Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 613 XIV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 september 2024
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, belast met
het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te
brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 23 september 2024 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris
van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Bij brief van 30 september 2024
zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid
en Natuur beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Aardema
De griffier van de commissie, Jansma
Vragen en antwoorden
1
Hoeveel waarschuwingen heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) vanaf
1 januari 2020 tot 1 juli 2024 per jaar uitgedeeld aan horeca, supermarkten en retailbedrijven,
distributiecentra, groente- en fruitveilingen en verwerkende bedrijven, eierenverpakkers
en ei-verwerkende bedrijven, visafslagen en visverwerkende bedrijven, pluimveevleesverwerkende
bedrijven, roodvleesverwerkende bedrijven en overige voedselverwerkende bedrijven?
Antwoord
In onderstaande tabel bestuursrechtelijke maatregelen in de vorm van waarschuwingen
en boetes voor horeca, supermarkten en retailbedrijven, distributiecentra, groente-
en fruitveilingen en verwerkende bedrijven, eierenverpakkers en ei-verwerkende bedrijven,
visafslagen en visverwerkende bedrijven, een deel van roodvleesverwerkende bedrijven
en overige voedselverwerkende bedrijven. Op deze korte termijn lukt het niet om een
onderscheid te maken in waarschuwingen en boetes.
Voor pluimveevleesverwerkende bedrijven en een ander deel van de roodvleesverwerkende
bedrijven (uitsnijderijen die uitsluitend vers vlees verwerken en deze niet verder
bereiden) valt het onderscheid wel te maken. In onderstaande tabel het aantal waarschuwingen.
2020
2021
2022
2023
2024
(tot 1 juli)
Pluimveevleesverwerkende
bedrijven
20
29
36
29
18
Roodvleesverwerkende bedrijven
43
46
36
53
12
2
Hoeveel boetes heeft de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli 2024 per jaar opgelegd
aan horeca, supermarkten en retailbedrijven, distributiecentra, groente- en fruitveilingen
en verwerkende bedrijven, eierenverpakkers en ei-verwerkende bedrijven, visafslagen
en visverwerkende bedrijven, pluimveevleesverwerkende bedrijven, roodvleesverwerkende
bedrijven en overige voedselverwerkende bedrijven? In hoeveel gevallen ging daar een
waarschuwing aan vooraf?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 1 voor horeca, supermarkten en retailbedrijven, distributiecentra,
groente- en fruitveilingen en verwerkende bedrijven, eierenverpakkers en ei-verwerkende
bedrijven, visafslagen en visverwerkende bedrijven, een deel van de roodvleesverwerkende
bedrijven en overige voedselverwerkende bedrijven.
Zie in onderstaande tabel het aantal boetes voor pluimveevleesverwerkende bedrijven
en een ander deel van de roodvleesverwerkende bedrijven (uitsnijderijen die uitsluitend
vers vlees verwerken en deze niet verder bereiden).
2020
2021
2022
2023
2024
(tot 1 juli)
Pluimveevleesverwerkende
bedrijven
11
12
11
19
5
Roodvleesverwerkende bedrijven
21
17
7
20
11
3
Hoeveel waarschuwingen heeft de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli 2024 per jaar
(exclusief die voor wat betreft dierenwelzijn) uitgedeeld aan pluimveeslachterijen,
eendenslachterijen en aan roodvleesslachterijen?
Antwoord
In onderstaande tabel het aantal waarschuwingen dat de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot
1 juli 2024 heeft opgelegd (exclusief die voor dierenwelzijn).
2020
2021
2022
2023
2024
(tot 1 juli)
Pluimvee slachterijen
339
303
312
350
192
Eenden slachterijen
5
13
9
16
6
Roodvlees slachterijen
184
221
162
179
126
4
Hoeveel boetes heeft de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli 2024 per jaar (exclusief
die voor wat betreft dierenwelzijn) opgelegd aan pluimveeslachterijen, eendenslachterijen
en roodvleesslachterijen? In hoeveel gevallen ging daar een waarschuwing aan vooraf?
Antwoord
De NVWA kan geen overzicht geven van het aantal waarschuwingen die vooraf zijn gegaan
aan individuele boetes. De meeste boetes die zijn opgelegd in slachthuizen exclusief
dierenwelzijn, vallen onder het specifiek interventiebeleid vlees. In dit interventiebeleid
wordt bij bedrijven met permanent toezicht bij de eerste overtreding eerst een officiële
waarschuwing gegeven. Bij een herhaalde overtreding volgt een boete. In onderstaande
tabel het aantal boetes dat de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli 2024 heeft opgelegd
(exclusief die voor dierenwelzijn).
2020
2021
2022
2023
2024
(tot 1 juli)
Pluimvee slachterijen
185
190
172
124
45
Eenden slachterijen
3
5
2
3
3
Roodvlees slachterijen
102
135
101
125
57
5
Hoeveel waarschuwingen heeft de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli 2024 per jaar
in het kader van dierenwelzijn uitgedeeld aan pluimveeslachterijen, aan eendenslachterijen
en aan roodvleesslachterijen?
Antwoord
In onderstaande tabel het aantal waarschuwingen dat de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot
1 juli 2024 heeft opgelegd in het kader van dierenwelzijn.
2020
2021
2022
2023
2024
(tot 1 juli)
Pluimvee slachterijen
1
1
1
1
1
Eenden slachterijen
0
0
0
0
0
Roodvlees slachterijen
13
8
4
7
5
6
Hoeveel boetes heeft de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli 2024 per jaar in het
kader van dierenwelzijn opgelegd aan pluimveeslachterijen, aan eendenslachterijen
en roodvleesslachterijen? In hoeveel gevallen ging daar een waarschuwing aan vooraf?
Antwoord
De NVWA kan geen overzicht geven van het aantal waarschuwingen dat vooraf is gegaan
aan de individuele boetes. Bij overtredingen in het kader van dierenwelzijn wordt,
volgens het interventiebeleid NVWA, in de meeste gevallen direct een boete gegeven.
In onderstaande tabel het aantal boetes dat de NVWA vanaf 1 januari 2020 tot 1 juli
2024 heeft opgelegd in het kader van dierenwelzijn.
2020
2021
2022
2023
2024
(tot 1 juli)
Pluimvee slachterijen
92
91
75
64
62
Eenden slachterijen
2
2
2
2
0
Roodvlees slachterijen
29
37
25
19
14
7
Wat is de onderzoeksvraag van de door u aangekondigde verkenning naar de economische
effecten, de ruimtelijke aspecten en de bij-effecten op emissies van grondgebondenheid
via een graslandnorm?
Antwoord
Mijn ambtsvoorganger heeft een voorstel gedaan om grondgebondenheid vorm te geven
met een graslandnorm. De eerste verkenning (quickscan) naar de economische effecten
vindt reeds plaats door WEcR. Hierin worden verschillende scenario’s weergegeven,
waarin de financiële gevolgen van een graslandnorm voor melkveehouders worden berekend.
Hierin wordt ook een eerste inzicht gegeven van de ruimtelijke consequenties in de
verschillende provincies. Daarnaast zal ik de economische gevolgen in brede zin voor
de gehele keten, en de bijeffecten van emissies (broeikasgas) laten onderzoeken, zodat
een ordentelijke en zorgvuldige oordeelsvorming geborgd is.
8
Hoeveel hectare grond is er reeds aangekocht met de Grondbank en hoeveel middelen
zijn daarvoor uitgetrokken? Over hoeveel hectare grond zijn er aankopen geraamd voor
2025 en 2026 en hoeveel middelen zijn daarvoor gereserveerd?
Antwoord
Hoewel er momenteel meerdere aankooptrajecten lopen, zijn er tot op heden geen concrete
aankopen door de Nationale Grondbank afgerond.
Inmiddels zijn er twaalf casussen, waarvoor opdracht is, of binnenkort wordt, verleend
aan het Rijksvastgoedbedrijf om namens de Nationale Grondbank het aankoopproces uit
te voeren. Het gaat hierbij om een totale omvang van ruim 900 hectare agrarische grond,
twee agrarische bedrijfslocaties en een ingeschat aankoopbedrag van circa € 75 miljoen.
Daarnaast zitten er nog drie concrete casussen in de pijplijn. Het gaat hierbij om
een totale omvang van circa 90 hectare grond en een ingeschat aankoopbedrag van circa
€ 7 miljoen. Voor de jaren 2025–2027 is totaal € 172 miljoen, waarvan 65 miljoen in
2025, beschikbaar voor het aankopen door de Nationale Grondbank.
De Nationale Grondbank werkt primair op verzoek van de provincies. De hoeveelheid
grond die kan worden aangekocht is afhankelijk van de locatie (welke provincie, welk
gebied). Vanzelfsprekend spelen ook het aantal aankoopverzoeken en het aanbod van
landbouwgrond een belangrijke rol. Dit alles maakt het moeilijk om vooraf het aanbod,
omvang in hectares en euro’s van toekomstige aankopen in te schatten (zie ook het
antwoord op vragen 26 en 27).
9
Hoeveel PAS-melders zijn er thans gelegaliseerd op basis van vrijkomende stikstofruimte
via extern salderen?
Antwoord
Er zijn zeven PAS-melders die een onherroepelijke vergunning hebben verkregen. Daarvan
zijn zes vergunningen gebaseerd op stikstofruimte uit het stikstofregistratiesysteem,
en is een vergunning verleend op basis van een passende beoordeling zonder stikstofruimte.
10
Wat heeft de kasschuif van de gelden voor de Maatregel Gerichte Beëindiging (MGB)
veroorzaakt?
Antwoord
De MGB bevat elementen met staatssteun en vergt goedkeuring door de Europese Commissie.
Dit traject is voor de zomer in gang gezet. Omdat onzeker was hoe veel tijd de goedkeuringsprocedure
zou kunnen gaan vergen en of de daarvoor beschikbare middelen op de begroting voor
2024 nog dit jaar tot uitbesteding zouden kunnen komen, is uit voorzorg besloten om
de middelen door te schuiven naar 2025. Inmiddels heeft de Europese Commissie met
betrekking tot staatssteun ingestemd met de MGB. Publicatie en openstelling voor provincies
is dit najaar voorzien. Specifieke uitkeringen aan provincies kunnen dan vanaf begin
2025 aan provincies worden verstrekt.
11
Als in 2025 de MGB-gelden via een Specifieke Uitkering (SPUK) worden aan provincies
worden verstrekt, wordt daarop dan 10% gekort net zoals bij andere SPUK-gelden?
Antwoord
Nee, de korting geldt voor SPUKs vanaf 2026.
12
Hoeveel geld wordt er dit jaar ingezet voor de legalisatie van PAS-melders? Wijkt
dat af van wat er door het vorige kabinet is begroot?
Antwoord
Specifiek voor de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders is in de eerste suppletoire
begroting 2024 in totaal € 250 miljoen begroot, waarvan € 150 miljoen in 2024 (Kamerstuk
36 550 XIV, nr. 2). De kasschuif die nu wordt uitgevoerd zorgt dat het budget aansluit bij de verwachting
dat dit jaar € 100 miljoen zal worden uitgegeven, en de rest in 2025 en 2026.
Daarnaast zijn er middelen gereserveerd om provincies te ondersteunen bij hun uitvoeringstaken,
betaalt het Rijk de benodigde passende beoordeling voor PAS-melders waar dat nodig
is en draagt het Rijk de kosten die Overijssel maakt met haar pachtmaatregel om af
te kunnen zien van handhaving bij PAS-melders. Dat staat nog los van de middelen die
voor de verschillende maatregelen, zoals MGA, Lbv en Lbv-plus, beschikbaar is om te
werken aan generieke stikstofreductie waarmee PAS-melders kunnen worden gelegaliseerd
als wordt voldaan aan het additionaliteitsvereiste.
13
Welke maatregelen kunnen provincies treffen met het beschikbaar gestelde budget om
PAS-melders te legaliseren?
Antwoord
Verondersteld wordt dat wordt gedoeld op de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders.
Iedere PAS-melding is uniek en locatie-gebonden. De provincies kennen hun PAS-meldingen
goed en worden met deze regeling in staat gesteld om maatwerk te leveren binnen de
voorwaarden van deze nieuwe regeling.
Voor de besteding van de middelen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan innovatieve
of technische oplossingen waarmee de betreffende PAS-melders binnen hun bestaande
toestemming kunnen blijven en geen aanvullende vergunning meer nodig hebben voor het
deel van hun activiteiten waarvoor de PAS-melding was gedaan. Dan is het wel nodig
dat de innovaties en technische oplossingen met zekerheid voldoende stikstofdepositie
reduceren. Daarnaast is het mogelijk om de middelen te gebruiken om de PAS-melder
financieel te ondersteunen bij het verwerven van stikstofdepositieruimte, omschakeling,
de reductie van stikstof of verplaatsing en zodoende tot een oplossing te komen. Ook
kunnen er aankopen worden gedaan – met het oog op gehele of gedeeltelijke sluiting –
van bedrijven om stikstofruimte te creëren, het aankopen of extensiveren van de gemelde
activiteiten, het aankopen van het hele bedrijf van de PAS-melder of het aankopen
van grond voor bufferzones en ontwikkelen van bufferzones. De voorbeelden van het
aankopen van het bedrijf van de PAS-melder, verplaatsen en omschakelen laten zien
dat de uitkering ook mag worden besteed aan andersoortige «oplossingen voor gemelde
PAS-projecten» dan alleen aan «legalisatie» in de strikte betekenis van het alsnog
voorzien in een toereikende natuurtoestemming voor het gemelde PAS-project.
14
Welke legalisatiemaatregelen zullen gefinancierd worden met de 50 miljoen euro voor
de legalisatie van PAS-melders?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 13.
15
Zijn er concrete plannen voor de besteding van de 78 miljoen euro voor Wageningen
Economic Research (WEcR) die naar achter is geschoven? Zo ja, welke? Zo nee, hoe wordt
daarover besloten?
Antwoord
Ja, deze middelen worden grotendeels beschikbaar gesteld aan provincies om extra maatregelen
in het landelijk gebied uit te voeren die bijdragen aan de opgaven voor landbouw,
natuur, water en klimaat (45,5 mln.). Daarnaast worden middelen ingezet voor het opvangen
van de budgettaire taakstelling op de specifieke uitkering provinciale koplopermaatregelpakketten
(29,5 mln.), zodat de middelen beschikbaar blijven voor doorontwikkeling van het landelijk
gebied. De resterende middelen worden ingezet voor het opstellen van het natuurherstelplan
(3 mln.).
16
Hoeveel geld wordt er dit jaar ingezet voor de aanpak van de mestcrisis? Wijkt dat
af van wat er door het vorige kabinet is begroot?
Antwoord
Het vorige kabinet heeft u op 31 mei jl. geïnformeerd over verhoging van de graslandsubsidie.
Hiervoor is in 85 miljoen euro beschikbaar in 2024 en 104 miljoen euro in 2025. Daarnaast
is er door dit kabinet 15 miljoen euro gereserveerd voor de mestaanpak in 2025. Deze
middelen worden ingezet voor de maatregelen die ik op korte termijn in gang ga zetten,
zoals aangekondigd in de Kamerbrief aanpak mestmarkt van 13 september jl. De middelen
worden ingezet voor een nieuwe subsidieregeling voor hygiëne-installaties en korrelinstallaties
voor dierlijke mest, de inzet voor exportbevordering en versnellen van vergunningverlening,
de voorbereiding van de implementatie RENURE en stimulering van het voerspoor. In
de brief van 13 september jl. is voorts een mogelijke verdere verhoging van de graslandsubsidie
aangekondigd en de openstelling van een brede beëindigingsregeling. Voor financiering
kijk ik naar de 5 miljard euro aan middelen die beschikbaar zijn gesteld voor de agrarische
sector vanuit het Hoofdlijnenakkoord.
17
Waar wordt het geld dat is gereserveerd voor de aanpak van het mestbeleid concreet
voor ingezet?
Antwoord
Zie antwoord vraag 16.
18
Hoeveel veehouderijen zijn er definitief gestopt op basis van de MGB, en kan hierbij
een uitsplitsing per diercategorie worden gemaakt?
Antwoord
De MGB moet nog voor provincies worden opengesteld. Volgens de huidige inzichten gebeurt
dat per 2 december a.s. We zullen in onze monitoring de gevraagde informatie opvragen.
In het kader van de Maatregel Gerichte Aankoop (MGA) – de voorloper van de MGB – zijn
in de periode 2020 tot 2022 door provincies 52 koopovereenkomsten afgesloten waarvan
de bedrijfsbeëindiging momenteel wordt afgewikkeld.
19
Wat is de precieze doelstelling van de Nationale Grondbank?
Antwoord
De Nationale Grondbank is onderdeel van een uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke
aanpak voor het landelijk gebied. De Nationale Grondbank zorgt voor een betere grondmobiliteit
die bijdraagt aan het halen van de doelen uit het Regeerprogramma, zoals beschikbaarheid
van landbouwgrond voor perspectief (jonge)boeren (o.a. via ruil van grond, verplaatsen,
omvormen), een gezonde natuur, voldoende en schoon water en schone lucht. Dit mede
in relatie tot de aanpak stikstof, de toekomst van de landbouw en het sturen op herverkaveling.
De Nationale Grondbank is een ondersteunend instrument aan de beleidsdoelen.
20
Welke rol hebben provincies bij de Nationale Grondbank?
Antwoord
De Nationale Grondbank is een aanvulling op het provinciaal grondinstrumentarium (de
«eigen» grondbanken, grondvoorraden, etc.). De Nationale Grondbank heeft een rol bij
aankoopkansen in het geval die niet door provincies (kunnen) worden opgepakt maar
wel gewenst zijn. Reden zijn o.a. provincieoverstijgende aankopen, financiering en
samenhang met rijksopgave. Het betreft:
• aankoop van (ruil)gronden nodig voor de provinciale gebiedsaanpakaankoop van gronden
van agrarische ondernemers (eigenaren) die deelnemen aan beëindigingsregelingen Lbv/
Lbv+ en hun grond aan de overheid te koop aanbieden.
• Deze grond wordt vervolgens weer ingezet voor gebiedsplannen en/of verkocht aan agrarische
ondernemers (blijvers).
• aankoop van bedrijfslocaties van agrarische ondernemers die vrijwillig willen stoppen
en kunnen dienen als bedrijfslocatie voor een verplaatser.
De provincie kan bij het Ministerie van LVVN een verzoek indienen om de Nationale
Grondbank in te zetten. Na aankoop worden de gronden door het Rijksvastgoedbedrijf
in tijdelijk beheer genomen en vervolgens, op verzoek van provincies, uitgegeven op
basis van een ruimtelijk plan en/of maatregel. Uitgifte of verkoop verloopt via een
openbare en transparante procedure.
21
Welke invloed heeft het schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)
op de Nationale Grondbank?
Antwoord
De Nationale Grondbank blijft van belang voor de doelen uit het regeerprogramma en
ondersteuning van de maatregelenpakketten die door provincies worden uitgevoerd. Verbetering
van de grondmobiliteit is nodig voor het oplossen van de ruimtelijke vraagstukken
waarbij grondeigenaren en overheden betrokken zijn. Denk hierbij aan kavelruil, omvorming
van een bedrijf en verplaatsing. Daarnaast blijft de Nationale Grondbank inzetbaar
voor agrariërs die deelnemen aan beëindigingsregelingen en hun grond willen verkopen.
Dit betekent dat de lopende aankooptrajecten, op verzoek van de provincies (zie ook
het antwoord op vraag 8), doorgaan. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de doelen
volgens een uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak.
22
Wat zijn de gevolgen van het terugstorten van 78 miljoen euro naar de Aanvullende
Post van het Ministerie van Financiën, nu het kabinet heeft besloten het Transitiefonds
op te heffen? Zijn deze middelen daarmee niet langer beschikbaar voor de doorontwikkeling
van het landelijk gebied?
Antwoord
Deze middelen zijn in de ontwerpbegroting 2025 weer opnieuw aan de LVVN-begroting
toegevoegd. Ze worden grotendeels beschikbaar gesteld aan provincies om extra maatregelen
in het landelijk gebied uit te voeren die bijdragen aan de opgaven voor landbouw,
natuur, water en klimaat (45,5 mln.). Daarnaast worden middelen ingezet voor het opvangen
van de budgettaire taakstelling op de specifieke uitkering provinciale maatregelpakketten
(29,5 mln.), zodat de middelen beschikbaar blijven voor doorontwikkeling van het landelijk
gebied. De resterende middelen worden ingezet voor het opstellen van het natuurherstelplan
(3 mln.).
23
Kunt u toelichten wat de belangrijkste redenen zijn dat provincies pas later kunnen
starten met de legalisatie van PAS-melders dan eerder voorzien?
Antwoord
Het toedelen van stikstofruimte voor het legaliseren van PAS-melders is juridisch
alleen houdbaar onder de voorwaarden dat die ruimte niet nodig is om verslechtering
van de kwaliteit van Natura 2000-gebieden te voorkomen en om perspectief te houden
op herstel of verbetering waar dat uit de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden
voortvloeit. Dit wordt het additionaliteitsvereiste genoemd. Vanaf de zomer in 2023
zijn de natuurdoelanalyses van de Natura 2000-gebieden gepubliceerd. Daarmee werd
duidelijk dat de opgave om de natuur te behouden en zo nodig te herstellen of verbeteren
nog groter is dan eerder al werd gedacht. En hoe groot de uitdaging is om vergunningen
te verlenen met de huidige omstandigheden en dus ook om PAS-melders te legaliseren.
Verder is het noodzakelijk voor het legaliseren van PAS-meldingen dat er stikstofruimte
beschikbaar is op de gebieden waar de PAS-melding voor stikstofdepositie zorgt. Die
stikstofruimte wordt beschikbaar gemaakt door het nemen van bronmaatregelen. Het proces
van het beschikbaar stellen van bronmaatregelen – de vrijwillige beëindigingsregelingen
– tot aan het moment dat een ondernemer daadwerkelijk zijn bedrijfsvoering heeft beëindigd,
kost tijd. Vervolgens moet de stikstofreductie ook op de juiste gebieden plaatsvinden
om in te zetten voor toestemmingverlening.
24
Welke gevolgen heeft het later kunnen starten door provincies met de legalisatie van
PAS-melders voor de PAS-melders? Zorgt deze vertraging voor grotere risico's omdat
provincies vanaf maart 2025 moeten gaan handhaven?
Antwoord
Ik herken me niet in de suggestie dat er sprake is van vertraging. Bij nieuwe ontwikkelingen
of inzichten is het beleid aangepast.
Zowel de provincies als het Rijk hebben de afgelopen jaren hard gewerkt aan de legalisatie
van PAS-meldingen. De PAS-meldingen zijn geverifieerd en er zijn door het Rijk bronmaatregelen
genomen die legalisatie mogelijk zouden moeten maken. Om de kansen voor het legaliseren
van de bestaande situatie (bijvoorbeeld via extern salderen) te vergroten, heeft het
kabinet aangegeven de effecten van de aanpak piekbelasting met voorrang in te zetten
voor PAS-meldingen (Kamerstuk 30 252, nr. 35). In 2023 is bovendien een financiële regeling voor provincies opengezet, zodat zij
maatregelen voor PAS-melders konden gaan treffen.
Tegelijkertijd is er meer jurisprudentie ontstaan die de toestemmingverlening, ook
aan de PAS-melders, verder bemoeilijkt. De inzet heeft nog niet geleid tot grootschalige
legalisatie. In april 2024 heeft het kabinet een verbrede aanpak voorgesteld provincies
en Rijk, meer maatwerk kunnen gaan leveren, in plaats van enkel de inzet van generieke
maatregelen. De Rpmp die recent is opengesteld maakt onderdeel van uit van de inzet
op maatwerk.
Tot slot hoop ik te komen tot een rekenkundige ondergrens die juridisch houdbaar is.
Daarmee krijgen PAS-melders geen vergunning, maar kan mogelijk wel handhaving worden
voorkomen.
25
Welke activiteiten en/of maatregelen waren begroot en zijn niet uitgegeven aan «Natuur
en biodiversiteit op land» (43 miljoen euro) en «Natuur en biodiversiteit grote wateren»
(29,3 miljoen euro) veroorzaakt?
Antwoord
Voor de uitgaven onder «Natuur en Biodiversiteit op land» worden er 43 mln. minder
uitgaven geraamd. Het budget wordt overgeheveld naar andere uitgaveninstrumenten op
de begroting om de uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden. Het gaat om
uitgaven voor Programma Natuur (29,9 mln.), uitvoeringskosten van de Nationale Grondbank
(8,2 mln.) en de doorontwikkeling van Aerius (6,0 mln.).
Voor de uitgaven onder «Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren» worden er 29,3 mln.
minder uitgaven geraamd. 25,0 mln. is overgeheveld naar het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat ten behoeve van de digitalisering van de ecologische monitoring door
Rijkswaterstaat. Daarnaast wordt er 2,8 mln. voor Wind op Zee doorgeschoven naar 2025
door vertraging in de uitvoering. Tot slot wordt 1,0 mln. voor de Nadeelcompensatie
Voordelta doorgeschoven naar 2025 door vertraging in de uitvoering.
26
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de vertraging die is ontstaan bij aankopen
van de Nationale Grondbank? Hoeveel aankooptrajecten lopen er momenteel en wanneer
worden deze naar verwachting afgerond? Wat gaat u doen om verdere vertraging in de
uitvoering te voorkomen?
Antwoord
Een belangrijke oorzaak voor vertraging rond aankopen van de Nationale Grondbank betreft
de verlate openstelling van de landelijke beëindigingsregelingen. Na openstelling
van de landelijke beëindigingsregelingen (in 2023) hebben agrariërs diverse informatieve
vragen gesteld over de werking van de Nationale Grondbank en zijn via de grondmodule
enkele aankoopverzoeken in gediend. Net zoals deelname aan die regelingen vrijwillig
is, is ook het verkopen van grond vrijwillig. Bovendien heeft de agrariër de keuze
om zijn grond te verkopen aan een andere partij dan de Nationale Grondbank.
Daarnaast werkt de Nationale Grondbank, als aanvullend instrument, op verzoek van
de provincies, bij de uitvoering van maatregelen in het landelijk gebied. Het aantal
aankoopverzoeken is afhankelijk van de vraag van provincies. Inmiddels zijn er twaalf
lopende casussen, waarvoor opdracht is, of binnenkort wordt, verleend aan het Rijksvastgoedbedrijf
om namens de Nationale Grondbank het aankoopproces uit te voeren.
Wanneer deze aankooptrajecten worden afgerond en of deze ook zullen leiden tot overeenstemming
en daarmee tot daadwerkelijke aankopen, is vooraf moeilijk aan te geven. Aankooptrajecten
duren enige maanden tot soms wel langer dan een half jaar.
In 2024 is meer bekendheid gegeven aan de Nationale Grondbank door samenwerking met
de andere overheden en inzet van communicatiemiddelen zoals een website (Levend landschap
| Nationale Grondbank). Ervaringen met de lopende casussen zullen benut worden om
de processen van de Nationale Grondbank te optimaliseren (zie ook het antwoord op
vraag 8).
27
Hoeveel financiële middelen ontvangt het Rijksvastgoedbedrijf in 2023 en 2024 in totaal
voor uitvoering van de Nationale Grondbank? Waaraan worden deze middelen besteed?
Antwoord
Naast de financiële middelen voor aankoop (zie ook het antwoord op vraag 8), zijn
er middelen begroot voor uitvoering van de Nationale Grondbank door het Rijksvastgoedbedrijf.
Dit betreft directe uitvoeringskosten (personeel) en indirecte kosten, zoals kosten
voor taxaties, notaris of bodemonderzoeken. Het Rijksvastgoedbedrijf factureert deze
kosten op basis van gemaakte uren en werkelijke kosten. In 2023 betrof dit € 383.083
en voor 2024 moet de factuur nog komen.
28
Kunt u toelichten hoe provincies erin zijn geslaagd natuurherstelmaatregelen eerder
te treffen dan voorzien? Om welke maatregelen in welke gebieden gaat dit? Zijn daaruit
lessen te trekken door andere provincies?
Antwoord
Met de in de begroting van het Ministerie van LVVN voorgestelde kasschuif van 2025
naar 2024 kunnen provincies maatregelen eerder nemen dan was voorzien. De provincies
zijn afgelopen periode bezig geweest maatregelpakketten samen te stellen tbv fase
2 van het programma natuur. Extra maatregelen zijn dus in beeld. Welke maatregelen
provincies versneld gaan uitvoeren is aan de provincies. Verder is lerend samenwerken
een sterk fundament van het programma natuur. Hiervoor worden kennissessies georganiseerd
waarin rijk, provincies en terreinbeherende organisaties van elkaar leren over het
uitvoeren van maatregelen.
29
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de toename van het budget voor externe inhuur,
die maakt dat de Roemernorm in 2024 wordt overschreden?
Antwoord
In het begrote budget voor inhuur in de Ontwerpbegroting wordt alleen rekening gehouden
met inhuur voor «Piek en ziek». Dit betreft tijdelijke inhuur voor maximaal 6 maanden,
vanwege ziekte van vaste medewerkers of vanwege tijden van drukte. Voor overige externe
inhuur (specialistische kennis) wordt gedurende het jaar middelen binnen de LVVN-begroting
overgeheveld naar het budget voor externe inhuur op artikel 50 op basis van het daadwerkelijke
gebruik.
Gedurende het jaar wordt dit budget dus opgehoogd. Bij het Ministerie van LVVN betreft
een groot deel van de inhuur tijdelijke inhuur, die is ingezet voor reguliere werkzaamheden.
Voor dit soort reguliere werkzaamheden is het, in de huidige arbeidsmarkt, lastig
om voldoende mensen met de juiste kennis en ervaring in vaste dienst te krijgen. De
externe capaciteit is nodig om o.a. (project) resultaten zeker te stellen en de taken
van het ministerie uit te voeren. Daarnaast is er vraag naar veel specialistische
kennis vooral op het gebied van ICT. Dit maakt dat LVVN het budget voor externe inhuur
gedurende het jaar ophoogt.
30
Hoe gaat u in de toekomst sturen op de uitgaven aan externe inhuur, zodat de Roemernorm
niet overschreden wordt?
Antwoord
Het percentage van de personele uitgaven dat het Ministerie van LVVN over de eerste
helft van 2024 uitgeeft aan externe inhuur is gedaald ten opzichte van vorig jaar.
Het ministerie heeft een aantal maatregelen doorgevoerd om de externe inhuur te monitoren.
Er wordt een inhoudelijke toets gedaan op aanvragen voor externe capaciteit aan de
hand van een beslisboom. Daarnaast worden de uitgaven aan externe inhuur per dienstonderdeel
van LVVN onder de aandacht gebracht in de bedrijfsvoeringsrapportages en het management
concerndashboard van het ministerie. In de loop van het jaar zullen deze maatregelen
worden aangescherpt.
31
Hoe realistisch acht u het dat de uitgaven aan externe inhuur in 2025 naar een lager
niveau zullen terugkeren, zoals is begroot in de ontwerpbegroting 2025?
Antwoord
In het begrote budget voor inhuur wordt alleen rekening gehouden met inhuur voor «Piek
en ziek» (zie ook het antwoord op vraag 29). Gedurende het jaar worden aanvullende
middelen overgeheveld binnen de LVVN-begroting naar het budget voor externe inhuur
o.b.v. het daadwerkelijke gebruik. Het ministerie zal waarschijnlijk door de toevoegingen
van budget voor tijdelijk inhuur in 2025 boven het begrote bedrag voor externe inhuur
uit de Ontwerpbegroting uitkomen. Er wordt echter wel op de uitgaven aan externe inhuur
gestuurd, zodat het ministerie onder de Roemernorm van 10% uit zal komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier