                  van schulden staat vaak niet op zichzelf en hangt samen met problemen die zich voordoen
                  op andere beleidsterreinen die raken aan bestaanszekerheid. In het IBO wordt een aantal
                  aanbevelingen gedaan die grotendeels buiten de reikwijdte van het schuldendomein valt,
                  namelijk de vereenvoudiging van het toeslagenstelsel, het op orde brengen van het
                  sociaal minimum en het verstevigen van de aandacht voor schuldenproblematiek binnen
                  andere domeinen zoals zorg en het sociaal domein. Deze aanbevelingen raken aan verschillende
                  voornemens uit het hoofdstuk bestaanszekerheid van het Regeerprogramma en de voorstellen
                  die zijn besproken tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, bijvoorbeeld ten aanzien
                  van het uitgangspunt dat werken moet lonen en dat de bestaanszekerheid van mensen
                  beter geborgd moet worden. De uitwerking van het Regeerprogramma wordt voortvarend
                  opgepakt onder andere met een brede vereenvoudigingsagenda toeslagen, belastingen
                  en sociale zekerheid. Daarover zal het kabinet nog voor het herfstreces een planningsbrief
                  naar de Kamer sturen.
               
Het kabinet heeft de ambitie om deze kabinetsperiode wetgeving voor te bereiden voor
                  een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel.26 Daarbij wordt bijvoorbeeld verkend hoe inkomensonafhankelijke toelagen en andere
                  belastingtarieven de bestaande toeslagen en huidige vormgeving van het belastingstelsel
                  (gedeeltelijk) kunnen vervangen. Zoals in het Regeerprogramma is aangegeven gaat het
                  kabinet daarover in gesprek met het parlement en de samenleving om te komen tot een
                  transitiepad naar een toekomstbestendige inkomensondersteuning.
               
Tegelijkertijd zijn er al verschillende stappen gezet om de inkomensondersteuning
                  te verbeteren. Zo is, in lijn met het advies van de Commissie sociaal minimum27, vanaf 2024 het kindgebonden budget verhoogd, vooral voor gezinnen met meer en oudere
                  kinderen. Ook is de huurtoeslag verhoogd. Vanaf 2025 verhoogt het kabinet het kindgebonden
                  budget en huurtoeslag verder, om huishoudens op het sociaal minimum te ondersteunen
                  en een oploop in de armoede te voorkomen.
               
Het IBO adviseert om de schuldenproblematiek onder de aandacht te brengen binnen andere
                  domeinen, zoals zorg en het sociaal domein, om problemen bij de bron aan te kunnen
                  pakken. Het kabinet vindt het belangrijk dat een gezin met geldzorgen of schuldenproblematiek
                  de brede hulp krijgt die het nodig heeft. Daarom wordt er door de Ministeries van
                  SZW, VWS, OCW, JenV en BZK gewerkt aan een gezamenlijke, integrale aanpak voor kwetsbare
                  gezinnen die leven in armoede. Door integraal en domeinoverstijgend naar de problematiek
                  van gezinnen te kijken kunnen elementen als werk, participatie, gezondheid, bestaanszekerheid,
                  schuldenproblematiek, onderwijs, en leefbaarheid in samenhang worden aangepakt. De
                  gezamenlijke aanpak kinderarmoede sluit aan op de hervormingsagenda Jeugd, waarin
                  is afgesproken dat elke gemeente een stevig lokaal team heeft dat integrale hulp kan
                  bieden. Ook zetten we sterk in op het versterken van vindplaatsen, waar mensen met
                  schuldenproblematiek komen. Tot slot is er de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in
                  de samenwerking tussen huisarts, geboortezorg, gemeente en schuldhulpverlening.
               
Tot slot
Het kabinet onderschrijft het belang van een integrale benadering om het aantal huishoudens
                  met problematische schulden terug te dringen en trekt hiervoor in 2025 € 24 miljoen
                  uit. Dit bedrag loopt op tot € 100 miljoen in 2028 tot en met 2030 en structureel
                  € 75 miljoen vanaf 2031. De aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden gaat over in het
                  Nationaal programma Armoede en Schulden en wordt uitgebreid tot een integrale benadering
                  waarbij wordt voortgebouwd op de adviezen uit het IBO. In dit programma zal ook een
                  aantal onderwerpen worden betrokken dat geen onderdeel uitmaakt van het IBO, zoals
                  beschermingsbewind, schuldhulpverlening aan jongeren en ondernemers.
               
Het fundament van het Nationaal programma is samenwerking: interbestuurlijk en tussen
                  departementen en met oog voor de uitvoering. Daarbij zetten we de mensen waarvoor
                  we het doen voorop. In iedere fase van de beleidsontwikkeling worden ervaringskennis
                  en -deskundigheid toegepast, zodat ondersteuning beter aansluit op de behoeftes van
                  mensen met problematische schulden en het systeem eenvoudiger wordt.
               
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  J.N.J. Nobel
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
                  T.H.D. Struycken
BIJLAGE 1 - TABEL MAATREGELEN
                  
Onderstaande tabel biedt een overzicht van het IBO-basispakket en geeft weer welke
                     middelen (aanvullend) beschikbaar worden gesteld uit de «Enveloppe groepen in de knel».
                     Reeds beschikbare middelen zijn in deze tabel niet opgenomen. Het kabinet werkt de
                     maatregelen de komende tijd verder uit. Bij de verdere uitwerking en verkenning van
                     het IBO-basispakket worden de maatregelen getoetst op doelmatigheid, uitvoerbaarheid
                     en juridische haalbaarheid. De kosten van individuele maatregelen kunnen hoger of
                     lager uitvallen. Hierbij geldt dat de maatregelen in totaal moeten passen binnen de
                     budgettaire reservering voor dit pakket.
                  
MAATREGELEN PAKKET (KOSTEN IN € MLN)
2025
2026
2027
2028
2029
2030
STRUCTUREEL
VOORTOUW
STATUS
Overstijgen
Integraal schuldenoverzicht voor huishoudens;
met toegang voor hulpverleners en gerechtsdeurwaarders
en voor verbetering vroegsignalering
10
10
40
40
40
15
SZW
Aanzet voor doelarchitectuur reeds gestart
Ontstaan
Opstartkosten volgende maatregelen:
a. Betaal- en ontvangst- momenten op elkaar afstemmen;
b. Ondergrens BKR verlagen;
c. Leeftijdsverificatie «koop nu, betaal later»-diensten;
d. Verlagen verificatiegrens kredietwaardigheidstoets;
e. (Eén helder schuldentraject (valt onder Oplossen)).
1
1
FIN/SZW
a. Verkennend
b. Verkennend
c. Wetswijziging in voorbereiding
d. Verkennend
e. Analyse reeds gestart
Financiële educatie op kansrijke plekken en doelgroepen
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
SZW
Er wordt aangesloten bij reeds lopend beleid.
Invordering
Verschillende maatregelen ten aanzien van invordering:
a. Zorgplicht gerechtsdeurwaarders;
b. Pauzeknop voor incasso-activiteiten;
c. Kosten rondom invordering herijken en implementeren van het sociaal tarief;
d. Verdienen aan kosten bij (door)verkoop van (executie)dossiers verbieden;
e. Collectief afbetalingsplan;
f. Stuiten en verjaring vorderingen beperken;
g. Preferente positie overheid beter benutten.
3,5
8
8
3
3
3
3
J&V
Toetsen op doelmatigheid, uitvoerbaarheid en juridische haalbaarheid.
Verlagen aanmaningskosten verkeerboetes
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
J&V
Verkennend
Discretionaire ruimte om kostenoploop boetes ongedaan te maken en kosteloze betalingsherinnering
10
19
19
19
19
19
J&V
Eerste voorbereidingen reeds gestart
Eén overheidsincasso
7
10
10
10
10
J&V/SZW
Eerste voorbereidingen reeds gestart
Oplossen
Betere vroegsignalering met structurele financiering
20
20
20
20
20
20
20
SZW
Bouwt voort op bestaand beleid; verbeterplan verwacht in 2025
Uitwerken en implementeren kwaliteitskader voor schuldhulpverlening, waaronder toegang
                                 bij lichte geldzorgen
                              
7
8
8
8
8
8
SZW
Loopt mee in basisdienstverlening
Begeleiding tijdens een Wsnp-traject
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
SZW
Staand beleid
Eén helder schuldentraject
*
*
                            
                            
                            
                            
J&V/SZW
Analyse reeds gestart
Maximale doorlooptijden schuldhulpverlening
                            
                            
                            
                            
                            
                            
                            
SZW
Wetswijziging reeds in voorbereiding
Totale kosten
23,5
56
73
100
100
100
75
                            
                            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid