Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 617 Wijziging van de Participatiewet inzake een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek (Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek)
Nr. 6 VERSLAG
Vastgesteld10 oktober 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
I.
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
1
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
7
3.
Verhouding tot hoger recht
14
4.
Verhouding tot nationaal recht
15
5.
Gevolgen
15
6.
Uitvoering
15
7.
Toezicht en handhaving
16
8.
Financiële gevolgen
16
9.
Evaluatie
16
10.
Advies en consultatie
16
11.
Inwerkingtreding
17
II.
ARTIKELSGEWIJS
17
Artikel I, onderdeel B
17
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het wetsvoorstel aandachtig gelezen. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering naar het gebruik van de
bijzondere bijstand voor de doelgroep. Waarom zou «de fiscale vrijstelling die normaal
gesproken geldt voor bijzondere bijstand op deze uitkering niet van toepassing zijn»?
Kan de regering duidelijkheid bieden over of bijzondere bijstand wel of geen invloed
heeft op het recht op toeslagen? Deze leden lezen dat «het instrument van individuele
bijzondere bijstand (...) beter geschikt [is] dan de algemene bijstand, omdat het
niet leidt tot een herberekening van toeslagen», maar ook dat het «daarvoor noodzakelijk
[is] dat het college een precieze berekening maakt van de toeslagen die de aanvrager
misloopt». Hoe verhouden deze twee opmerkingen zich tot elkaar?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast waarom de regering de fiscale
oplossing een «fundamentele oplossing» noemt, terwijl de fundamenten die dit probleem
veroorzaken niet gewijzigd zijn. Is de regering het ermee eens dat de oorsprong van
dit probleem ligt in een te complex stelsel, waarbij definities niet op elkaar aansluiten
en gebruik wordt gemaakt van zowel bruto als netto normen? Is zij het er ook mee eens
dat de fiscale oplossing expliciet tijdelijk dient te zijn omdat deze juist extra
complexiteit introduceert? Deze leden vragen ook of de regering, als de fiscale oplossing
inderdaad tijdelijk dient te zijn, het ermee eens is dat de beoogde permanente oplossing
neerkomt op het (stapsgewijs) volledig afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting
(AHK) in het referentieminimumloon voor de bijstand, en dus het verlagen van het sociaal
minimum. Deze leden zijn benieuwd of de regering het (relatief of absoluut) verlagen
van het sociaal minimum verantwoord vindt, en of de regering van mening is dat het
afbouwen van de dubbele AHK in het referentieminimumloon voor de bijstand gecompenseerd
dient te worden. Welke compensatiemogelijkheden ziet de regering?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de alleenverdienersproblematiek 6.000 huishoudens raakt. Deze leden vragen
om een nadere onderbouwing van dit aantal, gelet op dat het in eerdere berichtgeving
om 10.000 huishoudens ging.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het streven om de onderliggende
problematiek in de fiscaliteit per 2028 opgelost te hebben. Deze leden vragen of dit
wordt meegenomen in de ambitie van de regering om tot een eerlijker fiscaal en toeslagenstelsel
te komen waarin werken meer loont. Zij zijn ook benieuwd wat de gevolgen voor de doelgroep
zijn als de wetgeving pas na 2028 ingevoerd wordt.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het een stap vooruit
dat een deel van de gezinnen die onder het bijstandsniveau leeft, door dit wetsvoorstel
een hoognodige aanvulling krijgt op hun inkomen. Zij hebben echter zeer fundamentele
vragen en hopen dat de regering met goede antwoorden komt en met een nota van wijziging
waardoor de groep die aanspraak maakt op tegemoetkoming meer mensen van de groep van
17.000 mensen zal bereiken. Deze leden denken hierbij aan 1) een betere definitie van het inkomen,
waarbij ook rekening wordt gehouden met groepen die zelf de inkomensafhankelijke bijdrage
Zorgverzekeringswet (Zvw) betalen (zoals mensen met een privaat arbeidsongeschiktheidspensioen);
2) een verlegging van de inkomensdata naar t-1 in plaats van t-2; 3) een aanpak waardoor
mensen die recht hebben op een toeslag uit de toeslagenwet deze ook automatisch krijgen
(naar aanleiding van het rapport van de arbeidsinspectie); 4) een aanpak waardoor
mensen die recht hebben op toeslagen van de Belastingdienst, die ook bij de aangifte
inkomstenbelasting kunnen opvragen; en 5) een definitie van inkomen in het lopend
jaar voor mensen die zelf een aanvraag indienen en hoe de gemeente tot vaststelling
moet komen (termijnen etc.).
De leden van de NSC-fractie constateren dat sommige van deze alleenverdienende huishoudens
per jaar 50 euro onder het inkomen van de bijstand komen, sommigen 1.500 euro per
jaar. Dit probleem is al meer dan tien jaar bekend en er zijn meerdere Kamerbrieven
met verkenningen over geschreven. Er is een snoeihard rapport van de Nationale ombudsman.
En er is een uitspraak van de hoogste rechter dat ook deze groep mensen gewoon recht
heeft op een adequaat niveau. En toch is dit probleem nog steeds niet opgelost. Vooral
ook omdat die mensen zelf niet weten waardoor ze zoveel geld tekortkomen. De verhalen
daarover zijn werkelijk schrijnend en bekend bij deze leden. Geen eten, geen participatie
en geen ondersteuning omdat beleidsmakers lijken te denken dat je in Nederland toch
altijd het sociaal minimum haalt. Na meer dan tien jaar komt de regering met een oplossing
waarbij ongeveer 6.000 huishoudens een uitkering krijgen van op het oog meer dan 1.000
euro per jaar (het bedrag wordt niet genoemd). De helft van deze 6.000 huishoudens
valt onder de doelgroep, de andere helft niet. En de andere 11.000 huishoudens worden niet genoemd in het wetsvoorstel. Nu kent Nederland een uitgebreid
stelsel van sociale zekerheid dat zo ingewikkeld is dat ook ambtenaren en politici
erin vastlopen. Het is een wirwar van wetten en regelingen. Er zijn sociale zekerheidswetten
zoals de arbeidsongeschiktheidswetten. Nu zijn er alleen al in de Wajong vier verschillende
uitkeringsregimes die naast elkaar bestaan en er zijn toeslagen (zorgtoeslag, huurtoeslag,
kinderopvangtoeslag, kindgebonden, budget). Er is een Toeslagenwet die als doelstelling
heeft om mensen op het bestaansminimum te brengen. En dan komt er nu dus een ongerichte
wet aan, met een ongericht bedrag waar de meerderheid van de mensen die recht heeft
niet onder valt en duizenden mensen een uitkering zullen krijgen waar ze deels geen
recht op zouden moeten hebben.
De leden van de NSC-fractie snappen dat er in elk geval een ingreep nodig is. Tegelijkertijd
is in de ogen van deze leden deze ingreep ook zinloos als niet tegelijk werk gemaakt
wordt van het aanpakken van de enorme complexiteit aan wet-, en regelgeving waardoor
er ontzettend veel regelgeving is, elk met eigen voorwaarden (bijvoorbeeld verschillende
vermogenstoetsen), elk met eigen formulieren, waar heel veel burgers al heel lang
de weg in kwijt zijn. Duizenden burgers, voor wie de overheid niet kan vaststellen
of zij recht hebben, zouden zich vervolgens ook zelf moeten gaan melden bij het loket.
Uit ervaring weten deze leden dat velen dit niet zullen doen, uit schaamte, uit onwetendheid,
uit angst om nogmaals alles op tafel te leggen, uit angst voor terugvorderingen (in
dit geval onterecht). Er is echter een risico dat een grote groep zich ook hier gaat
melden met een baat-het-niet-dan-schaadt-het-niet aanvraag, zodat de gemeenten ook
acute problemen kunnen krijgen. Bij de hersteloperatie van het kinderopvangtoeslag
deed zich dit voor. Welke lessen trekt de regering hieruit?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de oorzaak van het probleem, een doorgeschoten
arbeidskorting, het niet langer overdraagbaar maken van de AHK, in ieder geval niet
wordt aangepakt. Deze leden zijn van mening dat alleen een grondige en systematische
herziening van de sociale zekerheid en de belastingen een duurzame uitweg biedt uit
de huidige onwerkbare situatie. Zij merken hierbij ook op dat er de afgelopen jaren
alleen maar toeslagen zijn bijgekomen om huishoudens te stutten, zoals de tijdelijke
energietoeslag tijdens de energiecrisis en nu deze tijdelijke toeslag die vermoedelijk
langer zal bestaan dan nu voorzien. Van vereenvoudiging is dus geen sprake.
De leden van de NSC-fractie verzoeken de regering om het volgende voorbeeld uit te
werken: welke inkomensbronnen heeft een alleenstaande werkende moeder van drie kinderen
(10,12 en 14) in de stad Utrecht (dat een relatief uitgebreide ondersteuning heeft)
heeft, die twee dagen per week tegen minimumloon werkt, 100 euro partneralimentatie
en 100 euro kinderalimentatie ontvangt, in een huurhuis van 700 euro woont en gedeeltelijk
arbeidsongeschikt is, maar 35-min? Deze moeder maakt gebruik van de bijstand, bijzondere
bijstand en gemeentelijke minimaregelingen en een aantal armoederegelingen omdat zij
schulden heeft uit het verleden. Kunt u per inkomensbron aangeven of het een voorschot
betreft, een definitieve toekenning, van wie zij het inkomen krijgt en aan welke verplichtingen
zij moet voldoen? Vindt de regering dit een overzichtelijke en houdbare situatie?
Deze leden vragen de regering ook hoe het huishoudboekje eruitziet van iemand met
een private arbeidsongeschiktheidsuitkering op het bruto niveau van de bijstand, een
zieke partner en niet-gebruik van de Toeslagenwet.
De Staatcommissie rechtsstaat heeft in haar rapport in aanbeveling 6 dan ook een pad
geschetst om uit deze problemen te komen, zo merken de leden van de NSC-fractie op.
De aanbeveling luidt: «Geef langdurige politieke prioriteit aan vereenvoudiging van
regelingen voor bestaanszekerheid.» En bestaat uit de volgende punten:
• Wijs de vereenvoudigingsopgave aan als «groot project» en neem de betrouwbare burger
als uitgangspunt bij de totstandkoming en vereenvoudiging van beleid en wetgeving.
• Neem als vertrekpunt díé knelpunten voor de burger waar de regelingen voor inkomensondersteuning
samenkomen. (Alleen al het stelsel van sociale zekerheid bestaat uit een stapeling
van tenminste veertien wetten en nog eens zestien regelingen en tegemoetkomingen!)
• Gebruik ervaringsdeskundigheid en kennis van de uitvoering bij het controleren van
de voortgang van de vereenvoudiging.
• Bepaal welke wettelijke stelsels voor 2030 moeten zijn vereenvoudigd en met welke
instrumenten wordt gestopt.
• Waarborg via een ministeriële commissie dat de betrokken vakdepartementen en uitvoeringsorganisaties
in strak tempo werken aan de vereenvoudiging.
• Kom als regering binnen een jaar na de vorming van een nieuw kabinet in samenspraak
met uitvoeringsorganisaties met een concrete wetgevingsagenda voor de vereenvoudiging.
Is de regering bereid dit voorstel integraal uit te voeren? Zo niet, welke weg ziet
de regering dan om het systeem grondig te vereenvoudigen en welke stappen zal zij
zetten de komende maanden en jaren? En indien het antwoord niet duidelijk en doortastend
is, deelt de regering de probleemanalyse van deze leden dan niet?
De leden van de NSC-fractie lezen dat in 2023 en 2024 er recht bestaat op de aanvullende
bijstand voor deze groep alleenverdieners. Dat moeten mensen dan wel zelf aanvragen.
Heeft de regering al enig inzicht hoeveel mensen een aanvraag gedaan hebben over 2023
en hoeveel uitkeringen zijn toegekend en tot welke hoogte? Hoeveel mensen hadden in
die jaren naar schatting recht op uitkeringen en hoeveel hebben ze ontvangen? Hoe
vindt de regering dan zelf dat het gaat met het niet-gebruik van uitkeringen?
De leden van de NSC-fractie merken op dat zij veel meer vragen hebben dan de Raad
van State. Deze leden zouden het op prijs stellen als de regering de inbreng van de
NSC-fractie ter informatie en reflectie aan de Raad van State stuurt.
De leden van de NSC-fractie verwijzen naar het «Een offensief voor bestaanszekerheid»,1 waarop de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft toegezegd
een reactie te sturen voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Deze leden verzoeken al bij dit wetsvoorstel in te gaan op punten 2 en 3 uit dit offensief,
aangezien deze dit voorstel direct raken.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van de Participatiewet inzake
een tijdelijke regeling voor een tegemoetkoming in verband met de alleenverdienersproblematiek
(Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek). Deze leden zijn van mening
dat in afwachting van een permanente oplossing voor de geschetste problematiek een
goede tijdelijke oplossing getroffen moeten worden voor de huishoudens die in de knel
zitten.
De leden van de D66-fractie vernemen dat er vooralsnog wordt uitgegaan van inwerkingtreding
van de fiscale oplossing per 2028. Kan de regering toelichten of de tijdelijke regeling
in deze ook wordt verlengd mocht de fiscale oplossing onverhoopt later dan 2028 in
werking treden?
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden onderkennen het
belang van het vinden van een oplossing voor de problematiek rondom de alleenverdieners.
Het is jammer dat hiervoor eerst een tijdelijke regeling nodig is, maar tegelijkertijd
zien deze leden liever een zorgvuldig proces om tot definitieve wetgeving en de invoering
daarvan te komen. In die zin ondersteunen de leden van de BBB-fractie dan ook de ingezette
weg.
Voor de leden van de BBB-fractie zijn een aantal zaken van belang: ten eerste moet
de hoogte van de vergoeding passend zijn, ten tweede moet de doelgroep bereikt worden
en ten derde moet deze vergoeding niet als gevolg hebben dat toeslagen worden ingeperkt
of teruggevorderd. De leden van de BBB-fractie beoordelen het voorliggende wetsvoorstel
dan ook op deze punten.
Volgens de leden van de BBB-fractie lijkt het erop dat als een huishouden geen aangifte
van inkomstenbelasting doet, deze niet op de lijst zal voorkomen. Kan de regering
aangeven of dit inderdaad een groep mensen is die mogelijk ten onrechte de tijdelijke
vergoeding zal mislopen? Of is het per definitie zo dat deze huishoudens ook tegemoetkomingen
ontvangen vanuit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen?
De leden van de BBB-fractie onderschrijven dat de tegemoetkoming met een vast bedrag
een verstandige keuze is om complexe aanvragen en complexe berekeningen te voorkomen.
De kwetsbaarheid in deze keuze is gelegen in de hoogte van het bedrag. De hoogte van
dit bedrag zal worden vastgesteld bij ministeriële regeling, maar wellicht kan de
regering wel aangeven hoe ervoor gezorgd wordt dat dit passend is?
De leden van de BBB-fractie maken zich vooral zorgen over het doelbereik van deze
wetswijziging. Gemeenten zullen op basis van lijsten de doelgroep benaderen. Het is
echter zeer denkbaar dat een deel van de doelgroep dit zo lastig en ingewikkeld vindt
dat zij daar geen actie op ondernemen. Op welke wijze voorziet de regering in hulp
voor deze groep?
Ten slotte, willen de leden van de BBB-fractie opmerken dat het teleurstellend is
dat de Belastingdienst niet eerder dan in 2028 in staat is om een aanpassing van het
stelsel door te voeren, zodanig dat de problematiek rondom de AHK hersteld is. In
het verleden was het immers ook al mogelijk om de AHK voor de minst verdienende partner
betaalbaar te stellen.
Zoals ook aangegeven in de inbreng bij het wetsvoorstel Belastingplan 2025, hebben
de leden van de CDA-fractie zorgen over de tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek. Hoewel deze leden
begrip hebben voor de complexiteit rondom deze groep en als gevolg daarvan de uitvoerbaarheid
van een regeling, lijkt voorgenomen regeling nogal wat open einden en onzekerheden
te bevatten.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Dit leidt bij deze
leden tot een aantal vragen en opmerkingen. Zij vinden het belangrijk dat er zo spoedig
mogelijk een werkbare oplossing komt voor deze groep alleenverdieners. Daarnaast dringen
zij bij de regering aan op een structurele oplossing voor de groeiende, onrechtvaardige
kloof tussen een- en tweeverdieners, wat dergelijke problemen in de toekomst voorkomt.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering te reflecteren op de oorzaken en de
ontstaansgeschiedenis van deze problematiek. Hoe kijkt de regering terug op de gemaakte
keuzes in het beleid ten aanzien van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen?
Welke lessen trekt zij hieruit?
De leden van de SGP-fractie zien de alleenverdienersproblematiek als een gevolg van
een onrechtvaardig belastingstelsel. Alleenverdieners betalen een veel zwaardere belasting
dan huishoudens waarvan beide partners werken. Een fundamentele herziening van ons
fiscaal stelsel is daarom noodzakelijk. Is de regering het met deze leden eens dat
de hardvochtige effecten van de fiscale prikkels moeten verdwijnen bij een fiscale
herziening? Is de regering, naast het verhelpen van de problematiek voor alleenverdieners
die onder bijstandsniveau terechtkomen, ook voornemens de problematiek voor alle alleenverdieners
aan te pakken? Welke beleidsopties ziet de regering voor het dichten van de kloof
tussen een- en tweeverdieners?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek.
Deze leden zijn van mening dat er zo snel mogelijk een fundamentele oplossing dient
te komen voor alleenverdieners die minder toeslag ontvangen dan een huishouden waarvoor
het inkomen enkel bestaat uit een bijstandsuitkering. Zij vinden ook dat zo snel mogelijk
de tijdelijke oplossing via de bijzondere bijstand moet worden vervangen door een
regeling die beter past. Zij hebben enkele opmerkingen en vragen over de Wet tijdelijke
regeling alleenverdienersproblematiek.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het spijtig dat de regering ervoor kiest
om de dubbele AHK in het referentieminimumloon pas vanaf 2028 af te bouwen. Deze leden
spreken de voorkeur uit voor een vlotte afschaffing van de dubbele AHK en compenserende
koopkrachtmaatregelen voor de doelgroep.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering waarom in de gevallen waarin de tegemoetkoming niet voldoende
is wel aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand, maar in alle andere gevallen
niet. Verandert het wetsvoorstel iets aan deze situatie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd waar het grote verschil
tussen huishoudens in gemiste toeslagen vandaan komt. Is dat vooral de samenstelling
van het huishouden, het type woning waar huurtoeslag voor ontvangen wordt of zijn
er nog andere variabelen die van belang zijn?
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de hoogte van het toe te
kennen bedrag per ministeriële regeling wordt vastgesteld, en of al bekend is wat
het bedrag voor 2025 wordt. Ook vragen deze leden of ook met terugwerkende kracht
compensatie wordt uitgekeerd voor de groep waar het om gaat.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat in paragraaf 2.1.3 van de memorie
van toelichting (over ambtshalve toekenning) wat verwarrend is, omdat deze een zin
bevat die ook in paragraaf 2.1.4 (over de peildatum) voorkomt: «Op basis van een analyse
door de Belastingdienst over de jaren 2021–2023 is de verwachting dat dit jaarlijks
40 tot 50 procent van de alleenverdieners zal betreffen – naar huidig inzicht 2.000
tot 3.000 huishoudens.» Begrijpen deze leden goed dat de lijst die de Belastingdienst
met gemeenten deelt ten behoeve van ambtshalve toekenning van de tegemoetkoming minder
dan de helft van de daadwerkelijke alleenverdieners waar het omgaat bevat? Staan er
2.000–3.000 huishoudens op de genoemde lijst of is de totale groep alleenverdieners
2.000–3.000 huishoudens? Hoe verhoudt dit zich tot het eerder genoemde getal van 10.000
alleenverdieners?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen ook graag weten hoe de regering de
groep die zelf de tegemoetkoming moet aanvragen hiermee gaat helpen, aangezien de
regering zelf aangeeft dat het voor deze groep mensen moeilijk is om vast te stellen
dat ze tot de doelgroep behoren. Is het mogelijk om een bredere groep mensen een bericht
te sturen met instructies om te controleren of zij tot de doelgroep behoren? Kan bijvoorbeeld
aan alle ontvangers van loongerelateerde uitkeringen met partner/huisgenoot die een
aanvulling vanuit de Participatiewet of de Toeslagenwet ontvangen uitgelegd worden
hoe zij kunnen opzoeken hoeveel toeslagen zij zouden ontvangen als hun enige inkomen
een bijstandsuitkering zou zijn?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ook hoe gemeenten zeker kunnen weten
dat huishoudens recht hebben op de tegemoetkoming, als de Belastingdienst bij het
opstellen van de lijst uitgaat van t-2. Hoe moeten gemeenten controleren of aanvragers
tot de doelgroep behoren? Deze leden lezen dat onterechte tegemoetkomingen omdat de
situatie is gewijzigd sinds t-2 niet worden teruggevorderd. Geldt dit ook als huishoudens
de tegemoetkoming zelf aanvragen en toegekend krijgen en wanneer achteraf blijkt dat
dit onterecht was? Bestaat de kans dat huishoudens de tegemoetkoming in zo’n geval
moeten terugbetalen? Hoe gaat de regering voorkomen dat mensen hierdoor in de knel
raken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering waarom het noodzakelijk
is om een eindheffing toe te passen. Is het niet mogelijk om de tegemoetkoming belastingvrij
te laten uitkeren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel voor 95% van de doelgroep toereikend is. Deze leden verzoeken
de regering om een grafiek te verstrekken waarin de omvang van de doelgroep van de
regeling inzichtelijk wordt gemaakt. Hierbij vragen zij specifiek om een uitsplitsing
van het aantal huishoudens dat verschillende bedragen aan toeslagen misloopt als gevolg
van de alleenverdienersproblematiek.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het toe te kennen bedrag (inclusief onderbouwing)
voor 2025 bekend wordt gemaakt.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of het toe te kennen bedrag voor de doelgroep
maandelijks of jaarlijks wordt overgemaakt, en wat hiervoor de onderbouwing is.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitkering ambtshalve wordt uitgekeerd. De
leden zijn benieuwd of de ontvangers ervan op de hoogte zijn dat zij tot de doelgroep
behoren en zij dus bewust zijn waarom zij de aanvullende uitkering ontvangen.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wat de financiële gevolgen voor de huishoudens
in de doelgroep zijn als de huishoudens een hoger inkomen of vermogen krijgen, bijvoorbeeld
door werk, een erfenis of een gift.
De leden van de NSC-fractie vinden de uitkeringswet een merkwaardige wet zoals deze wetstechnisch is vormgegeven
omdat een normale uitkeringswet begint met de kring van rechthebbenden: wie hebben
er recht op de uitkering? Vervolgens staat er de hoogte van de uitkering. Die wordt
nu in een ministeriele regeling, dus buiten het bereik van de Kamer, vastgesteld.
Vervolgens staat er de wijze van toekenning. Dat is nu deels automatisch en deels
op verzoek. Immers de mensen die in t-2 geen recht hadden, kunnen in jaar t wel recht
hebben. Mensen die een verzoek indienen, moeten de regels kennen op basis waarvan
besloten wordt of zij wel of niet een uitkering krijgen. Die regels zijn niet in dit
wetsvoorstel vastgelegd en gemeentes kunnen zelf tot op zekere hoogte de regels bepalen.
Dat betekent niet alleen enige mate van rechtsongelijkheid, maar ook problemen in
de bezwaar en beroepsfase. Immers op basis van welke berekening kan een burger bezwaar
en beroep aantekenen? Dat ligt niet vast. Daarom zullen de leden van de NSC-fractie
de wet behandelen alsof het een gewone wet is.
In het voorgestelde artikel 78gg, lid 1, de leden van de NSC-fractie waaruit de kring
van rechthebbenden bestaat. Deze leden hebben hierover een aantal vragen. In het wetsvoorstel
Belastingplan 2025 staat: «Er zijn naar schatting bijna 17.000 huishoudens die hierdoor
onder het sociaal minimum uitkomen. De tijdelijke oplossing is gericht op huishoudens
die als gevolg van deze twee maatregelen onder het sociaal minimum uitkomen». In de
ogen van deze leden zouden alle huishoudens die onder het sociaal minimum komen, door
deze regels boven het sociaal minimum moeten uitkomen. Kan de regering beschrijven
welke 11.000 huishoudens onder het sociaal minimum zitten en niet geholpen worden
door dit wetsvoorstel? Als deze huishoudens onder het sociaal minimum uitkomen, is
de regering bereid de kring zo aan te passen dat zij ook onder bereik van dit wetsvoorstel
vallen? En zo niet, waarom niet? Is de regering zich ervan bewust dat er huishoudens
zijn wier verzamelinkomen aanzienlijk boven het bijstandsniveau zit, maar die alsnog
door de toeslagen onder het niveau van artikel 78gg, lid 1, onderdeel c. komen omdat
zij feitelijk maar een keer recht hebben op een deel van de AHK?
Mensen met een private arbeidsongeschiktheidsuitkering moeten zelf hun Zvw-premie
betalen. In antwoorden op eerdere Kamervragen erkende de regering dat deze mensen
daardoor een besteedbaar inkomen hebben onder het sociaal minimum. Is de regering
bereid bij de definitie hiermee rekening te houden en die zo aan te passen dat de
betaalde Zvw-premie in mindering komt? En zo niet, waarom niet?
De Centrale Raad van Beroep is in haar uitspraak duidelijk geweest toen zij stelde
«Door de samenloop van regelingen die niet goed op elkaar zijn afgestemd, bevinden
appellanten zich in de zeer bijzondere situatie dat zij bijstand ontvangen die aanvult
tot de norm voor gehuwden, maar toch over onvoldoende middelen beschikken om in de
algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van gehuwden te kunnen voorzien».2 Is het nu voor alle groepen voor wie dit geldt in principe geregeld in deze wet,
zo vragen de leden van de NSC-fractie.
Wat gebeurt er als het huishouden van samenstelling wijzigt tijdens het jaar? Stel
een van de kinderen gaat uit huis, een van de volwassenen overlijdt? Wat is dan het
referentie-inkomen?
Wat is de precieze definitie van huishouden onder deze wet? Hoe wordt omgegaan met
een inwonend persoon, een eigen kind onder de 27 jaar dat in huis woont en eigen inkomen
heeft, een echtpaar van wie een van beide de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt heeft
en de andere niet?
De leden van de NSC-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de hoogte van de tegemoetkoming
jaarlijks wordt vastgesteld bij ministeriële regeling. Kan de regering een meerjarig
perspectief bieden door aan te geven hoe hoog zij verwacht dat de uitkering zal zijn
in 2025, 2026 en 2027 en kan de regering aangeven hoe de kostenraming van dit wetsvoorstel
eruitziet?
De leden van de NSC-fractie merken op dat om het recht op de uitkering vast te stellen
een referentie-inkomen nodig is waarop getoetst wordt. Kan de regering de opbouw van
dat referentie inkomen aangeven voor de volgende situaties:
1. Twee partners zonder kinderen in een huurhuis (700 euro huur)
2. Twee partners zonder kinderen in een eigen koophuis. Een van beiden heeft een WIA-uitkering
3. Één partner met een inwonend volwassen kind en een kleinkind
4. Twee partners met twee kinderen (14 en 16 jaar oud), huurhuis (700 euro huur)
De leden van de NCS-fractie lezen in de memorie van toelichting dat wordt gesproken
over vermogenstoetsen in lijn met de toetsen van de toeslagen. Deze leden kunnen de
vermogenstoetsen niet terugvinden in de wetstekst en nemen dus aan dat er geen wettelijke
basis voor vermogenstoetsen is. Ook merken zij op dat de vermogenstoetsen per toeslag
verschillen: voor de huurtoeslag is die lager dan voor de zorgtoeslag bijvoorbeeld.
Graag ontvangen zij dus helderheid op dit punt.
De leden van de NSC-fractie begrijpen dat de overheid kiest voor een vastliggend inkomensbegrip.
Maar aangezien het bedrag aan het einde van het jaar wordt uitgekeerd, had ook gekozen
kunnen worden voor t-1 of beter t-1,5 zoals onder de oude wet op de huurtoeslag. Immers
in november zijn de inkomensgegevens van het jaar ervoor bekend en kunnen deze gebruikt
worden. Waarom heeft de regering daar niet voor gekozen, nu er zo’n groot verloop
in de groep is? En is het mogelijk om dat alsnog te doen? Zo niet, waarom niet?
De leden van de NSC-fractie vragen welke gegevens de gemeenten krijgen van de Belastingdienst
om vast te stellen wie recht heeft op de uitkering. Krijgen zij ook de NAW-gegevens
zoals de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) verlangt. Is de gegevensset nu afgestemd
met de VNG?
Is de regering bereid in te gaan op de volgende situaties:
1. Het huishouden woont in het jaar t-2 in gemeente A en op dit moment in gemeente B.
Welke gemeente krijgt de gegevens?
2. Wat is de peildatum voor de vaststelling van het recht en is de woonplaats op de peildatum
leidend of kunnen gemeenten verschillende peildata hanteren waardoor huishoudens tussen
wal en schip kunnen belanden, dan wel twee keer een uitkering kunnen ontvangen?
3. Wie heeft er recht op de uitkering na een (echt)scheiding? In t-2 was er sprake van
een huishouden en wordt een recht geconstateerd. In het jaar t zijn de partners niet
langer samen. Heeft dan een van beide partners alsnog recht? Of krijgen zij allebei
de helft?
4. Wat gebeurt er bij overlijden? Stel het huishouden had in t-2 een laag inkomen en
een van de partners overlijdt in t-1. Heeft de andere partner dan recht op de uitkering?
De leden van de NSC-fractie constateren dat rechthebbenden natuurlijk in de schuldsanering
(Wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) of minnelijk) kunnen zitten
of er kan sprake zijn van beslag, loon of uitkering. Dan moeten zij rondkomen van
een bedrag onder het sociaal minimum en aangezien zij met deze problematiek te maken
hebben, zitten zij al onder dat niveau. Heeft deze groep recht op de uitkering of
kunnen derden er beslag op leggen? Als dat laatste kan en gebeurt in de praktijk,
hoe zorgt de regering er dan voor dat deze groep mensen wel op het sociaal minimum
komt dat voor hen van toepassing is?
De leden van de NSC-fractie merken op dat de regering een gemeente dwingend oplegt
dat een uitkering verstrekt moet worden, als iemand een geldige aanvraag doet. Die
uitkering heeft dan betrekking op het lopende jaar en de gegevens die de persoon moet
overleggen gaan over de inkomensgegevens over het lopende jaar. Het was een kan-bepaling
voordat het wetsvoorstel naar de Raad van State ging: de gemeente hoefde het niet
te doen. Deze leden achten dit een juiste keuze: als een huishouden onder het sociaal
minimum valt moet er recht zijn om weer op het sociaal minimum te komen. Maar hoe
gaat die toekenning op verzoek lopen? Waar kan iemand een aanvraag indienen en binnen
welke periode heeft hij er recht op om die aanvraag in te dienen? Wat zullen de voorwaarden
voor de aanvraag zijn? In het lopend jaar heeft iemand recht op de uitkering of niet,
maar staan de inkomensgegevens niet vast. Het betreft hier namelijk vaak mensen die
ook deels werken. Op basis van welke gegevens moet een gemeente dan tot een besluit
komen? Is de regering bereid dit vast te leggen? De leden van NSC-fractie verwachten
anders een soort rechteloosheid.
De leden van de NSC-fractie lezen dat indien het verzoek om een tegemoetkoming afgewezen
wordt, dat besluit voor bezwaar en beroep vatbaar is, nu het een moet-bepaling is.
Hoe verloopt die procedure en welke stukken moet iemand daarvoor aanleveren?
De leden van de NSC-fractie vragen of een huishouden recht heeft op de tegemoetkoming
als het een deel van het jaar onder het bestaansminimum zit? Een concrete casus: iemand
heeft in januari en februari een normaal inkomen en geeft dat uit. Door een uitkering
zakt het inkomen in maart onder het bestaansminimum en daar blijft het voor het gezin.
Is er dan recht op de aanvulling of een gedeeltelijke aanvulling?
De leden van de NSC-fractie merken op dat er veel zelfstandigen zijn met een laag
inkomen. Gedurende het jaar staat het inkomen van de onderneming natuurlijk niet vast.
Hoe zal voor hen bepaald worden of zij in een lopend jaar recht hebben op deze uitkering?
De leden van de NSC-fractie merken op dat het bedrag terecht niet terug te vorderen
is bij automatische toekenning. Maar wat gebeurt er als iemand bewust foutieve gegevens
verstrekt bij de aanvraag en de gemeente dit achteraf ontdekt? Dan staat de toekenning
onherroepelijk vast. Graag ontvangen deze leden een reflectie op deze situatie.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering ook kan aangeven welke informatie
iemand moet aanleveren om in aanmerking te komen voor deze regeling op aanvraag. Wat
mag de gemeente allemaal vragen en wat moet de gemeente allemaal vragen om het recht
op deze uitkering vast te stellen?
De leden van de NSC-fractie missen in de wet en de memorie van toelichting een tijdspad
van gegevensdeling, automatische toekenning en toekenning op aanvraag. Kan de regering
dat tijdspad schetsen en vastleggen? Ofwel, wanneer krijgen de gemeenten uiterlijk
de informatie, wanneer moeten zij uiterlijk uitbetalen en wanneer mogen mensen een
aanvraag indienen? Hoe lang duurt dit totale traject?
De leden van de NSC-fractie gaan er vanuit dat de inlichtingenplicht niet van toepassing
is op deze uitkering onder de Participatiewet en ontvangen daarvan graag een bevestiging.
De leden van de NSC-fractie merken op dat de WIA op dit moment in de uitvoering een
zeer groot probleem is. Dat betekent dat de hoogte van heel veel uitkeringen met terugwerkende
kracht naar boven en naar beneden herzien zal worden, dat mensen navorderingen en
naheffingsaanslagen zullen krijgen. Wil de regering reflecteren welke gevolgen dat
zal hebben op deze operatie?
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de inventarisatie van de Belastingdienst over minder ontvangen toeslagen.
Deze leden lezen dat de regering aangeeft dat de hoogte van de tegemoetkoming wordt
vastgesteld op basis van statistieken met betrekking tot de hoogte van de gemiste
toeslagen. Kan de regering toelichten of de inventarisatie indicatief is voor de hoogte
van de tegemoetkoming? Kan de regering toelichten wat de verwachte hoogte van de tegemoetkomingen
(ongeveer) zal zijn?
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de mogelijkheid van het verstrekken van
aanvullende hulp naast de vaste tegemoetkoming. Kan de regering uitleggen onder welke
omstandigheden iemand een beroep kan doen op aanvullende hulp?
De leden van de D66-fractie nemen er kennis van dat de regering in reactie op het
advies van de Raad van State aangeeft dat zij verwacht dat voor ruim 95% van de alleenverdieners
de tegemoetkoming toereikend is om de misgelopen toeslagen te compenseren. Kan de
regering toelichten waarom de tegemoetkoming niet voor 100% toereikend is? Zijn er
mogelijkheden om hier toch 100% van te maken? Kan de regering toelichten hoe groot
de kans op overcompensatie is, en hoe groot deze overcompensatie dan potentieel zou
kunnen zijn?
De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van voorlichting in het bereiken
van de doelgroep. Hoe weegt de regering de complexiteit van gerichte voorlichting
versus het risico dat bij ongerichte voorlichting mensen van buiten de doelgroep een
aanvraag doen?
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de beoogde inwerkingtreding van de tijdelijke
regeling in 2025. Ook lezen deze leden dat de regering voornemens is om medio 2025
een invoeringstoets uit te voeren. Kan de regering toelichten hoe de inzichten van
de invoeringstoets gewaarborgd worden als deze pas medio 2025 wordt uitgevoerd terwijl
de tijdelijke regeling per 2025 wordt ingevoerd?
De leden van de D66-fractie merken op dat er ook een groep alleenverdieners is die
niet op de lijst staat en zichzelf moet melden. Deze leden vragen wat de regering
gaat doen om een zo groot mogelijk deel van deze groep, het liefst allemaal, proactief
te benaderen en te bereiken.
De leden van de BBB-fractie vragen of er ook mensen tot de doelgroep kunnen behoren die geen toeslagen ontvangen?
De leden van de BBB-fractie constateren dat er mensen zullen zijn waarbij de hoogte
van het toe te kennen bedrag niet voldoende zal zijn omdat er nu eenmaal gewerkt wordt
met een gemiddeld bedrag. Dit is weliswaar begrijpelijk maar dat betekent toch dat
een aantal mensen nog steeds te weinig netto inkomen ontvangen. Deze mensen moeten
vervolgens weer zelf actie ondernemen, terwijl deze materie waarschijnlijk veel te
complex voor ze is. Deze leden verzoeken de regering om hiervoor een oplossing te
bedenken.
De leden van de BBB-fractie ondersteunen een ambtshalve toekenning maar maken zich
wel zorgen over de praktische uitvoering hiervan. Op voorhand is al bekend dat lijsten
gedateerd zullen zijn en dat mensen ten onrechte een vergoeding zullen ontvangen.
De redenering dat deze mensen in eerdere jaren wel met de problematiek van doen hadden
is navolgbaar (mits deze groep daar toen geen individuele bijstand voor heeft ontvangen)
maar het betekent ook dat er mensen gemist zullen worden op de lijst. De verwachting
volgens de memorie van toelichting is dat 40 à 50% niet accuraat zal zijn. Dat is
een groot percentage.
Weliswaar wordt de mogelijkheid geboden aan mensen om een aanvraag in te dienen als
ze niet op de lijst staan, maar deze leden vrezen dat deze mensen dat vanwege de complexiteit
niet in de gaten zullen hebben of niet zullen doen. Hoe gaat de regering er zorg voor
dragen dat we deze mensen bereiken en helpen? We hebben het hier immers over een groep
die minder netto inkomen heeft dan mensen in de bijstand. In het kader van armoedebestrijding
moet dit hoge prioriteit hebben.
De leden van de BBB-fractie voorzien problemen met de peildatum van t-2 wanneer er
sprake is van nieuwe gevallen. De memorie van toelichting gaat daar niet echt op in.
Kan de regering aangeven hoe hiermee zal worden omgegaan?
Voorts zien de leden van de BBB-fractie dat de berekening plaats vindt op basis van
uitbetaalde toeslagen. Echter, het kan voorkomen dat er een nabetaling heeft plaats
gevonden en wat deze leden betreft is het niet zuiver om die mee te nemen bij de vaststelling
van recht op een tijdelijke tegemoetkoming. Wat is het standpunt van de regering hierin
en is er een oplossing voorzien binnen deze wetswijziging?
Ten aanzien van de hoogte van het bedrag vragen de leden van de CDA-fractie waarom niet een duidelijkere inschatting wordt gegeven van het bedrag waar het waarschijnlijk
over zal gaan. Als de regering verwacht dat voor ruim 95% van de groep de compensatie
toereikend is, vragen deze leden of dit dan rond de 1.200 euro zal zitten. Hoe beziet
de regering zo’n bedrag in relatie tot het gemiddelde van 560 euro, aangezien dit
betekent dat een grote groep meer dan het dubbele krijgt? Dat effect wordt nog versterkt
omdat de groep jaarlijks 40 tot 50% kan wijzigen.
Ten aanzien van de ambtshalve toekenning vragen de leden van de CDA-fractie of de
lijst die vorig jaar door de Belastingdienst is opgesteld jaarlijks wordt geactualiseerd
op basis van de t-2-systematiek. Ook merken deze leden op dat zij het zorgelijk vinden
dat jaarlijks zo’n 2.000 tot 3.000 huishoudens buiten de lijst vallen, die dan zelf
een aanvraag moeten indienen bij de gemeente, en dat er net zoveel huishoudens op
de lijst staan, die inmiddels niet meer tot de doelgroep behoren.
Deze leden vragen hoe de volatiele lijst zich verhoudt tot de beperking van de beleidsruimte
voor gemeenten, aangezien een zo uniform mogelijke regeling wordt beoogd. Zij vragen
hoe precies de gebonden bevoegdheid voor gemeenten eruit komt te zien en hoe deze
zich verhoudt tot het meenemen van individuele omstandigheden van het geval waar in
de toelichting ook naar wordt verwezen.
Ook vragen de leden van de CDA-fractie of de regering meer inzicht kan geven in wat
de «lichte toets» precies inhoudt, mede ten opzichte van de huidige toetsing of een
persoon tot de doelgroep behoort. Deze leden lezen dat colleges wordt geadviseerd
om op basis van beschikbare inkomensgegevens het inkomen over het hele betreffende
kalenderjaar te schatten, daarbij rekening houdend met alle individuele omstandigheden
van het geval, op basis waarvan ze het recht op toeslag moeten bepalen en dus ook
het gemis. Zij vragen hoe deze beoordeling voor gemeenten te maken is, omdat daar
niet dezelfde gespecialiseerde kennis aanwezig is als bij de Belastingdienst, en dit
voor individuele gevallen erg complex kan zijn.
Ook vragen de leden van de CDA-fractie of de regering nader kan toelichten wat wordt
bedoeld met het zorgvuldig beoordelen en controleren van verstrekte gegevens in het
kader van het tegengaan van misbruik, in relatie tot de lichte toets die gemeenten
uitvoeren bij een aanvragen voor de tegemoetkoming.
De leden van de CDA-fractie vraagt hoe de regering het risico van een aanzuigende
werking van ongerichte voorlichting over de tegemoetkoming voor eenverdieners weegt
ten opzichte van duizenden mensen die onder de armoedegrens komen omdat zij niet bekend
zijn met de regeling.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het college de vermogensgrenzen van de betreffende
misgelopen toeslagen zal hanteren bij het beoordelen van een aanvraag voor de tegemoetkoming.
Deze leden vragen hoe omgegaan zal worden met de verschillende vermogensgrenzen ten
aanzien van het ontvangen van de vaste tegemoetkoming, aangezien de vermogensgrenzen
voor verschillende toeslagen verschillen.
Hoewel de leden van de CDA-fractie ongemak voelen bij de enorme overcompensatie die
dit voorstel in potentie inhoudt, staan zij wel achter de keuze eenmaal gegeven bedragen
niet terug te vorderen, omdat zij niet willen dat mensen zo bang zijn voor terugvorderingen
dat zij de broodnodige inkomensondersteuning niet aanvragen.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering aan te geven wat de hoogte van de vaste tegemoetkoming naar verwachting
zal zijn en voor welk percentage van de doelgroep dit toereikend zal zijn ter compensatie.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de (gemiddelde) hoogte van de huidige regeling
is en wat hoe toereikend deze is.
De leden van de SGP-fractie lezen dat alleenverdieners voor wie de vaste tegemoetkoming
niet toereikend is, zich kunnen wenden tot het college voor aanvullende hulp. Echter,
huishoudens kunnen moeilijk zelf vaststellen of zij onvoldoende toeslagen krijgen
waardoor de kans op zelfmelden klein is. Kan de regering hierop reflecteren? Welke
maatregelen worden getroffen om deze mensen alsnog te bereiken en niet-gebruik tegen
te gaan?
De leden van de SGP-fractie lezen dat er sprake zal zijn van een «lichtere» toets.
Op welke onderdelen is de toets lichter ten opzichte van de huidige regeling?
De leden van de SGP-fractie constateren dat bij 40 tot 50% van de lijst sprake is
van overcompensatie. Om welke aantallen en bedragen gaat dit naar verwachting? Is
verkend hoe overcompensatie kan worden beperkt, en welke opties zijn hiervoor de revue
gepasseerd?
Kan de regering aangeven aan welk bedrag de regering denkt en voor welk deel van de
doelgroep dit bedrag toereikend is, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Hoe gaat de regering gemeenten ondersteunen in het bereiken van de groep die niet
op de lijst staat, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
3. Verhouding tot hoger recht
De leden van de NSC-fractie merken voorts op dat er een grondwettelijke plicht is om mensen te voorzien van bestaanszekerheid
en roepen artikel 20 van de Grondwet in herinnering. Het voorliggende wetsvoorstel
raakt dit grondwetsartikel rechtstreeks. Er is een groep van 17.000 huishoudens die onder het bijstandsniveau leeft. Dit zijn eenverdieners waar de kostwinner
als belangrijkste inkomstenbron een uitkering heeft zoals een WIA-uitkering, een private
arbeidsongeschiktheidsuitkering, een werkloosheidsuitkering, een Wajong-uitkering.
Ook al maken deze huishoudens gebruik van alle ingewikkelde inkomensondersteuning,
toch komen zij onder het bijstandsniveau uit.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of zij de mening deelt dat het feit
dat deze groepen onder het bestaansminimum komen, een ernstige schending is van artikel
20 van de Grondwet en verzoekt de regering dat met redenen te omkleden. Te meer omdat
dit artikel eerder de basis is van het sociaal minimum (inclusief meedoen) dan het
bestaansminimum (gericht op overleven) en mensen dus zelfs onder dat bestaansminimum
zakken.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nogmaals in kan gaan op het gelijkheidsbeginsel in het kader
van de mogelijke enorme overcompensatie die inherent is aan de tijdelijke oplossing.
Deze leden vragen of de regering daarin juridische risico’s ziet. Ook vragen zij of
de regering juridische risico’s ziet in de verschillende bases voor toekenning, namelijk
de ambtshalve toekenning op basis van t-2 en de toekenning op basis van actuele inkomensgegevens.
4. Verhouding tot nationaal recht
De leden van de SGP-fractie vragen de regering te reageren op de mogelijke juridische risico’s, zoals geconstateerd
door de Raad van State, bijvoorbeeld ten aanzien van ongelijke behandeling van bijstandsgerechtigden
zonder compensatie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het wetsvoorstel proactieve dienstverlening
SZW geen mogelijkheid tot ambtshalve verstrekking kent. Kan de regering toelichten
waarom niet?
5. Gevolgen
De leden van de NSC-fractie merken op dat automatisch geld overmaken naar deze groep mensen tot een hoop vragen
zal leiden en zelfs tot angst. Anderen zullen het geld wellicht zo snel mogelijk uitgeven.
Welke informatie krijgen deze mensen als zij extra geld overgemaakt krijgen?
De leden van de NSC-fractie constateren dat in dit wetsvoorstel ervan uit wordt gegaan
dat iedereen de uitkeringen gebruikt waar men recht op heeft. Dat lijkt een standaardaanname,
maar staat ver af van de werkelijkheid. Een aantal wetten is onbekend bij mensen (zoals
de Toeslagenwet) en op een aantal wetten doen mensen niet altijd een beroep (Participatiewet
met een niet gebruik van 35% en de toeslagen van de Belastingdienst). Als de regering
serieus werk wil maken van mensen niet onder het bestaansminimum laten zakken, dan
zijn serieuze inspanningen in het huidige stelsel nodig. De Toeslagenwet – niet te
verwarren met de toeslagen van de Belastingdienst – verschaft een aanvulling tot het
sociaal minimum indien er sprake is van bijvoorbeeld een lage WW- of een lage WIA-uitkering.
En ook veel Wajongers hebben er recht op. Alleen is het niet-gebruik groot, namelijk
meer dan 60.000 mensen per jaar, zo laat een recent rapport van de Nederlandse Arbeidsinspectie
uit oktober 2023 zien.3 Deze mensen vallen dus allemaal onder het sociaal minimum. Hoe gaat de regering ervoor
zorgen dat mensen automatisch gebruik gaan maken van de Toeslagenwet als zij een uitkering
aanvragen, zo vragen deze leden.
Ook bij de toeslagen van de belastingdienst is het niet-gebruik enorm. Daarvoor hebben
de leden van de NSC-fractie ook een suggestie: Zorg ervoor dat mensen na afloop van
het belastingjaar bij de voor ingevulde belastingaangifte een hokje kunnen aankruisen
(dat idealiter al automatisch aangekruist is) waarop staat: hierbij vraag ik de toeslagen
over het afgelopen jaar alsnog aan.
Is de regering bereid dat vorm te geven? Zo niet, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de lichtere toets van gemeenten inhoudt en
op welke manier die afwijkt van de zwaardere toets die gemeenten nu doen.
6. Uitvoering
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering puntsgewijs kan reageren op de uitvoeringstoets van de VNG.
Deze leden constateren dat de uitvoering van het voorliggende wetsvoorstel zeer arbeidsintensief
zal zijn vanwege het feit dat de door de Belastingdienst aangeleverde lijst onvolledig
zal zijn. Zij vragen welke afspraken gemaakt zijn met gemeenten over deze arbeidsintensieve
uitvoering en op welke manier gemeenten gecompenseerd worden voor de te maken kosten.
Ook vragen zij wat het opslagpercentage in de financiële compensatie wordt en waar
dit percentage op gebaseerd is. Kan de regering garanderen dat de subsidietaakstelling
uit het hoofdlijnenakkoord niet van toepassing is op de maatregelen in het voorliggende
wetsvoorstel?
Voor wat betreft de uitvoering door gemeenten, vragen de leden van de CDA-fractie of ook rekening is gehouden met de beoordeling van alle aanvullende aanvragen voor
tegemoetkoming. Deze leden vragen of de regering een inschatting heeft gemaakt van
het aantal te verwachten aanvragen en de uitvoeringslast die hieruit volgt en in hoeverre
gemeenten hiervoor financieel worden gecompenseerd.
7. Toezicht en handhaving
8. Financiële gevolgen
De leden van de NSC-fractie merken op dat de regering 23,5 miljoen euro reserveert in 2025. Als dat voor 6.000
+2.000 huishoudens op aanvraag is dan is er per huishouden 3.000 euro beschikbaar,
merken zij op. Nu is een eindheffing van 80% van toepassing dus het bedrag zal aanzienlijk
lager zijn, maar toch ontvangen deze leden graag een raming van de hoogte van de uitkering
en een uitsplitsing van de kosten.
En kan de regering een geüpdatete raming geven als de afbouw van de dubbele heffingskorting
bevroren wordt en de AHK verlaagd wordt in 2025?
Is de regering verder bereid om de berekeningswijze in de wet vast te leggen of in
een algemene maatregel van bestuur met stuitende voorhang? Zo niet, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie merken op dat in een eerdere brief van 19 september 2023 aangegeven werd dat de tijdelijke
regeling ca. 89 miljoen euro zou kosten,4 terwijl voor voorliggende oplossing voor 2025 23,5 miljoen euro is gereserveerd.
Deze leden vragen de regering dit verschil toe te lichten. Ook vragen zij of de financiële
gevolgen voor de komende jaren voor de kosten van de regeling en de uitvoeringskosten
daarvan gegeven kunnen worden als gevolg van de bevriezing van de dubbele AHK in de
bijstand.
De leden van de SGP-fractie wijzen de regering erop dat eerder gesproken werd over mogelijke kosten van 89 miljoen
euro voor de tijdelijke regeling. Kunt u toelichten hoe het kan dat nu gesproken wordt
over andere bedragen? Verwacht de regering dat de in de memorie genoemde middelen
toereikend zijn?
De leden van de SGP-fractie zouden graag een overzicht ontvangen van de kosten, inclusief
een uitsplitsing naar uitvoerings- en uitkeringskosten, en dekking van de regeling.
9. Evaluatie
10. Advies en consultatie
De leden van de BBB-fractie ondersteunen de oproep van de Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) om ervoor te
zorgen dat als mensen eenmaal zelf een aanvraag hebben gedaan zij worden toegevoegd
aan de lijst. De reactie van de regering in de memorie van toelichting is onbevredigend:
er moet bij deze groep mensen wel elk jaar getoetst worden terwijl dit niet hoeft
bij de mensen die automatisch op de lijst staan. Terwijl vooraf bekend is dat die
lijst voor bijna 50% vervuilt zal zijn. Dat vinden deze leden niet rechtvaardig ten
opzichte van de mensen die zelfstandig een aanvraag hebben moeten doen. Deze leden
dringen er op aan hiervoor een oplossing op te nemen in de wetswijziging.
11. Inwerkingtreding
De leden van de SGP-fractie constateren dat er nog onzekerheid is over de vraag of de Belastingdienst per 2028
de fundamentele oplossing kan uitvoeren. Kan de regering toezeggen dat alles op alles
wordt gezet om per 2028 echt een fundamentele oplossing in te voeren? Wanneer verwacht
de regering hierover duidelijkheid te kunnen verschaffen? Kan de regering ingaan op
de consequenties als de fundamentele oplossing vanaf 2028 nog niet beschikbaar is?
Is de regering dan voornemens deze regeling te verlengen, of wordt naar een andere
oplossing gezocht?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering de wet per 1 januari 2025 in wil laten gaan. Is dit nog haalbaar?
Op welke datum dient de wet uiterlijk in de Eerste Kamer te zijn behandeld?
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I, onderdeel B
De leden van de SGP-fractie vragen wat moet worden verstaan onder «goede uitvoering van dit artikel».
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffer van de commissie, Meester-Schaap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.