Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de reactie op de brief 'Help, de Relatie- en Gezinstherapeut verdwijnt' (Kamerstuk 25424-700)
2024D31164 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris Jeugd,
Preventie en Sport over de brief van 12 juni 2024 inzake Reactie op brief «Help, de
Relatie- en Gezinstherapeut verdwijnt» (Kamerstuk 25 424, nr. 700)
De fungerend voorzitter van de commissie,
Eerdmans
Adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II. Reactie van de Staatssecretaris
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben de reactie op de brief «Help, de Relatie- en Gezinstherapeut
verdwijnt» gelezen en hebben hierover nog enkele aanvullende vragen en opmerkingen.
De adviescommissie heeft geoordeeld dat de systeemtherapeut geen onderscheidend, breed
herkenbaar beroep is in de zorgverlening in zowel de geestelijke gezondheidszorg (ggz)
alsmede de forensische zorg (fz). De adviescommissie stelt dat er een nagenoeg volledige
overlap bestaat met andere beroepen die al op de beroepenlijst staan, kan de Staatssecretaris
aangeven welke beroepen dit exact zijn? En hoe ziet deze «overlap» er in de dagelijkse
praktijk uit? Is de werkwijze van een systeemtherapeut hetzelfde als die van de vergelijkbare
beroepen? Waar zitten eventuele verschillen?
De leden van de PVV-fractie vinden het betreurenswaardig dat in tijden van zware tekorten
aan personeel in de zorg en daarnaast de toenemende vraag naar relatie en gezinstherapie,
de huidige bekostigingsstructuur van de systeemtherapeut tot nog grotere tekorten
dreigt te leiden. De voormalig Minister gaf in haar brief aan dat zij benadrukte dat
de meeste systeemtherapeuten gewoon hun geleverde therapie kunnen declareren, zij
het onder een ander beroep. In de praktijk vraagt dit veel van de systeemtherapeut,
om in dit onderliggende beroep aan de kwaliteitseisen te blijven voldoen bijvoorbeeld.
Is de Staatssecretaris zich bewust van de enorme administratieve en tijdrovende lasten
die hiermee gepaard gaan?
De voormalig Minister gaf ook aan dat het niet haar rol is om bij het vertegenwoordigend
orgaan aan te dringen om kwaliteitsstandaarden aan te passen. Het is echter wel de
rol van het kabinet om ervoor te zorgen dat de zorg toegankelijk en betaalbaar blijft.
Het beroep van systeemtherapeut is inmiddels al twee keer getoetst en voldoet nog
niet aan de kwaliteitscriteria, aan welke criteria wordt er tot dusver niet voldaan?
Is het bij de Nederlandse Vereniging van Relatie- en Gezinstherapeuten (NVRG) bekend
waaraan voldaan moet worden voordat zij wel aan de veldnorm voldoen om te worden opgenomen
op de beroepenlijst? Is er bekend wat de reden is waarom het niet lukt hieraan te
voldoen? Is er al meer bekend over nieuwe ontwikkelingen en een eventuele herbeoordeling?
Is de Staatssecretaris bereid om in het belang van de toenemende vraag naar en de
aanhoudende personeelstekorten in de ggz een actieve rol aan te nemen om met de NVRG
en het vertegenwoordigend orgaan samen tot een oplossing te komen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de brief «Help,
de Relatie- en Gezinstherapeut verdwijnt». Deze leden hebben nog enkele vragen en
opmerkingen.
Het vorige kabinet geeft in de brief aan: «Dat er niet onder het beroep systeemtherapeut
gedeclareerd mag worden, betekent niet dat systeemtherapeuten hun consulaten niet
mogen declareren. De meeste systeemtherapeuten hebben ook een ander, onderliggend,
basisberoep dat wel op de beroepenlijst staat.» De leden van de VVD-fractie willen
van de Staatssecretaris weten hoeveel van het totaal aantal systeemtherapeuten geen
onderliggend beroep heeft waarop gedeclareerd kan worden en voor hoeveel systeemtherapeuten
er hierdoor daadwerkelijk een probleem is met de bekostiging.
Vervolgens geeft het kabinet aan: «Het vertegenwoordigend orgaan, die de overlegstructuur
van de veldnorm beheerd, heeft laten weten dat tijdens de laatste vergadering door
enkele deelnemende partijen, is verzocht om contact met de NVRG op te nemen. Dit vertegenwoordigend
orgaan wil van de NVRG horen of er nieuwe ontwikkelingen zijn, zoals het opstellen
van een nieuw beroepscompetentieprofiel of een nieuw opleidingscurriculum.» De leden
van de VVD-fractie vragen wat de resultaten hiervan zijn. Als dit niet is gebeurd,
zijn de leden benieuwd waarom dit is en wanneer dit dan wel gaat gebeuren.
Verder zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of de Staatssecretaris op de hoogte
is van het feit dat vrijwel alle veldpartijen van mening zijn dat de systeemtherapeuten
meerwaarde hebben in de ggz, maar dat de meeste partijen bij voorkeur inzetten op
het oplossen van eigen problemen en andere prioriteiten stellen en dus niet actief
werken aan een oplossing voor het voortbestaan van de systeemtherapeut. Verder vragen
genoemde leden of de Staatssecretaris de regie wil nemen om de veldpartijen aan tafel
te krijgen.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) was voornemens om de DSM-indeling geen rol meer
te laten spelen in de bekostiging, mede conform de motie Van den Hil (Kamerstuk 25 424, nr. 628) en in 2024 de DSM hoofdgroepdiagnose niet meer op de factuur te laten vermelden.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken hiervan.
Daarnaast zou, eveneens conform de motie van den Hil (Kamerstuk 25 424, nr. 628) toegewerkt worden naar een andere zorgvraagtypering. Daarover is de Kamer bij brief
van 13 april 2023 geïnformeerd (Kamerstuk 25 424, nr. 650). De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken van deze doorontwikkeling.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de reactie gelezen op de brief van de Nederlandse
Vereniging van Relatie- en Gezinstherapeuten (NVRG) over «Help, de Relatie- en Gezinstherapeut
verdwijnt». Deze leden lezen dat de voormalig Minister Helder enkel ingaat op de procedure
die sinds 2022 geldt maar niet op de gevolgen van deze nieuwe procedure die tot gevolg
heeft dat ongeveer 1100 systeemtherapeuten hun behandeling sinds 2022 niet zelfstandig
kunnen declareren. Daarom hebben de leden van de NSC-fractie nog een aantal vragen.
De leden van de NSC-fractie vragen de Staatssecretaris of hij deelt dat geestelijke
problemen van individuen vaak gerelateerd zijn aan het gezinssysteem en ook meer daarbinnen
zouden moeten worden opgelost, en dat de systeemtherapeut daarin een grote meerwaarde
heeft? Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat er niet de juiste zorg op de juiste
plek wordt gegeven wanneer de integrale benadering van de systeemtherapeut, die focust
en speciale expertise heeft op relaties en leefwerelden, ontbreekt?
De leden van de NSC-fractie vragen de Staatssecretaris of hij het rapport van de NVRG
«De meerwaarde van systeemtherapie»1 kent? Deelt de Staatssecretaris de analyse van dit rapport? Deelt de Staatssecretaris
de mening dat bij systeemtherapie meerdere gezinsleden baat hebben bij de effecten
van de therapie, waardoor maatschappelijke uitval en zwaardere zorgkosten voorkomen
worden? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de inzet van systeemtherapie kan leiden
tot (zorg)kostenbesparingen op de langere termijn?
De leden van de NSC-fractie vragen de Staatssecretaris hoe kan worden voorkomen dat
de inzet van de systeemtherapeut wegvalt? Deelt de Staatssecretaris de analyse dat,
als alleen de drukbezette regiebehandelaarberoepen beschikbaar zijn om systeemtherapie
te geven, deze therapie onnodig hoogdrempelig, duur en schaars wordt? De voormalig
Minister Helder legt in de brief uit dat de therapievorm «systeemtherapie» onder voorwaarden
vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt vergoed. Is de Staatssecretaris op de hoogte
dat de voorwaarde voor systeemtherapie voor vergoeding vanuit de Zvw («Er dient sprake
te zijn van systeemproblematiek die de (behandeling van de) primaire stoornis bemoeilijkt»),
problematisch is, omdat een individuele behandeling niet los kan worden gezien van
de context waarin een mens leeft, en dat vanuit meerdere recente rapporten het advies
komt om het systeem mee te nemen in de behandeling?
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van toenmalig Minister Helder dat zij
niet ingaat op de gevolgen van het Zorg Prestatie Model (ZPM) voor systeemtherapeuten.
Echter, deze leden zijn van mening dat het ZPM ertoe leidt dat met name de systeemtherapeuten
die de HBO-route hebben gevolgd, vertrekken uit de ggz 18+ en dat er nog meer tekorten
ontstaat in de GGZ. Deelt u deze mening? Genoemde leden vragen aan de Staatssecretaris
hoe hij de uitstroom van systeemtherapeuten, die geen psycholoog of psychiater zijn,
wil stoppen terwijl zij al vele jaren met goede resultaten werken (evidence-based).
De leden van de NSC-fractie hebben begrepen dat de HBO-route naar de opleiding tot
systeemtherapeut zou moeten stoppen ten gevolge van het ontbreken van perspectief
op beroepserkenning / een eigen declarabel vak. Deelt de Staatssecretaris de mening
dat dit een ongewenst effect is? Zo ja, op welke wijze is de Staatssecretaris bereid
te gaan sturen op het ZPM, zodat dit ongewenste bijeffect kan worden tegengegaan?
De leden van de NSC-fractie lezen in de verschillende zorgakkoorden (IZA, GALA en
Hervormingsagenda Jeugd) dat deze erop zijn gericht de toegankelijkheid, kwaliteit
en betaalbaarheid van zorg te waarborgen. Dit moet worden bewerkstelligd door middel
van een beweging naar de voorkant van de zorg, met aandacht voor de verbinding tussen
kind en volwassenen en de inzet op vroeg signalering. De systeemtherapeut is bij uitstek
uitgerust om zich te ontfermen over deze taak. Hoe verhoudt het Integraal Zorgakkoord
(IZA)zich tot het huidige ZPM en de uitwerking daarvan op systeemtherapeuten?
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van voormalig Minister Helder dat de
aanvraag van de NVRG tweemaal is afgewezen. Genoemde leden vragen de Staatssecretaris
of hij ervan op de hoogte is dat de aanvraag van de NVRG voor een declarabel beroep
voor de systeemtherapeut binnen het ZPM, is afgewezen met verwijzing naar het rapport
«Een vernieuwde structuur voor de academische beroepen in de psychologische zorg»
ten behoeve van het voorstel wetswijziging psychologische beroepen. Een wetsvoorstel
dat nog niet is voorgelegd aan de Kamer. Vindt de Staatssecretaris het juist dat de
afwijzing van systeemtherapeut is gebaseerd op een wet die nog niet is aangenomen?
Is de Staatssecretaris ermee bekend dat die interne herinrichting van één beroepsgroep
maar 25% van de NVRG leden aangaat, de groep die het vak systeemtherapeut naast hun
hoofdvak als BIG psycholoog aanbiedt en die hooguit 10% van het huidige aanbod aan
systeemtherapie biedt?
De leden van de NSC-fractie vragen de Staatssecretaris of hij ermee bekend is dat
het programmateam van het Zorgprestatiemodel in juni 2022 circa 500 klachten van werkgevers
en werknemers heeft ontvangen over de uitsluiting van de systeemtherapeut van de beroepenlijst.
Eén van deze brieven betrof een verzoek, ondertekend door de bestuurders van 24 grote
zorginstellingen (waaronder Parnassia Groep en Arkin), waarin opgeroepen werd de systeemtherapeut
op te nemen op de beroepenlijst van het ZPM. Welke waarde hecht u aan het feit dat
vrijwel alle grote ggz-instellingen pleiten voor opname van de systeemtherapeut op
de beroepenlijst?
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van voormalig Minister Helder over de
veldnorm beroepen in de geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg. Is het de
Staatssecretaris ermee bekend dat de NVRG niet betrokken was bij de totstandkoming
van deze veldnorm, waardoor het aanvullende systemisch therapeutische perspectief
ontbrak? Deelt u de mening dat daardoor kennis gemist werd van de specifieke meerwaarde
van het systemisch denken? Hoe wil de Staatssecretaris voorkomen dat ditzelfde gemis
speelt bij het vertegenwoordigend orgaan, die de overlegstructuur van de veldnorm
beheert?
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van voormalig Minister Helder over de
procedure en de totstandkoming van de veldnorm, toch is er nog het één en ander onduidelijk.
Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op de totstandkoming van de veldnorm,
zowel inhoudelijk, als qua procedure (bijvoorbeeld besluitvorming en deelnemende partijen)?
Is het de Staatssecretaris bekend dat de uitsluiting door de veldnorm van dit beroep,
door het tot specialisatie te benoemen, ertoe leidt dat zowel de systeemtherapeut
als het noodzakelijke systemische perspectief verdwijnen, in tegenstelling tot aanbevelingen
door IZA en de hervormingsagenda jeugd?
Genoemde leden willen graag van de Staatssecretaris weten of hij ermee bekend is dat
in de «veldnorm beroepen in de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg en de forensische
zorg» (d.d. 16 juni 2023) voor de beroepen WO-psycholoog, WO-orthopedagoog en ervaringsdeskundige
werker, de zogenaamde hardheidsclausule is toegepast? Het rapport stelt: «Het erkennen
van het belang en de waarde van deze beroepen in de zorgverlening weegt in dit geval
zwaarder dan het feit dat ze niet volledig aan alle criteria voldoen». Deze leden
vragen de Staatssecretaris waarom deze hardheidsclausule niet van toepassing is voor
systeemtherapeuten.
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van voormalig Minister Helder dat de
adviescommissie heeft geoordeeld dat de systeemtherapeut geen onderscheidend, breed
herkenbaar beroep is in de zorgverlening in de ggz en fz. Is het de Staatssecretaris
bekend dat de systeemtherapeut buiten de veldnorm om, in het werkveld (bij werkgevers)
wel degelijk als beroep wordt gezien? Er zijn bijvoorbeeld volop vacatures voor systeemtherapeuten.
Genoemde leden lezen in de brief van voormalig Minister Helder «Dat er niet onder
het beroep systeemtherapeut gedeclareerd mag worden, betekent niet dat systeemtherapeuten
hun consulten niet mogen declareren. De meeste systeemtherapeuten hebben ook een ander,
onderliggend, basisberoep dat wel op de beroepenlijst staat.» Deelt de Staatssecretaris
de mening dat hiermee voorbijgegaan wordt aan de knelpunten zoals beschreven in de
brief van de NVRG, waaruit blijkt dat juist het declareren op het onderliggende beroep
voor veel systeemtherapeuten een probleem is?
Is de Staatssecretaris ermee bekend dat systeemtherapeuten moeten declareren op hun
onderliggende basisberoep en dat tweederde niet als psycholoog of psychiater is opgeleid?
Is de Staatssecretaris ermee bekend dat systeemtherapeuten die een post-HBO opleiding
hebben gevolgd maar geen basisopleiding hebben als psycholoog of psychiater een lagere
vergoeding krijgen dan systeemtherapeuten die als psycholoog of psychiater zijn opgeleid,
waardoor het voor werkgevers onaantrekkelijk is om deze mensen in dienst te nemen
en te houden? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat de verantwoordelijkheid voor
een adequate vergoeding, passend bij de ingewikkeldheid van de vraagstukken waar systeemtherapeuten
mee te maken krijgen, en passend bij de verantwoordelijkheid die systeemtherapeuten
dragen, nu bij werkgevers is belegd? Is het de Staatssecretaris bekend dat werkgevers
deze financiële druk soms doorbelasten aan de individuele medewerkers door hen lager
in te schalen, met de uitstroom uit de ggz 18+ als gevolg?
De leden van de NSC-fractie lezen dat voormalig Minister Helder stelt dat systeemtherapeuten,
die geen (basis) beroep hebben of bij wie de registratie van het basisberoep is verlopen
niet meer voldoen aan de kwaliteitseisen die vanuit de veldnorm zijn gesteld. Is de
Staatssecretaris ervan op de hoogte dat er hoge kwaliteitseisen zijn die wordt gewaarborgd
door de opleiding tot systeemtherapeut en de kwaliteitsbewaking door de beroepsvereniging
NVRG? Deelt de Staatssecretaris de mening dat het gedwongen vasthouden aan «dubbele»
registraties juist leidt tot administratieve lasten en regeldruk voor de betrokken
hulpverleners, dat vraagt om onnodig kosten, tijd en energie van 80% van de geregistreerde
systeemtherapeuten en hun werkgevers?
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief dat het vertegenwoordigend orgaan, die
de overlegstructuur van de veldnorm beheert, van de NVRG wil horen of er nieuwe ontwikkelingen
zijn, zoals het opstellen van een nieuw beroepscompetentieprofiel of een nieuw opleidingscurriculum.
Het is toe te juichen dat er een heldere procedure is waarop een herbeoordeling kan
worden aangevraagd. Echter, zoals de voormalig Minister ook schrijft, zijn systeemtherapeuten
niet toegelaten op de beroepenlijst omdat de adviescommissie van mening was dat de
systeemtherapeut geen onderscheidend, breed herkenbaar beroep zou zijn in de zorgverlening
in ggz en fz. Vindt de Staatssecretaris dat de criteria zoals genoemd in de veldnorm,
op de juiste wijze zijn toegepast? Is de Staatssecretaris van mening dat een nieuw
beroepscompetentieprofiel of een nieuw opleidingscurriculum wel leidt tot een onderscheidend,
breed herkenbaar beroep in de zorgverlening in ggz of fz?
De leden van de NSC-fractie lezen dat voormalig Minister Helder de brief beëindigd
met de zin dat systeemtherapie verzekerde zorg is en blijft en dat dit betekent dat
de meeste systeemtherapeuten, zij het onder een ander beroep, de door hen geleverde
systeemtherapie gewoon kunnen blijven declareren. Genoemde leden horen dat in de praktijk
veel systeemtherapeuten vertrekken uit de ggz 18+. Deze leden willen graag weten of
de Staatssecretaris kan garanderen dat cliënten die systeemtherapie nodig hebben,
deze zorg ook in de toekomst kunnen blijven ontvangen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Reactie op de brief «Help,
de Relatie- en Gezinstherapeut verdwijnt». Genoemde leden hebben geen vragen aan de
Staatssecretaris.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de ambtsvoorganger
van de Staatssecretaris op de brief van de Nederlandse Vereniging van Relatie- en
Gezinstherapeuten. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan diverse vragen aan de
Staatssecretaris.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris op welke manier het
gegeven dat individuele problemen vaak samenhangen met de omgeving, het «systeem»,
waarin het individu zich bevindt, een plek krijgt in het zorgaanbod en de bekostiging
ervan. Deze leden zijn namelijk ervan overtuigd dat individuele problemen vaak binnen
het gezinssysteem zouden kunnen worden opgelost en dat systeemtherapeuten daar bij
uitstek goed opgeleide therapeuten voor zijn. Is de Staatssecretaris het met deze
leden eens dat het zorgaanbod iets wezenlijks zou missen als de integrale benadering
van systeemtherapeuten ontbreekt?
Hoe verhouden de uitkomsten van de analyse van de meerwaarde van systeemtherapie,
zoals gemaakt in 20172, zich met de keuze om het beroep van systeemtherapeut niet op de beroepenlijst te
zetten? Herkent de Staatssecretaris de bevinding dat de inzet van systeemtherapie
een besparing van zorgkosten en maatschappelijke kosten betekent? Ziet de Staatssecretaris,
net als de leden van de ChristenUnie-fractie, dat de richting die het Integraal Zorgakkoord
(IZA), het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en de Hervormingsagenda Jeugd in
zijn geslagen, namelijk die van een beweging naar de voorkant van de zorg, inzet op
vroegsignalering, aandacht voor verbinding tussen ouder en kind, volledig in lijn
is met de expertise van een systeemtherapeut, namelijk integraal werken?
De leden van de ChristenUnie-fractie herkennen de huidige situatie en positie voor
systeemtherapeuten zoals geschetst in de brief. De voormalig Minister legt de verantwoordelijkheid
bij het vertegenwoordigend orgaan om al dan niet de functie van systeemtherapeut op
de beroepenlijst te zetten. Het vertegenwoordigend orgaan handelt in lijn met de veldnorm;
is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat bij het opstellen van deze veldnorm de
NVRG niet betrokken was en het mogelijk is dat het systemisch therapeutische perspectief
ontbrak in het totstandkomingsperspectief? Op welke manier is het systemisch therapeutische
perspectief vertegenwoordigd in het vertegenwoordigend orgaan? Kan de Staatssecretaris
reflecteren op het feit dat het beroep van systeemtherapeut in het werkveld, bij werkgevers,
als beroep wordt gezien?
Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat er voor enkele beroepen, namelijk de
WO-psycholoog, de WO-orthopedagoog en ervaringsdeskundige werker, in de veldnorm de
hardheidsclausule is toegepast? Waarom is deze hardheidsclausule niet van toepassing
op systeemtherapeuten? Wat zou ervoor nodig zijn om de hardheidsclausule ook te laten
gelden voor systeemtherapeuten?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben enkele vragen over de consequenties die
de huidige situatie voor systeemtherapeuten en het zorgaanbod hebben. Is de Staatssecretaris
zich ervan bewust dat systeemtherapeuten uit de ggz 18+ zullen vertrekken omdat zij
alleen declarabel zijn op een onderliggend beroep dat meestal een lagere vergoeding
oplevert? Hoe weegt de Staatssecretaris dit in het licht van de al bestaande tekorten
aan therapeuten in de ggz? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat de verantwoordelijkheid
voor een passende financiële vergoeding voor systeemtherapeuten nu volledig ligt bij
de werkgever? Ziet de Staatssecretaris ook dat het voor werkgevers onaantrekkelijk
is om systeemtherapeuten voor wie dit geldt in dienst te nemen of te houden? Wat vindt
de Staatssecretaris ervan als de instroom via de HBO-route naar de opleiding tot systeemtherapeut
zou stoppen, omdat er geen perspectief is op een eigen declarabel vak?
Voelt de Staatssecretaris de verantwoordelijkheid om systeemtherapie goed te borgen
in ons zorgaanbod? Welke stappen wil de Staatssecretaris zetten om dat te bereiken
en om te voorkomen dat nog meer systeemtherapeuten verdwijnen uit de ggz 18+? Welke
mogelijkheden zijn hiervoor buiten het zorgprestatiemodel?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Eerdmans, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.