Stenogram : Rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden
6 Rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden
Vergaderjaar 2023-2024
Vergaderingnummer 61
Te raadplegen sinds
2024-07-12Inhoudsopgave
Gerelateerde informatie
Toon alle stukken over dossier28089Toon alle items in vergaderingHandelingen TK 2023-2024, 61
Rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden
Aan de orde is het debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden.
De voorzitter:
En om John Cleese maar even te citeren: and now for something completely different! Aan de orde is thans het debat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over industrie en omwonenden. Fijn u weer te zien hedenmiddag in vak K. Wij hebben twaalf sprekers van de zijde van de Kamer, die ieder vier minuten spreektijd hebben. In dat verband geef ik graag als eerste het woord aan de heer Bamenga van de fractie van D66. Het woord is aan hem.
De heer Bamenga (D66):
Voorzitter. We staan er niet bij stil, maar iedere Nederlander kent wel iemand die door vervuilde lucht ziek werd of is overleden. Jaarlijks sterven 12.000 Nederlanders en krijgen bijna 160.000 kinderen en volwassenen de diagnose astma, longkanker of hart- en vaatziekten als gevolg van luchtvervuiling. Dat is een regelrechte inbreuk op hun recht op een gezonde leefomgeving. Daar stopt het niet. Nederland is jaarlijks 31 miljard euro kwijt aan milieuschade. Dat betekent dat ieder huishouden €300 per maand kwijt is aan de vervuiling van bodem, lucht en water. Kankerverwekkende stoffen, die zich ophopen in ons lichaam, mogen nog steeds worden geloosd. Dat klinkt gevaarlijk, en toch is het nog steeds legaal. Stokoude fabrieken waar allang betere technieken voor bestaan, staan nog steeds iedere dag te roken. Dat klinkt bizar, en toch is het nog steeds legaal. U betaalt een boete als u door rood rijdt, maar als de industrie giftige stoffen uitstoot, komt zij weg met een waarschuwing. Dat klinkt onrechtvaardig, en toch is het nog steeds de realiteit. Graag een reactie daarop van de staatssecretaris.
Voorzitter. Omwonenden hadden altijd gelijk. Mensen die naast vervuilende fabrieken wonen, maken zich terecht zorgen. De Onderzoeksraad voor Veiligheid concludeert dat deze mensen niet goed worden beschermd tegen schadelijke uitstoot en onnodig ziek worden. De adviezen en rapporten vliegen ons om de oren. Zie de Actieagenda Industrie en Omwonenden, die in plaats van concrete actie, 5 kantjes tekst beslaat waarin maar liefst 40 keer woorden als "onderzoeken" en "verkennen" voorkomen. Dit is daarmee geen actieagenda, maar een uitstelagenda. Wat is er nu concreet veranderd voor al die gezinnen, kinderen en ouderen die naast vervuilende industrie wonen? Zijn zij nu echt beter af?
Voorzitter. We gaan het er nog uitgebreid over hebben; Tata Steel is hier een stuitend voorbeeld van. Het is een stokoude fabriek die de wet overtreedt en daarmee wegkomt. En omwonenden? Die lopen wederom tegen een muur aan van een overheid die niet opstaat en niet optreedt.
Wat mij raakt, is dat alle problemen die we vandaag de dag zien, zoals de uitstoot van Tata en lozingen van pfas, zo weer opnieuw kunnen gebeuren. Het systeem van milieuwetgeving faalt namelijk. Waarom blijft structurele systeemverandering uit?
Voorzitter. Er is ook hoop. Hoewel kinderen, ouderen en gezinnen het recht op een gezonde leefomgeving al decennia is ontnomen, kan de politiek nu ingrijpen. Bij stoffen die mogelijk zeer schadelijk zijn voor onze gezondheid, moet de uitstoot direct worden beperkt. Laten we dat gewoon doen. Hoe gaat de staatssecretaris de eerder aangenomen motie van GroenLinks-PvdA, D66, CDA en ChristenUnie hierover eindelijk eens uitvoeren? Er zijn nu al technieken beschikbaar die de gezondheid van omwonenden beter beschermen. Die moeten zo snel mogelijk worden toegepast. Laten we dat gewoon doen. Is de staatssecretaris bereid wettelijk vast te leggen dat de overheid altijd zo strikt mogelijk vergunt als het gaat om uitstoot en lozing? Als bedrijven zich niet aan de wet houden en onze gezondheid beschadigen en toezichthouders niet ingrijpen, dan moet de staatssecretaris opstaan voor al die omwonenden. Dat kan zij gewoon doen. Welke opvolging geeft zij aan de aanbevelingen van het rapport-Van Aartsen-Sorgdrager, dat concludeert dat er niet veel is gebeurd? Is de staatssecretaris bereid om te onderzoeken hoe ons milieustelsel kan worden herzien, zodat de regie meer bij de bewindspersoon komt te liggen?
Tot slot. Omwonenden van industrie hadden altijd gelijk. Hun gezondheid is het slachtoffer van een overheid die niet optreedt en kinderen, ouderen en gezinnen niet beschermt. In plaats daarvan verkiest de overheid stokoude fabrieken boven gezondheid. Er is hoop, want de politiek kan hier wat aan doen en kan het recht op een gezonde leefomgeving weer op één zetten. Aan de slag.
De voorzitter:
Dank u wel. Het lid Kostić van de Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik begin met het uitspreken van mijn bewondering voor alle moedige omwonenden van vervuilende bedrijven. Als voormalig Statenlid in Noord-Holland ken ik vooral de mensen rondom Tata Steel. Zij hebben decennia gestreden om de gezondheid beter te beschermen. Dat ging gepaard met heel veel druk en stress. Nog steeds moeten ze met eigen camera's de overheid en de bedrijven scherp houden. Ze doen het werk dat de overheid verzaakt te doen. Terwijl grootvervuilers door de overheid worden gepamperd, moeten gewone burgers betalen, soms zelfs met hun leven.
Vandaag had daar verandering in moeten komen met de actieagenda. Al in 2021 is met een plan van aanpak Tata Steel toegezegd om te verkennen wat er nog meer kan worden gedaan om de gezondheid te beschermen. Vorig jaar oktober gaf de staatssecretaris aan vergelijkbare verkenningen te gaan doen. Er zou worden uitgewerkt welke eventuele aanvullende maatregelen genomen zouden moeten worden. Er zouden misschien tussendoelen komen. Ook zou er worden gekeken naar eventuele nationale stappen als de Europese stappen niet hard genoeg gaan. De actieagenda had de uitwerking daarvan moeten zijn, maar is bijna een kopie van de brief. De staatssecretaris heeft al die tijd helaas blijkbaar niets significants gedaan, terwijl meerdere bevoegde gezagen al jaren vragen om concrete stappen. De staatssecretaris hoopt, denk ik, dat het langetermijngeheugen van de Kamer niet werkt.
Is dit wat de staatssecretaris bedoelt met "het probleem voortvarend aanpakken"? Waarom komt de staatssecretaris met dezelfde punten maar doet ze alsof het nieuwe acties zijn? Waarom zien we geen resultaten van al die verkenningen die zijn beloofd? Waarom moesten de omgevingsdiensten gisteren, nota bene via de media, de staatssecretaris erop wijzen dat de actieagenda nu niets voorstelt en haar wijzen op concrete stappen die ze wél moet zetten? Gaat de staatssecretaris de aanbevelingen van de omgevingsdiensten overnemen?
In plaats van een actieagenda is het inderdaad een doorschuifagenda geworden, met dezelfde voornemens tot onderzoeken en verkenningen als die we al jaren kennen. Het is compleet respectloos naar de omwonenden. Omwonenden van Chemours en Tata hebben tegen de staatssecretaris gezegd dat het inderdaad niks voorstelt en dat ze een gebrek aan urgentie zien. Voelt de staatssecretaris niet toch een morele plicht om nu met concrete maatregelen te komen?
Dan over pfas. Er komt een pfas-verbod op Europees niveau, maar dat wordt uitgesteld. Waarschijnlijk merken we er in 2028 iets van. Elke maatregel die we nu kunnen nemen om pfas te beperken of verbieden moeten we nemen. Begrijpt de staatssecretaris dat ook? Pfas zit overal. Omwonenden en overheden willen dat het wordt verboden. Is de staatssecretaris bereid om tot die tijd pfas te verbieden in Nederland, of in ieder geval verder te beperken?
Voorzitter. Nog even over de metingen. We zijn voor metingen en data volledig afhankelijk van grootvervuilers. Meerdere malen is bewezen dat die metingen, in ieder geval bij Tata en Chemours, niet altijd kloppen en dat er wordt gesjoemeld. Tata is op de vingers getikt door de Reclame Code Commissie. Het is nodig dat we het heft in eigen handen nemen, dat we meer metingen vanuit de overheid faciliteren en dat we continu meten, zodat we niet steeds achter de feiten aanlopen. Is de staatssecretaris daartoe bereid? En is ze bereid om een nulmeting op het terrein van Tata uit te voeren, aangezien die er nog steeds niet is?
Voorzitter. De invloed van de industrie druipt van deze actieagenda af. Hoewel het zou moeten gaan over het beschermen van de gezondheid van omwonenden, worden om de haverklap het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie genoemd. Het OVV-rapport vroeg ons juist om daarvan af te stappen, de gezondheid centraal te stellen en sneller te handelen. Als de staatssecretaris vandaag niet wil handelen, is het de plicht van deze Kamer om wel tot actie te komen. Ik roep iedereen hier daartoe op.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik mag mede namens collega Vedder van het CDA het woord tot u richten. Een tijdje terug bezocht ik in Sliedrecht de Sociale Moestuin, een ontmoetingspunt in de wijk waar mensen dagbesteding vinden. Het is echt een prachtige, warme plek, met een zwart randje, want daar hoorde ik wat bewoners van de Drechtsteden, zoals Dordrecht en Sliedrecht, iedere dag meemaken. Dag in, dag uit worden ze geconfronteerd met de vervuiling van chemiebedrijf Chemours. De gevolgen? Geen grond- of slootwater kunnen gebruiken, maar kraanwater moeten gebruiken om de moestuin te besproeien. Je de vraag moeten stellen hoeveel prachtige groenten je ook alweer uit de tuin kan eten. De eieren van je kippen moeten weggooien omdat overal te veel pfas in zit. Je zelfs afvragen of je er wel goed aan hebt gedaan om je kind ooit borstvoeding te hebben gegeven. En steeds die adviezen die vragen oproepen. Wat hebben we eigenlijk al binnengekregen aan pfas-rommel en wat zijn daar de gevolgen van? Hoe meer nieuws over Chemours, hoe minder groenten er werden gekocht in de Moestuin, zo vertelden de vrijwilligers mij.
Voorzitter. Uit het OVV-rapport komt duidelijk naar voren dat het in de beschreven cases, Tata, Chemours en APN, grondig is misgegaan. De stoffen en gassen die vrijkomen bij productie hebben geleid tot gezondheidsschade bij omwonenden. Dat had nooit mogen gebeuren. Het produceren van producten en goederen zou nooit ten koste mogen gaan van de gezondheid van omwonenden. De OVV legt in het rapport de vinger op de zere plek. Waarom werken we in Nederland eigenlijk met vergunningen? Niet om te mogen produceren, nee, om de gezondheid van omwonenden te beschermen. Bij een vergunning draait het dus om de bescherming van bewoners en milieu, maar ze hebben steeds moeten vechten voor hun rechten. In het rapport lezen we: "Omgevingsvergunningen zijn uiteindelijk veranderd omwille van de gezondheid na prikkels van omwonenden of de media. Deze veranderingen kwamen zonder deze druk niet vanzelf uit het bedrijf of uit de overheid."
De burger heeft vaak jarenlang moeten strijden om gehoord te worden. Vertrouwen in de overheid of in bedrijven is verdwenen. Dat is toch ongehoord, staatssecretaris? Hoe wil zij dit voortaan voorkomen en de positie van omwonenden verbeteren?
Dat brengt mij bij de normstelling. De OVV concludeert dat geëist wordt dat de best beschikbare technieken worden toegepast. Dat is echter iets anders dan het beheersen van concentraties op leefniveau. Het gaat voorbij aan het principe dat de gezondheid van omwonenden centraal zou moeten staan en getoetst zou moeten worden op basis van blootstelling aan zogenaamde emissies. Hoe spant de staatssecretaris zich in om deze werkwijze te veranderen zodat de gezondheid centraal komt te staan, in plaats van de techniek? Goed beleid staat of valt met vergunningverlening en handhaving, en dat is en blijft een zorgenkindje. Omgevingsdiensten zijn totaal onbekend bij burgers, in bezit van gemeenten, geregeld onderbezet en met een kennisachterstand ten opzichte van de te handhaven industriereuzen. Wat de ChristenUnie betreft moet de staatssecretaris beter invulling geven aan haar regiefunctie door de omgevingsdiensten verder te ondersteunen met middelen, kennis en capaciteit. De motie-Van der Graaf riep haar daar al toe op.
Dan de toekomst. Wat wil onze fractie? Graag een reactie van de staatssecretaris op de volgende punten. Ten eerste de emissies in beeld, bijvoorbeeld pfas. Waar blijft het totaaloverzicht van lozingen en emissies?
Ten tweede. De omgevingsdiensten en de bevoegde gezagen hebben veel meer kansen dan ze nu grijpen. Er kan echt nog veel meer. Spreek de omgevingsdiensten aan op hun verantwoordelijkheid.
Ten derde. Invoeren van een gezondheidseffectrapportage als aanvulling op de bestaande MER, zoals de Expertgroep IJmond aandraagt.
Ten vierde. Verankeren van het voorzorgsprincipe in wetgeving. De huidige normen voor industrie met effect op de leefomgeving borgen de gezondheid van omwonenden onvoldoende. Diezelfde expertgroep pleitte ervoor de WHO-richtlijn uit 2021 te hanteren bij het verlenen van vergunningen en in de maatwerkafspraken. Gaat de staatssecretaris dat doen?
Ten vijfde. Het voorzorgsprincipe bij potentieel zeer zorgwekkende stoffen en pfas. Waarom komt dit concept überhaupt niet terug in de actieagenda? Wat is er met de motie-Van der Graaf in dezen gedaan?
Ten zesde. Uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen zo spoedig mogelijk naar nul. Veel scherper omspringen met die stoffen. Komt dat verbod er?
Ten zevende en een-na-laatste. Gebruik de Omgevingswet. Die heeft als uitgangspunt dat alle passende preventieve maatregelen tegen verontreinigingen ter bescherming van gezondheid worden getroffen. Voldoen we daar al aan?
Ten slotte, voorzitter. Opruimen van de bestaande vervuiling. Kent de staatssecretaris het Australische voorbeeld waarin een speciale taskforce zich inzet om pfas-vervuiling te verbeteren?
Kortom, het is tijd voor een echte actieagenda in plaats van een uit- en misschien wel afstelagenda.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Gabriëls van GroenLinks. En de Partij van de Arbeid. Het is nog steeds een beetje wennen voor me.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Bij wie moet je je melden en waar moet je naartoe als je je zorgen maakt over je gezondheid, omdat je naast een industriecluster woont? Wat precies doe je als je van het bevoegde gezag te horen krijgt dat de bedrijven zich netjes houden aan de vergunningen en als je te horen krijgen dat er al heel veel minder uitgestoten wordt dan dat er vroeger uitgestoten werd? "Geen zorgen, niet zo zeuren." Wat doe je als vervolgens blijkt dat er een veel te hoog gehalte aan pfas in je bloed en in je moedermelk is aangetroffen? Het is de overheid niet gelukt om deze mensen te beschermen tegen de gevolgen van emissie door de industrie. De overheid heeft gefaald en hiermee levens van mensen beïnvloed en vrijheid en onbevangenheid bij deze mensen weggenomen. Tot overmaat van ramp hebben deze mensen ook lang moeten knokken voor hun gelijk en dat doen ze nog steeds. Meer dan 200 weken staan mensen al voor de poorten van Chemours en daar blijven ze protesteren omdat de troep nog opgeruimd moet worden en er nog steeds pfas uitgestoten wordt. Het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid toont aan dat de overheid dus gefaald heeft. Erken dat en ga aan de slag!
En dan is er nog een conclusie uit het OVV-rapport, namelijk dat de houding van bedrijven en de overheid tekortschiet. Ze stellen zich te procedureel op. Dat is exact wat er nu weer gebeurt, want exact een jaar na het OVV-rapport komt het kabinet met een onderzoeksagenda. Want dat is het: alleen maar onderzoeken en verkenningen. Gewoon om gek van te worden. De vraag aan de staatssecretaris is dan ook: hoe wordt deze agenda gedragen in het veld? Tot nu toe heb ik alleen nog maar teleurgestelde en verontwaardigde reacties gehoord. Misschien dat de staatssecretaris mij daar nu positiever over kan stemmen.
Helaas moet ik verder zeggen dat ik mij kapot geërgerd heb aan alle keren dat de woorden "concurrentiekracht" en "vestigingsklimaat" in de onderzoeksagenda staan. Het OVV-rapport gaat daar niet over, het gaat over het beschermen van inwoners en over bescherming tegen kankerverwekkende stoffen die jou, of het nu binnen of buiten de vergunning is, ziek kunnen maken. Dit geeft exact aan dat we in Nederland onze concurrentiekracht belangrijker vinden dan de gezondheid van onze inwoners. Mag het a.u.b. ook een keer exclusief over de gezondheid van mens en dier gaan? Hier had de staatssecretaris de kans om de balans tussen economie en ecologie te herstellen en dat heeft de staatssecretaris namens het kabinet helaas niet gedaan. GroenLinks-PvdA gaat u hierbij helpen en we zullen nu en de komende tijd met concrete voorstellen komen.
Ik wil alvast vier concrete zaken benoemen. Ten eerste: het voorzorgsprincipe beter in wet- en regelgeving verankeren. Eerder is er een motie van GroenLinks-PvdA aangenomen waarin gevraagd wordt om met een voorstel hierover naar de Kamer te komen. Waarom is de staatssecretaris nog niet met een voorstel naar de Kamer gekomen en wanneer kan de Kamer dit voorstel verwachten?
Dan ten tweede: het Europese verbod op pfas. Het lid Kostić benoemde het ook al. De verbijstering was groot toen vorige week bleek dat de behandeling van dit verbod in Europa een jaar vertraging heeft opgelopen. Heeft de staatssecretaris een idee waarom dat zo is en is de staatssecretaris bereid om in Europa druk te zetten, zodat dit voorstel zo snel mogelijk behandeld wordt? Is het dan niet toch mogelijk om alvast te beginnen met een Nederlands pfas-verbod? Graag een reactie daarop.
Dan ten derde: per direct starten met een gezondheidseffectrapportage rondom Tata. De Expertgroep Gezondheid IJmond vraagt hierom en biedt zijn hulp aan. Kies daarvoor, voordat er straks weer maanden overheen gaan.
Ten vierde: een gezondheidseffectrapportage in het algemeen eenzelfde plek geven als een milieueffectrapportage. Dit is nodig om bij het verlenen van vergunningen gezondheid te borgen en om gezondheid een dominanter belang te laten zijn dan nu het geval is. Dat moet niet alleen gebeuren rondom Chemours en Tata, maar ook rondom Chemelot, SACHEM en heel veel andere industrie.
Tot slot. Volgens mij wil iedereen, ook iedereen hier, zo veel mogelijk leuke, fijne en gezonde levensjaren tegemoetzien. Gezondheid is niet links of rechts. Vieze lucht is voor iedereen ongezond en vervuild drinkwater is voor iedereen ongezond. Daarom hoop ik ook dat we ons gezamenlijk, van links tot rechts, kunnen gaan inzetten voor schone natuurlijke systemen: schone bodem, schone lucht en schoon water. Dat is niet alleen voor ons, maar ook voor onze gezondheid en die van onze kinderen. Dat lukt als we prioriteiten stellen, als we echt luisteren naar omwonenden van overlastgevende bedrijven, als we lef tonen en besluiten durven te nemen, en als we ook weleens een keer nee durven te zeggen tegen bedrijven.
De voorzitter:
Dank u wel. Wilt u even terugkeren naar de katheder? Er is nog een vraag van mevrouw Keijzer.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Eén vraag. Ik vond het een mooi betoog, waarbij de nadruk op gezondheid lag en op negatieve effecten van bedrijfsactiviteiten op de gezondheid. Wat ik volgens mij niet gehoord heb — daarom stel ik deze vraag — is het positieve effect op diezelfde gezondheid van een goede economie en van banen voor mensen. Wordt dat ook gezien?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat mensen met een baan inderdaad vaak gelukkiger zijn dan mensen zonder baan, omdat werken ook geluk biedt. Maar dit rapport gaat over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het gaat specifiek over gezondheid. Ik vind het heel ongepast om tijdens een gezondheidsdebat, terwijl gewoon aangetoond is dat bedrijven en de overheid gefaald hebben in het beschermen van de gezondheid van mensen, steeds te spreken over de economie en het vestigingsklimaat. Het mag ook een keer exclusief over gezondheid gaan. Natuurlijk is het belangrijk om ecologie en economie in balans te houden. Dat heb ik gezegd. Dit rapport toont alleen juist aan dat die niet in balans zijn.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Ja, maar wij hebben hier natuurlijk een debat om in het kader van het algemeen belang alles wegend met elkaar een richting te bepalen. Want anders hoeven we geen debat te hebben; dan zeggen we: het is een toprapport. Waar gaan we het dan vervolgens over hebben? Je zult toch uiteindelijk in de afweging van wat je wilt dat de regering gaat doen, moeten gaan wegen waar ergens het heilige midden ligt. Daar is mijn vraag op gericht. Daarbij moet je jezelf ook realiseren dat alles stilleggen waarvan in dit rapport gezegd wordt dat dat niet kan, weer andere negatieve effecten heeft, ook op de gezondheid.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ten eerste: het is geen toprapport. Het is een rapport dat aantoont dat jarenlang de gezondheid van omwonenden van industrieclusters niet beschermd is. Dat is allereerst belangrijk en dat moeten we hier vandaag bespreken. Bij Economische Zaken, bij EZK, kunnen we vast een debat hebben over wat er nodig is om maatwerkafspraken te maken om bedrijven te faciliteren om ook te vergroenen. Los daarvan is het ook belangrijk om hier te benoemen dat we jarenlang gefaald hebben om dat te doen. Het systeem is niet ingericht op het beschermen van de gezondheid van omwonenden, alsof een gezonde bevolking niet belangrijk is voor de economie. Waar mevrouw Keijzer het heeft over het vinden van een balans, toont dit rapport dus juist aan dat die balans zoek is. Wij zeggen namens GroenLinks-Partij van de Arbeid juist dat die balans terug moet komen door een strakker systeem op te bouwen. Nogmaals, ik vind het heel raar dat we het in een gezondheidsdebat wederom over vestigingsplaatsfactoren en bedrijven moeten hebben.
De voorzitter:
De heer Boutkan, van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De aanleiding voor het onderzoek naar de drie onderzochte bedrijven zijn brieven van inwoners die zich zorgen maken over de emissie van mogelijk schadelijke stoffen in hun woon- en leefomgeving. Belangrijk is dan ook de hoofdonderzoeksvraag: hoe worden omwonenden beschermd tegen nadelige gezondheidseffecten door langdurige en/of veelvuldige blootstelling aan industriële emissies, en zijn in de bescherming verbeteringen mogelijk? Dat is de kernboodschap van het rapport.
Voorzitter. Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. Bedrijven hebben te maken met een door de overheid afgegeven vergunning en zijn aan regels gebonden. Het doel van de wet- en regelgeving is om omwonenden te beschermen tegen de schadelijke effecten van de industrie. De overheid is verplicht om dat te controleren. Gelijktijdig ligt bij het bedrijf de plicht om zich daaraan te houden en, wat de PVV betreft, om op de momenten dat het misgaat, hierover transparant te zijn naar de overheid maar ook — ik zou bijna willen zeggen: vooral — naar de omgeving. De OVV trekt de conclusie dat het niet vanzelfsprekend is dat de gezondheid van omwonenden voldoende wordt beschermd. Dat moet beter. Maar gelijktijdig, schrijven zij, zijn bij geen van de drie onderzochte casussen recente rapportages bekend van overschrijding van de normen voor lucht, water of bodem voor de langetermijnbescherming van omwonenden. Dat maakt de discussie er niet makkelijker op.
Voorzitter. Transparantie is geen vanzelfsprekendheid bij overheid en bedrijfsleven. Om dit te verbeteren zal het nodige ondernomen moeten worden om de onrust bij omwonenden weg te nemen. De vraag aan de staatssecretaris is dan ook: wordt dit voldoende geborgd met hetgeen nu wordt voorgesteld in de actieagenda? En daaraan gekoppeld vraag ik: is de staatssecretaris bereid om omwonenden een gelijkwaardige plek te geven in toekomstige structurele overleggen? In de actieagenda spreekt het kabinet over het waarborgen van een gezonde leefomgeving, het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie van bedrijven in Nederland. Wat de PVV betreft zijn bedrijven onderdeel van onze samenleving, of we dat nou leuk vinden of niet. Ze leveren bijdragen aan onze werkgelegenheid en produceren middelen die we dagelijks gebruiken; kijk maar om ons heen. Het is een industrie die breder is dan de nu onderzochte bedrijven.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag voor de heer Boutkan. De heer Boutkan zegt dat bij de fabrieken nergens echt sprake is van overschrijdingen van vergunningen en dergelijke. Maar in het rapport staat juist dat ook binnen bestaande vergunningen mensen en omwonenden dus wel blootgesteld zijn aan problemen, en daarmee aan gezondheidsrisico's. Is de heer Boutkan het dan met ons eens dat we niet alleen moeten gaan sturen op de normeringen, maar ook vooral op gezondheid en gezondheidseffecten?
De heer Boutkan (PVV):
Het probleem is nu eenmaal de geldende wet- en regelgeving. Ik ben zelf jarenlang handhaver en toezichthouder geweest. Ik heb anderhalf jaar recherchewerk gedaan naar het wegmengen van chemische afvalstoffen in zware brandstoffen. Na anderhalf jaar recherchewerk werden we uiteindelijk bij de rechter weggewuifd omdat de wet niet voldeed. Daar liepen we tegen aan. Dat is dus het probleem waar momenteel die omgevingsdiensten ook tegen aanlopen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Daarom staan wij hier, hè. Pardon.
De heer Boutkan (PVV):
Dat is het probleem waar die omgevingsdiensten tegen aanlopen: die wet- en regelgeving loopt achter. Als we dat willen veranderen, zullen we dat moeten doen, hier in deze Kamer. Gelijktijdig zegt die actieagenda ook — u zegt: daar ben ik het niet mee eens — dat we wel rekening moeten houden met dat gelijke speelveld in Europa. Het kan immers niet zo zijn dat wij hier tegen de bedrijven zeggen "u moet maar stoppen", en dat ze om de hoek van de straat wel gaan zitten. Engeland is wat dat betreft een open uitnodiging voor ze, die op straat ligt wat betreft pfas. Bezint eer ge begint, zou ik dus bijna willen zeggen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Boutkan hier zeggen: we lopen tegen allerlei wetgevingsproblemen aan; daarom kunnen we niet genoeg handhaven. Wij zijn hier ook wetgevend orgaan. En vervolgens komt er drie keer het woord "maar" terug: maar dit, maar dat, maar dat. Dus ik neem waar dat we gezondheid belangrijk vinden, maar niet ten koste van …
Ik wil de heer Boutkan vragen: wil hij samen met deze Kamer, samen met de andere partijen, kijken of we de wetgeving dusdanig aan kunnen passen en de staatssecretaris opdracht kunnen geven om wel de gezondheid op één te zetten? Dat moet niet gebeuren onder het angstargument "dan vertrekken alle bedrijven", want het OVV-rapport geeft nu juist aan dat er een probleem is binnen de vergunning. De vraag is dus: bent u bereid om ook de wetgeving aan te passen, samen met andere partijen in deze Kamer?
De heer Boutkan (PVV):
De vraag is gewoon: hebben we nou nieuwe wetgeving nodig? We hebben immers nu ook een nieuwe Omgevingswet. Dat is het punt. Daarin staan al bepaalde maatregelen die genomen kunnen worden. Uit allerlei onderzoeken, ook van de omgevingsdiensten, blijkt gewoon dat zij tegen zaken aanlopen en dat zij onvoldoende gebruikmaken van de huidige wetgeving. Dat blijkt ook uit het OVV-rapport; het staat erin en ik kom er straks letterlijk op terug. Dat is dus ook een conclusie uit het OVV-rapport. Dus moeten we dan nieuwe wetgeving hebben, terwijl er al wetgeving ligt? Punt.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Hoeveel interrupties hebben we trouwens, in dit hele debat?
De heer Boutkan (PVV):
Niet meer.
De voorzitter:
Nee, niet meer, zegt de heer Boutkan.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dat zou hij wel willen.
De voorzitter:
Nou, ik heb het nog niet afgekaderd, want ik dacht: we houden het redelijk beperkt. Maar laten we het in ieder geval in drieën doen, dus dan zou deze in dit rondje de laatste zijn. Dan kunt u nu dus tot een spetterende slotsom komen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dan wacht ik nog even tot er dadelijk een andere partij komt.
De voorzitter:
Oké. Maar u mag er dus nu drie achter elkaar doen. Daarom zei ik ook: u kunt nu uw spetterende slotconclusie lanceren.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, ik constateer alleen dat de heer Boutkan eigenlijk verschillende dingen zegt. Aan de ene kant wil hij de wetgeving veranderen, omdat we met de handhaving tegen die wetgeving aanlopen. Anderzijds zegt hij: nou ja, binnen de wetgeving kan het ook, terwijl alle omgevingsdiensten, alle omwonenden en alle overheden zeggen dat het niet kan binnen de bestaande wetgeving. Ik snap dat dus niet.
De heer Boutkan (PVV):
Dat is de conclusie die u trekt, niet de onze.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De conclusie die het OVV-rapport trekt, is dat de overheid, dus onder anderen wij, onder anderen collega Boutkan, niet voldoende de gezondheid van omwonenden beschermt. Laat ik dat eerst even poneren. Ik hoorde de heer Boutkan inderdaad zeggen dat er al best wel wat kan binnen de huidige wet- en regelgeving. Dat is inderdaad een deel van het verhaal. Kan ik de heer Boutkan meenemen als ik een voorstel doe om de gezondheid beter te beschermen binnen de huidige wet- en regelgeving? Hier hebben onder anderen de juristen bij de technische briefing, waar u ook bij was, een voorzet toe gedaan.
De heer Boutkan (PVV):
Als het binnen de huidige wet- en regelgeving kan en we daarmee niet uit de pas lopen met het Europabeleid — daar houden we ook rekening mee, want anders tikken onze vrienden van Brussel ons weer op de vingers; dat hebben we ook gezien met Schiphol — dan gaan we daarnaar kijken.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dan heb ik wel een vervolgvraag. U had het er net over dat er geen overtredingen waren bij de bedrijven. We weten dat er bij Tata Steel, bij de Kooks- en Gasfabriek 2, al jaren overtredingen zijn en dat zij niet voldoet aan Nederlandse en Europese wet- en regelgeving. Daar blijven we maar zogenaamde boetes opleggen. Het is volgens sommige juristen eigenlijk tijd om volgende stappen te zetten, namelijk om de vergunning voor het onderdeel dat de regel schendt, in te trekken. Dat is gewoon binnen de huidige wet- en regelgeving. Dit geldt voor een onderdeel van een bedrijf dat eigenlijk al jaren afgeschreven had moeten zijn en dat nergens in Europa nog in die fossiele vorm bestaat. Is de heer Boutkan het met mij eens dat, als we het hebben over de huidige wet- en regelgeving, we dan als Rijk de stap moeten zetten om in ieder geval dat soort onderdelen zo snel mogelijk, eigenlijk per direct te sluiten?
De heer Boutkan (PVV):
U bent zelf Statenlid geweest in de provincie Noord-Holland.
De voorzitter:
"Het lid Kostić is jarenlang ..."
De heer Boutkan (PVV):
Het lid Kostić is jarenlang Statenlid geweest binnen de provincie Noord-Holland. Als Statenlid was u het bevoegd gezag om die omgevingsdiensten aan te sturen. Schijnbaar is dat onvoldoende gebeurd. Ik leg dan de vraag terug bij het lid Kostić.
De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee, nee, nee, de vragen gaan maar één kant op.
De heer Boutkan (PVV):
O, jammer.
De voorzitter:
Heel jammer.
De heer Boutkan (PVV):
Mijn antwoord is dus: als dat had gekund, waarom is dat dan niet uitgevoerd?
De voorzitter:
Afrondend.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Daarvoor zijn wij hier. Net zoals hier heb ik in de Staten van Noord-Holland maar een beperkt aantal zetels. De PVV heeft er hier flink wat. Samen met de PVV zouden we die gezondheid dus kunnen beschermen, in lijn met de aanbevelingen van het OVV-rapport. Mijn vraag is wat de PVV hier vandaag concreet samen met de Partij voor de Dieren gaat doen. We zijn namelijk bereid om gewoon concreet naar de tekst te kijken, om te kijken hoe we eruit kunnen komen. Is de PVV vandaag bereid om daarin met ons mee te denken en vandaag in ieder geval stappen zetten om die gezondheid echt te beschermen, in plaats van jarenlang te blijven verwijzen naar verkenningen en onderzoeken, waarvan geen resultaten komen?
De heer Boutkan (PVV):
De PVV zal vandaag eerst gewoon dit debat afronden en zal na afloop kijken hoe de vlag wappert.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik hoorde de heer Boutkan net zeggen dat hij jarenlang handhaving heeft verricht. Dat vond ik interessant, want ik las in het rapport dat het bevoegd gezag, de provincie, de mogelijkheid heeft om scherper te vergunnen; dat mag wettelijk. Dan zou ik mee kunnen gaan in het betoog van de heer Boutkan dat het dus niet nodig is om de wet te veranderen. Maar ik lees ook in het rapport dat de rechtbank al heeft besloten dat de provincie niet voldoende kan onderbouwen wanneer het scherper vergunt en dat de rechter daarom zegt niet in die verscherpte vergunning te kunnen meegaan. Dan vraag ik me dus af of we vanuit de Kamer, nationaal, niet duidelijker zouden moeten zijn richting het bevoegd gezag over wat het wel en niet zou kunnen doen, en we die wet- en regelgeving dus toch zouden moeten aanscherpen. Nu eindigen we namelijk in rechtszaken die heel veel belastinggeld kosten. Het bevoegd gezag moet nu advocaten betalen om iets tegen een bedrijf te kunnen beginnen.
De heer Boutkan (PVV):
In mijn bijdrage maak ik daar ook een opmerking over richting de staatssecretaris. Ja, wij als Kamer zouden de omgevingsdiensten daarin behulpzaam kunnen zijn, zodat zij niet met lege handen komen te staan. Maar ook dat moet weer binnen de wet gebeuren. Als die wet onvoldoende is, zullen wij hier gezamenlijk tot een oplossing moeten komen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik hoor dat dan straks nog. Maar ik kan me heel goed vinden in het idee om de capaciteit en de middelen voor omgevingsdiensten te vergroten en daarvoor vanuit de Kamer de middelen beschikbaar te stellen. Ik neem aan dat het daarnaartoe gaat. Je ziet tegelijkertijd dat we de voorbeelden al hebben. Zelfs als de omgevingsdienst heeft kunnen meten en de provincie scherper heeft vergund en dus van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om boven die minimale norm te gaan zitten, zegt de rechter nog: ja, maar die motiveringsplicht is zo hoog dat provincies daar nu niet aan voldoen. Dat duidt op een aanpassing die nodig is in de wet- en regelgeving. De PVV verwoordt hier een standpunt waarvan ik denk: maar ik zie in het rapport al genoeg aanwijzingen om naar die aanpassing van de regelgeving te gaan. Waarom doen we dat dan niet?
De heer Boutkan (PVV):
Die rechter heeft volgens mij in die casus ook gezegd dat het onvoldoende onderbouwd was om "te komen tot". Daarin zat de crux bij die uitspraak. De vraag is of de omgevingsdienst voldoende informatie had om in die zaak uiteindelijk tot een goed oordeel en een veroordeling te kunnen komen; dat is niet gelukt. Ligt dat dan aan een tekort aan wetgeving, of had de omgevingsdienst onvoldoende informatie? De omgevingsdiensten hebben onvoldoende mogelijkheden om op te treden; dat is mij ter ore gekomen. Dan zullen we gezamenlijk moeten kijken hoe we, met hulp van de staatssecretaris, ervoor kunnen zorgen dat ze wél voldoende zijn uitgerust.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Afrondend. Daarin vinden we elkaar: ik vind ook dat er meer capaciteit en middelen bij de omgevingsdiensten moeten komen. Maar ik heb ook de oproep gezien van de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland die gisteren binnenkwam. Daarin werd aangegeven: wij hebben geen duidelijkheid over waar we op zouden moeten motiveren en hoe. Dat zit 'm in het gebrek aan regelgeving. In die zaak werd gezegd: er wordt onvoldoende gemotiveerd waarom er scherper is vergund. Daardoor verloor de provincie die zaak. Dat lag niet alleen aan een gebrek aan data, maar ook aan een gebrek aan duidelijkheid, waardoor de handen van de rechter gebonden waren. Ik vind dat we het bevoegd gezag, de provincies, daarin moeten helpen. Nu gaat er namelijk belastinggeld naar rechtszaken die niet nodig zijn. Mijn vraag daarbij is of we samen met de PVV — ik zie namelijk dat er anders geen antwoord komt — kunnen optrekken wat betreft die en-en. Ik zie namelijk de noodzaak om die omgevingsdiensten beter te bemensen. Ziet de PVV de noodzaak om de regelgeving aan te scherpen?
De heer Boutkan (PVV):
Volgens mij geeft de staatssecretaris daar ruimte voor in de actieagenda.
De heer Van Kent (SP):
Ik ben blij om te horen dat de heer Boutkan zegt: betrek die omwonenden bij wat er allemaal gebeurt bij die bedrijven en bij hoe de bescherming goed kan worden georganiseerd. Nou zitten een aantal van de kartrekkers van de acties in Dordrecht, bij Chemours, hier op de publieke tribune. Ik was daar een week of twee geleden. Een van hun wensen is: zorg er nou voor dat er rond die fabriek meetpunten komen, zodat we als omwonenden goed weten wat er wanneer wordt uitgestoten. Toen dacht ik: laat ik eens een heel concreet voorstel doen. Zou de Partij voor de Vrijheid ervoor te porren zijn om gezamenlijk zo'n voorstel te doen?
De heer Boutkan (PVV):
Ik meen in de actieagenda te hebben gelezen dat de staatssecretaris aan het "onderzoeken" is — dat woord komt veelvuldig terug in de actieagenda — hoe zij in dat gebied de mogelijkheden kunnen krijgen om die omgevingsdiensten weer beter ten dienste te zijn. Hoe het nou precies zit met al die meetinstallaties, hoor ik dadelijk vanzelf wel van de staatssecretaris.
De heer Van Kent (SP):
"Onderzoeken om te kijken hoe er …". Mensen kunnen daar nu niet van hun moestuintjes eten, moeten de eieren weggooien en maken zich zorgen over de moedermelk. Het is onduidelijk wat de fabriek nou precies aan het uitstoten is. Daarom vragen zij, volgens de SP terecht, om metingen die ook gewoon inzichtelijk voor de omwonenden zijn en dus niet in eigendom zijn van, in dit geval, Chemours. Dat lijkt me toch een redelijke wens van de omwonenden, die we in moeten willigen. Dat lijkt mij zeker zo als je, zoals de PVV doet, betoogt dat we de omwonenden moeten betrekken.
De heer Boutkan (PVV):
Dat heb ik zojuist ook gezegd: toon als bedrijf volledige transparantie. Ga jezelf niet verschuilen achter je vergunning door te zeggen "dit mag ik wel" of "dit behoef ik niet te laten zien". Wees gewoon bereid om je deuren te openen voor de omgeving. Kijk naar de documentaire over Tata Steel, die afgelopen week werd getoond. De een zal zeggen: allemaal mooie dingen. Maar het gaf wel een inkijk in het bedrijf. Ik vraag mij af of Chemours bereid zou zijn om ook zo'n documentaire te laten maken.
De heer Van Kent (SP):
Dat is niet echt een reactie op mijn oproep. Ik zal straks een voorstel doen. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daartegen aankijkt. Het lijkt mij heel belangrijk dat we dit debat niet afsluiten met allerlei onderzoeken en vage beloftes, maar dat we ook een aantal concrete resultaten eruit halen. Wat ons betreft zou dit een van de punten kunnen zijn. Ik bedoel dat er gewoon een gekwalificeerd netwerk van meetpunten komt waar de bewoners direct inzicht in hebben. Ik bedoel dus niet Chemours die … Natuurlijk moeten ze de poort zo veel mogelijk openzetten, maar het vertrouwen van de omwonenden in dat bedrijf is totaal weg, en terecht. Er zal wat ons betreft een meetpunt moeten komen waar de omwonenden direct inzicht in hebben. Ik hoop dat we daar met de PVV uit kunnen komen.
De voorzitter:
Prima. U vervolgt, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik ga verder, voorzitter.
De heer Van Kent (SP):
Dat klonk als een bevestiging.
De voorzitter:
Dat zijn uw woorden, meneer Van Kent.
De heer Boutkan (PVV):
Het verbaast mij dat het er nog niet is.
De voorzitter:
U continueert, meneer Boutkan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik was gebleven bij de bedrijven. Gelijktijdig zeggen wij dat zij zich moeten houden aan de wet. Gelukkig doen veel bedrijven dat ook; dat mag ook weleens gezegd worden. Wij begrijpen ook dat omwonenden nú actie willen zien, maar ook dat is simpeler gezegd dan gedaan. Tenslotte heeft iedereen te maken met geldende wet- en regelgeving, dus ook de overheid. Een volledige stop op alle pfas-stoffen, waarom wordt gevraagd, is bijvoorbeeld niet zo eenvoudig. Nu zit er weer vertraging in. Maar er zijn ook pfas-stoffen, de zogenaamde fluorelastomeren — ik heb dat ook al aangehaald in de commissie — waarvoor nog geen vervanging is gevonden. Die zijn onmisbaar in bepaalde toepassingen en worden door de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, als "polymeren van weinig belang" omschreven. Geen misverstand: het verbod waaraan gewerkt wordt, is een goede zaak. Maar de lijst van stoffen moet nog wel worden vastgesteld. Ook hier speelt weer het economische gelijke speelveld binnen Europa een rol en waarschijnlijk ook de vertraging, waardoor het nu is blijven liggen.
Voorzitter. Over de toekomst van Tata Steel gaan we nog uitgebreid spreken, mede naar aanleiding van het rapport-Wijers/Blom. Daar schieten de bewoners op korte termijn niets mee op. Wat nu kan, moet ook nu gebeuren.
Lokale overheden en omgevingsdiensten gebruiken volgens de OVV niet alle beschikbare middelen om de uitstoot van de industrie te verminderen en bedrijven te houden aan bestaande normen en regelgeving. Ook toetsen zij gezondheidsrisico's niet systematisch en hebben zij niet altijd een compleet beeld van de uitstoot. Maar het instrumentarium is bij de rechter weggevaagd. De vraag die hierbij hoort, is: is de staatssecretaris het hiermee eens en kan zij meer ondernemen om deze constatering te verbeteren dan vermeld staat in de agenda?
Ik sluit af, voorzitter.
De voorzitter:
Kort.
De heer Boutkan (PVV):
Het naar elkaar wijzen over wie nu verantwoordelijk is, moet maar eens afgelopen zijn. Tenslotte schieten de omwonenden daar niets mee op en neemt het vertrouwen in diezelfde overheid zienderogen af. Is de staatssecretaris bereid om dit naar zich toe te trekken en hier een leidende, sturende rol te nemen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Olger van Dijk van de fractie van NSC.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het vaker gehoord: de systeemwereld van de overheid is vaak blind voor de gevolgen voor gewone mensen. Het OVV-rapport Industrie en omwonenden legt de vinger op de zere plek. De gezondheid van omwonenden werd als voldoende beschermd gezien als was voldaan aan de vergunning. Maar bij zowel APN als Chemours en Tata was het nodig dat burgers aan de bel trokken, wat uiteindelijk leidde tot onderzoek, inzicht in nieuwe gezondheidsrisico's en ook optreden. Maar het kan toch niet zo zijn dat er zonder acties van omwonenden niet gewerkt wordt aan handhaving en emissievermindering?
NSC staat voor de grondwettelijke taak van de overheid om de volksgezondheid te bevorderen. Dat vraagt om een andere, minder afwachtende houding. Het bestaande stelsel hoeft niet helemaal op de schop, maar belangrijk is dat vergunningen voortdurend worden geactualiseerd, waarbij emissienormen en -grenswaarden worden getoetst en aangescherpt. Goed en onafhankelijk toezicht is een randvoorwaarde en draagt bij aan vertrouwen van burgers. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is wanneer we nu de Wet op de rijksinspecties kunnen verwachten, zoals in december '21 in het coalitieakkoord is afgesproken.
Voorzitter. De actieagenda van de minister bevat een aantal concrete voorstellen en een flink aantal verkenningen. Mijn oproep aan de staatssecretaris is om snel van die verkenningen naar daadwerkelijke actie te gaan. Wanneer kunnen we nu de aangekondigde leefomgeving- en industriedialoog verwachten? Kan de staatssecretaris aangeven hoe omwonenden van industrie aanhaken en alle 29 omgevingsdiensten? Het is belangrijk dat omgevingsdiensten zich meer op omwonenden gaan richten en ook in zo'n dialoog elkaar meer tegenkomen. Kan de staatssecretaris ook bevorderen dat er zoiets op het niveau van de omgevingsdiensten wordt georganiseerd?
Voorzitter. Vanuit het nieuwe sociale contract moeten we ook bedrijven aanspreken. Er is een zorgplicht voor het tegengaan van schadelijke uitstoot, maar het gaat ook om transparantie van processen, continue metingen en openbaarmaking daarvan. De actieagenda meldt dat uit een verkenning moet blijken of op dit punt een verplichting wenselijk, uitvoerbaar en handhaafbaar is. Graag zou ik de staatssecretaris hier tot meer actie willen aansporen. Natuurlijk is dit wenselijk, het moet uitvoerbaar te maken zijn en ga vooral nu in gesprek met het bevoegde gezag hoe dit handhaafbaar te maken is. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Het RIVM kan ook een rol spelen, zoals het dat eerder bij Tata heeft gedaan. Chemelot en Chemours worden verkend. Kan de staatssecretaris aangeven bij welke andere bedrijven dit zal worden verkend en vanuit welk criterium? Of moet meer naar complexen worden gekeken en liggen Rotterdam, wellicht Eemshaven en North Sea Port District Terneuzen dan ook niet voor de hand?
Voorzitter. Dan kom ik tot slot specifiek op Tata Steel. De gezondheid van omwonenden in de IJmond heeft te lang onvoldoende prioriteit gekregen bij de overheid en het bedrijf. Daar moet snel verandering in komen. Deze Kamer zal nog uitvoerig spreken over mogelijk te sluiten maatwerkafspraken. In principe steun voor de lijn van het kabinet om in te zetten op maatwerkafspraken en overheidssteun voor het verduurzamen van Tata Steel en daarbij ook de versnellingsopties te onderzoeken. Maar mijn fractie vindt net als de expertgroep IJmond dat geen concessies moeten worden gedaan bij bescherming van de gezondheid. Het kabinet geeft aan te willen inzetten op een gezondheidsparagraaf in de maatwerkafspraken. Mooi, maar het moet echt steviger. Dat betekent dat wat NSC betreft er alleen sprake kan zijn van overheidssteun als er harde prestatieafspraken over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies worden gemaakt, en er sprake is van continue metingen en rapportageverplichtingen. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Dan nog een laatste vraag. De expertgroep adviseert ook bij Tata de integrale gezondheidseffectrapportage — die is al door twee fracties genoemd — uit te werken, parallel aan de milieueffectrapportage. Ik sluit graag aan bij de vragen van de collega's.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. Dan de heer Van Kent, van de fractie van de SP.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Economische belangen wegen zwaarder dan de gezondheid van omwonenden: dat is de harde conclusie die de Onderzoeksraad voor Veiligheid trekt in het rapport over de belasting op omwonenden door de industriële bedrijven Chemours, Tata en asfaltfabriek APN. Toezichthouders kiezen niet voor strengere milieumaatregelen als er twijfel is over de financiële haalbaarheid voor de industrie. Dat dit leidt tot hogere blootstelling voor de omgeving met de daarbij behorende gezondheidsrisico's wordt op de koop toe genomen, zo lezen we in het rapport. Een kerntaak van de overheid wordt daarmee verwaarloosd. Vervuilende multinationals hebben hierdoor vrij spel.
Overal in het land komen bewoners zelf in actie om de uitstoot van het bedrijfsleven naar een veilig niveau te brengen. In Noord-Holland sleepten 1.400 bewoners Tata Steel voor de rechter om compensatie te eisen voor de stof-, lawaai- en stankoverlast. Bewoners in Zaltbommel waarschuwen voor het chemiebedrijf in hun woonwijk dat zijn bedrijfsbrandweer heeft opgedoekt. In Zuid-Holland deden 3.000 bewoners gezamenlijk aangifte tegen de directie van Chemours om nul uit de pijp te eisen en het bedrijf te laten betalen voor het opruimen van zijn eigen rotzooi.
Voorzitter. Het is inspirerend dat zo veel mensen zelf in beweging komen om iets vanzelfsprekends als een gezonde en schone leefomgeving af te dwingen. Maar dat dit überhaupt nodig is, vinden wij de wereld op zijn kop. Voor de SP is er maar één conclusie mogelijk: gezondheid dient altijd op de eerste plaats te staan en als iets niet veilig en niet schoon geproduceerd kan worden, doen we het niet.
Een bedrijf dat dit principe al jaren aan zijn laars lapt, is pfas-producent Chemours. De eisen die de SP aan Chemours stelt, zijn simpel: nul gif uit de pijp en hoofdelijke aansprakelijkheid voor de verantwoordelijke directies voor de jarenlange vervuiling. Omdat een Europees verbod op pfas steeds wordt uitgesteld — anderen noemden het ook al — heeft de SP alvast drie voorstellen met als doel dat inwoners weer veilig uit de moestuin kunnen eten en ze zich geen zorgen hoeven te maken over vervuilde eieren of pfas-waardes in het bloed van hun kinderen.
Eén. Meten is weten. Daarom vragen we de staatssecretaris om een netwerk van gekwalificeerde meetapparatuur rondom pfas-producerende fabrieken op te tuigen, zodat we 24/7 weten welke concentraties worden geloosd en vanuit welke fabriekspijp deze precies afkomstig zijn. De verzamelde data moeten door omwonenden permanent ingezien kunnen worden en niet in beheer zijn van de bedrijven zelf. Hoe denkt de staatssecretaris daarover?
Gisteren was er alweer een levensgevaarlijk ongeluk, incident, bij Chemours, waarbij levensgevaarlijke stoffen vrijkwamen. Daarom wil de SP dat er zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen een jaar, wordt gestart met het brede bevolkingsonderzoek rondom Chemours, middels bloedtesten en vragenlijsten, zoals ook gedaan is bij de omwonenden van 3M. Kan de staatssecretaris ons bijpraten over de voortgang die het RIVM maakt met het onderzoek?
Tot slot. De SP wil dat Chemours zijn uitstoot van tfa stopt. Als dit via een technische oplossing kan is dat beter, maar het gebrek daaraan mag geen excuus zijn om dit te blijven lozen. Deelt de staatssecretaris deze wens en, zo ja, wat kan zij doen om Chemours hier zo snel mogelijk toe te verplichten? Niemand zit te wachten op verder uitstel. Er worden allerlei onderzoeken naar zaken aangekondigd en dat is allemaal goed, maar er moet ook ingegrepen worden. Want nu worden mensen ziek. Nu gaan er mensen dood. Staatssecretaris, grijp in en doe dat snel.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Eerdmans van de fractie van JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank. Collega's, staatssecretaris. De overheid doet onvoldoende om de gezondheid van de omwonenden rond grote bedrijven te beschermen, ook niet als die bedrijven wel voldoen aan de regels. Dat is een pijnlijke conclusie uit het OVV-rapport. Dat was naar aanleiding van het onderzoek bij Chemours, de asfaltcentrale Nijmegen en Tata Steel IJmuiden. Het is dan extra zuur om in de brieven te lezen dat omwonenden van die bedrijven zich al lange tijd niet gehoord hebben gevoeld.
Tata heeft weliswaar jarenlang geroepen een goede buur te willen zijn, maar liet vervolgens lange tijd na om verbeteringen te laten zien. Zodoende zijn er bij Tata Steel meer dan 1.500 ongewone voorvallen per jaar die niet vallen onder een vergunning. Het vertrouwen in het zelfreinigend vermogen van Tata is bij de bewoners in de IJmond zo ver gedaald dat Stichting Frisse Wind inmiddels met eigen camera's activiteiten op het Tata Steelterrein 24 uur per dag filmt. Op YouTube kun je via de webcams van Stichting Frisse Wind, die vanuit Wijk aan Zee verschillende fabrieken filmen, zien wat er gebeurt. Ze melden zelf dat er per dag meerdere voorvallen te zien zijn, die ze vervolgens doorsturen naar de omgevingsdienst. Het toezicht op Tata moet dus blijkbaar worden overgenomen door bewoners. Zij moeten een oogje in het zeil houden. Dat is eigenlijk vrij ernstig. Ik wil graag een reflectie van de staatssecretaris: hoe kijkt zij daarnaar?
Een ander probleem is het kastje-naar-muursyndroom. De provincie of de gemeente is het bevoegd gezag bij milieudelicten, maar het Rijk heeft zelfs Europa nodig voor scherpere wet- en regelgeving. De gemeente verwijst naar de provincie, de provincie naar het Rijk en het Rijk weer naar Europa. Hoe komen we af van die verantwoordelijkheidsschuif? Ziet de staatssecretaris heil in het bij één loket c.q. één overheidslaag, te weten het Rijk, onderbrengen van het toezicht op dergelijke grote bedrijven?
Voorzitter. Discussies over Tata gaan vaak over klimaat, CO2 en groene staal, maar dan wordt verduurzaming verward met gezondheid, denk ik. Rond Tata is inmiddels een expertgroep gestart: de Expertgroep Gezondheid IJmond. Deze is ingesteld door de staatssecretaris en staat onder voorzitterschap van Marcel Levi. Wat JA21 betreft is dat een hele goede ontwikkeling. In zijn eerste advies benadrukt de expertgroep dat de overheid veel meer moet en kan doen om de gezondheid van bewoners te verbeteren: gezondheid systematisch meenemen in de afweging bij vergunningverlening en zorgen voor transparante en verifieerbare data die zijn gebaseerd, zoals al eerder werd gezegd, op metingen in plaats van berekeningen, zodat we een goed beeld hebben van de daadwerkelijke uitstoot van gevaarlijke stoffen. Andere grote bedrijven hebben misschien ook wel baat bij zo'n expertgroep. Is dat misschien een goed idee? Zoals Tata Steel zelf zegt, hebben die bedrijven zelf ook veel baat bij deskundig advies van buitenstaanders.
Voorzitter. Kooksfabriek 2 had al dicht moeten zijn. Dat vindt JA21 en de expertgroep wil dat ook, maar heel Tata de nek omdraaien helpt ons ook niet. Dat moeten we niet doen. Dat leidt tot een gigantisch banenverlies, zoals we allemaal weten: 11.000 banen direct en 30.000 indirect. Op mondiaal niveau zou het bovendien zelfs tot een verslechtering van de emissies kunnen leiden volgens deskundigen. Er liggen betere kansen en mogelijkheden in een ontwikkeling naar groen staal. Dat is volgens het RIVM een belangrijke ontwikkeling om minder fijnstof uit te stoten. Daarover gaat mijn laatste vraag. Als je kijkt naar de staatssteun in andere landen, in Zweden, Duitsland en Frankrijk, dan zie je dat het level playing field onder druk staat. Doen wij als Staat genoeg om Tata te steunen op weg naar meer groen staal en dus een betere luchtkwaliteit?
Voorzitter, ik ben benieuwd naar het antwoord op die vraag en daarmee sluit ik voor nu graag af.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Veltman van de VVD.
Mevrouw Veltman (VVD):
Voorzitter. De conclusie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid is helder: overheden doen te weinig om omwonenden te beschermen tegen de uitstoot van de industrie. Burgers hebben zorgen en voelen zich niet gehoord. De VVD neemt dit zeer serieus. Wat ons betreft moet het Rijk daarom alles in het werk stellen om de partijen in het stelsel hun werk goed te kunnen laten doen, omdat gezondheidseffecten beter meegewogen moeten worden. Omwonenden mogen verwachten dat de overheid zich hier maximaal voor inzet. De industrie moet opereren binnen de eisen van de vergunning. Ik vind dat we daarnaast het maximale van de bedrijven moeten vragen. Zij hebben de verantwoordelijkheid om schoon en circulair te gaan produceren. Tegelijkertijd is een transitie niet in één dag te maken en hebben we industrie nodig voor werkgelegenheid, maar ook voor de spullen die we elke dag gebruiken, het huis waarin we wonen en de auto waarin we rijden. Het sluiten van industrie en verlies van werk en inkomen kunnen ook leiden tot minder gezondheid en een lagere levensverwachting. Waar het om gaat, is dat mensen erop moeten kunnen vertrouwen dat zij wonen en leven in een gezonde omgeving, dat bedrijven en overheid hun uiterste best doen om de gezondheidsrisico's te minimaliseren en dat concrete verbeteringen worden bereikt. Wat de VVD betreft werken we aan een goed vestigingsklimaat voor bedrijven, maar óók aan de naleving van milieunormen en de bescherming van de gezondheid van omwonenden. Uitgangspunt daarbij is dat als bedrijven zich niet aan de vergunningen houden, daartegen moet worden opgetreden. Maar … Toen was er een vraag.
De voorzitter:
U mag uw alinea even afmaken, want volgens mij bent u halverwege een redenering.
Mevrouw Veltman (VVD):
Oké. Maar de regelgeving lijkt nu onvoldoende houvast te bieden om de gezondheid van omwonenden goed te beschermen.
De voorzitter:
De heer Gabriëls. Ja, hoor.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik was eigenlijk heel benieuwd wat mevrouw Veltman nu wilde gaan vertellen, want het gaat er vooral om dat dit nu ook binnen de vergunningen is ontstaan. Ik vraag me dus af of de VVD het met GroenLinks-Partij van de Arbeid eens is dat we ook de wet- en regelgeving zullen moeten aanpassen, omdat nu niet alleen binnen het stelsel bepaalde aanpassingen moeten plaatsvinden, maar het stelsel juist ook aangepast moet worden. Die vraag wil ik graag stellen.
Mevrouw Veltman (VVD):
Mijn laatste zin, waarmee ik afsloot, is het antwoord op die vraag: daar moeten we inderdaad naar kijken.
De voorzitter:
Prima. U continueert.
Mevrouw Veltman (VVD):
De maatwerkafspraken met Tata Steel, waarover vorige week een rapport is gepresenteerd, bieden in ieder geval de kans om aanvullend op de regelgeving de overlast voor omwonenden daar te verminderen. Hier zo snel mogelijk stappen in zetten is nodig. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer de afspraken gemaakt kunnen worden? Daarbij lijkt de voorkeursvariant van het kabinet, het voorstel met versnelde overlastreductie, ons de meest logische.
Er is ook verduidelijking van de wet- en regelgeving nodig om er beter voor te zorgen dat schade aan milieu en gezondheid wordt voorkomen. Hoe kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat bijvoorbeeld het voorzorgsbeginsel concreet kan worden toegepast voor het gebruik van stoffen waarover gegronde twijfels bestaan? De staatssecretaris werkt aan verbeteringen op dit vlak in de vergunningverlening. Wanneer kunnen we de concrete resultaten verwachten en wat kan er worden gedaan om aan de kant van het bevoegd gezag meer betrouwbare metingen van emissies te doen, waarbij er ook meer inzicht komt in de cumulatieve effecten van de stoffen op de gezondheid?
Voorzitter. Uitgangspunt voor de VVD is dat de Europese regelgeving leidend is voor normen. We hebben liever dat bedrijven hier schoon produceren dan dat ze dat elders vervuilend gaan doen. In Europa is recent ingestemd met een herziening van de Richtlijn industriële emissies, waarmee strenger toegezien kan worden op de best beschikbare technieken. Dit biedt een gelijk speelveld. Daarbij is het goed om te onderzoeken hoe eventueel van verouderde installaties met een redelijke termijn afscheid kan worden genomen. Kan de staatssecretaris vertellen hoe het proces van de implementatie van de herziening van de Europese richtlijn in Nederland eruitziet en wanneer zij resultaten verwacht met betrekking tot de best beschikbare technieken en de oude installaties?
Ten tweede moet gewerkt worden aan het op orde brengen van de kennis en de capaciteit van de omgevingsdiensten. Betere kennis van stoffen, technieken en innovaties is cruciaal om beter op te treden bij risico's voor gezondheid en milieu. Versterking van de omgevingsdiensten is bovendien nodig voor de maatwerkafspraken, want de behandeling van vergunningaanvragen voor nieuwe installaties waarmee bedrijven juist de slag naar duurzamer en schoner willen maken, duurt vaak te lang.
In het commissiedebat vroeg ik hoe van de expertise en kennis van bedrijven gebruik kan worden gemaakt door samen te werken, bijvoorbeeld op het punt van prioritering van zeer zorgwekkende stoffen. Door het integraler benaderen van zeer zorgwekkende stoffen, ook in relatie tot CO2-reductie, stikstofreductie en hergebruik van grondstoffen, kunnen wellicht betere keuzes worden gemaakt om het maximale positieve effect op de leefomgeving te bereiken. Kan de staatssecretaris hier nog eens goed naar kijken?
Tot slot is het van groot belang dat omgevingsdiensten, bevoegd gezag en bedrijven proactief en transparant communiceren over incidenten, zorgen en klachten. Vergunningen, toezicht en handhaving zijn vaak heel technisch en juridisch, maar alleen maar horen dat het allemaal past binnen de vergunning, doet geen recht aan de zorgen die mensen hebben. Alle partijen moeten aan het werk om deze kloof te dichten en om resultaten te laten zien. De gemeente Nijmegen doet zich voor als een goed voorbeeld. Wat kan hiervan worden geleerd en hoe gaat dit concreet onderdeel uitmaken van alle vervolgacties?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit hele mooie woorden van mevrouw Veltman van de VVD. Ik hoop ook dat deze omgezet worden in daden, in moties of amendementen, of in het steunen van amendementen of moties die door de Kamer worden ingediend. Mijn concrete vraag is dus ook: gaat u zelf ook voorstellen indienen of concrete ...
De voorzitter:
"Gaat mevrouw Veltman".
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Gaat mevrouw Veltman zelf concrete moties indienen of moties steunen die gaan langskomen, of blijft het bij de woorden die u heeft uitgesproken?
Mevrouw Veltman (VVD):
Allereerst, de woorden die ik heb uitgesproken, richten zich volgens mij juist op het boeken van concrete resultaten. Ik wil graag het gesprek hebben met u over wat er in moties staat, horen hoe de staatssecretaris erop reageert en de exacte teksten zien. Waar het volgens mij om gaat — daarbij treft de heer Gabriëls mij aan zijn zijde — is dat we met elkaar zien dat we die gezondheid betere en meer aandacht moeten geven. Hoe we dat op de meest effectieve manier doen, is belangrijk om naar te kijken. Daarvoor heb ik ook zelf een aantal concrete voorstellen gedaan.
De heer Bamenga (D66):
Ik hoorde mevrouw Veltman zojuist in het begin van haar betoog zeggen dat zij toch wel geschrokken is van de conclusies en dat de VVD de conclusies van de rapporten zeer serieus neemt. Ik wil graag aan mevrouw Veltman vragen: waar blijkt dat vervolgens uit? Wat doet de VVD met deze conclusies? Wat voor acties koppelt zij aan deze conclusies?
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik hoop dat de heer Bamenga mijn betoog heeft gehoord, want ik heb daarin een aantal voorbeelden genoemd van acties en stappen die gezet moeten worden om de gezondheid beter mee te kunnen wegen in de vergunningverlening en om daar dus op een meer serieuze manier mee om te gaan. Als voorbeeld heb ik genoemd dat, behalve dat een bedrijf zich aan de vergunning hoort te houden — dat is namelijk de basis — er verduidelijking moet komen op het gebied van wet- en regelgeving. De implementatie van de Europese richtlijn wordt hopelijk voortvarend opgepakt, waarbij we ook scherper kunnen vergunnen als het gaat om best beschikbare technieken. Ik heb het gehad over het voorzorgsbeginsel, waarvoor we ook met elkaar betere tools moeten hebben om dat goed toe te passen. Ik heb het ook gehad over oude installaties. Naast dat het om kennis gaat van stoffen, technieken en installaties, gaat het ook om een betere communicatie. Volgens mij is dat een hele lijst aan onderwerpen waarvan ik in ieder geval heb gezegd: dat moet beter.
De heer Bamenga (D66):
Aan mevrouw Veltman zou ik graag het volgende willen vragen. Ik hoor uw lijst met allerlei maatregelen. Maar wat gaan omwonenden morgen merken op het moment dat deze maatregelen worden uitgevoerd?
Mevrouw Veltman (VVD):
Een van de dingen die ik ook heb aangegeven, is dat de maatwerkafspraken er wat mij betreft zo snel mogelijk komen. Daarmee maken we ook concrete, op afrekenbare doelen afspraken over het verbeteren van de gezondheidseffecten of de reductie van de overlast. Wat mij betreft gebeurt dat ook zo snel mogelijk. Ook de andere onderwerpen, die ik net nog heb herhaald, kunnen volgens mij snel en concreet opgepakt worden. Dat kan minstens net zo snel en concreet als de voorstellen die u heeft gedaan in uw betoog — sorry, die meneer Bamenga heeft gedaan in zijn betoog.
De voorzitter:
Heel goed. Afrondend.
De heer Bamenga (D66):
Afrondend. Dank u wel voor de reacties. We willen voorkomen dat wij met allerlei maatregelen komen die uiteindelijk in de praktijk geen verandering brengen voor de kinderen, de ouderen en de gezinnen die hiermee te maken hebben, dus voor de omwonenden. Daarom stel ik deze vraag ook. Ik verwacht in ieder geval dat op het moment dat wij met moties komen die betrekking hebben op het strenge vergunnen, want u gaf aan ...
De voorzitter:
"Mevrouw Veltman gaf aan".
De heer Bamenga (D66):
Sorry, dat komt door al het enthousiasme. Mevrouw Veltman gaf aan dat de bedrijven zich aan de vergunningen moeten houden, maar dat is juist een van de problemen. Die vergunningen zouden juist strenger moeten zijn. Is mevrouw Veltman het ermee eens dat dat het geval is? Zal mevrouw Veltman een motie van D66 steunen die daartoe oproept?
Mevrouw Veltman (VVD):
Dat kan ik nog niet met zekerheid zeggen, omdat ik nog niet weet wat er exact in die motie staat. Ik heb een aantal uitgangspunten genoemd in mijn betoog, bijvoorbeeld dat wij Europese regelgeving belangrijk vinden voor een gelijk speelveld om te voorkomen dat bedrijven elders veel gaan produceren, terwijl we hen hier kunnen helpen met verduurzamen en schoon produceren. Als er moties komen waarin dat compleet wordt verlaten, zult u mij helaas niet aan de zijde van D66 treffen. Anderzijds heb ik volgens mij genoeg voorstellen gedaan waarmee u wel uit de voeten kunt. Er is een aantal mogelijkheden als antwoord op uw vraag over wat er dan concreet moet gebeuren. We kunnen daar met elkaar gewoon hard mee aan de slag. Daar treffen wij elkaar, omdat we beiden vinden dat die gezondheid serieus aandacht hoort te krijgen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik vond het interessant en natuurlijk ook goed om te horen dat mevrouw Veltman de Europese richtlijnen in haar betoog noemde. Maar ik zie op het Europese speelveld de neiging om te zeggen dat we stoffen die niet meer uit het milieu gaan, niet moeten produceren; we zouden daar de vergunning scherp op moeten afstellen. Ik gaf net in een interruptiedebat met de heer Boutkan al aan dat het voor provincies en bevoegd gezag best wel ingewikkeld is. Is mevrouw Veltman het eens met mij dat wij in Nederland, voorsorterend op die scherpere Europese richtlijnen en wetgeving, al richting zouden moeten geven aan die provincies en het bevoegd gezag, zodat zij daar rechtszekerheid uit kunnen halen; dat wij vanuit de Kamer moeten aangeven wat provincies, zonder last te hebben van rechtszaken, al mogen doen?
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik weet nog niet hoe het pfas-verbod, waar in Europees verband aan wordt gewerkt, er exact uitziet. Dat maakt het moeilijk om daar op vooruit te lopen. Wat ik daarnet wel ook heb genoemd, is dat je überhaupt kunt kijken naar het voorzorgsbeginsel, dat we nu al kennen in de wet en waar de Omgevingswet ook duidelijk over is. Laten we zorgen dat het voorzorgsbeginsel goed toegepast kan worden op het moment dat we twijfels hebben over een stof, zeker omdat we ook de gelegenheid hebben om stoffen te toetsen bij het RIVM.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Daar zijn we het over eens. Het nadeel van het voorzorgsbeginsel is natuurlijk dat het zoals ieder rechtsbeginsel best breed is. Het is voor het bevoegd gezag heel moeilijk te duiden of het bezig is met het voorzorgsbeginsel als het strenger vergunt of dat het zijn boekje te buiten gaat en kan worden teruggefloten door de rechter. Dat probleem zien we nu bij de provincies. Mijn voorstel zou zijn om voorsorterend op niet alleen REACH, waarin het pfas-verbod aan de orde zal komen, maar juist ook op RIE, de richtlijn die mevrouw Veltman net zelf noemde, al aan provincies aan te geven dat ze scherper mogen vergunnen, omdat dat de tendens is die we zien in Europese regelgeving.
Mevrouw Veltman (VVD):
Als het om de Richtlijn industriële emissies gaat, wil ik best met mevrouw Koekkoek bekijken hoe dat loopt. Zij geeft ook aan dat onduidelijk is hoe het voorzorgsbeginsel goed kan worden toegepast. Dat is een van de dingen waar ik net om heb gevraagd: laten we met elkaar zorgen voor verduidelijking van de wet- en regelgeving die er nu is.
De voorzitter:
Het lid Kostić, dacht ik. Ik wil geen ruzie maken.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben blij te horen dat de VVD de wet- en regelgeving die er nu is, wil verduidelijken. Alleen horen we dit advies al een tijdje van juristen. Het enige wat we van de staatssecretaris terugkrijgen is "we doen er onderzoek naar" en "we verkennen". Ik kan me nog heel goed herinneren dat dit voor het eerst werd opgeworpen en uiteindelijk terechtkwam in een actieplan voor Tata Steel. Daarbij werd ook toegezegd dat er bekeken zou worden hoe we de lagere overheden daarin kunnen helpen. Kan de VVD met mij meegaan als wij vandaag samen tot een voorstel komen waarin wij de staatssecretaris oproepen om niet te onderzoeken, maar waarin we haar concreet de opdracht geven om wet- en regelgeving te concretiseren en lagere overheden meer aanknopingspunten te geven voor het invullen van de wet- en regelgeving in lijn met wat we allemaal willen, namelijk het beter borgen van de gezondheid van mensen?
Mevrouw Veltman (VVD):
Het lid Kostić en ik zijn het erover eens dat er veel stappen te zetten zijn, dat we die vooral concreet moeten maken en dat we dat ook moeten gaan doen. Daarvoor zitten wij hier volgens mij allemaal, nu en in de toekomst. We staan hier ook om de staatssecretaris daarop te bevragen. Als we stappen zetten, zorgen we dat er voortgang is en dat daar op tijd terugkoppeling over plaatsvindt, zodat we daadwerkelijk het verschil kunnen maken voor de omwonenden van de industrie. Daar zijn we het volgens mij over eens.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ga er maar even van uit dat dat een ja is, en niet een klassieke politieke poging om eromheen te draaien en vervolgens niks te doen. Dat gaan we straks zien als we daadwerkelijk moeten stemmen. Nogmaals, ik doe de handreiking om vooral naar ons toe te komen en te bekijken hoe we samen echt een stap kunnen zetten.
Ik heb een tweede vraag. De opmerking "liever hier schoon dan elders viezer" triggerde me. Het is een beetje een proefballonnetje. Waar baseert de VVD het op dat het elders in Europa per definitie sowieso viezer zou zijn? Ik heb nog geen enkel rapport gezien dat met concreet bewijs daarvoor komt.
Mevrouw Veltman (VVD):
Het lid Kostić zei: ik beschouw dit als een ja. Ik weet niet meer precies waar dat over ging, maar als het gaat om ervoor zorgen dat dingen concreet worden en dat er voortgang is, mag het lid Kostić dat als een ja beschouwen.
Wat ik heb bedoeld met "liever hier schoner produceren dan elders vervuilend" is dat de VVD er voorstander van is dat we normen op Europees niveau inregelen en afspreken. Op het moment dat je dat niet doet, kan het een bedrijf door de nationale regels in Nederland te warm onder de voeten worden. Dat bedrijf kan dan denken: we krijgen het veel te moeilijk en gaan wel naar een ander land in Europa waar die regels niet of nog niet gelden. Ik denk dat we dan het paard achter de wagen aan het spannen zijn. Volgens mij hebben we de industrie keihard nodig voor de economie, de banen en alle spullen die we gebruiken, en willen we die ook behouden in Nederland.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat is een mooi bruggetje. Ik wil de VVD erop wijzen dat we in Europa meerdere staalfabrieken hebben, die inderdaad ook aan de Europese regels moeten voldoen, die een stuk schoner zijn dan Tata Steel. Tata Steel is het vieste jongetje van Europa als het gaat om zorgwekkende stoffen. Ik wil de VVD laten reflecteren op de casus-Kooksgasfabriek 2 van Tata Steel. We zien dat Tata Steel al jarenlang niet kan voldoen aan de Europese regelgeving over rauwe cokes. Vanwege onze afspraken met Europa en qua level playing field zou het naar al die andere staalfabrieken in Europa eerlijk zijn dat we dat onderdeel van Tata Steel afstoten. Het is eigenlijk al decennialang te oud. Is de VVD het met mij eens dat we dat onderdeel nu gewoon zouden moeten sluiten en dat we de belastingbetaler niet moeten laten betalen voor het achterstallige onderhoud?
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik vind het vooral belangrijk dat wij samen met de industrie stappen zetten naar een schonere en duurzamere productie. Ik ben ervan overtuigd dat dit samen kan. Ik ben er ook van overtuigd dat het in eerste instantie niet goed is voor de omwonenden, en in tweede instantie niet voor het behouden van de industrie in Nederland, als je dit niet doet en de boel op z'n beloop laat. Ik denk dat het kan samengaan.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nog een simpele vraag tot slot. Wat vindt mevrouw Veltman van de actieagenda die door de staatssecretaris is gepresenteerd?
Mevrouw Veltman (VVD):
Ik ben daar net wel enigszins op ingegaan door een aantal onderwerpen uit die actieagenda langs te lopen. Ik denk dat er op zich goede dingen in staan, maar het is heel belangrijk dat we met elkaar zorgen dat er dingen gebeuren en dat het ook tot resultaten komt.
De voorzitter:
Prima. We gaan luisteren naar de heer Flach van de Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Op tweede paasdag was ik met mijn gezin bij mijn vader en moeder in de Alblasserwaard. Met mijn broers en zussen en neefjes en nichtjes is dat een jaarlijkse traditie. Mijn moeder maakt vele tientallen broodjes klaar, maar ik moet u zeggen dat haar broodje ei, van hun eigen hobbykippen, me dit jaar echt veel minder goed smaakte met het advies van het RIVM en de GGD Zuid-Holland Zuid in het achterhoofd.
Voorzitter. Normaal staat de SGP op de bres voor het vestigingsklimaat in Nederland, maar vandaag wil ik het vooral hebben over de volksgezondheid. De SGP legt zich namelijk niet neer bij schadelijke pfas in oppervlaktewater of in eieren, of in een roetlaag op glijbanen. De oplossing is daarbij niet een samenleving waarin we alle fabrieken sluiten en alleen producten importeren waarmee we ons eigen straatje hebben schoongeveegd. Dan houden we het hier schoon, maar wordt elders het vieze werk voor ons opgeknapt. De oplossing zou veel fundamenteler moeten zijn. We moeten terug naar een in mijn ogen heel normale balans tussen het schoonhouden van onze leefomgeving, met gezondheidseffecten voor alle Nederlanders, en productie. En dat kan.
Voorzitter. De OVV-analyse is glashelder: toezichthouders waren meer gericht op een goed proces dan op het doel, namelijk bescherming van de volksgezondheid. Het kan niet zo zijn dat het bevoegd gezag pas in actie komt als omwonenden aan de bel trekken. Toch was dat hier het geval. De staatssecretaris ziet het probleem, maar de voorgelegde actieagenda vindt de SGP onvoldoende. Te veel verkenning in plaats van maatregelen.
Het toezicht op de industrie ís een grote kluif, maar we kunnen een slag maken als overheden niet steeds zelf het wiel moeten uitvinden. Zo is er digitale infrastructuur nodig voor het beter delen van kennis en informatie over schadelijkheid van stoffen. Aan die kennis ontbreekt het vaak. Hoe gaat de staatssecretaris hiervoor zorgen? Wordt er ook gekeken naar versterking van de wettelijke adviestaak van de ILT richting bevoegde gezagen?
Voorzitter. De Gezondheidsraad geeft aan dat de gezondheid steviger verankerd moet worden in het omgevingsbeleid door concretisering van doelen die verder gaan dan de verouderde Europese luchtkwaliteitsnormen. Anders kun je die belangen moeilijk meewegen bij vergunningverlening. Hoe wordt dit opgepakt?
De OVV wijst op gebrek aan aandacht voor stoffenconcentraties op leefniveau, zeg maar de achtertuin van omwonenden. Met de toepassing van de best beschikbare technieken ben je er nog niet. Gaan we bijvoorbeeld de neerslag van stoffen op speeltoestellen meenemen bij toetsing? Gaan we normen voor zeer zorgwekkende stoffen cumulatief toetsen per stofgroep in plaats van individueel? Wordt er gewerkt aan indicatieve normen voor die zeer zorgwekkende stoffen waarbij omgevingsnormen nu ontbreken?
Overheden weten niet hoever ze mogen gaan wat betreft best beschikbare technieken. Hoe kunnen ze beter ondersteund worden bij het beoordelen van het aspect kosteneffectiviteit? De SGP hoort graag hoe bij persistente potentieel zeer zorgwekkende stoffen eerder het voorzorgsprincipe kan worden ingezet. Worden deze stoffen meegenomen in het Impulsprogramma Chemische Stoffen? Kunnen we leren van andere landen die bij de regels voor industriële emissies niet zozeer het verschil maken tussen die al dan niet potentieel zorgwekkende stoffen? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het voorstel om de minimalisatieverplichting door te trekken naar stoffen die vanuit REACH met restricties te maken hebben? Wat betreft pfas wordt er gewerkt aan een verbod. Dat is heel goed. Richt de staatssecretaris zich daarbij op de schadelijke pfas en niet op ongevaarlijke fluorpolymeren die moeilijker vervangbaar zijn?
Voorzitter. De SGP is ontevreden over het inzicht dat bedrijven geven in emissies. Als een bedrijf in het milieujaarverslag jaar op jaar dezelfde gedetailleerde uitstootcijfers weergeeft, kan dat niet kloppen. De daadwerkelijke lozingen van pfas in het stroomgebied van de Maas bleken veel hoger te zijn te zijn dan de vergunde lozingen. Wat gaat hier mis? Hoe gaan we ervoor zorgen dat daadwerkelijke emissies veel meer en adequater gemeten en gemonitord worden?
Tot slot heb ik nog één zin over Chemours. Het RIVM doet een verkennend onderzoek naar de behoeften en zorgen van inwoners. Daar kan het niet bij blijven. Wordt dit onderzoek breder getrokken naar de effecten op gezondheid?
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik ben heel erg blij met dit betoog van de heer Flach. Ik vroeg me af of de heer Flach een motie van GroenLinks-PvdA over het meenemen van een gezondheidseffectrapportage in vergunningverlening, zodat gezondheid beter geborgd is, zou steunen.
De heer Flach (SGP):
Die motie heb ik nog niet gezien, maar die ga ik zeer welwillend lezen.
De voorzitter:
Prima, heel goed. Mevrouw Koekkoek van de fractie van Volt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. De Onderzoeksraad voor Veiligheid concludeert dat het mogelijk en noodzakelijk is om burgers beter te beschermen. Mogelijk en noodzakelijk, het kan en het moet. Ik was vorige week op bezoek bij mensen in de omgeving van Chemours. Wat mij daar heel erg raakte, waren de gesprekken die we hadden over hoe dit je dagelijkse leven beïnvloedt, dat je bij ieder kopje thee of koffie dat je zet, denkt "misschien neem ik nu die slok die net de druppel is waardoor mijn gezondheid permanent verslechterd wordt" en dat je bij de plas staat waar je kinderen zomervakantie vieren maar je daar niet meer met hen kan zwemmen omdat je het gewoon niet weet. Zo'n dagelijkse zorg, die druk, daar moeten we vandaag een eind aan maken. We hebben vandaag echt een kans om iets te betekenen voor de gezondheid van mensen.
Als eerste zou ik graag een reflectie willen vragen aan de staatsecretaris. Wat ik zie, is dat er twee bedrijven veel in het nieuws zijn, namelijk Chemours en Tata. Die hebben vergelijkbare problemen, ook waar het gaat om gezondheidsproblemen voor bewoners, maar hebben tegelijkertijd hele verschillende houdingen. Ik vind het echt belachelijk dat we zo veel publiek geld in rechtszaken moeten steken richting Chemours. Zouden we dat geld niet veel beter aan de omgevingsdiensten kunnen geven en zouden we niet veel beter wetgeving kunnen aanscherpen zodat de provincies echt iets tegen vervuiling kunnen doen? Hoe kijkt de staatsecretaris aan tegen het aanscherpen van het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving die onder de Omgevingswet liggen? Er komt namelijk scherpere wetgeving uit Europa aan en mij lijkt dat we nu vooruit kunnen lopen en we provincies een duidelijk instrument kunnen geven zonder dat we een heel erg lang traject moeten doorlopen om een wet te veranderen. Daarnaast zou Volt graag zien dat potentieel zeer zorgwekkende stoffen behandeld worden als bewezen zeer zorgwekkende stoffen. Hierop krijg ik graag een reactie.
Het wordt tijd dat de onderzoeksagenda een actieagenda wordt. In het OVV-rapport wordt er veel gesproken over het voorzorgsprincipe. Volgens mij moeten we dat concreet maken. De aanpak die we kennen ten aanzien van hoe medicijnen werken, zouden we ook moeten toepassen bij het ontwikkelen van chemische stoffen. Bij een medicijn kijken we eerst in het klein wat het doet voor de gezondheid van de mens, voordat we het op grote schaal gaan produceren. Zo zouden we dat voorzorgsbeginsel ook moeten invullen als het gaat om chemische stoffen. Ik vraag de staatssecretaris om een reactie op dat idee en of we dat ook in wetgeving kunnen verankeren.
Daarnaast moet de onderzoeksagenda worden uitgebreid, want hier schiet het actieprogramma echt tekort. We kijken nu immers naar bodem en naar water, en niet naar mensen. Ik roep de staatssecretaris op om middelen te reserveren voor een groter onderzoek, als vervolg op het RIVM-onderzoek dat nu loopt. Ik zou graag zien dat de staatssecretaris in de komende drie maanden met een meer planmatige aanpak komt voor gezondheidsonderzoek op het moment dat het RIVM het huidige studietraject heeft afgerond. Ik zou ook graag horen of zoiets mogelijk is en of we daar de middelen en de mensen voor zouden kunnen reserveren. Daarnaast zou ik graag zien dat er een brede onderzoeksagenda komt waarin we ook de cumulatieve gezondheidseffecten kunnen opnemen. Is de staatssecretaris hiertoe bereid?
Voorzitter. Dan specifiek over Chemours en Tata. Er is behoefte aan betere coördinatie rondom pfas en we kunnen daarbij leren van goede ervaringen in Zeeland. Ik pleit daarom voor het inrichten van een interdepartementaal aanspreekpunt voor de lokale overheden voor Chemoursproblematiek. Is de staatssecretaris bereid dit te regelen?
Voorzitter. Dan tot slot over Europa. Ik sluit me aan bij de collega's die hun zorgen hebben geuit over het gelijke speelveld. Eerder in het debat uitte ik al mijn zorgen over de vergunning die nu wordt gegeven voor Chemours in Lille. Ik denk dat dat een slechte zaak is. Niet alleen zou ik van de staatssecretaris graag informatie krijgen over hoe het daar loopt, maar ik hoop ook heel erg dat zij daar een stokje voor steekt en dat zij de lessen die wij hier leren, overbrengt naar Lille.
Tot slot vind ik dat wij veel sneller de lijst van beste beschikbare technieken ambitieuzer op Europees niveau moeten insteken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij zich daarvoor gaat inzetten.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Keijzer van de fractie van BBB.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Dank u, voorzitter. Bij emissieregulering ligt de nadruk vaak op technieken en economische haalbaarheid. Dat blijkt uit het onderzoek van de OVV. Wat omwonenden zelf belangrijk vinden, is bescherming tegen de blootstelling op leefniveau. Daarmee raken we meteen de kern van het omgaan met risico's. Omgaan met risico's vraagt immers altijd om een belangenafweging. Het is onrealistisch om een risico voor de volle honderd procent af te dichten, zonder rekening te houden met andere relevante factoren. Bij verantwoorde regulering wordt rekening gehouden met alle belangen die spelen; die belangen zijn groot. Een gezond land heeft een gezond vestigingsklimaat nodig. We hebben behoefte aan werkgelegenheid en economische groei. De juiste vraag over het reguleren van uitstoot is wat ons betreft dan ook: hoe kunnen we industriële emissie zo regelen dat rekening wordt gehouden met de veiligheid van omwonenden, terwijl ook de economische belangen in het oog worden gehouden? Werk is namelijk ook in het belang van omwonenden. Zo doen we recht aan een gezonde samenleving die een schone en veilige industriële bedrijvigheid nastreeft.
Op pagina 9 van het OVV-rapport wordt de noodzaak van deze balans erkend. Ook in de actieagenda van de minister naar aanleiding van dit rapport, waarvoor dank, wordt het waarborgen van het vestigingsklimaat aangekaart. Hier staat tevens in dat duidelijke doelen op het gebied van ondersteuning door de overheid kunnen helpen. Weet de staatssecretaris trouwens dat er momenteel veertien verschillende instanties met verschillende expertise iets moeten vinden van Tata? Is de staatssecretaris het met mij eens dat er eerst eens een duidelijke en gestroomlijnde regie moet komen op basis van handhaving en toezicht van bestaande regelgeving voordat we ons committeren aan weer meer en nieuwe regels?
Voorzitter. Luchtverontreiniging is slecht voor de gezondheid; dat zal niemand ontkennen. De grote vraag is wat ons perspectief is. Het gaat altijd om de verhouding. Dat geldt ook voor emissie. Voor fijnstof en stikstofdioxide voldoet Nederland bijvoorbeeld aan strenge internationale normen. Sinds de jaren tachtig zijn er verbeterprogramma's met nieuwe technieken die daaraan hebben bijgedragen. Dat is het perspectief waarin wij rapporten als die van de OVV en het RIVM beoordelen. De onderzoeksbevindingen sporen aan tot verbeteringen. Het is nodig om die op te pakken, maar wel op een verstandige manier en zonder de schijn te wekken dat er ultieme oplossingen mogelijk zijn voor risico's zonder dat rekening wordt gehouden met alle andere belangen die spelen. Het is belangrijk om de mate van luchtverontreiniging in perspectief te zetten. De concentratie van fijnstof en stikstofdioxide in de binnenstad van Rotterdam is bijvoorbeeld twee keer zo hoog in vergelijking met die in de omgeving van Tata Steel. We hebben ook eerder een motie ingediend om de luchtverontreiniging in grote steden mee te nemen.
In het rapport lees ik op pagina 57 dat de luchtkwaliteit in de IJmond voldoet aan de wettelijke grenswaarden. Ik vraag de staatssecretaris dus: vindt ze dat de wettelijke grenswaarden niet voldoen aan de minimale gezondheidscriteria die nu gelden? En zo ja, is de staatssecretaris dan van plan om deze grenswaarden te verhogen en hoe verhoudt zich dat dan tot het gelijke speelveld, dat hier vandaag een aantal keer voorbij is gekomen? Weet de staatssecretaris of de genoemde bedrijven hun bedrijfsvoering hierop zouden moeten aanpassen en of deze bedrijven die aanpassingen ook kunnen dragen, ook in termen van eerlijke concurrentie?
Voorzitter, tot slot.
De voorzitter:
Maak het maar even af voordat u de interruptie beantwoordt.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Industriële bedrijvigheid gaat per definitie gepaard met processen die schadelijke effecten veroorzaken. Deze processen op nul zetten en alle risico's uitschakelen, betekent het einde van die industrie. Die kant wil mijn fractie niet op. Wij benadrukken wel dat het noodzakelijk is om stappen te zetten naar een schonere en veiligere productie. De veiligheid en gezondheid van burgers wegen daarbij nadrukkelijk en zwaar mee. Op die manier kunnen we een mooi Nederland vormgeven, waarin inwoners zich beschermd weten, maar onze kenniseconomie en maakindustrie groeien en bloeien.
Dank u.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik twijfelde even om mevrouw Keijzer hierop te bevragen, maar zij noemt luchtkwaliteitszaken als de binnenstad van Amsterdam en Rotterdam. Daarvan weet ik dat zij heel hard bezig zijn om die luchtkwaliteit te verbeteren, met milieu-emissiezones, waar BBB heel kritisch op is, en misschien zelfs wel op tegen is. Maar dan is mijn vraag: hoe denkt mevrouw Keijzer over het verbeteren van de luchtkwaliteit rondom grootschalige veehouderijgebieden in Zuidoost-Brabant of Noord-Limburg?
Mevrouw Keijzer (BBB):
Deze zag ik niet aankomen, voorzitter.
De voorzitter:
Nee, dat is ook niet het onderwerp van vandaag.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Nee. Dat lijkt mij toch ook heel bijzonder. In zijn algemeenheid geldt voor alles: probeer je goed te verplaatsen in de omwonenden en hou je aan de wetten. Zo ingewikkeld is het niet. Maar zo ken ik ook wel weer de fractie van de PvdA en GroenLinks: elke keer weer proberen die belangen op zo'n manier tegenover elkaar te zetten. Stop daar toch eens mee, zou ik willen zeggen. Laten we het hebben over het onderwerp wat hier aan de orde is, en laten we met elkaar kijken, zoals ik aan het eind van mijn betoog ook zeg, hoe we zaken kunnen verbeteren, zonder uit het oog te verliezen dat we hier wel ons brood moeten verdienen. Dat betekent uiteindelijk immers ook dat we hier in de Kamer al die dingen die we belangrijk vinden, kunnen betalen uit belastingopbrengsten.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Het tegenover elkaar zetten van belangen deed mevrouw Keijzer zelf door inderdaad te vergelijking tussen de binnensteden en Tata te maken. Dat wil ik ten eerste zeggen. Maar ten tweede stel ik dan een vraag gericht op een oplossing. Mevrouw Keijzer heeft benoemd dat ze graag zaken wil aanpakken binnen de huidige regelgeving. Prima, daar zijn we het mee eens. Is mevrouw Keijzer ook bereid om, als het nodig is, regelgeving aan te passen, zodat omgevingsdiensten beter kunnen handhaven? Dat geldt dus niet alleen binnen de bestaande regelgeving, maar de vraag is om ook de huidige regelgeving aan te scherpen. Er ligt een aangenomen motie, die ook door BBB ondersteund is. Het gaat er bijvoorbeeld om het voorzorgsprincipe niet alleen qua inhoud te verbeteren, maar ook om de wetgeving te verbeteren en beter te definiëren, zodat omgevingsdiensten ze beter kunnen handhaven en beter aan de gezondheid van omwonenden kunnen denken. Dit is een concrete vraag die geen belangen tegenover elkaar zet.
Mevrouw Keijzer (BBB):
De heer Gabriëls maakt een gebaar met z'n handen van: laat maar. Maar doe het dan ook niet zo, zet niet op zo'n manier sectoren tegenover elkaar. Het voorbeeld noemde ik om aan te geven dat in een binnenstad de niveaus twee keer hoger zijn. Dat je vervolgens ook kijkt wat je daar kan doen, is evident.
Voorzitter. Om dus terug te komen op de vraag: op de vraag "ben ik van mening dat je je aan de regels moet houden?", zeg ik ja. Ben ik van mening dat je moet aanscherpen? Ja, waar dat kan. Natuurlijk. Maar door een aantal sprekers is hier vandaag ook aandacht gevraagd voor een gelijk speelveld. Regel het niet zo dicht dat je uiteindelijk al je bedrijvigheid kwijtraakt, of dat je het zo duur maakt dat het de concurrentie met het buitenland niet aankan, want dan heb je nog niets.
Voorzitter. Tot slot het voorzorgsprincipe. Dat vind ik altijd een ingewikkelde. Het klinkt altijd zo goed, maar je moet ook hier weer opletten: wat vloeit er uiteindelijk uit voort? Een betrouwbare overheid is een betrouwbare overheid richting de burgers, maar ook richting bedrijven. Je kunt niet tegen bedrijven zeggen: vandaag heeft u deze vergunning, en hup, volgende week doen we net even een andere vergunning. In het Impulsprogramma Chemische Stoffen staat heel mooi uitgewerkt, wat mij betreft, hoe je om moet gaan met dat voorzorgsprincipe. Ik ga het hier niet allemaal voorlezen; de heer Gabriëls kan dat zelf lezen. Maar ook dat is een genuanceerde manier van per geval kijken wat je daarin kunt doen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Mijn laatste interruptie dan, voorzitter, als het mag. Ik constateer dat mevrouw Keijzer zegt dat ze vooral binnen de huidige wetgeving wil kijken en dus niet de wetgeving ten aanzien van bijvoorbeeld het voorzorgsprincipe zou willen aanpassen, of de opdracht zou willen geven daartoe, iets waar alle omwonenden, alle omgevingsdiensten en alle overheden en provincies wél om vragen.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Ik heb in het interruptiedebat met de heer Boutkan, die veel verstand van zaken heeft wat dit onderwerp betreft, juist heel genuanceerd horen zeggen dat dit verschilt, per bedrijf, per wet en per stof. Dus in z'n algemeenheid kan je dat niet zo zeggen. En ik heb hier helemaal niet gezegd dat het binnen bestaande wetten moet. Ik heb zelfs net gezegd dat je, waar het scherper kan, moet kijken of je dat met elkaar kunt bereiken, natuurlijk, uiteraard. Maar laten we met elkaar — dat is trouwens ook een betrouwbare overheid; dat zat ook in mijn betoog — niet net doen alsof we het met ingang van morgen allemaal vele malen scherper en strenger kunnen doen. De vraag is of dat uiteindelijk juridisch kan, maar de vraag is zelfs of dat uiteindelijk bereikt wat omwonenden willen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik probeer even scherp te krijgen wat mevrouw Keijzer hier precies wil. Want ze zegt eigenlijk dat ze de gezondheid beter wil beschermen, maar daar waar het kan. Dan wil ik even precies weten wat dat "kan" betekent. Juridisch, check; dat snap ik en daar gaat iedereen van uit. Er waren hier ook een aantal juristen die vertelden hoe het wel kan. Is dat de voorwaarde of is er daarbovenop nog een voorwaarde? Als het een juridische voorwaarde is, dan hebben we een aantal knappe koppen die al een aantal aanbevelingen hebben gedaan. Dan vraag ik de BBB of ze daar in ieder geval mee in zou willen stemmen.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Naast het juridische is daarbij ook het technische van belang. Ik kom er toch maar eventjes op: "De toepassing van het voorzorgsbeginsel is dus alleen gerechtvaardigd wanneer er aan drie noodzakelijke voorwaarden is voldaan: de bepaling van de potentieel schadelijke gevolgen, de evaluatie van de beschikbare wetenschappelijke gegevens en de mate van wetenschappelijke onzekerheid." Ik voeg de financiële component er ook maar aan toe, want als het juridisch en technisch gezien kan, maar het uiteindelijk zo duur wordt dat we een industrie om zeep helpen, dan vind ik het nog wel waard om met elkaar de afweging te maken of we zo ver moeten gaan. Ik heb daar twee redenen voor. De eerste is economisch: gewoon werkgelegenheid in Nederland. Twee: als het vervolgens over de grens wél vergund wordt, wat heb je dan uiteindelijk in het kader van het algemeen belang — dat is waar wij hier voor staan — met elkaar bereikt?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dan kom je dus op het punt dat je ziet dat zelfs de Europese regelgeving, in de vorm van de Richtlijn industriële emissies, aan de lidstaten de ruimte biedt om strenger te vergunnen, dus aan alle lidstaten. Dan zie je dat er zowel op rijksniveau als op regionaal niveau een situatie ontstaat waarin wij denken: "Oké, wat gaan we doen? Hoe kunnen we dit doen?" Die mogelijkheid is er, maar het wordt door het Rijk niet gedaan. De lagere overheden willen het en wachten op een soort instructie van het Rijk, maar het Rijk blijft verzanden in allerlei onderzoekjes en verkenningen.
De voorzitter:
Uw vraag?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Omdat je van Europa strenger mag vergunnen — dat is het level playing field — kan het zo zijn dat er ergens anders in Europa een slimme overheid is die denkt: ik wil mijn burgers beter beschermen, dus ik ga inderdaad strenger vergunnen.
De voorzitter:
Uw vraag?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Bent u het met ons eens dat als dit geldt, er sowieso sprake is van een level playing field?
Mevrouw Keijzer (BBB):
Nee. Een level playing field betekent, althans in mijn definitie, dat je een gelijk speelveld hebt voor bedrijven. Dus als er een mogelijkheid is om strengere regelgeving van toepassing te verklaren en de meeste Europese landen dat niet doen, of de Europese landen waar desbetreffende industrie aanwezig is dat niet doen, en je het als Nederland wel doet, dan heb je je industrie uiteindelijk de nek omgedraaid. Die wordt dan namelijk weggeconcurreerd. Dit is natuurlijk een verhaal in het kader van een debat dat gaat over de veiligheid van omwonenden, zeg ik richting meneer Gabriëls. Dat verhaal voelt ongemakkelijk, maar is wel onderdeel van de bredere afweging die wij hier met elkaar moeten maken in het kader van het algemeen belang.
De voorzitter:
Afrondend.
Kamerlid Kostić (PvdD):
We moeten niet doen alsof we moeten kiezen tussen sluiting of openzetten als we moeten kiezen tussen voldoende werkplekken of niet. Er zijn namelijk meer dan genoeg werkplekken voor onder andere Tata Steel; daar is onderzoek naar gedaan. Mijn laatste vraag is dan toch als volgt. Gezien BBB weet dat Europa iedereen de kans biedt om de gezondheid beter te beschermen — dat zijn gewoon Europese regels voor elke lidstaat; die gelden voor ieder bedrijf en voor elke overheid — is BBB dan bereid om samen met ons de stap te nemen om te kijken hoe we binnen de kaders van de Europese wet- en regelgeving de gezondheid beter kunnen beschermen? Zullen we straks samen gaan zitten met dat doel voor ogen?
Mevrouw Keijzer (BBB):
In z'n algemeenheid kan ik hier gewoon geen ja of nee op zeggen. Als u mij daartoe dwingt, dan zou ik nu nee zeggen, omdat ik niet weet wat andere Europese landen doen. Als je het serieus meent en het doel nastreeft dat het lid Kostić hier te berde brengt, dan zul je met de collega-lidstaten waar de desbetreffende industrie aanwezig is, juist op zoek moeten gaan naar regelgeving die dan overal voor geldt. Dat gebeurt nu trouwens ook op het gebied van pfas. Daarvoor wordt gekeken of je in gezamenlijkheid tot regelgeving kunt komen. Dat is trouwens nog ingewikkeld, want zoek daar maar eens een alternatief voor. Dat moet trouwens uiteindelijk zeker wel, hoor; begrijp me niet verkeerd.
De heer Bamenga (D66):
Ik hoor BBB zeggen: het is de vraag wat er juridisch mogelijk is en wat er juridisch kan om vervolgens uiteindelijk te kunnen handelen. Ik heb hier een motie voor me liggen die in oktober vorig jaar is ingediend. Daarin verzoeken wij juist om alle juridische mogelijkheden in kaart te brengen. Ik heb gezien dat de BBB toentertijd tegen heeft gestemd. Betekent dit dat de BBB, met alle rapporten die inmiddels bekend zijn, er nu wel voorstander van is om daar juridisch verder naar te kijken?
Mevrouw Keijzer (BBB):
Het nadeel van elke dinsdag 500 moties behandelen, is dat je het op een gegeven moment niet meer precies weet. Ik vind het dus lastig om hier nu antwoord op te geven naar aanleiding van een motie die ooit is ingediend en die, zo begrijp ik, door ons zelfs niet gesteund werd. Ik vind dat ik de heer Bamenga zo geen recht doe. Dat spijt me eigenlijk. Zou hij de vraag anders los van de motie kunnen formuleren? Dat hoort eigenlijk niet, hè, voorzitter?
De heer Bamenga (D66):
Even los van de moties: er zijn een aantal vraagstukken. Mevrouw Keijzer geeft kennelijk ook aan dat het belangrijk is dat de overheid betrouwbaar is, richting de bedrijven maar ook richting de burgers. Het is de taak van de overheid om de gezondheid van burgers te beschermen. Dat gebeurt nu, met de huidige regelgeving, onvoldoende. Is de BBB bereid om samen met ons te kijken naar de mogelijkheden die er zijn om er juist voor te zorgen dat wetgeving zo wordt ingericht dat die inderdaad de burgers, de omwonenden, de kinderen en de ouders beter beschermt?
Mevrouw Keijzer (BBB):
Dit is een beetje dezelfde vraag als die van het lid Kostić. Ik heb daarover gezegd dat het een hele algemene, brede vraag is, waarvoor een aantal voorwaarden gelden. Maar we staan hier met elkaar wel een debat te voeren waarbij gezondheid van omwonenden belangrijk is. Dus ja, natuurlijk willen wij dat. Maar nogmaals: het moet juridisch kunnen. Dat gaan we dan aanpassen. Dan speelt vervolgens wel nog de vraag of het technisch en financieel kan, in het kader van het gelijke speelveld. Dat is wel de afweging die moet worden gemaakt.
De voorzitter:
Ja, prima. Meneer Bamenga, afrondend.
De heer Bamenga (D66):
Afrondend. Wat betreft het gelijke speelveld en een bredere afweging — dat heeft de BBB inderdaad zojuist gezegd — ben ik nog steeds wel benieuwd onder welke voorwaarden BBB uiteindelijk zal aangeven dat het genoeg is. Op een gegeven moment moet je volgens mij toch ook als overheid kunnen zeggen: "Nu is het genoeg. Nu is de gezondheid van heel veel mensen dermate in de verdrukking gekomen dat we er helemaal genoeg van hebben en echt maatregelen gaan nemen." Misschien wil mevrouw Keijzer van de BBB daar iets over zeggen.
Mevrouw Keijzer (BBB):
Als voorbeeld noem ik discussies die gaan over Tata. Ik heb net complimenten gegeven aan de staatssecretaris voor de vier punten die zij in haar actieagenda heeft staan. Een van de dingen die daarin zitten, is: meten is weten. Daaruit vloeit voort dat er meer moet worden gemeten. Dat steunen wij. Het is dus zo'n algemene vraag die ontzettend lastig te beantwoorden is. Het is afhankelijk van de casus. Als er dan concreet iets is dat kan, dan vindt u de BBB aan uw kant. Ik noemde net Tata; dat is er een. Ook dat is een ding waar de BBB voor staat: zorgen dat uiteindelijk de industrie in Nederland op weg gaat naar een groene industrie die ook de gezondheid van omwonenden hoog in het vaandel heeft staan. Dat is wel waar wij met elkaar naartoe moeten.
De voorzitter:
Om 16.45 uur gaan wij luisteren naar de antwoorden van de staatssecretaris, maar eerder mag ook.
De vergadering wordt van 16.30 uur tot 16.48 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Voorzitter, dank u wel. Het is een heel belangrijk debat vandaag. Ik vond dat het begon met een aantal kritische noten. Dan wordt een beetje het beeld geschetst alsof ik stil zou zitten en alleen maar onderzoeken zit te doen. Ik wil daar toch graag iets tegenover zetten. In de afgelopen twee jaar zijn er grote stappen gezet om de gezondheid van omwonenden beter te beschermen. Zijn we er met deze acties? Nee. Dat ben ik ook met de Kamer eens. Maar ik vind wel dat ze heel belangrijk zijn om hier te noemen.
Zo ben ik bijvoorbeeld met alle partijen druk bezig in het interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel om het VTH-stelsel te versterken. Daar werken we onder andere aan de versterking van de robuustheidscriteria, de kennisinfrastructuur, de informatievoorziening en de datakwaliteit van het stelsel. Afgelopen jaar is ook de Richtlijn industriële emissies Europees herzien. In die onderhandelingen heeft Nederland zich heel hardgemaakt voor een hoge ambitie. Afgelopen jaar heb ik ook ingezet op een ambitieuze, maar haalbare herziening van de Richtlijn Luchtkwaliteit. Het is gelukt om de grenswaarden van de belangrijkste luchtvervuilende stoffen flink naar beneden bij te stellen, ondanks het krachtenveld. Laat ik in het verlengde daarvan ook de goede uitvoering van het Schone Lucht Akkoord noemen.
Maar concreter is nog bijvoorbeeld de meer dan 99% emissiereductie bij Chemours die in de afgelopen jaren is gerealiseerd. In de afgelopen jaren heb ik ook een gezondheidsonderzoek bij Tata laten uitvoeren. Ik ben aan het verkennen of we zoiets ook bij Chemours kunnen gaan doen. Bij Tata heb ik bovendien ook nog de Expertgroep Gezondheid IJmond ingesteld. Dat zijn echt positieve stappen. In Nederland hebben we bovendien een vergaande minimalisatieverplichting voor alle zeer zorgwekkende stoffen. Stoffen zijn zeer zorgwekkend als ze bijvoorbeeld leiden tot negatieve gezondheidseffecten voor omwonenden. In het kader van het Impulsprogramma Chemische Stoffen heb ik mijn inzet daarop verhoogd. Dat leidt ook tot directe gezondheidseffecten.
Terugkomend op de opmerking in de Kamer ten aanzien van het onderzoeksgehalte in de actieagenda wil ik toch graag even het volgende meegeven. Mevrouw Keijzer zei daar ook al een paar dingen over. Veel acties starten eerst met een verkenning. Dat is niet vanwege een gebrek aan ambitie of urgentie. Goed beleid vraagt simpelweg eerst om goed onderzoek. Dat zeg ik ook tegen het lid Kostić en tegen de heer Bamenga. Bovendien wil ik ook geen acties aankondigen waar ik later op terug moet komen, bijvoorbeeld omdat ze niet uitvoerbaar zijn. Dan geef je de burgers pas echt valse hoop. Ik vind dat omwonenden beter verdienen dan dat. Persoonlijk ben ik er echt heel erg trots op — dat meen ik — dat wij voor elkaar hebben weten te boksen dat gezondheidseffecten volwaardig gaan meewegen, ook in toekomstig industriebeleid. Dat zijn echt grote stappen die we met elkaar hebben gezet. Ik heb al vaker tegen de commissie gezegd: er moet nog een heleboel gebeuren, maar laten we elkaar vooral niet de put in praten. We doen namelijk ook een heleboel dingen goed. Er worden goede acties ingezet. Betekent dit dat de wereld er van vandaag op morgen ineens helemaal rooskleurig uitziet? Nee. Dat deel ik met het lid Kostić, dat al bij de microfoon staat. Wel is het zo dat we een heleboel goede dingen doen en dat we veel stappen zetten, ook met dank aan de steun van de Kamer.
De voorzitter:
Ik heb het idee dat u met een inleiding bezig bent.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat klopt. Ik wilde nu eigenlijk aan de vragen beginnen.
De voorzitter:
Dan is het lid Kostić met een geweldige timing bij de interruptiemicrofoon verschenen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is bijna een persoonlijk feit, want ik werd door de staatssecretaris geroepen.
De voorzitter:
Ja, u moest wel hè? U werd eigenlijk gedwongen. Het aantal interrupties in deze termijn beperk ik overigens tot zes. Het woord is aan u.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor nog steeds geen concrete acties die de gezondheid van omwonenden beschermen. Even over de opmerking dat voor goed beleid eerst verkenningen nodig zijn. Uiteraard. Maar ik zit al jaren op dit dossier. Ik weet dat die verkenningen al sinds zeker 2021 kijken naar de Omgevingswet, naar wet- en regelgeving en naar hoe je het voorzorgsbeginsel beter kunt borgen. Al die zaken die nu in de actieagenda worden genoemd als zaken om te gaan verkennen, zijn al eerder beloofd. Ook in de brief uit oktober is beloofd dat de staatssecretaris ze zou verkennen, om vervolgens tot resultaat te komen in de actieagenda. Ik heb dus geen bezwaar tegen verkenningen in het algemeen, maar wel tegen het feit dat deze staatssecretaris constant dezelfde verkenningen in de lucht houdt, om echt beleid maar uit te stellen. Ik vraag de staatssecretaris dan waarom zij dat doet. Dat heb ik ook in mijn bijdrage gevraagd, maar dit is daarvoor toch wel een geschikt moment. Waarom is de brief bijna exact hetzelfde als de actieagenda? Waarom is het programma voor Tata Steel voor 2021 die het Rijk heeft opgesteld, waarin in algemenere zin ook verkenningen werden beloofd over wet- en regelgeving om de gezondheid te beschermen, exact hetzelfde als de actieagenda? Waarom zijn er geen concrete resultaten van al die vragen naar onderzoek?
Staatssecretaris Heijnen:
Omdat onderzoeken voor een deel ook gewoon tijd kosten. Dat gaf ik net ook al aan. Natuurlijk is het belangrijk om acties op te starten. Dat doen we ook al.
Ik wil ook nog even terugkomen op het andere punt dat het lid Kostić maakte, over het feit dat ze in mijn totale opsomming van tweeënhalve pagina van net geen enkele actie heeft gehoord die daadwerkelijk leidde tot verbeteringen van de gezondheid van inwoners. Ik noem dan de herziening van de Richtlijn Luchtkwaliteit, en dat het gelukt is om de grenswaarden van de belangrijkste luchtvervuilende stoffen flink naar beneden bij te stellen, ondanks het krachtenveld. Is dat dan een verbetering, of een verslechtering? Ik zou zeggen dat dat een verbetering is.
Kijk naar Chemours, waar echt nog een heleboel moet gebeuren en waar we niet altijd even vrolijk van worden. Het eerlijke verhaal is wel dat daar in de afgelopen decennia sprake is van 99% terugdringing van het aantal pfas dat wordt uitgestoten. Is dat dan een goede ontwikkeling of is dat geen goede ontwikkeling? Dat zijn goede ontwikkelingen. Er moet nog meer gebeuren. Dat zijn we met elkaar eens. Daar proberen we ook op te sturen.
Kijk naar het VTH-stelsel. Zijn er in de afgelopen twee jaar, sinds ik hier zit, acties ondernomen? Zeker zijn die ondernomen. We hebben wel met elkaar geconstateerd dat het voor mij echt nodig is om op bepaalde onderdelen meer regie naar het Rijk te halen. Dat ben ik nu ook aan het doen. Ik moet er eerlijk bij zeggen dat dezelfde gedeputeerden waar het lid Kostić eerder naar verwees ook degenen zijn die … Het is belangrijk dat we hier met elkaar naar kijken. We hebben als Rijk bijvoorbeeld aangeboden om extra informatie beschikbaar te stellen bij het hoger beroep dat zij hebben aangetekend. We werken dus eigenlijk al heel erg goed samen. Ik denk dat we een heleboel dingen al heel erg goed doen. Nogmaals, ik zou willen zeggen: laten we elkaar niet de put in praten.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mag ik? Ja? Ik hoor één concreet ding. Dat is de winst die is geboekt bij de Richtlijn industriële emissies. Die dreigt nu al te worden afgezwakt. We zijn dus nog niet binnen. Die reken ik nog niet helemaal goed. Ik waardeer de inspanning daarin zeker. We merken er alleen nog niks van. Het is ook nog niet helemaal binnen, want de industrie heeft zo veel opmerkingen ingediend dat het er flink op lijkt dat dit nog meer afgezwakt zal worden. Over de andere punten hoor ik toch weer zaken die niet zo ver zijn als ze zouden moeten zijn, zoals de VTH-veranderingen. De staatssecretaris verwijst daar ook naar in de actieagenda, maar daar praten we hier ook al heel lang over. Dit is ook al jaren geleden ingezet en nog steeds komt het erop neer dat we dat voortzetten, dat we dat onderzoek voortzetten. Dat is natuurlijk absurd, want er liggen genoeg concrete actiepunten. Die chemische stoffen: dat is ook al iets wat is ingezet.
De voorzitter:
Gaat u naar een vraag?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, maar ik zoek gewoon bij de staatssecretaris naar welke stappen, die niet allang zijn beloofd en ingezet, ze extra gaat ondernemen.
De voorzitter:
Ja.
Staatssecretaris Heijnen:
Er zijn echt heel veel wezenlijke dingen gebeurd in de afgelopen twee jaar. Ik noemde net bijvoorbeeld al de versterking van het VTH-stelsel. Dezelfde gedeputeerden die nu zeggen "doe nog een aantal dingen aanvullend", hebben er ook heel veel moeite mee dat ik zeg dat ik de regie wat meer naar het Rijk ga trekken. Zij zeggen: "Geef ons nog wat extra maanden de tijd. We hadden weliswaar anderhalf jaar om goede stappen te zetten, maar we zijn er nog net niet. Mogen we nog een halfjaar om dat met elkaar verder uit te gaan uitwerken?" Dat vind ik best een lastige, want de Kamer zegt tegen mij "doe het meteen" en "doe het morgen". Dat hoor ik de gedeputeerden nu in feite ook zeggen, want ook zij zeggen: nu actie ondernemen.
Het is het een of het ander: of ik onderneem nu actie en ik trek alle regie nog meer naar het Rijk of ... Ik heb dan vervolgens wel het IPO en de VNG aan de lijn, want die hebben zich nu al bij mij gemeld met: geef ons nog wat meer ruimte om het zelf van onderop te kunnen doen. Laten we eerlijk zijn: alle regie naar het Rijk trekken, betekent niet dat je van vandaag op morgen alle problemen in de wereld hebt opgelost.
Er zit heel veel kennis en kunde bij de lokale bevoegde gezagen en bij de omgevingsdiensten. De omgevingsdiensten moeten wel versterkt worden. Dat vinden we ook en daar zijn wij en zij dan ook volop mee bezig. Het wordt lastiger als u het bijvoorbeeld hebt over fusies die mogelijk plaats zouden moeten vinden. Ik had overigens gehoopt dat ze daar al wel wat verder mee zouden zijn, want hoe concreter het wordt, hoe ... Dat zie je toch ook in de gesprekken die we daarover hebben, want dan zie je dat de concreetheid ook wat moeilijker wordt.
Vandaar dat het wel goed is dat ik ga zeggen: ik neem wat meer regie. Maar we moeten het er nog wel met de Kamer over hebben in hoeverre we dat dan gaan doen en hoeveel ruimte en tijd er dan nog mag zijn voor de provincies, de gemeenten en de bevoegde gezagen om met elkaar uit te vogelen hoe ze tot versterking van het VTH-stelsel willen komen.
Ik wil nog één ander ding zeggen. We hebben de afgelopen tientallen jaren het industriebeleid met elkaar gemaakt en daardoor is er echt veel gebeurd. Ik vind het jammer dat het lid Kostić dat niet ziet als een succes, maar we hebben het wel voor elkaar gebokst, overigens mede dankzij inspanningen van de Kamer, dat gezondheid volwaardig mee wordt genomen in het toekomstige industriebeleid. Is dat nou een mijlpaal of stelt dat helemaal niks voor? In mijn beleving is dat een mijlpaal. Het is in elk geval iets in mijn portefeuille waar ik heel erg trots op ben.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het zou een mijlpaal zijn geweest als het daadwerkelijk iets zou betekenen voor deze staatssecretaris. Maar we zien in de actieagenda niet dat gezondheid vooropstaat, want er worden meermaals kanttekeningen geplaatst over de concurrentiepositie, het vestigingsbeleid et cetera. Dus nee! Het is ook zeker niet te danken aan de politiek dat het is verschoven. Dat is te danken aan de mensen die hier boven ons zitten, want zij hebben met stress en ten koste van hun eigen vrije tijd en hun leven geprobeerd om de overheid in beweging te brengen. Ik vraag de staatssecretaris daarop te reflecteren, want ik vind het echt schandalig dat ze zegt: Chemours heeft eigenlijk ook zijn best gedaan; wij eigenlijk ook; 90% is gereduceerd, dus waar hebben we het over? Er ligt een OVV-rapport ...
De voorzitter:
Gaat u naar een vraag?
Kamerlid Kostić (PvdD):
... en dat rapport zegt heel duidelijk: u heeft het niet goed gedaan, staatssecretaris, kabinet en politiek. Mijn vraag aan de staatssecretaris is wat zij nu concreet gaat doen om de gezondheid van omwonenden echt te beschermen. Blijkbaar hecht ze waarde aan ...
De voorzitter:
Helder, helder, helder.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nee. Ik wil even vragen of zij de voorstellen van de omgevingsdiensten en de provincies wil overnemen, want blijkbaar hecht zij waarde aan hun mening. Dat is terecht en zij hebben concrete voorstellen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wil er heel even op aanhaken, want ik heb dus geen concrete brief gekregen. Het is een bericht dat ergens op een socialemediasite is verschenen. Natuurlijk kijken wij naar alle voorstellen die we krijgen. Voor zover ik het heb kunnen beoordelen, zijn de meeste dingen die zij daarin vragen, dingen die we sowieso al doen of voornemens zijn te gaan doen. Dus dat gaat echt niet leiden tot de acties die het lid Kostić heel graag morgen uitgevoerd zou zien. Dat gaat dat ook niet zijn. Dat vraagt bijvoorbeeld om een concrete tijdlijn. Die kunnen we natuurlijk altijd koppelen — dat is geen probleem — maar dat lost nog steeds niet de problemen van morgen of van vandaag op.
De heer Bamenga (D66):
Het lost nog steeds niet de problemen van vandaag of morgen op. Dat is ook de reden waarom wij daar zo kritisch op zijn. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat ze wat meer regie naar zich toe wil trekken. Dat juich ik zeker toe. Tegelijkertijd hoor ik de staatssecretaris zeggen dat voor goed beleid onderzoek nodig is. Daar ben ik het zeker mee eens, maar de staatssecretaris is er al tweeënhalf jaar. Als wij na tweeënhalf jaar in plaats van een actieagenda een uitstelagenda krijgen, vind ik dat we als Kamer wel kritisch mogen zijn. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is gewoon echt niet fair, vind ik. Als je kijkt naar de riedel die ik net heb opgenoemd, zie je wat er in de afgelopen twee jaar concreet allemaal is gebeurd. Ik ben daar altijd samen met D66 in opgetrokken in het kabinet. Ik wil zeggen dat het starten van een verkenning niet betekent dat je een gebrek aan ambitie hebt, maar dat je een zorgvuldig traject doorloopt zodat je later niet in een situatie komt waarin je teruggefloten wordt door een rechter of iemand anders. Dat willen we allemaal niet. Ik ben het wel met meneer Bamenga eens dat we vaart erin moeten houden. Dat is heel erg van belang. In de politiek is er nou eenmaal geen toverstokje waarmee je van vandaag op morgen alle problemen heb opgelost. Ik wil toch nog een keer zeggen dat er de afgelopen twee jaar, sinds ik op dit dossier zit, echt veel is gebeurd in goede zin; en ook daarvoor al zijn er goede stappen gezet. Moet er nog meer gebeuren? Ja. Zijn we daarmee bezig? Ja. Moeten daarvoor soms onderzoeken gebeuren terwijl je het liefst morgen aan de slag zou willen? Ook ja.
De heer Bamenga (D66):
De politiek is inderdaad geen toverstokje waarmee je allerlei dingen zomaar kunt laten gebeuren, maar er zijn concrete dingen die wel kunnen gebeuren, dingen die bijvoorbeeld zeer onrechtvaardig kunnen aanvoelen. Ik heb daar in mijn verhaal al voorbeelden van gegeven. Als een burger door rood loopt, krijgt hij gewoon een boete, maar als industrieën giftige stoffen uitstoten, krijgen ze bijvoorbeeld een waarschuwing. Dat is iets concreets waar de staatssecretaris iets aan kan doen. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat gaat om wet- en regelgeving. Ik hoor wat de heer Bamenga daarover zegt. Ik hoor ook wat andere partijen zeggen. Er wordt ook gevraagd om een gelijk speelveld; met die dingen moet je toch ook rekening houden. Het is uiteindelijk een afweging van de Kamer om te kijken: hoe ver ga je? Wat ik heel erg van belang vind — ik denk dat we dat met elkaar zullen delen — is dat je binnen de bestaande regelgeving heel scherp aan de wind vaart en dat je daarbinnen kijkt hoe het nog beter kan. We weten allemaal, ook omdat we het VTH-stelsel nog moeten versterken, dat daar nog heel veel ruimte voor verbetering zit. Ik zou dus ook tegen meneer Bamenga willen zeggen: laten we daar onze inspanningen op richten in de komende tijd, voordat we met allerlei aanvullende wet- en regelgeving komen die het gelijke speelveld kunnen verstoren en waar geen draagvlak voor is bij een meerderheid van deze Kamer. Dan heb je ten minste wat concrete zaken waarmee je echt tot snellere verbetering voor de omwonenden van industrie kunt zorgen.
De heer Bamenga (D66):
Ik ben zeer geïnteresseerd in dat laatste, in de oplossingen waarvan omwonenden van industrie meteen het verschil zullen gaan merken. Op dit moment worden mensen onnodig ziek. Ik heb laatst nog een burger gesproken die tegen mij zei dat hij al jarenlang roept dat er iets aan de hand is, maar dat er niemand luisterde. Nu blijkt, op het moment dat hij een bezoek moest brengen aan het ziekenhuis, dat dat gewoon het geval is. Ik wil dus graag het volgende van de staatssecretaris weten. De staatssecretaris noemt nu al een aantal maatregelen. Daar ben ik blij mee. Maar wat verandert er op zeer korte termijn voor deze omwonenden?
Staatssecretaris Heijnen:
Over de maatwerkafspraken die we op dit moment aan het maken zijn, hebben we nu gezegd: we vinden het heel belangrijk om ervoor te zorgen dat gezondheid daarin wordt meegewogen en meegenomen. Dat was een paar jaar geleden niet denkbaar, denk ik. Dit is de eerste keer dat we dat hebben weten te bereiken. Dat is mede dankzij alle gesprekken die wij daarover hebben gevoerd. Wat daar weer interessant aan is, is dat de meeste dingen die wij zullen voorstellen, bijvoorbeeld over Tata Steel, bovenwettelijke taken betreffen. Het is echt een keuze van de overheid geweest om te zeggen: we zijn bereid om te gaan investeren in de gezondheid en de leefomgeving van omwonenden. Wat dat dan precies wordt, daarover kan ik nu nog niets zeggen. Maar dit zijn hele concrete dingen die op zijn minst weliswaar niet morgen, maar wel op vrij korte termijn gaan leiden tot verbeteringen in de gezondheid en de leefomgeving van omwonenden.
De heer Boutkan (PVV):
Als de staatssecretaris de regie naar zich toetrekt richting die omgevingsdiensten, verwacht de staatssecretaris dan dat het IPO, het Interprovinciaal Overleg, of de VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, weerstand zullen bieden, of verwacht zij dat ze blij zullen zijn met deze actie?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is een hele goede vraag van meneer Boutkan. Ik zit al anderhalf jaar met de gemeenten, de provincies en de omgevingsdiensten in een zorgvuldig traject waarin we de tien aanbevelingen willen toepassen die de commissie-Van Aartsen heeft gedaan. Dat zijn aanbevelingen waarvan we hebben gezegd dat we daarin wel tempo moeten houden met elkaar. Vandaar dat ik de heer Van Aartsen en mevrouw Sorgdrager ook heb gevraagd om een tussentijdse evaluatie. Dat hebben ze gedaan en daaruit komt dat we niet snel genoeg gaan als we onze eigen deadlines willen halen. Waar ik een beetje van baal, zeg ik er eerlijk bij, is dat ik wel heel veel inspanningen zie van provincies, gemeenten en omgevingsdiensten om goede stappen te zetten en dat ze al een flink eind op weg zijn, maar dat ze minder ver zijn — ik zal maar "wij" zeggen, want dat is sympathieker en ik ben er ook onderdeel van — dat wij minder ver zijn dan wij hadden gehoopt te zijn. Ik ben altijd heel duidelijk geweest, ook naar de Kamer: ik wil het van onderop proberen te doen. Daar moet ook de tijd voor zijn. Die ruimte heb ik ook gekregen van de Kamer en die ruimte hebben zij gekregen van de Kamer, maar de Kamer was wel altijd heel duidelijk: op een gegeven moment is het klaar en als het dan niet snel genoeg gaat, moet de regie nog meer naar mij als stelselverantwoordelijke toe worden getrokken. Dat is de discussie die ik de komende tijd nog met ze wil gaan voeren. Ik heb gehoord dat de Kamer zegt "trek de regie maar naar je toe", maar ik wil wel horen wat hun argumenten zijn om nog tijd te krijgen, al is het maar een paar maanden, alvorens een definitieve, laatste klap te geven op hoe we precies richting de omvorming van het stelsel gaan.
De heer Boutkan (PVV):
Ik ben blij met het antwoord, maar tegelijk verbaast het de PVV dat er een termijn genoemd wordt van april 2026 voordat de zaak op orde moet zijn. Is het mogelijk dat door het nemen van de regie en nog wat meer achter de broek aan zitten — er wordt heel veel gepraat — het toch sneller gaat? Iedereen zit nu wederom naar elkaar te kijken.
Staatssecretaris Heijnen:
Kijk, die termijn van 2026 is de uiterlijke termijn waarop fusies moeten hebben plaatsgevonden. In de tussentijd zit niemand stil en gebeurt er ook al een heleboel, ook met de andere aanbevelingen. Stel dat wij nu niet nog meer zelf de regie pakken en wat dwingender zeggen "deze en deze moeten toch eens gaan nadenken over of moeten concreet gaan samenwerken of samengevoegd worden". Gaat het dan veel sneller? Je krijgt dan natuurlijk wel meer weerstand dan wanneer het van onderop komt. Voor die fusieplannen hebben wij die deadline van 2026 gesteld.
De voorzitter:
Het lid Kostić met een bondige interruptie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja?
De voorzitter:
We gaan het proberen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
We hebben allemaal gezien hoe erg het is voor de mensen die daar rond de industrie wonen. Ze zijn heel ziek geworden, hebben kanker gekregen. Kinderen lopen daar met astma rond. Wat mij dan stoort, is dat de staatssecretaris zegt: ik vind gezondheid belangrijk en ik heb het ook tot een leidend principe gemaakt, maar de Kamer wil een gelijk speelveld. Waarom noemt de staatssecretaris dit zelf dan in de brief? Waarom zegt ze niet dat het borgen van gezondheid helemaal niet bovenwettelijk is, zoals ze net stelde, maar gewoon een wettelijke opdracht voor de overheid is? Waarom zegt ze daarnaast niet dat er binnen de regels ruimte is om strenger te vergunnen? Dat is dus het gelijke speelveld dat we met elkaar op Europees niveau regelen. Wie geeft die ruimte? Als de gezondheid echt zo belangrijk voor haar is, waarom legt de staatssecretaris dat dan niet gewoon uit aan deze Kamer?
Staatssecretaris Heijnen:
Net zo goed als ik heb gezegd dat er een meerderheid van de Kamer is die heel nadrukkelijk aangeeft aan een gelijk speelveld te hechten, krijgt het lid Kostić en de rest van de Kamer namens het kabinet ook altijd een appreciatie van bijvoorbeeld onderzoeksrapporten. Dan kom je dus weer bij het punt van het algemeen belang dat wij met elkaar dienen. Alle belangen worden op een goede manier met elkaar gewogen. Ik geloof dat het lid Kostić iets verder is dan ik met de documentaire rondom Tata, want zoals mensen hebben kunnen lezen, heb ik geen NPO Plus. Wat je in die documentaire ziet, is dat zowel mensen die bij de fabriek werken, als omwonenden die zich zorgen maken allemaal zeggen dat het groener en schoner moet. In het geval van Tata is er eigenlijk niemand die zegt dat Tata dicht moet. Men wil wel graag dat het groener, schoner en sneller gaat. Daar willen wij heel erg bij helpen. Dat zijn we ook volop aan het doen met die maatwerkafspraken. Maar er zijn een heleboel belangen die we als kabinet ook moeten wegen. Natuurlijk ben ik heel erg blij dat gezondheid daar de afgelopen twee jaar een veel prominentere plek in heeft gekregen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat was totaal niet mijn vraag.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb mij net een beetje geërgerd aan de discussie: ja, we doen wel genoeg; nee, we doen niet genoeg. Ik denk dat dat helemaal niet helpt bij het concretiseren van daadwerkelijke oplossingen. Volgens mij heb ik gezien dat een meerderheid van de Kamer de actieagenda die vanuit de staatssecretaris komt niet bejubelt. Er is hier niemand die zegt dat die actieagenda volledig voldoende is. Er waren mensen enorm kritisch, maar er waren er ook veel die zeiden dat het concreter moet. Niemand bejubelt de actieagenda. Er moet dus meer gebeuren. We proberen dit met z'n allen te concretiseren. Wij proberen hier als Kamer dadelijk allemaal concrete moties, die allemaal vanuit het veld komen, in te dienen om zaken daadwerkelijk te concretiseren. Ik wil de staatssecretaris dan ook vragen of zij welwillend naar die moties wil kijken en of zij die concrete punten van omwonenden, omgevingsdiensten en overheden die wij allemaal inbrengen niet een voor een wil afserveren met procedurele argumenten. Want de discussie over of er wel of niet genoeg is gedaan, helpt niet.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal altijd welwillend kijken naar alle moties. Ik zal altijd goed kijken naar alles wat helpt om het beter te maken en wat binnen mijn bevoegdheden ligt.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Oké, dank u wel. Dan heb ik een tweede interruptie. U zei net ook over …
De voorzitter:
De staatssecretaris zei net ook.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De staatssecretaris zei: ik wil er alles aan doen om binnen de wetgeving van alles aan te passen. Dat heeft u wederom een keer gezegd, terwijl het nou juist soms nodig is om de wetgeving aan te passen. Dat heb ik net al veel vaker in allerlei interrupties en vanachter het spreekgestoelte gezegd. U zegt: de omgevingsdiensten moeten binnen de wetgeving dat en dat doen en ik zal ze helpen met versterking. De omgevingsdiensten geven terug dat ze juist betere wetgeving nodig hebben, zodat ze kunnen handelen. Dat is een kip-eiverhaal. Dan heb ik toch de vraag: bent u bereid …
De voorzitter:
Is de staatssecretaris bereid.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Excuus. Is de staatssecretaris bereid om toch ook te bezien of zij niet alleen binnen bestaande wetgeving zaken kan veranderen, maar ook de wetgeving aan kan passen, omdat er ook een aangenomen motie ligt om bijvoorbeeld het voorzorgsprincipe beter in wet- en regelgeving te verankeren? Bent u ook bereid om op dat punt met een voorstel naar de Kamer te komen? Daar gaat u straks waarschijnlijk nog op terugkomen, maar die vraag wil ik nu toch alvast stellen. Dus het veranderen van …
De voorzitter:
Helder, helder, helder, helder.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb inderdaad toen ook al uitgebreid gereageerd op het voorzorgsprincipe. Maar ik wil toch ook heel even iets over die omgevingsdiensten zeggen. Ik zou dan toch ook tegen de heer Gabriëls willen zeggen: we weten allemaal dat de omgevingsdiensten versterkt moeten worden, of in elk geval de meeste ervan. Het hele VTH-stelsel moet versterkt worden. Er is nog heel veel ruimte voor verbetering binnen het bestaande stelsel om uiteindelijk te komen tot ook een verbetering van de leefomgeving. Laten we daar alle aandacht op richten, want er is op dit moment, denk ik oprecht, geen meerderheid om te kijken naar heel veel bovenwettelijke zaken. Laten we zorgen dat we eerst eens even doen wat we kunnen, namelijk de omgevingsdiensten versterken en daarnaast de omgevingsdiensten oproepen om binnen hun bevoegdheden heel erg goed te handhaven. Je hoort namelijk terug dat daar ook nog wel ruimte zit voor verbetering. Het lid Kostić gaf net aan dat er omwonenden zijn die voor een deel bepaalde taken overnemen. Dat is misschien iets gechargeerd gezegd, maar het is wel van belang dat we met z'n allen ervoor zorgen dat het hele VTH-stelsel zo snel mogelijk versterkt wordt, zodat je daarbinnen alvast weer tot een hele grote verbeteringsslag kunt komen.
Ik zou heel graag willen overgaan tot de beantwoording van de vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Volgens mij heeft u en passant al een hoop vragen beantwoord.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, maar …
De voorzitter:
Het kan dan in redelijke telegramstijl.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal mijn best doen.
De voorzitter:
Dat weet ik.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wil natuurlijk wel recht doen aan alle leden van de Kamer.
De heren Boutkan en Grinwis hebben gevraagd of ik bereid ben om omwonenden een gelijkwaardige positie te geven in overlegorganen. Ik ben al aan de slag met een dialoogtafel, juist ook voor omwonenden, omdat dit gewoon heel erg belangrijk is. Zo kun je zorgen eerder signaleren. Dat is ook de reden dat ik aan het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving heb gevraagd om een voorstel te doen hoe we dat het beste kunnen organiseren. Allen hebben daarbij natuurlijk hun eigen rol.
De heer Van Dijk vroeg of dialoogtafels ook kunnen worden georganiseerd op het niveau van de omgevingsdiensten. In de dialoogtafel die ik wil initiëren, is het belangrijk dat alle perspectieven aan tafel zitten. Het is een onafhankelijke dialoogtafel. Dat betekent ook dat het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving daarover een advies zal geven.
Mevrouw Veltman vroeg nog …
De heer Olger van Dijk (NSC):
Mijn vraag was er vooral op gericht hoe we ervoor zorgen dat overal, dus bij alle 29 omgevingsdiensten die er zijn, omwonenden en omgevingsdiensten in gesprek raken met elkaar. Dit is alleen de landelijke tafel. Zou de staatssecretaris daar ook een reactie op kunnen geven?
Staatssecretaris Heijnen:
We hebben ons stelsel zo georganiseerd dat het bevoegd gezag degene is die ook het contact met de omwonenenden zou moeten hebben. Het is dus wel aan het lokaal bevoegd gezag. Wat je wel ziet, zoals in het geval van Tata, is dat het veel beter werkt als er een expertgroep is waarin ook omwonenden een volwaardige plek krijgen. Ik heb er toen voor gezorgd dat die tot stand is gekomen. Dat werkt heel erg goed. Zij hebben ook meegedacht over de samenstelling van die commissie. Dan heb je ook dat er veel meer wederzijds vertrouwen en draagvlak is, ook voor de uiteindelijke uitkomsten. Ik zou het lokale bevoegd gezag heel erg willen aanmoedigen om te doen wat de heer Van Dijk vraagt, om te zorgen dat je omwonenden er in alle fases zo veel mogelijk bij betrekt, ook als omgevingsdienst.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank. Het gaat ook vaak om het versterken van de kennispositie van die omgevingsdiensten. Dit zijn ervaringen. Mijn vraag is puur of in het kader van het versterken van die kennispositie de staatssecretaris eraan kan bijdragen dat die goede ervaringen ook onderling gedeeld worden tussen die diensten.
Staatssecretaris Heijnen:
Zeker.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Oké, dank u wel.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, staatssecretaris, voor de beantwoording van de vragen over het erbij betrekken van de omwonenden. Diezelfde omwonenden laten aan ons weten dat zij bezorgd zijn dat de voorgestelde structuur een beetje te veel van bovenaf gestuurd gaat worden. Is het mogelijk dat die omwonenden toch structureler en directer betrokken worden bij die toekomstige overleggen? Daar vragen die omwonenden om. Zij hebben dat gevoel of dat idee. Dat kan misschien koudwatervrees zijn, maar gezien hun ervaring met de overheid tot nu toe denk ik dat ze het bij het rechte eind hebben. Zou meer geborgd kunnen worden dat zij er ook daadwerkelijk bij betrokken worden? Er hoeven geen referendums gehouden te worden, maar ik vind wel dat de staatssecretaris daar iets meer openheid over mag geven.
Staatssecretaris Heijnen:
Doelt de heer Boutkan nou op de situatie bij Tata?
De heer Boutkan (PVV):
Nee, zoals bij Chemours.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is een terecht punt. Daar is het ook aan het bevoegd gezag om het overleg met de omwonenden op een goede manier in te kleuren. Omdat ik Chemours ook wel zie als een probleemdossier, heb ik gezegd dat ik daar actiever bij aangehaakt wil zijn. Dat was ook een verzoek van de gemeenten en van de provincie. Ik zit daar sowieso al wat intensiever mee om de tafel. We hebben tot vorige maand maandelijks overleg gehad en we gaan dat nu in een iets minder grote frequentie doen, omdat de afstemming ook ambtelijk heel goed loopt. Maar ik zal zeker zorgen dat dit wordt opgepakt en doorgegeven, dat er wordt gekeken of omwonenden voldoende zijn betrokken en of er voldoende draagvlak is onder de brede groep omwonenden voor de vertegenwoordiging die daar namens hen zit.
Mevrouw Veltman zei nog dat de gemeente Nijmegen een goed voorbeeld is van het betrekken van omwonenden. We gaan die goede voorbeelden, zoals de gemeente Nijmegen, ook verwerken in het advies over de inrichting van de dialoogtafel. We zullen goede voorbeelden natuurlijk ook zo veel mogelijk delen.
De heer Van Dijk vroeg ook nog wanneer die dialoogtafel er komt. Er is gestart met de verkenning, zoals ook genoemd in de actieagenda. Als die verkenning is afgerond, volgt een advies door het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving en dan wordt er een go/no go gegeven. Bij een positief besluit op dat advies zal ik dit najaar deze dialoogtafel concreet starten.
De heer Gabriëls merkte op dat het pfas-gehalte te hoog was en dat het de overheid niet is gelukt om mensen te beschermen. Hij vraagt met name hoe de onderzoekagenda in het veld wordt gedragen. Ik heb met verschillende partijen gesproken over de actieagenda, namelijk met bevoegd gezagen, omwonenden en vertegenwoordigingen van het bedrijfsleven. Ook is gesproken met het RIVM en met experts. Zij vinden het belangrijk dat een gezonde leefomgeving beter geborgd wordt. Dat vind ik natuurlijk ook. Ik wil met hen de acties ondernemen die bijdragen aan een schone leefomgeving. Dat wordt ook door het veld onderschreven. Natuurlijk willen zij soms dat het sneller gaat. Dat wil ik zelf ook graag, maar toch vergt het soms tijd om de goede maatregelen te nemen, en dat is wel mijn hoofddoel.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de staatssecretaris niet ... Kijk, wij krijgen heel veel verontwaardigde reacties van omgevingsdiensten, van omwonenden en van de mensen die u gesproken heeft. De vraag is wat het beeld is en hoe deze actieagenda wordt gedragen. Er is een verschil tussen het beeld dat de staatssecretaris net schetste en wat wij te horen krijgen. Kunt u het dus nog een keer verduidelijken? Zijn er bij u reacties binnengekomen op deze in onze ogen slappe actieagenda?
Staatssecretaris Heijnen:
De enige reactie die bij mij bekend is, is de reactie van een gedeputeerde uit Zuid-Holland. Daar heb ik net al even kort op gereageerd. Het blijft voor mij heel moeilijk om het te verdedigen. Dat was de vorige keer ook zo bij meneer Bamenga, die zei dat hij met lokale bestuurders in Zuid-Holland had gesproken. Nou, ik heb gezegd: stuur ze maar een mail en vraag maar of ze tevreden of ontevreden zijn over de samenwerking die wij hebben. Nou, ik heb nu een mailtje gekregen — dat zal ik de Kamer nog toesturen — waarin zij aangeven tot nu toe erg tevreden te zijn over de samenwerking met het ministerie. Dus ja, dat maakt het natuurlijk heel ingewikkeld. Meneer Bamenga zal misschien met een andere lokale bestuurder hebben gesproken, maar degenen die op dit punt aan de knoppen zitten, hebben mij in elk geval per mail laten weten dat zij tevreden zijn over de manier waarop het gaat. Ik vind dat dus altijd lastig, maar als er voorbeelden zijn van mensen die zich zorgen maken, zo zeg ik ook tegen meneer Gabriëls, meld het dan, dan zorg ik ervoor dat intern even met hen geschakeld wordt om te kijken of we die zorgen kunnen wegnemen. En als ze gerechtvaardigd zijn, dan moeten we daar wat mee doen.
De heer Bamenga (D66):
Mijn naam wordt genoemd. Ik hoop niet dat dit van mijn interrupties af gaat, maar ik wil wel even kort reageren. Zelfs vandaag nog heb ik berichten gekregen. Maar om een einde te maken aan het welles-nietesverhaal zal ik de berichten die ik krijg, in ieder geval doorsturen naar de staatssecretaris als dat kan, zodat dit eindelijk opgepakt wordt.
Staatssecretaris Heijnen:
Nou, kijk eens aan. Dat kan uiteraard. Dan hebben we dadelijk een hele mailwisseling met elkaar. Nogmaals, er zullen vast bestuurders zijn die niet rechtstreeks bij het dossier betrokken zijn en die zich niet goed vertegenwoordigd voelen. Maar degenen die wel rechtstreeks betrokken zijn bij het dossier, vinden dat de afstemming goed gaat. Daarover kan ik meneer Bamenga in elk geval alvast geruststellen.
Ik ga weer zijn naam noemen, want de heer Bamenga stelde ook nog een vraag over de handhavingsmaatregelen en de waarschuwingen bij overtredingen. Wat vind ik daar nou van? Nou, als een bedrijf zich niet houdt aan de vergunning, dan moet handhavend worden opgetreden. Het gaat daarbij om de effectiviteit van de handhavingsmaatregel. Dat kan dus een boete zijn, maar in andere gevallen kan een waarschuwing ook al heel erg effectief zijn.
Meneer Bamenga zegt ook nog dat het vaak lang duurt voordat de beste beschikbare technieken worden doorgevoerd. Ja, het proces in Europa voor actualisering duurt lang. Het gebruik van de beste beschikbare technieken in Nederland wordt na vaststelling wel direct geëffectueerd.
Mevrouw Veltman vroeg nog wanneer ik de resultaten verwacht van de onderzoeken naar het aanscherpen van de regels voor de beste beschikbare technieken. Ik hoop de Kamer daar eind van dit jaar over te kunnen informeren.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb een korte vraag aan de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft het over de bestuurlijke maatregelen die genomen worden. Afhankelijk van welke maatregel nou precies effectief is, wordt gekozen voor een bepaalde maatregel. Heeft de staatssecretaris inzicht in de effectiviteit daarvan in die zin dat bekend is of de overtredingen die plaatsvinden, na het nemen van de maatregel niet meer plaatsvinden?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat wordt natuurlijk altijd heel vaak gemonitord en daar komen allerlei resultaten uit. Natuurlijk moet je dat altijd nagaan: hebben bijvoorbeeld de waarschuwingen die je hebt gegeven, het effect dat het daarna niet meer gebeurt of blijft een bedrijf stelselmatig in overtreding? Ja, dan wordt door het bevoegd gezag overgegaan tot het nemen van andere maatregelen. Dus daar zijn ook allerlei opschalingsmogelijkheden in natuurlijk, hè. Het is wel heel frustrerend als bedrijven zich niet houden aan de afspraken zoals die gelden. Daar moet heel hard tegen worden opgetreden.
De heer Bamenga (D66):
En wat betekent dat precies, "keihard worden opgetreden", in dit geval?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat betekent in eerste instantie, zoals ik zei, soms een waarschuwing en in de tweede plaats kan dat een boete zijn. Het kan soms betekenen dat je, als men stelselmatig blijft overtreden, een rechtszaak begint en dat er wordt gekeken hoe zo'n bedrijf kan worden gedwongen zich aan de regels te houden. En uiteindelijk kan er, als het zich echt niet aan de regels houdt, sluiting volgen. Dat is in Nederland dus op zich allemaal heel keurig geregeld.
De heer Grinwis vroeg nog naar de spanning tussen de eisen van best beschikbare technieken en het beheersen van concentraties op leefniveau. In het kader van de actieagenda onderzoeken we dit. Het eisen van de best beschikbare technieken en vergunningen is eigenlijk sowieso goed, omdat het vervuiling bij de bron aanpakt op grond van Europese normen. Het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag om in zijn gebied ook rekening te houden met het effect van emissies op concentraties in lucht, water en bodem, en ook op de bloostelling van de bevolking daaraan. Het bevoegd gezag kan dat nu al. Ik ga de komende tijd ook kijken welke mogelijkheden er in de Omgevingswet zijn om gezondheidseffecten nog beter in beeld te brengen. En samen met het ministerie van VWS kijken we ook naar een versterking van de rol van de GGD'en.
De heer Flach had ook nog een vraag over de best beschikbare technieken, over de kosteneffectiviteit: die kosteneffectiviteit is toch niet nodig binnen de vastgestelde bandbreedte? Dat klopt, die is inderdaad niet nodig.
De heer Bamenga en mevrouw Veltman vroegen nog of ik bereid ben om wettelijk vast te leggen dat de overheid altijd zo strikt mogelijk vergunt als het gaat om uitstoot van lozing. Met de herziening van de Richtlijn industriële emissies wordt het bevoegd gezag verplicht om emissiegrenswaarden te stellen waarmee we mogelijk aan de strengste kant van de bandbreedte voor een specifieke installatie zitten. Ik verwacht dat de herziening van de richtlijn in juni van dit jaar zal worden aangenomen door de Raad. Alle voorbereidingen zijn getroffen om de herziene richtlijn zo snel mogelijk na bekendmaking, dus dat is in 22 maanden, in de nationale wet- en regelgeving te implementeren.
De heer Gabriëls vroeg nog of ik kan onderzoeken of een gezondheidseffectrapportage breed eenzelfde plek kan krijgen als een milieueffectrapportage. Een onderdeel van de actieagenda is om samen met gemeenten en provincies te onderzoeken hoe de effecten op gezondheid beter in beeld kunnen worden gebracht en het belang van de gezondheid van de vergunningverlening beter kan worden meegenomen. Ik vind een gezondheidseffectrapportage eigenlijk een heel interessant instrument. Maar ja, ook hiervoor geldt dat we daar toch echt eerst wat huiswerk voor moeten doen. Mijn inzet is om bij dat onderzoek zo veel mogelijk te kijken naar wat er mogelijk is binnen de bestaande wet- en regelgeving, want ik wil eigenlijk onnodige regeldruk ook zo veel mogelijk zien te voorkomen.
De heer Flach vroeg nog naar de gezondheid die steviger verankerd moet worden in het omgevingsbeleid door de concretisering van doelen die verder gaan dan de verouderde luchtkwaliteitsnormen; wat gaan we daarmee doen? Het is inderdaad zo dat de Europese luchtkwaliteitsnormen aan aanscherping toe waren. Ik ben dan ook erg blij dat er dit voorjaar een akkoord is gesloten over de herziening van de Richtlijn Luchtkwaliteit. De definitieve goedkeuring volgt nog na het akkoord van de Raad en het Parlement. En de luchtkwaliteitsnormen voor 2030, waaronder ook de bindende grenswaarden voor de belangrijkste luchtvervuilende stoffen, worden flink aangescherpt. Dat levert dus meteen ook nieuwe concrete doelen op voor alle lidstaten, waaronder Nederland. In de komende maanden gaan we kijken hoe de nieuwe Europese richtlijn geïmplementeerd gaat worden. Dat levert concrete doelen op, waarmee we ook in Nederland aan de slag moeten.
Mevrouw Keijzer vroeg nog of ik vind dat de wettelijke grenswaarden niet voldoen aan de minimale gezondheidscriteria en of ik bereid ben die grenswaarden te verhogen. Gezondheid, en daarmee ook de WHO-advieswaarden, zijn het uitgangspunt voor het Nederlands en het Europees luchtkwaliteitsbeleid, want we moeten toe naar zero pollution, nul luchtvervuiling. Mijn inschatting, en ook die van het RIVM, is dat we op korte termijn nog niet overal kunnen voldoen aan die die advieswaarden. Dat maakt ook dat het mijn inzet in Europees verband is om ambitieuze doelen te stellen, maar ook om haalbare doelen te stellen. Zo kunnen we stapsgewijs toewerken naar die WHO-advieswaarde, in heel Europa.
Mevrouw Keijzer vroeg ook nog of ik weet of de genoemde bedrijven de bedrijfsvoering moeten aanpassen aan de normen. Ze verwees bijvoorbeeld naar Tata Steel en luchtkwaliteit. Ze vroeg ook of ze dat kunnen dragen in relatie tot eerlijke concurrentie. Als bedrijven met hun bedrijfsvoering niet passen binnen die toekomstige grenswaarden, dan zullen we natuurlijk maatregelen moeten nemen, en zij ook. De beste beschikbare technieken bieden handvatten aan bedrijven om ze daarbij te helpen. Met betrekking tot de eerlijke concurrentie wil ik opmerken dat binnen Europa hetzelfde kader en dezelfde grenswaarden gelden, uit de Richtlijn industriële emissies.
Mevrouw Koekkoek vroeg nog hoe ik kijk naar een aanscherping van het Besluit activiteiten leefomgeving en of we daarmee niet vooruit kunnen lopen op Europese regelgeving. Ik wil die Europese regelgeving graag zo snel mogelijk implementeren. Dat hebben we in de actieagenda ook aangegeven. Maar dat is nou weer zo'n concreet voorbeeld waarbij je echt een traject moet doorlopen, waardoor je het niet morgen geregeld hebt. Dat moet bijvoorbeeld onder andere via het Besluit activiteiten leefomgeving. Dat geldt zowel voor de nieuwe emissie-eisen voor de industrie, die weer volgen uit de herziene Richtlijn industriële emissies, als voor de luchtkwaliteitsnormen die volgen uit de herziene Richtlijn Luchtkwaliteit. In de komende maanden ga ik daarmee beginnen.
Meneer Van Dijk gaf aan dat het RIVM in kaart heeft gebracht hoe schadelijk Tata is voor de gezondheid in de IJmond en vroeg of ik het RIVM nu ga vragen om dat ook te doen voor andere gebieden in Nederland. We doen in Nederland gelukkig al heel veel onderzoek. De luchtkwaliteit wordt permanent gemonitord. Ik heb het RIVM op verzoek van de Kamer, naar aanleiding van een motie van mevrouw Van der Plas, gevraagd om te bezien welk aanvullend onderzoek nodig is als het gaat om gezondheid rondom industrie in Nederland in brede zin. Uit die verkenning moet blijken of en welk aanvullend onderzoek nuttig en nodig is. Die verkenning zullen ze nog voor het eind van het jaar hebben afgerond. Daarnaast heb ik het RIVM op verzoek van de Kamer ook de opdracht gegeven om rondom een aantal bedrijven specifieke verkenningen op te starten. Dan moet meneer Van Dijk bijvoorbeeld denken aan Chemours en Chemelot.
Dan nog een vraag van het lid Kostić over de metingen: die moeten meer worden gefaciliteerd door de overheid, dus is de staatssecretaris daartoe bereid? De actieagenda zet sterk in op meer en betere metingen bij en rondom bedrijven en op meer transparantie van die meetresultaten, want dat is ook heel belangrijk. Zo willen we de emissies van schadelijke stoffen die diffuus vrijkomen, dus niet uit een schoorsteen, zogezegd, periodiek laten meten. Ik onderzoek wat de beste optie is voor het vergroten van de meetcapaciteit bij decentrale overheden, bijvoorbeeld een subsidieregeling voor aanschaf van toezichtinstrumenten. Het streven is ook om meer metingen online beschikbaar te krijgen. Dat alles zal de informatievoorziening van het bevoegd gezag en voor omwonenden verbeteren. Dat draagt bij aan een goed functionerend VTH-stelsel en aan het herstel van vertrouwen bij de omwonenden.
Dan was er nog een vraag van de heer Van Dijk over de wet op de rijksinspecties. Die vraag moet ik even uitzetten bij het ministerie van BZK. Er wordt door de ministeries en de inspecties hard gewerkt aan een wetsvoorstel. Een planning kan nog niet worden gegeven, maar ik zal dus vragen hoe het ermee staat. Dan vraag ik hem meteen of hij de Kamer ook kan informeren over de laatste stand van zaken.
Dat was dit blokje. Ik doe mijn papiertjes even een beetje aan de kant, hoor.
De voorzitter:
Hoeveel blokjes heeft u nog?
Staatssecretaris Heijnen:
Nou, het zijn nog vier blokjes, maar ze zijn wel minder dik dan het eerste blokje.
De voorzitter:
Heerlijk, heerlijk, heerlijk.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Even om te checken voor mezelf of ik het antwoord van de staatssecretaris goed heb begrepen. Ik vroeg namelijk naar specifieke besluiten, die eigenlijk onder de wetgeving liggen, die je zou kunnen gebruiken als middel om die provincies meer handvaten te geven om scherper te kunnen vergunnen. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen: daar moeten we die Europese wetgeving eerst voor implementeren. Toen hoorde ik haar volgens mij alleen maar het Besluit activiteiten leefomgeving noemen. Ik had zelf nog genoemd: het Besluit kwaliteit leefomgeving en de omgangsregeling die onder de Omgevingswet ligt. De onderliggende of bovenhangende vraag daarbij is: gaan we daarmee de provincies die handvaten geven om scherper te kunnen vergunnen en hebben we daarmee de rechtszekerheid dat een bedrijf daar geen rechtszaak tegen kan starten?
Staatssecretaris Heijnen:
De bedoeling is natuurlijk dat we ervoor zorgen dat de omgevingsdiensten zo goed mogelijk geëquipeerd zijn om op een goede manier te handhaven. We hebben ook heel regelmatig overleg om te kijken wat we daaraan kunnen doen. Zeker in het kader van de versterking van dat VTH-stelsel zijn er nog ontzettend veel kansen om binnen de bestaande kaders te kijken wat er nog gedaan kan worden om daar beter op toe te kunnen zien, beter te handhaven en op een betere manier te vergunnen. Ik weet niet of dit de vraag van mevrouw Koekkoek precies beantwoordt, maar er is dus ook heel veel overleg met hen om te kijken waar we ze vanuit de landelijke overheid bij kunnen ondersteunen.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik denk dat dat deels de vraag beantwoordt. Waar ik naar op zoek ben, is … Ik begrijp het dilemma van de omgevingsdiensten. Die moeten goed kunnen handhaven en dat kunnen we nog versterken. Tegelijkertijd zie ik ook dat provincies binnen de huidige regelgeving de mogelijkheid hebben om scherper te vergunnen, als daar noodzaak voor is. Zo vat ik het maar even samen. Daar zit een juridische worsteling. Als een provincie zegt "ik wil scherper vergunnen", dan kan een bedrijf zeggen dat dat onvoldoende onderbouwd is en kan het daar een rechtszaak tegen aanspannen. Mijn vraag aan de staatssecretaris was daarop gericht. We weten dat er scherpere Europese regelgeving aan komt en dat dit deels al geïmplementeerd moet worden door de landen. Kunnen wij handvaten bieden aan de provincies om dat scherper vergunnen ook steviger te kunnen onderbouwen en dus juridisch minder kwetsbaar te zijn?
Staatssecretaris Heijnen:
Kijk, het is heel belangrijk dat wij zorgen dat op het moment dat er nieuwe Europese regelgeving aan komt en we al zien dat die eraan zit te komen, we goed voorbereid zijn en die regelgeving zo snel mogelijk implementeren. Maar vanuit het kabinet hebben we de lijn om in het kader van het gelijke speelveld de regels aan te passen op het moment dat ze voor iedereen gelden. Ik ben het wel met mevrouw Koekkoek eens dat als je weet dat de regels echt gaan worden aangepast, je alles op alles moet zetten om ze dan ook zo snel mogelijk in de praktijk ten uitvoer te brengen. Daar kunnen we natuurlijk altijd naar kijken. Dat doen we ook al. We kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat er zo snel mogelijk tot actie en tot handelen kan worden overgegaan.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Afrondend. Is er nog een mogelijkheid om op het moment dat wetgeving nog niet geïmplementeerd is, wel al een handreiking en richtlijn uit te geven richting de provincies? Wij kunnen vanuit het Rijk zeggen: luister, wij zien dit aankomen en gaan een deel van de wet- en regelgeving al implementeren. Daarmee geven we — ik noem het een soort handleiding of richtlijn — juridische handvaten mee aan provincies door te zeggen: als u scherper wilt vergunnen op basis van aankomende wet- en regelgeving, dan geven wij een soort garantie dat dat inderdaad kan. We geven mee dat zij die stap kunnen nemen. Ik zie nu namelijk dat het dilemma om dat te doen en het risico om eventueel teruggefloten te worden door de rechter heel veel bij de provincies ligt. Ik probeer dat risico meer te spreiden.
Staatssecretaris Heijnen:
Op het moment dat wet- en regelgeving niet is geïmplementeerd, staat het een bedrijf natuurlijk vrij om dat aan te vechten. De vraag is of je daar als landelijke overheid iets aan kunt doen. Wij kunnen wel lokale bevoegde gezagen tijdig informeren en in kennis stellen als wij zien dat er een verandering van Europese wet- en regelgeving aankomt die iets voor hen betekent, zodat ze zich daar volledig op kunnen voorbereiden. Op het moment dat die wet- en regelgeving ingaat, kunnen ze daar meteen naar handelen. Die overleggen lopen volgens mij al best aardig. Maar we hebben niet voor niks gezegd dat we het hele stelsel moeten versterken. We moeten ook zorgen dat alle omgevingsdiensten zo goed mogelijk geëquipeerd zijn voor de enorme opgave op dat punt. Die opgave zien we allemaal. Je kunt als landelijke overheid niet vooruitlopend op regelgeving al zeggen: nou, doe het dan al maar. Dan ga je denk ik nat bij de rechter.
Ik heb wel aan de universiteit gestudeerd, maar ik heb mijn juridische opleiding nooit afgemaakt, voorzitter. Ik word een heel klein beetje overvraagd.
De voorzitter:
Dat wreekt zich nu.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan wil ik nog wat vragen beantwoorden over de versterking van het VTH-stelsel. Ik heb daar al veel over gezegd, dus ik zal proberen geen dubbelingen te doen.
De voorzitter:
Het kan heel kort, denk ik.
Staatssecretaris Heijnen:
De heren Bamenga, Grinwis en Boutkan vroegen welke opvolging ik geef aan de aanbevelingen van het rapport-Sorgdrager. Ik vind ook dat er meer nodig is. Dat is de reden waarom ik start met de voorbereiding van een wetswijziging waarmee mijn stelselverantwoordelijkheid verder geïnstrumenteerd wordt. Daarmee pak ik een veel leidendere rol, zoals de heer Boutkan ook al vroeg. Ik wil dat de komende tijd doen in goede afstemming met de lokale bevoegde gezagen.
Mevrouw Veltman had een vraag over de verbeteringen op het vlak van vergunningverlening. Ze vroeg wanneer de eerste concrete resultaten kunnen worden verwacht. Binnen het interbestuurlijk programma werken alle partijen al aan de versterking van het VTH-stelsel. Daarnaast benoemt de Actieagenda Industrie en Omwonenden meerdere acties om het verlenen en actualiseren van vergunningen te optimaliseren door het versterken van uitvoeringsinstrumenten en het verspreiden van kennis. Voorbeelden daarvan zijn het faciliteren van een expertpool vergunningverlening voor omgevingsdiensten voor de energietransitie — dat doe ik samen met mijn collega van EZK — de landelijke werkgroep voor standaardteksten voor vergunningen en de landelijke vergunningenstrategie.
De heer Bamenga vroeg waarom de structurele systeemverandering van de milieuwetgeving uitblijft. Zo'n systeemverandering vraagt om een lange adem. Ik kies ervoor om het bestaande systeem te versterken en te verbeteren. Waar nodig pas ik wet- en regelgeving daarbinnen aan.
De heer Grinwis vroeg naar instrumenten voor en regie op de omgevingsdiensten: maken zij gebruik van alle mogelijkheden binnen het huidige instrumentarium? Er kan nog veel meer, zo gaf hij aan. Wij proberen de omgevingsdiensten zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van alle mogelijkheden die de wet- en regelgeving op dit moment al biedt. Ik werk samen met de collega van EZK aan die expertpool voor vergunningverlening voor omgevingsdiensten, waar ik het net al even over had. Via het interbestuurlijk programma proberen we ook hard te werken aan het versterken van de informatievoorziening, de datakwaliteit en de kennisinfrastructuur binnen het VTH-stelsel. Dat is dus allemaal onderdeel van het lopende programma.
Meneer Boutkan zei dat omgevingsdiensten de risico's nog onvoldoende toetsen. Hij vroeg of ik bereid ben om dat bespreekbaar te maken. Het toetsen van risico's is een punt van aandacht bij alle partijen. Daarom zal ik het ook bespreekbaar maken in het Bestuurlijk Omgevingsberaad en het overleg beleid en uitvoering. Dat laatste overleg is afgelopen jaar opgericht om signalen en knelpunten in de uitvoering en in het beleid met alle betrokken partijen te bespreken.
Meneer Grinwis vroeg naar de Omgevingswet en preventieve maatregelen. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het voorzorgsbeginsel expliciet in de wet verankerd. Dat geldt ook voor het belang van de bescherming van de gezondheid. Mijn inzet is om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de Omgevingswet ons daarin biedt. Daarbij zal ook moeten worden gekeken naar nieuwe ontwikkelingen in de jurisprudentie over vergunningen onder de Omgevingswet. In het Impulsprogramma Chemische Stoffen wordt onderzocht hoe we het voorzorgsbeginsel beter kunnen inzetten. Daarbij worden ook de bevoegd gezagen betrokken.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Specifiek hierover heb ik een vraag gesteld. Ik weet niet of die nog aan de orde komt; daarom stel ik hem nu alvast, omdat het nu over het voorzorgsprincipe gaat. Er is eerder een breed door de Kamer aangenomen motie … Die is dus aangenomen en daarin wordt de regering ertoe opgeroepen om met een voorstel naar de Kamer te komen om … Nou, om het voorzorgsprincipe beter in wet- en regelgeving te verankeren. Sorry, ik was een beetje in slaap gevallen.
De voorzitter:
Nou!
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Maar er is dus een motie aangenomen. De vraag is: wanneer komt de staatssecretaris met dat voorstel naar de Tweede Kamer? Of legt zij deze motie naast zich neer?
Staatssecretaris Heijnen:
Het antwoord op die vraag zit in een van mijn vervolgblokjes. Dan kom ik daarop terug.
De voorzitter:
Prima. Dan tellen we deze interruptie niet mee. De heer Bamenga heeft nog recht op een bonusinterruptie.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris reageert positief op de suggestie van D66 dat een wetswijziging nodig is opdat de staatssecretaris meer regie kan nemen. Ze reageert ook positief op de suggestie dat een structurele systeemverandering nodig is omdat onze milieuwetgeving faalt. Graag zou ik willen weten — dit is mijn laatste interruptie, dus hopelijk komt er een goed antwoord op mijn vraag — welke elementen volgens de staatssecretaris in ieder geval terug zouden moeten komen in de wetswijziging en waar de wetswijziging concreet toe zou moeten leiden volgens haar.
Staatssecretaris Heijnen:
Mag ik nog heel even vragen welke wetswijziging de heer Bamenga bedoelt?
De heer Bamenga (D66):
Naar mijn weten heeft de staatssecretaris twee keer gesproken over een wetswijziging. Dat was enerzijds naar aanleiding van het rapport van Sorgdrager en Van Aartsen en anderzijds naar aanleiding van de milieuwetgeving, toen ik zei dat het systeem faalt. Daarbij heeft de staatssecretaris volgens mij ook aangegeven dat ze dat gaat opnemen in een wetswijziging, dus vandaar. Daar reageer ik op, om te kijken welke elementen daarin zullen terugkomen, omdat ik nu al twee elementen gehoord heb.
Staatssecretaris Heijnen:
Bepaalde elementen zitten nu dus al geborgd in de nieuwe wetgeving. Wat het VTH-stelsel betreft: het gaat meer om een stelselwijziging die wij willen doorvoeren. Wij zijn volop bezig met de implementatie van de tien punten van de commissie-Van Aartsen. Over de wetswijzigingen zei ik dat ik wil proberen te bekijken hoe we binnen het bestaande kader alles zo goed mogelijk kunnen doen. Als er in de bestaande wet- en regelgeving nog hiaten, weeffouten, zitten, dan moeten we die wet- en regelgeving ook gewoon aanpassen. Die ruimte is er. Van bovenwettelijke dingen hebben we gezegd: dat doen we nu niet, omdat het niet de prioriteit heeft. We kunnen maar zoveel doen, en er is nog heel veel ruimte voor verbetering binnen het bestaande kader, waar wij ook vaker over vergaderen.
De heer Van Dijk vroeg of ik nog meer actie kan ondernemen om verplichtingen handhaafbaar te maken. Laat ik vooropstellen dat iedereen zich moet houden aan de verplichtingen. Dat is gewoon heel erg belangrijk. Als er niet wordt voldaan aan verplichtingen, moet er gehandhaafd worden. De ILT voert voor mij de uitvoerings- en handhaafbaarheidstoetsen uit voor nieuw beleid en voor wetgeving. Ook in de Actieagenda Industrie en Omwonenden zijn meerdere onderzoeken benoemd om goed scherp te krijgen waar het probleem zit en hoe we handhaving en uitvoering nog verder kunnen versterken.
De heer Flach heeft een vraag gesteld over de digitale infrastructuur die nodig is voor het beter delen van kennis en informatie. Hoe ga ik daarvoor zorgen? In het interbestuurlijk programma werken we aan de versterking van het stelsel en ook aan de informatievoorziening, de datakwaliteit en de kennisinfrastructuur. Voor de zeer zorgwekkende stoffen wordt in de try-out ZZS gewerkt aan een structurele samenwerking tussen omgevingsdiensten en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, om kennis over die stoffen beter te delen, te benutten en te verankeren. De Kamer wordt daar twee keer per jaar over geïnformeerd. Dat doen we via de voortgang van het interbestuurlijk programma van het VTH-stelsel.
Meneer Flach vroeg ook of er wordt gekeken naar de versterking van de wettelijke adviestaak van de ILT richting bevoegd gezagen. De ILT heeft een wettelijke adviestaak inzake de omgevingsvergunningen. Op dit moment wordt niet gekeken naar een versterking van die adviestaak. De beschikbare capaciteit wordt risicogericht ingezet. De ILT neemt op dit moment wel een aantal grote vergunningen onder de loep.
Dan denk ik dat ik even doorga met het beleid inzake zeer zorgwekkende stoffen, voorzitter. Door de heer Grinwis wordt gevraagd of er een verbod komt op potentieel zeer zorgwekkende stoffen. Daar hebben we het ook al heel vaak in de debatten over gehad. Potentieel zeer zorgwekkende stoffen staan op een werklijst met stoffen waarvan nog moet worden onderzocht of het zeer zorgwekkende stoffen zijn. De meerderheid van de stoffen op deze lijst wordt uiteindelijk niet aangemerkt als een zeer zorgwekkende stof. Daarom kunnen die stoffen wettelijk gezien niet worden gelijkgesteld aan stoffen die bewezen schadelijk zijn. Ik merk dat de term "potentieel zeer zorgwekkende stoffen" in de praktijk tot heel veel verwarring leidt en ook weleens tot frustratie. Daarom wordt in het Impulsprogramma Chemische Stoffen aan een nieuwe invulling voor die lijst gewerkt. VNG, IPO, UWV en de omgevingsdiensten zijn daarbij betrokken. Ik verwacht de Kamer daarover in het derde kwartaal van dit jaar te kunnen informeren.
Mevrouw Koekkoek vroeg eigenlijk hetzelfde.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Flach. Kort, puntig.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, het is pas mijn eerste interruptie, maar desondanks voldoe ik aan uw verzoek. Kunnen we leren van andere landen op dit punt van de potentieel zeer zorgwekkende stoffen?
Staatssecretaris Heijnen:
Wij zijn eigenlijk het enige land, voor zover ik weet, waar überhaupt zo'n lijst bestaat. Dus wij zijn al best wel streng. Er is wel overal een lijst met zeer zorgwekkende stoffen. Bij ons is het zo ... Ik heb weleens het volgende voorbeeld gebruikt. Ik chargeer nu misschien een heel klein beetje. Stel dat een student ergens in Europa een onderzoek aan het doen is en denkt dat iets een zeer zorgwekkende stof zou kunnen zijn. Als daarvan dan een melding wordt gemaakt, verschijnt die stof bij ons al op de lijst van potentieel zeer zorgwekkende stoffen. In de praktijk blijkt meer dan driekwart van al die stoffen geen zeer zorgwekkende stoffen te zijn. Het balen voor ons is natuurlijk dat een deel van die potentieel zeer zorgwekkende stoffen wel degelijk zeer zorgwekkende stoffen blijken te zijn. Zeker als er één molecuultje of zo wordt vervangen door een producent, om zo te proberen de regels naar de eigen hand te zetten, kijken we wel naar hoe je daar sneller op kunt acteren. Zoiets willen we allemaal natuurlijk zien te voorkomen. Dat was ook de oproep van de motie die door GroenLinks-PvdA is ingediend: doe iets met die potentieel zeer zorgwekkende stoffen. Ik zou het liefste zorgen dat alle uitstoot van dingen wordt voorkomen, maar het gaat gewoon wettelijk niet om het gelijk te stellen. We zijn aan het kijken wat we wel kunnen doen met de categorie die we niet goed beet kunnen pakken. Dat gaat hopelijk leiden tot aanvullend beleid, waarmee we toch wat meer handvatten hebben dan we nu hebben.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik snap daarin ook wel het dilemma. Als het wettelijk niet kan, dan kan het niet. Klaar. Het is wel een van de aanbevelingen in het OVV-rapport om het voorzorgsbeginsel zo toe te passen dat je die lijst zo hetzelfde mogelijk gaat behandelen, zo vat ik het maar even samen. In mijn inbreng gaf ik het voorbeeld van hoe wij omgaan met medicijnen. Voordat we op grote schaal gaan produceren, testen we daarbij heel klein wat het doet voor mensen en niet alleen voor de leefomgeving. Zou dat een richting zijn, zouden we een potentiële stoffenlijst ook op die manier kunnen gaan behandelen? Dus dat we op dezelfde manier gaan toetsen en de voorwaarden voor toetreding tot de markt op die manier gaan aanpassen voor chemische stoffen?
Staatssecretaris Heijnen:
We zijn echt aan het kijken wat mogelijk is. Ik ben het helemaal eens met de Kamerleden die zeggen dat je geen onnodige potentieel zeer zorgwekkende stoffen moet uitstoten waarvan je eigenlijk al weet dat ze zeer zorgwekkend zijn. Maar we zoeken nog naar de goede manier. Mevrouw Keijzer verwees net terecht naar dat voorzorgsbeginsel dat je natuurlijk heel vaak hoort. Dat geldt niet alleen naar omwonenden, maar ook naar bedrijven toe. Bedrijven moeten ook kunnen rekenen op betrouwbare wet- en regelgeving. Als wij dus iets in dat kader willen — dat willen wij echt graag — om te kijken hoe we een en ander kunnen aanscherpen, dan zullen we toch dat hele traject op een zorgvuldige manier moeten doorlopen. Ik heb ook aan het RIVM gevraagd om toch eens even te kijken of versneld kan worden gekeken naar een aantal stoffen die op die pZZS-lijst staan en die niet helemaal goed voelen. Wij doen dus echt al wat we binnen de huidige mogelijkheden kunnen, maar ik sluit ook niet uit dat hier uiteindelijk nog wel een aanscherping nodig is binnen het bestaand beleid.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Daar wil ik even op doorvragen. Ik ben benieuwd wat de mogelijkheden en richtingen zijn die onderzocht worden. Ik hoor versnelling. Ik begrijp dat daar tegelijkertijd natuurlijk altijd een capaciteitsprobleem zit, want ook het RIVM is maar beperkt in wat het kan. Dus vandaar dat ik de denkrichting op tafel wil leggen, zoals ik die benoemde. Corrigeer me vooral als ik het verkeerd zeg. Voor zover ik weet, hebben we bij de toetreding tot de markt van medicijnen een andere aanpak dan we bij chemische stoffen hebben. Bij chemische stoffen kijken we naar wat mensen inademen of naar wat eventueel in de leefomgeving terechtkomt. We kijken echter niet naar hoe het direct of indirect kan binnenkomen bij een mens, terwijl we dat bij medicijnen wel doen. Mijn suggestie en vraag is: is een van de denkrichtingen die wordt onderzocht om de lijst op zo'n manier te gaan benaderen? We moeten er natuurlijk van uitgaan dat de stoffen die geproduceerd worden de gezondheid van de mens kunnen schaden. Dat kan direct zijn, omdat we het tot ons nemen, of we kunnen het indirect op ons lijf krijgen, bijvoorbeeld omdat we een regenjas dragen. Ik zou graag wat meer willen horen over wat de mogelijkheden zijn, los van versnelling.
Staatssecretaris Heijnen:
Als het gaat om zeer zorgwekkende stoffen, gaat het vaak om pfas. We zijn natuurlijk al aan het kijken naar een heel verstrekkend verbod in Europees verband. Zeker als het gaat om die potentieel zeer zorgwekkende stoffen moet je in de tussentijd natuurlijk wel nog kijken wat je kunt doen om die zo veel mogelijk in te perken daar waar ze niet nodig zijn. Zoals ik net al zei, moet je daar wel dat traject voor doorlopen. Daar zal ongetwijfeld ook worden gekeken hoe je gezondheid daarin mee kunt laten wegen. Dat zal zo'n RIVM zeker meenemen, maar ik zal het als suggestie nog eens een keertje extra bij ze onder de aandacht brengen.
Meneer Flach had nog de vraag of potentieel zeer zorgwekkende stoffen worden meegenomen in het impulsprogramma. Ik kijk onder het programma chemische stoffen samen met het RIVM en koepelorganisaties naar opties om de pZZS-lijst in de praktijk beter bruikbaar te maken. Ik verwacht de Kamer daar in het derde kwartaal over te informeren. Dat heb ik net ook al gezegd. Op dit ogenblik werkt Nederland al met een minimalisatieplicht voor zeer zorgwekkende stoffen. Dat is misschien ook belangrijk om nog even te vermelden.
De heren Bamenga en Grinwis vroegen hoe we uitvoering geven aan de motie. Dat was net ook de vraag van de heer Gabriëls. Dat is de motie van 21 september, die vroeg om potentieel zeer zorgwekkende stoffen wettelijk gelijk te stellen aan zeer zorgwekkende stoffen. Daar heb ik eigenlijk net al vrij uitgebreid antwoord op gegeven. Dat is gewoon juridisch niet houdbaar. Ik focus nu dus op de groep van stoffen onder pfas, inclusief pfas die op de pZZS-lijst staan, omdat bij die groep de grootste zorgen zaten van toentertijd nog Kamerlid Klaver. Specifiek heb ik toen toegezegd dat we er in Nederland voor die groep van pfas voor gaan zorgen dat er een goede onderbouwing komt om de emissies van die stoffen te gaan minimaliseren, net als bij zeer zorgwekkende stoffen.
De heer Grinwis en mevrouw Veltman vroegen waarom het concept van het voorzorgsprincipe bij potentieel zeer zorgwekkende stoffen überhaupt niet terugkomt in de actieagenda, en wat er gedaan is met de motie van mevrouw Van der Graaf. Goed omgaan met het voorzorgsprincipe wordt al opgepakt in het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Dat gaat ook over de bewijslastverdeling tussen bedrijven en bevoegd gezag en de informatieplicht van bedrijven. Vanzelfsprekend worden die uitkomsten ook gebruikt voor de Actieagenda Industrie en Omwonenden. De motie-Van der Graaf is overigens niet aangenomen door de Kamer. Dat wil ik toch ook nog even vermelden.
De voorzitter:
De vijfde interruptie van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Nou ja, die vorige telde niet mee. Telkens begint de staatssecretaris over het voorzorgsprincipe. Dat komt dan in het volgende blokje. Hier wordt weer iets over het voorzorgsprincipe gezegd. Ik ga mijn vraag toch wederom stellen. Heel veel komt hier neer op het voorzorgsprincipe. Heel veel antwoorden en vragen gaan over het beter borgen van het voorzorgsprincipe. Nu dan toch de vraag, of dat nou nog komt of niet: de aangenomen motie-De Hoop, die op 3 oktober 2023 breed door de Kamer gesteund werd, vroeg om te komen met een voorstel naar de Kamer om het voorzorgsprincipe beter te verankeren in wet- en regelgeving. Komt dat nog naar de Kamer, ja of nee? Gaat de staatssecretaris deze motie uitvoeren, ja of nee? Ik zal het even voorlezen. Daarin is letterlijk gezegd: "verzoekt de regering om op korte termijn in overleg met bevoegde gezagen en omgevingsdiensten met een voorstel naar de Kamer te komen om het voorzorgsprincipe beter in wet- en regelgeving te verankeren".
Staatssecretaris Heijnen:
Het voorzorgsprincipe wordt, zoals ik net aangaf, al opgepakt in het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Dat gaat ook over de bewijslastverdeling tussen bedrijven en bevoegd gezag, en de informatieplichten van bedrijven. Die uitkomsten worden ook gebruikt voor de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Dit wordt dus opgepakt via het impulsprogramma.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De motie luidt: "met een voorstel naar de Kamer te komen om het voorzorgsprincipe beter in wet- en regelgeving te verankeren". Ik begrijp dat er al heel veel gebeurt op het gebied van het delen van informatie en kennis. Dat wil ik bevestigen. Maar dit gaat over iets anders. Dit gaat over "met een voorstel naar de Kamer te komen om het voorzorgsprincipe beter in wet- en regelgeving te verankeren". Dat is echt niet hetzelfde als binnen huidige wet- en regelgeving kennis delen. Nee, dat is én binnen huidige wet- en regelgeving kennis beter delen, én dit beter in wet- en regelgeving verankeren, zodat omgevingsdiensten daar iets mee kunnen. Ik wil dus toch vragen om deze motie uit te voeren. Ze is destijds breed aangenomen, van links tot rechts. De PVV en iedereen heeft toen getekend. Het gaat erom dat heel veel neerkomt op het voorzorgsprincipe. Iedereen heeft het er de hele tijd over. Kom met een voorstel naar de Kamer.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik zal in elk geval aan de heer Gabriëls toezeggen dat — waar zitten we nu; ergens halverwege de maand ofzo? — we ergens deze maand nog een brief sturen met een update over waar we staan met betrekking tot het voorzorgsbeginsel.
De voorzitter:
Ik zou graag naar de tweede termijn willen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb wel nog wat vragen liggen, maar ik zal kijken wat ik kan doen.
Mevrouw Veltman en mevrouw Koekkoek vroegen naar betrouwbare metingen van emissies. Inzetten op meer en betere metingen zit in de actieagenda. Er is ook meer zicht op cumulatie, want daarover krijg ik informatie via het Impulsprogramma Chemische Stoffen.
Mevrouw Veltman vroeg ook nog naar de prioritering van zeer zorgwekkende stoffen en het integraal benaderen daarvan. De groep zeer zorgwekkende stoffen heeft eigenschappen als kankerwekkendheid en is immuunsysteemverstorend. Daarom is die groep gevaarlijke stoffen geprioriteerd in wetgeving en beleid. Bedrijven kunnen hoe ze dit uitvoeren aangeven in de vermijdings- en reductieprogramma's. Ook kan daarin aangegeven worden welke zeer zorgwekkende stoffen als eerste worden uitgefaseerd. Dat is het gesprek tussen het bedrijf en het bevoegd gezag. In de uitvoering vindt ook deze integrale afweging plaats.
Voorzitter, ik krijg nu door dat er eind van het jaar een voorstel naar de Kamer komt over hoe het voorzorgsprincipe beter verankerd wordt. Misschien hoef ik daarom nu geen brief meer te sturen.
Meneer Flach vroeg of we de neerslag van stoffen, bijvoorbeeld bij speeltoestellen, mee gaan nemen in de toetsing.
De voorzitter:
Maar die is afwezig, zie ik nu.
Staatssecretaris Heijnen:
O, dus dan ... Maar misschien luistert er wel iemand mee.
De voorzitter:
Heel kort misschien even.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik onderzoek hoe dat praktisch vorm kan worden gegeven.
De voorzitter:
Perfect.
Staatssecretaris Heijnen:
Is dat kort genoeg?
De heer Van Kent vroeg nog naar Chemours en de uitstoot van tfa. Dat moet volgens hem stoppen. Als het technisch kan, is dat wenselijk, maar anders moet het ook. Deel ik dat? Ja, in algemene zin is het de inzet om de emissies van dit soort stoffen zo veel als mogelijk te voorkomen. Het wordt wel erg technisch en ik ben benieuwd of er nog mensen kijken, maar de emissies van trifluorazijnzuur ...
De voorzitter:
De laatste drie hebben nu de televisie uitgezet.
Staatssecretaris Heijnen:
... door Chemours zijn volgens Rijkswaterstaat en de DCMR niet vergund. Daarom hebben ze ook een last onder dwangsom opgelegd. Maar het bedrijf heeft dus wel gelijktijdig een aanvraag ingediend. Het bevoegd gezag is nu aan zet om die aanvraag te beoordelen.
De voorzitter:
Prima.
Hohoho, mevrouw. U zit op de tribune en u mag zich nergens mee bemoeien!
Het laatste blokje. Ik hoop dat we dat kort en puntig kunnen doen. Er is nog een vraag van de heer Van Kent.
De heer Van Kent (SP):
Is de staatssecretaris bereid om bij het bevoegd gezag aan te dringen op het niet verlenen van deze vergunning?
Staatssecretaris Heijnen:
Het bevoegd gezag is natuurlijk wel echt hét bevoegd gezag. Ik neem aan dat er wordt meegeluisterd en dat de mening van de SP hierover nu ook daar bekend is.
De heer Van Kent (SP):
Maar wat is de mening van de staatssecretaris? Vindt de staatssecretaris net als de SP dat dit gif daar niet uit die pijp moeten komen en dat die vergunning dus ook niet verleend moet worden?
Staatssecretaris Heijnen:
Het is aan de omgevingsdienst om die vergunning al dan niet te verlenen. Ik heb al gezegd dat het in algemene zin echt de inzet is om emissies van dat soort stoffen zo veel mogelijk te voorkomen. Dus dat geldt ook voor tfa.
De heer Van Kent (SP):
Voor de kijkers thuis: het gaat om een aanvraag voor een vergunning voor het uitstoten van 127 kilo extreem giftig spul. Ik vraag de staatssecretaris wat haar opvatting is over een fabriek die zo'n vergunning aanvraagt bij het bevoegd gezag. Vindt de staatssecretaris net als de SP dat die vergunning niet verstrekt zou moeten worden?
Staatssecretaris Heijnen:
Volgens Rijkswaterstaat en volgens de DCMR is de uitstoot van dat middel niet vergund. Dat is ook de reden waarom ze een last onder dwangsom hebben opgelegd. Ik vind dat heel terecht en ik begrijp dat ook heel erg goed, maar het staat het bedrijf vrij om daar hoger beroep tegen aan te tekenen. Ik heb er alle vertrouwen in dat het bevoegd gezag het op de juiste manier gaat afhandelen, zodra dat hoger beroep aan de orde komt. Het is duidelijk dat ik het niet wenselijk vind, maar het gaat uiteindelijk om het bevoegd gezag. De heer Van Kent probeert mij een uitspraak te ontlokken, maar uiteindelijk gaat het erom wat het bevoegd gezag in dezen vindt. Maar goed ...
Het lid Kostić vroeg of ik een nulmeting bij Tata Steel wil doen. Ik ben het met het lid Kostić eens dat het cruciaal is om onafhankelijk en transparant te kunnen vaststellen dat de beloofde doelen daadwerkelijk worden gehaald. Er wordt op dit moment besluitvorming over de precieze onderhandelinzet voorbereid, inclusief de bijbehorende doelen. Daarbij wordt nagedacht over de beste meetmethodiek. Dat zou dus ook heel goed die nulmeting kunnen zijn.
De heer Boutkan (PVV):
Ik begrijp dat de staatssecretaris naar aanleiding van de vraagstelling van de heer Van Kent verwijst naar het bevoegd gezag. Dat is ook een terecht antwoord, want daar gaat het bevoegd gezag over. Maar het is natuurlijk eigenlijk van de zotte dat je, als een bedrijf een lozing doet die niet is toegestaan, een soort kat-en-muisspelletje krijgt door te zeggen: nou, dan gaan we het toch aanvragen? Door het bevoegd gezag kan toch heel duidelijk de boodschap worden overgebracht: u bent in overtreding en u kunt aanvragen wat u wilt, maar die aanvragen nemen we niet in behandeling, want u bent gewoon in overtreding? Bent u bereid om die boodschap via het bevoegd gezag over te brengen? Want de staatssecretaris gaat niet over het bevoegd gezag, maar laat het signaal vanuit deze Kamer duidelijk zijn dat wij dit soort kat-en-muisspelletjes door die bedrijven zat zijn.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ga ervan uit dat het bevoegd gezag, als een bedrijf een nieuwe aanvraag indient — dat hebben ze dus gedaan — heel snel tot een beoordeling kan komen. Dan bedoelen we, denk ik, allebei hetzelfde.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoorde iets over onderhandelingen in verband met die nulmetingen. Kan de staatssecretaris toelichten waar precies over wordt onderhandeld, door wie precies en of de omwonenden en de Kamer daarbij zijn betrokken? En kan ze toelichten wat dat precies te maken heeft met de vraag of er niet eindelijk, na zoveel jaar wachten en alles wat misgaat, gewoon een keer een nulmeting kan worden gedaan bij Tata Steel?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik gaf aan dat we nu bezig zijn met de onderhandelingen over de maatwerkafspraken. Een nulmeting zou daar heel goed een rol in kunnen vervullen. Maar het gaat erom dat we ervoor zorgen ... Ik wil dadelijk ook gaan meten. Er moeten verbeteringen in de gezondheid gaan plaatsvinden in die omgeving. Dan moet je dus ook weten wat je vertrekpunt is. Er wordt nu nagedacht over de vraag hoe je dat op de beste manier kunt invullen. Daar zal de Kamer ongetwijfeld ook nog een mening over hebben, dus ik kom nog bij de Kamer terug om daarover te spreken.
De voorzitter:
Prima. Kan de staatssecretaris afronden?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja. Ik heb eigenlijk ook nog wat over Chemours, maar goed.
De heer Grinwis vroeg of ik net als de expertgroep IJmond aanbeveel om de WHO-advieswaarden te hanteren bij het verlenen van vergunningen. Nederland is tevreden met de uitkomst van de onderhandelingen in Brussel over de nieuwe Richtlijn Luchtkwaliteit. De nieuwe grenswaarden voor 2030 voor de belangrijkste luchtvervuilende stoffen zijn flink verlaagd en liggen op het door de Europese Commissie voorgestelde niveau van het meest ambitieuze tussendoel dat de WHO hanteert.
De heer Van Dijk vroeg ook naar Tata Steel en de maatwerkafspraken. Hij vroeg of ik zal borgen dat die prestatieafspraken onafhankelijk te verifiëren zijn. Daar heb ik net al iets over gezegd. Het kabinet wil gezondheid dus een prominente plaats geven. Ik ben het helemaal met hem eens dat je dat vervolgens goed moet kunnen opvolgen en meten.
De heer Eerdmans zei dat het ook niet echt helpt om heel Tata de nek om te draaien, want dan heb je banenverlies en verslechtering van emissies en ontwikkelingen naar groen staal. Hij geeft ook aan dat er staatssteun is in andere landen. Hij vraagt: doen wij wel genoeg, als staat, om Tata te steunen? Het kabinet heeft vorige week aangekondigd in te willen zetten op het maken van die maatwerkafspraken. Daarbij geven we ook steun aan de transitie die Tata door zal moeten gaan. In mijn eerdere bijdrage zei ik al dat een aantal zaken die op het gebied van gezondheid worden besproken, nog bovenwettelijk zijn; dat zijn dus geen verplichtingen. Het is dus goed dat de overheid bekijkt: hoe kunnen wij daarin helpen? Juist door het maken van die maatwerkafspraken willen we de gezondheid van omwonenden verbeteren en willen we ervoor zorgen dat de klimaatimpact van het bedrijf wordt teruggebracht en dat de banen behouden blijven. Net als in de landen die meneer Eerdmans noemde, is daarvoor wel financiële steun nodig. Het Rijk heeft gezegd dat we die via de maatwerkafspraken zullen geven.
Mevrouw Veltman vroeg nog wanneer die afspraken worden gemaakt. Eind april, tijdens de voorjaarsbesluitvorming, hopen we daarover een besluit te nemen.
Dan had meneer Eerdmans gevraagd hoe ik aankijk tegen toezicht dat door bewoners moet worden overgenomen. Het is natuurlijk zorgelijk als omwonenden het gevoel hebben dat ze het toezicht moeten overnemen. De omgevingsdienst heeft een programma opgesteld waarin extra controlemetingen worden uitgevoerd. Recent is er een extra camera geplaatst voor toezicht op de Kooksfabriek. Daarnaast evalueert de provincie het luchtmeetnet. In de OVV-agenda die ik de Kamer heb gestuurd, ga ik in op verbeteringen die mogelijk zijn met betrekking tot de systematiek van meten en monitoren. Dat is namelijk heel belangrijk.
Meneer Eerdmans vroeg ook nog of andere bedrijven baat kunnen hebben bij een expertgroep. Zoals ook uit het rapport blijkt, verschilt de problematiek per bedrijf. Ik vind het dan ook niet zinvol om voor elk bedrijf een aparte expertgroep in te stellen. De specifieke milieu- en gezondheidsproblematiek rond Tata is aanleiding geweest om een expertgroep in te stellen, mede op verzoek van de omwonenden. We kunnen natuurlijk wel leren van dit voorbeeld en dit eventueel ook toepassen op andere plekken.
Mevrouw Keijzer heeft gevraagd of ik weet dat veertien instanties iets moeten vinden van Tata. Ze zegt dat er eerst duidelijker regie moet komen. Ik ben het niet met haar eens dat er momenteel onduidelijkheid is over de plek waar VTH-taken belegd zijn. Dat is echt wel duidelijk, namelijk bij drie partijen. Het bevoegd gezag van Tata Steel is de provincie Noord-Holland. Die heeft de omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied gemandateerd om die taken uit te voeren. Voor de natuurwetgeving is de omgevingsdienst Noord-Holland Noord gemandateerd en voor de watervergunningen is Rijkswaterstaat verantwoordelijk. De ILT heeft een adviesrol. De huidige rolverdeling qua wetgeving is dus wel duidelijk, vind ik.
Dan nog een paar vragen. De heer Gabriëls vroeg naar de vertraging in de Europese behandeling van de pfas-restrictie. Het ligt nu voor bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen. De doorlooptijd is langer dan normaal. Er zijn meer dan 5.600 reacties binnengekomen met meer dan 100.000 pagina's aan tekst. Al die informatie moet eerst worden verwerkt. Ik deel het gevoel van haast en urgentie. Dat is ook de reden waarom Nederland heeft aangeboden om mee te helpen bij het verwerken van al die informatie om zo de doorlooptijd zo kort mogelijk te houden.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja. Dank u wel dat u daar druk blijft zetten. Het is natuurlijk wel zo dat al in 2021 werd opgeroepen tot een nationaal pfas-verbod. Toen werd er gezegd: het duurt langer om dit nationaal te doen; laten we dat Europees doen. Nu is het 2024 en wordt het wederom met een jaar vertraagd. Het argument dat het langer duurt als je het nationaal oppakt, geldt dus niet meer. We hebben in Europa ook heel veel vertraging gezien op andere natuur- en milieuwetgeving. Wanneer komt het moment dat we zelf een traject kunnen beginnen en dus misschien niet moeten kiezen voor een gelijk speelveld, omdat het er maar niet komt?
Staatssecretaris Heijnen:
Dat is op dit moment gewoon niet aan de orde. Ik wil echt hopen dat we zo snel mogelijk die pfas-regelgeving in Europees verband vaststellen. Er is nog een aanvullende reden waarom ik heel erg hoop dat we er in Europees verband uit komen, namelijk het feit dat Nederland maar een postzegel is als je het op Europees niveau bekijkt en pfas niet stopt bij de grens. Wij komen allebei uit Limburg, waar de Maas doorheen stroomt. Via de Maas komt er linea recta allerlei rotzooi Nederland binnen. Ik heb liever dat het in België, Frankrijk en andere landen op eenzelfde manier gereguleerd is. Dan weten we tenminste ook waar we aan toe zijn, want een heleboel vervuiling in Nederland ontstaat niet in Nederland, maar komt van buiten de landsgrenzen ons land binnen. Dat gaat via wind, via bodem en via water — via de bodem misschien iets minder snel, maar toch.
Het lid Kostić heeft gevraagd of we niet alvast kunnen verbieden om pfas-producten op de markt te brengen. Daar zie ik geen meerwaarde van in. Daar zet Nederland ook niet op in. Gezien het vrije verkeer van goederen zou ik ook niet weten hoe je dat in de praktijk moet handhaven als je dat alleen maar in Nederland verbiedt.
De heer Bamenga vroeg naar de pfas-lozingen. Er zijn strenge voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning voor lozingen, zeker als het gaat om zeer zorgwekkende stoffen. Indien een bedrijf voldoet aan alle voorwaarden, dan heeft het recht op een vergunning. Daar heeft meneer Bamenga vast ook al eens een keer met minister Harbers over van gedachten gewisseld.
De heer Flach stelde nog een vraag over het feit dat de lozingen van pfas in de Maas veel hoger bleken te zijn. Pfas in de rijkswateren is zeker niet alleen afkomstig van lozingen van bedrijven. Ik had het daar net al even over. Bovenstroomse aanvoer, diffuse emissies en nalevering van al in het systeem aanwezige pfas uit het verleden spelen daarbij ook allemaal een rol.
De heren Flach en Grinwis vroegen hoe we ervoor gaan zorgen dat de daadwerkelijke emissies meer en adequater worden gemonitord. We zijn al druk bezig te kijken hoe we die monitoring kunnen verscherpen. Tegelijkertijd denk ik ook dat we reëel moeten zijn. We zullen het nooit helemaal honderd procent in kaart kunnen brengen. Samen met Rijkswaterstaat, de waterschappen en de drinkwaterbedrijven proberen we het beeld wel steeds scherper te krijgen, zodat we vervolgens ook kunnen handelen om de emissies terug te dringen.
Voorzitter, dan ben ik er bijna doorheen. Grinwis en Koekkoek hebben nog gevraagd naar het opruimen van bestaande vervuiling. Ik ken het Australische voorbeeld. De taskforce is met name gericht op het delen van informatie over de aanpak en de impact die pfas heeft.
Flach en Van Kent hadden nog een vraag. Is het nou Kent of Van Kent? Van Kent, hoor ik. Er staat elke keer Kent, maar ik dacht te weten dat het Van Kent is. Het RIVM doet bij Chemours een verkennend onderzoek naar de vraag op wat voor manier het gezondheidsonderzoek zinvol is voor de omgeving van Chemours. De behoeften en zorgen die er bij omwonenden leven, spelen een heel belangrijke rol in die verkenning. Daarna volgt eventueel een gezondheidsonderzoek waarin de gezondheidseffecten ook in beeld worden gebracht. De resultaten van die verkenning door het RIVM zijn naar verwachting in de zomer van 2024 beschikbaar.
Dan had ik nog een vraag van de heer Grinwis over het gelijke speelveld in verband met de vergunning voor Chemours en Lille. Het is aan het bevoegd gezag in Frankrijk om daar wel of niet een vergunning voor te verlenen. Vanuit Nederland zullen we de lessen die we geleerd hebben via de internationale riviercommissie delen met onze Franse collega's.
Dan had meneer Van Kent — hier staat het trouwens wel goed op mijn blaadje — nog een vraag over meten is weten. Hij vroeg mij een netwerk van gekwalificeerde meetapparatuur op te tuigen rondom pfas-producerende fabrieken, zodat we 24 uur per dag inzicht hebben. Dat mag niet in het beheer van de bedrijven zelf zijn. Hij vroeg of ik dat kan toezeggen. Ik kan dat nu niet toezeggen. De actieagenda zet in op het verbeteren van metingen van bedrijven en ook continue metingen zullen daarin worden meegenomen. Dat heb ik ook aangegeven. Pfas is bovendien op dit moment nog niet continu meetbaar. Het is dus op dit moment niet mogelijk een dergelijk meetnet te maken. Als binnen de actieagenda de beschikbare meetmethoden worden geëvalueerd, zal ook aandacht moeten worden besteed aan de beste manier om pfas te monitoren bij bedrijven.
De voorzitter:
Was dat uw laatste mapje?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wilde net zeggen: punt.
De voorzitter:
Punt. U kunt even ademhalen!
De heer Van Kent (SP):
Ik heb nog een vraag over het vorige punt. Het RIVM is bezig met een verkenning voor een onderzoek naar de gezondheid van omwonenden van Chemours. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen: in de zomer wordt daar resultaat van verwacht. Kan de staatssecretaris toezeggen dat als er een resultaat is, er in ieder geval uiterlijk dit kalenderjaar gestart wordt met dit onderzoek?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik stel voor dat op het moment dat er rond de zomer duidelijkheid is over wat het RIVM adviseert, er zo snel mogelijk een marsroute wordt opgestart om dat onderzoek uit te gaan voeren, wat dat dan ook moge zijn: of het nou precies zo'n gezondheidsonderzoek wordt of anderszins. Dat is een beetje het punt. Het is wel belangrijk dat er een onderzoek wordt gedaan omdat dit uiteindelijk de meeste effecten heeft voor de omwonenden. Dat is het RIVM nu goed in kaart aan het brengen. Maar wat mij betreft hoeft daar niet te veel vertraging in te komen. Ik zou zeggen: hoe sneller, hoe beter.
De heer Van Kent (SP):
Ja, want de omwonenden zitten daar echt op te wachten.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja.
De heer Van Kent (SP):
Dus ik zou toch wel iets meer duidelijkheid voor die omwonenden willen. De zomer is over een paar maanden. Kunnen er dan al bijvoorbeeld voorbereidingen worden getroffen of kan de staatssecretaris met het RIVM in overleg gaan dat het RIVM al voorbereidingen treft voordat het zijn rapport presenteert, zodat er dit kalenderjaar al gestart kan worden met het onderzoek als dat de uitkomst is van de verkenning? Dan is het niet zo dat er in de zomer weer een stuk papier ligt, waarna het vervolgens weer een jaar gaat duren.
Staatssecretaris Heijnen:
Onze ambitie is om het snel op te pakken. Daar hoeft de heer Van Kent zich geen zorgen over te maken. Ik wil ook wel toezeggen dat we daar de vaart in zullen houden. Ik kan niet precies zeggen wanneer we met een eindconclusie komen. Ik wil ook eerst weten wat het RIVM überhaupt gaat adviseren. Misschien zegt het wel dat er een heel lang onderzoek moet plaatsvinden, misschien zegt het iets aan het eind van de maand geregeld te kunnen hebben. Laten we dat even afwachten. Zodra dat bekend is, communiceer ik dat aan de Kamer. Daarbij zal meteen een marsroute worden gepresenteerd.
De heer Van Kent (SP):
Oké, dank. De conclusie kan dus zijn dat als het RIVM met de verkenning komt, die vervolgens aan de Kamer wordt gestuurd, samen met een concrete planning wanneer dat onderzoek dan wordt uitgevoerd?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, dat lijkt me wel, ja.
De heer Olger van Dijk (NSC):
In mijn bijdrage heb ik ook een vraag gesteld over pfas die aansluit bij de laatste vraag die werd beantwoord door de staatssecretaris. Het ging mij om de verplichting van bedrijven om gegevens te monitoren over gezondheidseffecten. Pfas is daar één van, maar dit is veel breder. Dit staat ook in de actieagenda. Daarin staat dat de wenselijkheid wordt verkend, net als uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Ik hoop dat de staatssecretaris het met mij en Nieuw Sociaal Contract eens kan zijn dat helder is dat er een stap moet worden gezet naar meten is weten door bedrijven en dat het wenselijk is om tot een verplichting van die monitoring te komen. En dan gaan we kijken naar die uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Kan de staatssecretaris ook bevestigen dat zij die wenselijkheid ziet?
Staatssecretaris Heijnen:
Zeker. Ik zie eigenlijk een dubbele wenselijkheid. Ik zie aan de ene kant echt een verantwoordelijkheid van bedrijven om ook zelf te willen meten wat zij uitstoten in de directe leefomgeving. Maar ik vind ook dat er een controlerende taak bij ons zit, om ervoor te zorgen dat we dat nog eens kunnen dubbelchecken. Dat betekent dat we aan twee kanten moeten kijken wat er nodig is. We moeten zeker ook een verantwoordelijkheid bij die bedrijven leggen, maar niet alles bij die bedrijven leggen. We moeten ook een bepaalde mate van eigen controle door onze eigen instanties behouden.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover de eerste termijn. Zullen we meteen doorgaan met de tweede of zegt de staatssecretaris: even een momentje rust? Tweede termijn. Het woord is aan de heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Voorzitter. Drie moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het rapport-Van Aartsen/Sorgdrager concludeert dat substantiële verbetering van het VTH-stelsel vraagt om meer regie en betrokkenheid van bewindspersonen, dat een meer uitgebreide invulling van stelselverantwoordelijkheid moet worden vastgelegd en dat het tijd is voor een stelseldiscussie;
overwegende dat omwonenden van industrie onvoldoende worden beschermd tegen schadelijke uitstoot en dat een slecht functionerend VTH-stelsel daaraan bijdraagt;
verzoekt de regering om, in lijn met de conclusies van het rapport-Van Aartsen/Sorgdrager, de opties voor stelselwijzigingen in kaart te brengen waarbij er meer ruimte en regie komt voor de bewindspersoon, en deze aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Koekkoek, Vedder, Kostić, Grinwis en Eerdmans.
Zij krijgt nr. 278 (28089).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij diverse industriële bedrijven de standaard is dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor het meten van hun emissies;
overwegende dat de Expertgroep Gezondheid IJmond aanbeveelt om emissiemetingen te laten uitvoeren door een onafhankelijke organisatie;
verzoekt de regering om in kaart te brengen wat er nodig is om onafhankelijke emissiemeting de standaard te maken binnen ons VTH-stelsel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Olger van Dijk, Koekkoek, Van Kent, Grinwis en Eerdmans.
Zij krijgt nr. 279 (28089).
U moet nog even de ondertekenaars noemen van die laatste motie.
De heer Bamenga (D66):
O ja, mijn tijd. Bamenga, Olger van Dijk, Koekkoek, Van Kent, Grinwis en Eerdmans.
De voorzitter:
Nou, dan bent u door uw tijd heen. Nee hoor. Doe 'm maar gewoon.
De heer Bamenga (D66):
Oké, dank u wel.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat nu niet wettelijk is vastgelegd dat omgevingsdiensten en bevoegde gezagen verplicht aan de onderkant van de bandbreedte vanuit de BBT moeten vergunnen;
overwegende dat omwonenden van industrie en hun gezondheid het slachtoffer zijn op het moment dat de uitstoot van vervuilende industrie niet beperkt kan worden;
verzoekt de regering om wettelijk vast te leggen dat bevoegde gezagen verplicht aan de onderkant van de BBT-bandbreedtes moeten vergunnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Gabriëls, Koekkoek, Van Kent, Kostić en Grinwis.
Zij krijgt nr. 280 (28089).
Heel goed. Dan gaan we luisteren naar het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat omgevingsdiensten oproepen om de beste beschikbare technieken ook voor oude installaties te laten gelden en om ervoor te zorgen dat bedrijven moeten bewijzen dat stoffen veilig zijn alvorens ze op de markt worden gebracht, in plaats van dat de omgevingsdienst moet bewijzen dat stoffen onveilig zijn;
constaterende dat de Europese Richtlijn industriële emissies hier de ruimte voor biedt;
verzoekt de regering om de aanbevelingen van de omgevingsdiensten zo snel mogelijk in praktijk te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kostić, Eerdmans, Flach, Grinwis, Van Kent en Koekkoek.
Zij krijgt nr. 281 (28089).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese pfas-restrictie minstens een jaar vertraging oploopt, waardoor waarschijnlijk pas in 2028 geen pfas meer mag worden geproduceerd, en dit funest is voor mens, dier en milieu;
overwegende dat meerdere provincies en gemeenten pleiten voor een verbod op pfas en sommige EU-landen ook verdergaande maatregelen nemen;
verzoekt de regering om, vooruitlopend op het Europese pfas-restrictievoorstel, zo snel mogelijk een nationaal verbod op de productie en toepassing van pfas in te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kostić en Van Kent.
Zij krijgt nr. 282 (28089).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat handhavers nu grotendeels afhankelijk zijn van de informatie van vervuilende bedrijven zelf en de staatssecretaris dit grotendeels in stand wil houden;
constaterende dat meermaals is gebleken dat data van grote bedrijven incompleet of incorrect zijn;
overwegende dat het voor het goed kunnen handhaven op vervuilende bedrijven en voor het herstel van het vertrouwen van omwonenden belangrijk is om te investeren in onafhankelijke, continue metingen bij meer meetpunten;
verzoekt de regering om te zorgen voor transparante, onafhankelijke continue metingen bij vervuilende bedrijven en een fijnmaziger meetnet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kostić, Flach, Eerdmans, Grinwis, Van Kent en Koekkoek.
Zij krijgt nr. 283 (28089).
Goed. De heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank. Ik heb in allerijl twee moties meegebracht.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel inwoners van gebieden met pfas-verontreiniging niet weten welke stappen door welke overheden en instanties worden gezet op het gebied van het stoppen van pfas-uitstoot, het opruimen van de vervuiling en het beperken van risico's van de vervuiling;
overwegende dat de Australische overheid een pfas-taskforce heeft ingesteld om informatie over pfas te bundelen en te verbeteren, samenwerking en consistentie tussen verschillende instanties te bevorderen, en inzicht aan bewoners te bieden in de stappen die gezet worden in de aanpak van pfas-vervuiling (www.pfas.gov.au);
verzoekt de regering naar Australisch voorbeeld te komen tot een pfas-platform met actuele en toegankelijke informatie voor bewoners, bedrijven, beleidsmakers en andere actoren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Flach, Bamenga, Koekkoek en Gabriëls.
Zij krijgt nr. 284 (28089).
U moest even kuchen en haperde enigszins bij het voorlezen van de motie. Zijn het de emoties of bent u gewoon buiten adem?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Excuus, voorzitter. Dat laatste.
De voorzitter:
Ik had de tekst niet goed verstaan. Kunt u die even herhalen? Haha. Ik denk dat er een vriendschappelijke interruptie aankomt van de heer Van Kent.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, excuus.
De heer Van Kent (SP):
Misschien even een moment van rust.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja! Dank aan collega Van Kent. En excuus. Ik was even met collega Flach bij een andere afspraak, maar ik ben weer terug. Dank, nogmaals, aan collega Van Kent. Dat had ik even nodig.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering naar aanleiding van het OVV-rapport Industrie en omwonenden een actieagenda heeft opgesteld Op weg naar een schone en gezonde industrie;
overwegende dat deze actieagenda geen vastgestelde momenten kent waarop de acties afgerond moeten zijn;
verzoekt de regering de actieagenda aan te vullen met een tijdlijn en streefdata voor afronding van de acties, en de Kamer vervolgens regelmatig te informeren over de voortgang van deze acties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Flach, Gabriëls, Olger van Dijk, Bamenga, Koekkoek, Veltman en Kostić.
Zij krijgt nr. 285 (28089).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik dank de voorzitter voor zijn geduld en de staatssecretaris voor haar antwoorden.
De voorzitter:
Heel goed. De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het terugdringen van gezondheidsrisico's een absolute voorwaarde moet zijn voor eventuele subsidie aan Tata Steel;
constaterende dat de Expertgroep Gezondheid IJmond stellig heeft geadviseerd om een gezondheidseffectrapportage op te stellen in het maatwerktraject waarmee de absolute uitstoot van schadelijke stoffen en de gezondheidseffecten daarvan in kaart worden gebracht;
constaterende dat de expertgroep zelfs heeft aangeboden om te helpen bij het opzetten en beoordelen van deze rapportage;
verzoekt de regering om per direct te starten met het opstellen van een gezondheidseffectrapportage in samenwerking met de Expertgroep Gezondheid IJmond om gezondheid een volwaardige plaats te geven in het maatwerktraject,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gabriëls, Olger van Dijk, Kostić, Van Kent, Grinwis, Bamenga, Koekkoek, Flach en Eerdmans.
Zij krijgt nr. 286 (28089).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft geconcludeerd dat omwonenden van industrie er op dit moment niet op kunnen vertrouwen dat hun gezondheid wordt gewaarborgd door de overheid;
constaterende dat het voorzorgsprincipe volgens de Onderzoeksraad voor Veiligheid veel beter moet worden geborgd in het systeem van vergunnen;
verzoekt de regering om te onderzoeken of een gezondheidseffectrapportage eenzelfde plek kan krijgen als een milieueffectrapportage in de besluitvorming over omgevingsvergunningen voor industriële bedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gabriëls, Kostić, Van Kent, Grinwis, Koekkoek en Flach.
Zij krijgt nr. 287 (28089).
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Boutkan van de PVV ziet af van zijn spreektijd. Dan gaan wij luisteren naar de heer Olger van Dijk van NSC.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Voorzitter, dank. Dit debat van vandaag ging over de omwonenden bij industrie en hun gezondheid, waar we met elkaar als overheid maar ook bedrijven toch te weinig aandacht voor hebben gekregen. Het is zaak om dat beter te gaan doen de komende tijd. Er zijn allerlei voorstellen gepasseerd. Maar we moeten ook de daad bij het woord voegen op de korte termijn. En zoals we allemaal weten, wordt in de komende weken gesproken met Tata Steel over de maatwerkafspraken. Het is van belang dat we de overheidssteun die we daar misschien gaan inzetten, ook echt direct gaan koppelen aan resultaten op gezondheid. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Expertgroep Gezondheid IJmond aanbeveelt gezondheid systematisch mee te nemen in de afwegingen rond de vergunningverlening van Tata Steel en de te maken maatwerkafspraken;
constaterende dat om gezondheidseffecten een volwaardige plaats te geven in deze afwegingen rondom steunverlening de expertgroep ook adviseert om naast de milieueffectrapportage ook een integrale gezondheidseffectrapportage op te stellen;
overwegende dat de regering van plan is in te zetten op het opnemen van een paragraaf over gezondheid in een eventuele maatwerkafspraak;
van mening dat meer transparantie in het meten en monitoren van de effecten van de staalproductie op de gezondheid hierbij een essentieel aspect is;
verzoekt de regering om alleen overheidssteun in het kader van maatwerkafspraken met Tata Steel te geven als er harde afdwingbare prestatieafspraken zijn gemaakt over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies;
verzoekt de regering voorts te borgen dat die prestatieafspraken onafhankelijk te verifiëren zijn en dat deze worden verbonden aan continue metingen en periodieke rapportageverplichtingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Olger van Dijk, Postma, Gabriëls, Thijssen, Bamenga, Grinwis, Eerdmans, Koekkoek, Flach, Van Kent en Veltman.
Zij krijgt nr. 288 (28089).
Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Kent van de fractie van de SP.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. De omgeving moet goed weten welke uitstoot er plaatsvindt, zeker als het gaat om pfas-fabrieken of fabrieken waar pfas wordt geproduceerd. Daarom de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de bron van concentraties pfas-stoffen in het milieu vaak onbekend is;
overwegende dat vervuilers daardoor niet kunnen worden bestreden;
verzoekt de regering om rondom pfas-productielocaties een netwerk van gekwalificeerde meetapparatuur op te stellen, waarvan de data publiek inzichtelijk worden gemaakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent, Gabriëls en Kostić.
Zij krijgt nr. 289 (28089).
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. De staatssecretaris zei dat zij het onwenselijk zou vinden als die vergunning verstrekt zou worden voor tfa-uitstoot. Nou, wij zouden een uitspraak van de Kamer willen vragen om dat te onderstrepen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gevaarlijke stoffen niet in het milieu thuishoren;
verzoekt de regering de uitstoot van tfa zo snel mogelijk te stoppen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent en Kostić.
Zij krijgt nr. 290 (28089).
De heer Van Kent (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Eerdmans, JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank, voorzitter. Bedankt trouwens voor de goede antwoorden op de vragen. Ik heb voor deze termijn maar even één vraag gebruikt, en die ging over of het nou zinvol is om het toezicht op die grote vervuilende bedrijven eens onder één laag te sorteren, dat wil zeggen het Rijk. Ik heb dat pingpongen, dat afschuifgedrag, uitgelegd. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.
Ik vind het trouwens leuk om te constateren dat het opkomen voor bewoners bij grote bedrijven die veel vuil uitstoten, niet per se links of rechts is, dat je toch wel in dit debat ziet dat dit echt iets is wat ons kan binden. Dat is misschien een goede aanbeveling voor andere debatten waar dat ook kan.
Voorzitter. Ik heb één voorstel aan de Kamer. Dat gaat over die expertgroepen. Ik heb het iets steviger geformuleerd, dus misschien kan de staatssecretaris de motie iets zachter interpreteren, zo van: als bewoners er behoefte aan hebben om dat rond Chemours en de asfaltcentrale in Nijmegen toch ook te doen, overweeg dat dan. U hoeft het dus niet zo plichtmatig op te vatten als ik het nu ga zeggen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de staatssecretaris de Expertgroep Gezondheid IJmond heeft ingesteld;
constaterende dat deze expertgroep van deskundigen gevraagd en ongevraagd de staatssecretaris kan adviseren over de impact van Tata Steel op de omgeving;
verzoekt het kabinet ook voor Chemours Dordrecht en de asfaltcentrale in Nijmegen een expertgroep in te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.
Zij krijgt nr. 291 (28089).
Dank u wel. Mevrouw Veltman van de VVD.
Mevrouw Veltman (VVD):
Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de antwoorden en de reacties op alle vragen.
Het belang van het meewegen van de gezondheid is groot, maar om het mooi Nederlands te zeggen: the proof of the pudding is in the eating. Oftewel, het gaat om het bereiken van het doel en de concrete acties die daartoe leiden.
Van mij uit geen moties, maar ik sluit me graag aan bij het initiatief van de heer Grinwis over de tijdlijn die gekoppeld wordt aan acties in de actieagenda en bij het initiatief van de heer Van Dijk om concrete prestatieafspraken te maken over de gezondheidseffecten bij de maatwerkafspraken van Tata Steel.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Prima. Mevrouw Koekkoek van Volt. En mevrouw Keijzer heeft ons verlaten, denk ik, dus mevrouw Koekkoek is de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Het woord is aan haar.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de staatssecretaris en de ondersteuning voor de beantwoording van de vragen. Ik zie dat er alvast wordt onderhandeld over de tijd.
Ik wilde nog het volgende zeggen. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Eerdmans. Ik vind het mooi om te zien dat het geen links of rechts debat is. Dat wordt gewaardeerd, ook door mijzelf. Ik hoop dat de staatssecretaris zich hier verder voor zal blijven inzetten. Ik hoop dat we echt kunnen versnellen.
Snel nog twee moties, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de onderzoeksagenda wordt gekeken naar de bodem en het water en niet naar de mensen;
verzoekt de regering middels de onderzoeksagenda inzicht te geven in cumulatieve gezondheidseffecten en deze te meten, zoals gevraagd door de provincies Noord- en Zuid-Holland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.
Zij krijgt nr. 292 (28089).
Mevrouw Koekkoek (Volt):
De tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat lokale overheden te weinig capaciteit hebben om op te kunnen treden tegen pfas en burgers te beschermen;
verzoekt de regering naar het voorbeeld in Zeeland een interdepartementaal aanspreekpunt voor de Chemoursproblematiek voor de lokale overheden op te zetten met binding in de regio,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koekkoek, Gabriëls, Kostić, Grinwis en Bamenga.
Zij krijgt nr. 293 (28089).
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Prima. Ik schors voor tien minuten en dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.
De vergadering wordt van 18.38 uur tot 18.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 278 wil ik graag oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 279: oordeel Kamer.
Ik wil vragen de motie op stuk nr. 280 aan te onthouden, in afwachting van het akkoord over de Richtlijn industriële emissies.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Bamenga. Hij moet dat doen of niet doen.
De heer Bamenga (D66):
Wanneer is dat?
Staatssecretaris Heijnen:
Die richtlijn wordt in juni bekrachtigd. Ik verwacht dat er daarna een verplichting komt om het binnen 22 maanden wettelijk te verankeren.
De heer Bamenga (D66):
Dat is wat mij betreft akkoord.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bamenga stel ik voor zijn motie (28089, nr. 280) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik wil ook vragen de motie op stuk nr. 281 aan te houden, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
De voorzitter:
Ik kijk even naar het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben benieuwd waarom. Waarom hangt het samen met wat omwonenden al heel lang vragen, namelijk dat er een onafhankelijk onderzoek komt?
Staatssecretaris Heijnen:
Er wordt op dit moment al onderzocht of er een doelmatige en verantwoorde manier is om uitzonderingen voor verouderde installaties te beëindigen. In dat kader wordt een voorstel tot wijziging van regelgeving al nader onderzocht. Een aanpassing van de normering voor oude installaties hoort daar voor mij ook bij. Dat onderzoek is nodig opdat ik weet wat er concreet verbeterd moet worden en hoe dat verbeterd moet worden. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kan ik dan verdere stappen ondernemen. Dat is de reden waarom ik vraag om de motie aan te houden in afwachting van het onderzoek. Anders moet ik 'm namelijk nu ontraden en dat zou jammer zijn.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ben altijd van het aanhouden, als het nut heeft. Het probleem is dat dit al eerder is ingezet en er is toegezegd dat er onderzoek zou worden gedaan. Vervolgens komt er noch een onderzoek …
Staatssecretaris Heijnen:
Nee, het onderzoek is bezig.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het onderzoek is al heel lang bezig. We hebben het vandaag over actie voor omwonenden en voor hun gezondheid. Laten we die stip op de horizon zetten. Hoe u het vervolgens uitvoert, is natuurlijk geheel aan het kabinet. Die vrijheid zit ook in de formulering.
Staatssecretaris Heijnen:
Als de motie niet wordt aangehouden, dan moet ik 'm ontraden.
De motie op stuk nr. 282 wil ik ontraden, omdat een nationaal verbod om producten in de handel te brengen juridisch beperkt mogelijk en slecht handhaafbaar is binnen de interne markt.
De motie op stuk nr. 283 wil ik graag ontraden, omdat ik nu niet kan toezeggen om onafhankelijke, continue metingen te doen. De actieagenda zet sterk in op meer en betere metingen rondom bedrijven en op meer transparantie van de meetresultaten. Dat gaat ook over continue metingen.
De motie op stuk nr. 284 wil ik ontraden, omdat Nederland al beschikt over een pfas-platform, namelijk de website van het RIVM. Daar wordt op een publieksvriendelijke manier informatie ontsloten over de impact van pfas en de acties die rondom pfas worden ondernomen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik weet niet of de staatssecretaris de RIVM-website onlangs heeft bezocht en heeft vergeleken met de Australische website. Dat is toch wel een wereld van verschil. Kunnen we niet afspreken dat de staatssecretaris het RIVM vraagt om de website veel toegankelijker te maken en te zorgen dat bekend wordt bij omwonenden dat ze bij het RIVM terechtkunnen als ze informatie zoeken over pfas?
Staatssecretaris Heijnen:
Als ik de motie dan zo mag lezen dat ik aan het RIVM de oproep van de Kamer overbreng om te kijken naar de Australische site om te zien of ze daarin dingen kunnen veranderen, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Anders krijg je twee platforms en dat schiet ook allemaal niet op.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 284 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 285.
Staatssecretaris Heijnen:
De motie op stuk nr. 285: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 286: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 287: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Jongejonge!
Staatssecretaris Heijnen:
De motie op stuk nr. 288: oordeel Kamer.
De voorzitter:
Nounounou!
Staatssecretaris Heijnen:
De motie op stuk nr. 289 wil ik ontraden. Er bestaat geen continue meetapparatuur voor pfas die in het veld opgesteld kan worden, dus deze motie is in de praktijk niet uitvoerbaar. Het is niet mogelijk.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 290.
Staatssecretaris Heijnen:
De motie op stuk nr. 290 moet ik ontraden, omdat het aan de bevoegde gezagen is om daar een afweging in te maken. Ik zet in op een Europese restrictie voor alle pfas. Daar is tfa dus ook onderdeel van.
De motie op stuk nr. 291 van de heer Eerdmans wil ik ontraden, omdat het bedrijf Asfalt Productie Nijmegen inmiddels is opgekocht en niet meer bestaat. Een expertgroep daar heeft niet meer heel veel zin. Ik geloof dat meneer Boutkan dat ook al had geconstateerd.
De motie op stuk nr. 292 kan ik oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 293 wil ik ontraden, omdat ik de meerwaarde daar op dit moment niet van inzie. Het contact is namelijk goed en als er behoefte is aan contact met de andere departementen, kan dat ook via de bestaande overlegstructuur.
Meneer Eerdmans vroeg of het toezicht van grote bedrijven kan worden ondergebracht bij een loket of bij het Rijk. Ik ben bereid dat te verkennen.
De voorzitter:
Heel goed. Mevrouw Koekkoek nog. Nee, eerst de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Ja, over mijn motie nog; die zou ik graag willen aanpassen. Dat is misschien wel verstandig. Zou u wel bereid zijn om daarnaar te kijken, dus naar een expertgroep aldaar, als het over Chemours gaat?
Staatssecretaris Heijnen:
Ik ben bereid om daarnaar te kijken, maar laten we nou niet te veel dingen al gaan doen, want we willen Tata een beetje gebruiken als een soort proeflocatie om van te leren. Maar ik kan meneer Eerdmans toezeggen dat ik bereid ben ernaar te kijken.
De voorzitter:
Dan krijgen wij van u een aangepaste versie van de motie op stuk nr. 291.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Over de laatste motie, op stuk nr. 293. Het is niet mijn bedoeling — dat is ook niet de intentie van de motie — om een nieuw soort overlegclubje in te zetten, maar wij krijgen wel bepaalde signalen, namelijk dat bepaalde problemen, die samenkomen bij omwonenden van Chemours, bij verschillende departementen liggen. Gezondheid is één departement, landbouw is een ander departement. Je hebt iemand nodig met een mandaat om dat bij elkaar te brengen. Daar ontbreekt het nu aan en …
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
… het contact kan natuurlijk … Ik ken alle goede intenties. Het …
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het is dus geen kritiekmotie, maar er ontbreekt wel een schakel op dit moment.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik snap het. Ik denk echt dat het niet nodig is. Dat meen ik serieus. Als ik dacht dat het nodig was, zou ik het wel doen. Ik heb de afgelopen tijd meer betrokkenheid gehad bij het dossier van Chemours en ik heb gestimuleerd dat mijn departement daar meer bij betrokken is. Ik zal een heel concreet voorbeeld geven: we zaten met de situatie van de eieren en de daarin aangetroffen pfas. Daarover heb ik volop contact gehad met de collega van VWS en ook ambtelijk is daar volop contact over geweest.
De voorzitter:
Prima.
Staatssecretaris Heijnen:
Dan heeft het dus gewoon niet zo veel toegevoegde waarde. Laten we proberen niet te veel te overleggen, maar vooral te doen, want dat is wat de Kamer mij de hele tijd vraagt.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik snap het, maar daar zijn we het dan gewoon niet over eens.
De voorzitter:
Nee.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Het gaat niet over een nieuw overlegclubje.
De voorzitter:
Helder, duidelijk. Tot zover dit debat. Hartelijk dank aan de staatssecretaris. Fijn dat u bij ons was.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag stemmen we over de moties. Ik schors tot 20.00 uur en dan gaan wij verder.
De vergadering wordt van 18.58 uur tot 20.00 uur geschorst.