Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het rapport Focus op inhuur van docenten van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 27923-488)
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 493
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 2 september 2024
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 24 april
2024 inzake het rapport Focus op inhuur van docenten van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk
27 923, nr. 488).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 september 2024. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Huls
1
Is bekend hoeveel externe bureaus er zijn in Nederland, die bemiddelen in het inhuren
van docenten? Is er bekend in hoeverre dit aantal de afgelopen tien jaar is gegroeid?
In het rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) staat dat er in het voortgezet onderwijs
(hierna: vo) ruim 50 externe bureaus actief zijn die bemiddelen in het inhuren van
docenten.
Het Ministerie van OCW heeft verder geen gegevens over hoeveel externe bureaus er
precies zijn of over hoe dit aantal zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.
2
Kunt u een beeld geven van de omvang en vormen van externe inhuur in de verschillende
regio’s?
De rapportage van de Algemene Rekenkamer over externe inhuur gaat met name over redenen
en kosten van inhuur van docenten en maakt geen onderscheid naar regio.
Sinds 2022 vraagt het Ministerie van OCW structureel gegevens op bij schoolbesturen
over externe inhuur oftewel personeel niet in loondienst (hierna: PNIL). De afgelopen
periode zijn er stappen gezet om deze gegevensuitvraag te verbeteren en te vereenvoudigen.
Ik verwacht na de zomer meer inzicht te hebben in externe inhuur in het primair onderwijs
(hierna: po) en vo (met een onderscheid in commerciële en niet-commerciële inhuur). De uitvraag zal geen informatie opleveren over mogelijke verschillen
tussen regio’s. De PNIL-gegevens worden namelijk niet op vestigingsniveau uitgevraagd,
maar op bestuursniveau, en besturen kunnen in meerdere regio’s vestigingen hebben.
Wel verwachten we meer inzicht in bijvoorbeeld inhuurtarieven per functiecategorie
(directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel). De analyse van de cijfers
zal in de trendrapportage arbeidsmarkt leraren worden opgenomen die in december naar
uw Kamer wordt verzonden.
3
Welke mogelijkheden heeft een school om de externe inhuur naar beneden te brengen
ten tijde van een personeelstekort?
Voor het naar beneden brengen van externe inhuur is goed (strategisch) personeelsbeleid
van belang. Schoolbesturen moeten zicht hebben op de huidige en toekomstige behoefte
aan personeel. Daarbij zie ik in de vorming van onderwijsregio’s waarin scholen, opleidingen
en de beroepsgroep samenwerken bij het werven, matchen, opleiden, begeleiden en professionaliseren
goede mogelijkheden om de externe inhuur te verminderen. Een onderwijsregio kan bijvoorbeeld
een (bovenbestuurlijke) vervangingspool inrichten, zodat bij ziekte en vervanging
geen gebruik gemaakt hoeft te worden van commerciële inhuur. Over de voortgang van
de onderwijsregio’s heb ik uw Kamer op 26 juni in de Kamerbrief over de Lerarenstrategie
geïnformeerd.1
4
Hoe verklaart u dat externe bureaus eerder geneigd zijn startende docenten een vast
contract te geven?
De AR constateert dat externe bureaus docenten met het geven van een vast contract
aan zich binden, om ze vervolgens te kunnen detacheren.
Ik ken de overwegingen van de externe bureaus om startende docenten direct een vast
contract te geven niet, maar een verklaring zou kunnen zijn dat externe bureaus er
in deze krappe arbeidsmarkt op rekenen dat zij startende docenten altijd wel op een
school kunnen detacheren. Schoolbesturen bieden een startende docent vaak (conform
de cao) een tijdelijk contract aan dat bij goed functioneren uiterlijk na een jaar
wordt omgezet in een vast contract. Mijn beleid, inclusief het wetsvoorstel strategisch
personeelsbeleid, is erop gericht schoolbesturen te sturen (zoveel mogelijk) in te
zetten op vaste aanstellingen.
5
Hoe vaak komt het voor dat secundaire arbeidsvoorwaarden beter of slechter zijn bij
externe bureaus? Worden bijvoorbeeld vaker leaseauto’s aangeboden?
In het rapport merkt de AR op dat zij in haar onderzoek een voorbeeld heeft gezien
van een extern bureau dat een leaseauto aanbood, maar dat andere bureaus dat, voor
zover zij weten, niet doen. Verder heeft de AR geconstateerd dat «het aanbieden van
secundaire arbeidsvoorwaarden nauwelijks een rol speelt voor docenten».
6
Wat is de gemiddelde vergoeding die bureaus ontvangen voor overgenomen docenten? Om
hoeveel gemeenschapsgeld gaat dit totaal?
In het rapport van de AR staat dat de vergoeding die bureaus vragen voor overgenomen
docenten per bureau verschilt. Zo zijn er bureaus die vergoedingen vragen van 15%
tot 38% van het uurtarief over de nog openstaande uren in het contract van de ingehuurde
docent (tot een maximum van bijvoorbeeld 1.040 of 2.000 uren). Ook zijn er enkele
bureaus die een vaste vergoeding vragen van € 18.000 tot € 45.000 voor het in dienst
nemen van een ingehuurde docent.
7
Kan de bureaumarge uitgesplitst worden in opslag voor overhead en de winstmarge?
Blijkens het rapport van de AR bestaat de marge voor externe bureaus (van gemiddeld
25%) uit overheadkosten en winst. Zonder de onderliggende gegevens van het rapport
is niet te zien of deze marge gesplitst kan worden.2
8
Kunt u meer recente cijfers delen over externe inhuur dan de cijfers uit 2022?
Recentere cijfers over externe inhuur komen beschikbaar bij het verschijnen van de Trendrapportage arbeidsmarkt leraren, die in december naar uw Kamer wordt
verzonden. Deze cijfers over het jaar 2023 komen uit de jaarverslagen van schoolbesturen
en uit de PNIL-gegevensuitvraag.
9
Welk deel van de scholen die meer dan 5% externe inhuur hebben bevindt zich in kwetsbare
buurten?
Het is niet bekend welk deel van de scholen met meer dan 5% externe inhuur zich in
kwetsbare buurten bevindt. Uit de jaarverslagen is alleen op bestuursniveau het percentage
externe inhuur bekend. Ook in de PNIL-uitvraag worden geen gegevens op het niveau
van een vestiging/locatie opgevraagd, maar op bestuursniveau en per instellingscode.
Voor informatie over scholen in kwetsbare buurten zijn echter gegevens (achterstandsscores)
op vestigingsniveau nodig.
10
Kunnen de redenen voor inhuur en voor het laten inhuren gekwantificeerd worden in
relatieve omvang?
In het rapport van de AR komt een aantal redenen naar voren voor het inhuren van onderwijspersoneel.
Besturen huren leraren bijvoorbeeld in wegens vacatures door het lerarentekort, wegens
ziekteverzuim of wegens grote instroom van leerlingen. Hierbij hebben verschillende
besturen aangegeven dat tijdelijke financiering de inhuur in de hand werkt. Daarnaast
laten docenten zich bijvoorbeeld inhuren omdat zij bij een extern bureau soms in een
hogere trede of schaal geplaatst worden dan bij een schoolbestuur of omdat zij bij
een extern bureau eerder een vast contract krijgen. Startende docenten willen zich
niet altijd meteen aan één school binden en zzp’ers zoeken vooral meer autonomie en
flexibiliteit.
Zonder de onderliggende gegevens van het rapport is niet te beoordelen of en hoe deze
redenen gekwantificeerd kunnen worden in relatieve omvang. Om meer inzicht te krijgen
in de precieze beweegredenen van schoolbesturen om gebruik te maken van externe inhuur
en van leraren om zich te laten inhuren, laat ik hier onderzoek naar doen. Ik verwacht
uw Kamer eind dit jaar de resultaten te kunnen sturen.
11
In hoeverre maken scholen al gebruik van vervangingspools, waarin schoolbesturen onderling
samenwerken om starters op de onderwijsarbeidsmarkt overal te laten kennismaken, terwijl
deze starters wel in dienst zijn bij een schoolbestuur, mede om ziekteverzuim beter
op te vangen? Welke juridische en praktische belemmeringen bestaan er voor zo’n aanpak?
De huidige vervangingspools zijn nu met name gericht op het gezamenlijk regelen van
vervanging bij ziekte. In hoeverre schoolbesturen vervangingspools inzetten specifiek
voor starters met als doel een brede kennismaking op de onderwijsarbeidsmarkt, is
niet bekend.
Een praktische belemmering daarbij is dat het door de tekorten een uitdaging is om
leraren te vinden die vanuit de invalpools gaan werken. Een juridische belemmering
die ik vanuit schoolbesturen hoor is de btw-verplichting voor schoolbesturen bij het
onderling uitlenen van personeel. Het onderling uitlenen van personeel is namelijk
in beginsel belast met btw.
Onder bepaalde voorwaarden kan een vrijstelling van de btw-verplichting worden toegepast.
Dit is mede afhankelijk van de hoedanigheid van de uitlener en de omstandigheden van
het geval.
12
In hoeverre zijn de kwantitatieve en kwalitatieve lerarentekorten mede in de hand
gewerkt door slecht werkgeverschap op de scholen, met te grote klassen, te hoge werkdruk,
onvoldoende inspraak van docenten, te veel extra taken die bij docenten op hun bordje
worden gelegd en onvoldoende flexibiliteit? In hoeverre valt te verwachten dat het
zal helpen als zulke zaken fundamenteel op orde worden gebracht door in de cao3 op deze punten kaders te stellen?
In hoeverre de genoemde punten bijdragen aan de lerarentekorten is lastig te meten.
Het vraagstuk van de tekorten is complex met verschillende oorzaken: demografische
ontwikkelingen (de beroepsbevolking wordt kleiner), de instroom nieuwe leraren is
niet groot genoeg om de uitstroom te compenseren en ook de brede schaarste op de arbeidsmarkt
speelt een rol. Dat betekent ook dat er geen eenvoudige oplossing is. Daarom is gekozen
voor een brede set aan maatregelen. Naast meer instroom en het behouden van personeel
vraagt dit ook om te zorgen dat we kwaliteit en continuïteit van het onderwijs borgen
in tijden van schaarste.
De cao kan helpen als instrument voor werkgevers en werknemers om kaders te bieden
voor goed werkgeverschap. Het is aan de cao-partijen om daar inhoudelijk invulling
aan te geven. Een goede uitvoering van de cao-afspraken is vervolgens aan de schoolbesturen
en instellingen. Daarnaast probeer ik goed werkgeverschap te stimuleren, bijvoorbeeld
met het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid en het verlagen van de werkdruk
van onderwijspersoneel door hierin te investeren.
13
Vindt u de grote verschillen in prijzen tussen bureaus uitlegbaar?
Ik vind het belangrijk dat onderwijsgeld zo doelmatig mogelijk wordt besteed.
Op grond van de CAO VO is de werkgever verplicht om met uitzendbureaus af te spreken
dat zij uitzendkrachten overeenkomstige arbeidsvoorwaarden4 toekennen als werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij de werkgever. De AR
geeft in het rapport ook aan dat de tarieven gebaseerd zijn op brutolonen uit de CAO
VO. De tarieven die besturen uiteindelijk betalen, komen echter tot stand na onderhandelingen
tussen een bureau en een bestuur, al dan niet na een aanbesteding. Daarbij is een
behoorlijke spreiding van tarieven te zien.
14
In hoeverre zijn ingehuurde docenten ervan bewust dat zij minder pensioen opbouwen?
Er is (online) veel algemene informatie te vinden over de mogelijkheden voor pensioenopbouw
en het afdekken van het risico op bijvoorbeeld werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid.
Die informatie is ook beschikbaar voor ingehuurde docenten, bijvoorbeeld zzp’ers.
In hoeverre ingehuurde docenten zich bewust zijn van een mogelijk lagere pensioenopbouw
is mij niet bekend.
15
Hoeveel btw5 moet een extern bureau afdragen als het een docent door een school laat inhuren?
Indien een extern bureau een docent uitleent bij een school, dan geldt het volledige
btw-tarief van 21%. Wanneer er personeel wordt uitgeleend tussen onderwijsinstellingen
kan dit onder bepaalde voorwaarden buiten de btw-heffing blijven.
16
Op welke termijn en in hoeverre kan de nieuwe Wet strategisch personeelsbeleid gaan
helpen om de inhuur van externe docenten te beteugelen met een duidelijke norm van
maximaal 5% voor de inhuur, nu de VO6-Raad schermt met de minimale onderwijstijd die scholen volgens de Wet voortgezet
onderwijs verplicht moeten geven, als een excuus voor deze externe inhuur?
Het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid begrenst de mogelijkheid tot externe
inhuur. De effecten van te veel externe inhuur zijn onwenselijk. Bijvoorbeeld wanneer
leerlingen vaak verschillende gezichten voor de klas hebben en er onnodig veel onderwijsgeld
naar commerciële uitzendbureaus gaat. Bij een inperking van de omvang van de externe
inhuur kunnen docenten die nu worden ingehuurd mogelijk in dienst komen bij een schoolbestuur,
zodat de continuïteit van onderwijs niet in het geding komt. Daarbij blijft het met
het wetsvoorstel uiteraard mogelijk om docenten in te huren, als dat nodig is.
Ik streef ernaar om het wetsvoorstel in het najaar naar de Raad van State te sturen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier