Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 577 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 12 juli 2024
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Meijerink
I. ALGEMEEN
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven in hoeverre het alsnog noodzakelijk
is om de beslistermijnen op aanvragen voor aanvullende compensatie van werkelijke
schade te verlengen nu de SGH-route wordt gecontinueerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het
wetsvoorstel. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
tot Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen
hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van
bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in
het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling
hersteloperatie toeslagen). Deze leden bedanken de regering voor de toezending hiervan
en willen opmerken dat zij hechten aan een spoedige behandeling van het voorstel.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet aanpassing
termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen.
Deze leden vragen de regering allereerst een reflectie te geven op hoe het komt dat
het voorliggende wetsvoorstel nu behandeld moet worden. De termijnen worden verlengd
naar jaren, terwijl de meeste gedupeerden binnen weken in de ellende zaten. En UHT
slaagt er in de ogen van deze leden niet in de zaak op orde te krijgen.
De leden van de NSC-fractie missen nog enkele hoofdstukken in de memorie van toelichting.
Deze leden verzoeken de regering om expliciet aan te geven hoe de voorgestelde wijzigingen
zich verhouden tot de Grondwet en het EVRM en meer in het bijzonder artikel 17 van
de Grondwet en artikel 6 van het EVRM. In het nader rapport wordt daar wel een stuk
op ingegaan, maar deze leden zijn zeer verbaasd dat er in de memorie van toelichting
geen aandacht aan is geschonken. Deze leden vernemen daarom graag van de regering
of er bij de regering (bij de departementen van financiën, binnenlandse zaken en justitie)
werkelijk waar niemand gewaarschuwd heeft dat er grondwettelijke bezwaren zijn bij
het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden ontvangen graag de ambtelijke adviezen van
alle drie de ministeries die betrekking hebben op de grondwettelijke aspecten als
aparte bijlage bij de antwoorden.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot aanpassing
van termijnen en de nabestaandenregeling binnen de hersteloperatie toeslagen. Deze
leden begrijpen vanuit het huidige verloop van de hersteloperatie dat de regering
dergelijke voorstellen in het wetsvoorstel heeft opgenomen, maar vrezen dat de voorstellen
niet zullen bijdragen aan het vertrouwen van gedupeerden in de hersteloperatie. Deze
leden hebben een aantal nadere vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Deze leden hebben daarover enkele vragen.
1 De termijnen verlengen voor het besluiten op een aanvraag voor aanvullende compensatie
voor werkelijke schade
De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor het voornemen van de regering om de
termijnen voor het besluiten op een aanvraag voor compensatie werkelijke schade te
verlengen. Hiermee komt er meer duidelijkheid voor ouders en worden beroepsprocedures
voorkomen. Het recht van een persoon om binnen een redelijke termijn een beslissing
te krijgen mag niet ten koste gaan van het recht van een ander binnen een redelijke
termijn een beslissing te krijgen. Voor de leden van de VVD-fractie staat voorop dat
ouders niet langer dan nodig in onzekerheid mogen zitten.
De leden van de CDA-fractie vragen ter verduidelijking of met de forfaitaire schaderoute
de SHG-route wordt bedoeld. De regering geeft aan dat de aanvullende schaderoutes
in de praktijk niet leiden tot het halen van de beslistermijn. Uit de evaluatie van
de pilot SGH bleek een versnelling wel degelijk haalbaar. Deze leden vragen wat volgens
de regering de verwachte versnelling is die met het formeel instellen van de SGH-route
wordt bereikt, en wat de verwachte invloed daarvan is op de behandeltermijnen.
Deze leden vinden het een vergaande beslissing om beslistermijnen tot 24 maanden te
gaan hanteren. Deze leden vragen of ooit beslistermijnen van 24 maanden zijn gehanteerd
en hoe de regering zo’n lange termijn nog als redelijk kan zien. Deze leden vragen
of de regering het ook voor zich ziet om deze beslissing enkele maanden uit te stellen,
totdat een beter inzicht kan worden gekregen in aanvragen bij de SGH-route en behandeling
daarvan.
Ook vragen deze leden of andere opties zijn overwogen, bijvoorbeeld van 6+6 naar 6+6+6
in plaats van naar 12+12 gaan, of een andere kortere termijn, om op die manier wel
steeds het streven naar het halen van de termijnen te benadrukken en daarnaast te
streven naar het verkorten van de gemiddelde beslistermijn van 22 maanden.
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de regeling werkelijke schade voor ex-partners
naar verwachting zal gaan worden uitgevoerd. Deze leden vragen hoeveel vertraging
het voor gedupeerde ouders zal opleveren als deze regeling tegelijk zal gaan worden
uitgevoerd door dezelfde organisatie.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de effecten van de diverse reeds genomen maatregelen
zijn op de overschrijdingen van de wettelijke beslistermijnen. In hoeverre zijn deze
overschrijdingen gedempt? Ook vragen deze leden of er vergelijkbare situaties zijn
geweest waarin gekozen is voor een verlenging van de beslistermijnen, zoals vastgelegd
in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De leden van de SGP-fractie constateren dat de voorgestelde wijziging inbreuk maakt
op de rechtsbescherming van burgers. Erkent de regering dat en kan de regering nogmaals
toelichten waarom dat in dit geval rechtmatig is?
Tevens wijzen de leden van de SGP-fractie erop dat de verruiming van de beslistermijn
betrekking heeft op een betrekkelijk kleine, maar vooral afgebakende groep. Deze groep
zou voordeel moeten hebben van deze wijziging, volgens deze leden. In hoeverre is
deze groep meegenomen bij het voorstellen van de verlenging van de beslistermijnen?
Is overwogen de termijn weer te bekorten indien de wachttijd is teruggelopen? Deze
leden vinden het van groot belang dat de verlenging van de beslistermijnen van tijdelijke
aard is. Is het mogelijk wettelijk te verankeren dat de beslistermijnen weer worden
bekort als aan bepaalde voorwaarden is voldaan?
1.1 Voorgestelde aanpassingen van de termijn voor het besluiten op een aanvraag voor
aanvullende compensatie voor de werkelijke schade
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat de door de regering beschreven
vicieuze cirkel onwenselijk is. Deze leden zijn benieuwd of de regering andere manieren
ziet om het instellen van een beroep niet tijdig beslissen te ontmoedigen, afgezien
van de voorgestelde aanpassingen van de maximale beslistermijnen. Daarnaast vragen
deze leden of de regering kan kwantificeren hoe groot het dempende effect is geweest
van de genoemde «diverse versnellingsmaatregelen» op de gemiddelde wachttijd op een
beschikking en in hoeverre de genomen maatregelen naar verwachting in de toekomst
nog een dempend effect gaan hebben. Heeft deze verwachting (inclusief die over het
effect van het opschalen van de route via de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH))
ook gevolgen voor de noodzaak van het aanpassen van de maximale beslistermijnen? In
hoeverre kan en zal het voorliggende wetsvoorstel tussentijds worden aangepast als
blijkt dat de beslistermijnen door ingezette versnellingsmaatregelen toch gehaald
worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen op dit punt dat de regering «maximale
inspanningen» heeft geleverd. Deze leden vragen hoeveel medewerkers (fte) er nu grofweg
nodig zijn voor het afhandelen van beroepen niet tijdig beslissen en hoeveel daarvan
weer beschikbaar komen voor de kerntaak van de UHT op het moment dat het voorliggende
wetsvoorstel geïmplementeerd zou worden. Daarnaast vragen deze leden hoeveel extra
medewerkers (fte) nodig zouden zijn om de huidige wettelijke beslistermijnen wél te
halen. Kan de regering daarnaast aangeven hoeveel medewerkers (fte) er extra nodig
zouden zijn om de gemiddelde wachttijd terug te brengen tot 12 maanden? En tot zes maanden?
Wat zouden de budgettaire gevolgen daarvan zijn? In hoeverre is de UHT nu in staat
om voldoende medewerkers te werven? Kan de regering een inschatting geven van hoe
realistisch een extra wervingsopgave in lijn met de hierboven genoemde scenario’s
zou zijn?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd hoe groot de druk momenteel
is op de rechtspraak en hoeveel de regering verwacht dat dit concreet zal afnemen
na voorgestelde aanpassing.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen ook of het verlengen van de termijnen
voor het besluiten op een aanvraag voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade
precedent kan scheppen voor het verlengen van termijnen op andere onderwerpen of wetten
in de toekomst. Kan dit niet zorgen voor een glijdende schaal met betrekking tot het
inperken van rechtsbescherming en rechtszekerheid, als door toedoen van beleid van
de overheid geldende termijnen niet worden gehaald?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verlengde termijnen gaan gelden voor alle
nieuwe aanvragen die ingediend worden wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt.
Om hoeveel gevallen gaat dit naar inschatting van de regering? In welke mate verwacht
de regering dat door dit voorstel de daadwerkelijke behandeltermijn zal afnemen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat door de aanpassing van de beslistermijn, medewerkers
die niet meer nodig zijn om de beroepen niet tijdig beslissen af te wikkelen op andere
plekken binnen de hersteloperatie kunnen worden ingezet. Kan de regering dit nader
toelichten? Op welke plekken binnen de hersteloperatie zijn deze medewerkers beschikbaar
om in te zetten en hoeveel fte bedraagt deze groep? Wat betekent dit concreet voor
de doorlooptijd van een aanvraag voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade?
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om de beslistermijn
ten aanzien van aanvragen voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade te
verlengen. Er wordt voorgesteld om deze te wijzigen van zes maanden na indiening van
de aanvraag (met een mogelijke verlenging van maximaal zes maanden) naar twaalf maanden
na indiening van de aanvraag (met een mogelijke verlenging van maximaal twaalf maanden).
Deze leden merken op dat dit een substantiële verlenging is van de beslistermijn,
die bovendien mogelijk tot meer rechtsonzekerheid leidt bij de aanvragers en de rechtspositie
van aanvragers verzwakt. Deze leden wijzen in dit kader ook op diverse (zeer) kritische
reacties van onder meer de Raad voor Rechtsbijstand, de Nederlandse orde van advocaten
en het Adviescollege toetsing regeldruk. Ook in deze reacties wordt aandacht gevraagd
voor de rechtsonzekerheid van aanvragers. De Nederlandse orde van advocaten geeft
bovendien aan dat het niet halen van beslistermijnen is gelegen in het niet op orde
zijn van de werkprocessen en dat dit voorstel slechts symptoombestrijding is. Deze
leden kunnen de redenering van de regering volgen dat de beroepen niet-tijdig beslissen
veel tijd van de rechtspraak in beslag nemen die vervolgens niet aan andere toeslagzaken
kan worden besteed. Echter, de kans bestaat mogelijk ook dat in de uitvoering minder
druk wordt ervaren als er minder beroepen niet-tijdig beslissen worden ingediend en
dat dit de doorloop nog verder vertraagt. Kan de regering de verzwakte rechtspositie
van aanvragers expliciet afwegen tegen de voordelen die de regering verwacht te bereiken
met het onderhavige voorstel, waarbij bovenstaande bezwaren worden meegenomen en specifiek
wordt ingegaan op de druk die de beroepen niet-tijdig beslissen thans op de rechtspraak
leggen en hoeveel deze naar verwachting gaat afnemen als het voorstel in werking treedt?
Kortom: kan een concretere toelichting worden gegeven op de achterliggende gedachte
van de voorgestelde wijziging?
De leden van de NSC-fractie merken op dat, los van de hierboven genoemde aspecten,
het verlengen van de beslistermijn ook van invloed kan zijn op het vertrouwen in de
hersteloperatie, in negatieve zin. Heeft de regering oog voor dit risico? Wat zouden
hier eventuele gevolgen van kunnen zijn en hoe gaat de regering voorkomen dat het
vertrouwen daalt?
1.2 Mogelijke beleidsalternatieven
De leden van de VVD-fractie lezen dat een aanzienlijke groep vermoedelijk niet-gedupeerde
ouders een versnelde integrale beoordeling krijgt en dat daardoor de wachtrij voor
andere ouders kleiner wordt. Hoe groot is de afname in wachttijd voor ouders naar
inschatting van de regering?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nog onder welke voorwaarden een schikkingsvoorstel
zal worden gedaan wanneer in bezwaar wordt gegaan. Deze leden gaan ervan uit dat in
eerste instantie tot een beschikking gekomen is die past bij de voor de regering bekende
feiten. Deze leden vragen onder welke omstandigheden een schikkingsvoorstel logisch
is en willen de regering vragen hoe wordt voorkomen dat personen in bezwaar gaan met
als enkel doel het krijgen van een schikkingsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering voornemens is om de beslistermijn
van de huidige 6+6 maanden aan te passen naar 12+12 maanden. De leden van de VVD-fractie
vragen de regering of met deze aanpassing alle aanvragen van compensatie voor werkelijke
schade binnen de (nieuwe) termijn kunnen worden afgehandeld, mede gelet op de huidige
wachttijd van in totaal 22 maanden en het toenemend aantal aanvragen. Zijn daarnaast
andere termijnen onderzocht? Kan de regering daarnaast aangeven wat momenteel de status
is van de uitvoering van de regeling voor aanvullende compensatie van werkelijke schade
voor ex-partners? De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de beslistermijn voor
ex-partners in lijn zal worden gebracht met dat van andere gedupeerde aanvragers,
maar gezien de «first in, first out»-systematiek vragen deze leden of de voorgestelde
aanpassing van de beslistermijn voldoende zal zijn. Kan de regering hier een nadere
toelichting op geven?
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er op diverse
manieren wordt ingezet op het versnellen van bezwaarafhandelingen, onder andere door
pogingen om de instroom van nieuwe bezwaarzaken te verlagen. Deze leden juichen toe
dat er in dat kader bijvoorbeeld betere uitleg wordt gegeven aan ouders over hun beschikking,
dat zij de ruimte krijgen om vóór de definitieve beschikking hun zienswijze te geven
en dat er wordt ingezet op alternatieve afhandelingswijzen, bijvoorbeeld door middel
van mediation. Kan de regering aangeven of dit tot op heden succesvol verloopt? Heeft
de regering zich erin verdiept hoe betrokken ouders dergelijke maatregelen ervaren
en zo ja, kan zij hierover een toelichting geven?
De leden van de CDA-fractie constateren dat er wordt gesproken over een pakket van
deels meer onconventionele maatregelen die eraan moeten bijdragen dat de ouder die
bezwaar aantekent sneller duidelijkheid heeft. Deze leden willen graag weten wat deze
maatregelen zijn en de garantie dat deze de rechten van ouders niet inperken.
Bij de mogelijke alternatieven lezen de leden van de CDA-fractie over de meer gerichte
inzet van de BAC. Deze leden vragen hoe het staat met de uitvoering van motie met
Kamerstuknummer 31 066, nr. 1358 van de leden Stultiens en Inge van Dijk. Is de regering reeds in overleg getreden
met de BAC en zijn oplossingen gevonden voor situaties waarin de inperking van de
BAC leidt tot nadelige gevolgen voor de gedupeerde ouders?
Ook vragen deze leden hoe het staat met de inspanningen van de regering om het zienswijzegesprek
tijdens de integrale beoordeling beter in te richten en daarmee bezwaren te voorkomen.
2 De termijn verlengen voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie
voor de werkelijke schade voor aanvrager van kinderopvangtoeslag
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om toe te lichten in hoeverre
de huidige deadline van 1 januari 2024 voor het doen van een aanvraag voor aanvullende
compensatie voor werkelijke schade wordt nageleefd. Klopt het dat gedupeerde ouders
van wie de integrale beoordeling vóór 1 juli 2023 is vast komen te staan op dit moment
géén aanvraag kunnen doen voor aanvullende compensatie, maar na inwerkingtreding van
het voorliggende wetsvoorstel (indien dat vóór 1 januari 2025 is) wel?
In dit kader zijn deze leden benieuwd wanneer de regering verwacht dat het voorliggende
wetsvoorstel in werking treedt. Is de regering het met deze leden eens dat dat waarschijnlijk
pas zeer kort vóór 1 januari 2025 zal zijn en dat er daarom een zeer kort tijdsvenster
ontstaat waarin de hierboven genoemde groep gedupeerden (weer) een aanvraag voor aanvullende
compensatie kan indienen? Hoe gaat de regering hierover communiceren richting gedupeerden?
Hoe gaat de regering voorkomen dat hierover verwarring ontstaat? In hoeverre verwacht
de regering dat deze maatregel zal leiden tot meer gedupeerden die een aanvraag doen
voor aanvullende compensatie?
Voorts zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd hoe de regering aankijkt
tegen het scenario waarin het voorliggende wetsvoorstel pas na 1 januari 2025 in werking
treedt. Klopt het dat het verschuiven van de bovengenoemde deadline van 1 januari
2024 naar 1 januari 2025 dan praktisch niets betekent? Zo nee, kan de regering toelichten
voor welke groepen gedupeerden deze maatregel dan nog praktisch nut heeft?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering
om de termijnen voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie voor werkelijke
schade te verlengen en hebben hiervoor begrip gezien het openstellen van meerdere
alternatieve schaderoutes. De regering geeft aan dat hierdoor ook betere spreiding
bij de schadeafhandeling kan worden gerealiseerd. Kan de regering aangeven in hoeverre
door het verlengen van bovenstaande termijn de druk op de hersteloperatie wordt verminderd?
En hoe worden ouders geholpen bij oriëntatie op de verschillende alternatieve schaderoutes?
Verwacht de regering daarnaast dat het verlengen van deze termijn ervoor zorgt dat
de totale duur van de hersteloperatie langer wordt?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de regering voornemens is de aanvraagtermijn
van 1 januari 2024 voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade te verruimen
met twaalf maanden. Aanleiding hiervoor is de wens om gedupeerden de mogelijkheid
te geven gebruik te laten maken van mogelijke alternatieve schaderoutes. Deze leden
onderstrepen het belang hiervan en kunnen zich vinden in de gedachte van de regering.
Deze leden lezen ook dat is gekozen voor een termijn van twaalf maanden omdat dit
gedupeerden voldoende tijd geeft zich te oriënteren op andere routes. Kan worden toegelicht
waar deze termijn op is gebaseerd? Is met voldoende zekerheid te zeggen dat een verlenging
van twaalf maanden gedupeerden daadwerkelijk genoeg ruimte biedt?
De leden van de NSC-fractie zouden in zijn algemeenheid willen weten voor elke termijn
van het voorliggende wetsvoorstel hoeveel bezwaren etc. er nog verwacht worden en
door dit voorstel geraakt zullen worden.
De leden van de D66-fractie delen de opvatting van de regering dat het wenselijk is
om eerst een overzicht van aanvullende schaderoutes te bieden vooraleer de aanmeldtermijn
voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade verstrijkt. Het stelt deze leden
teleur dat het nog onvoldoende gelukt is om de verschillende schaderoutes te voltooien.
De leden van de D66-fractie vragen de regering op basis waarvan zij voorziet dat voor
1 januari 2025 wel voldoende helderheid zal bestaan over de verschillende schaderoutes.
Deze leden vragen de regering of zij alternatieven heeft overwogen voor een wettelijk
vastgelegde datum, zoals een datum die per beleidsbesluit ingevuld kan worden, en
waarom de regering de voorkeur heeft gegeven aan een vastgeprikte datum die wellicht
in de toekomst weer met terugwerkende kracht aangepast moet worden, met grote onzekerheid
als gevolg.
De leden van de CDA-fractie vragen of de verruiming van de aanvullende schaderoutes
tot 1 januari 2025 betekent dat ook gedupeerden die al een schaderoute hebben doorlopen,
bijvoorbeeld bij de CWS, alsnog een aanvraag kunnen doen voor beoordeling binnen een
andere schaderoute, of dat dit alleen mogelijk is voor gedupeerde ouders van wie de
beoordeling nog niet is afgerond.
3 Aanpassing van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat termijnoverschrijding bij het indienen
van een bezwaar tegen beschikkingen die zijn genomen vóór 1 juli 2024 alleen tegengeworpen
wordt indien een bezwaar onredelijk laat wordt ingediend. In de beleidsregels van
de Dienst Toeslagen waarnaar de regering verwijst is opgenomen dat indiening in ieder
geval niet als onredelijk laat wordt beschouwd als het bezwaarschrift uiterlijk 31 december
2024 is ingediend, of niet meer dan één jaar na dagtekening van de beschikking in
het geval dat de beschikking is afgegeven na 31 december 2023. Kan de regering bevestigen
dat bezwaren op beschikkingen die zijn genomen vóór 1 juli 2024 daarmee uiterlijk
tussen 31 december 2024 en 1 juli 2025 kunnen worden ingediend, afhankelijk van de
exacte dagtekening van de beschikking? Klopt het dat bezwaren op beschikkingen die
zijn genomen vóór 1 juli 2024 in veel gevallen later ingediend kunnen worden dan bezwaren
op beschikkingen die na die datum zijn genomen? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen de regering om toe te lichten waarom de regering hiervoor heeft gekozen, en
of zij dit een evenwichtige uitkomst van het beleid vindt. Voorts vragen deze leden
waarom de regering er niet voor heeft gekozen deze beleidsregels in het voorliggende
wetsvoorstel op te nemen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering voornemens is om ta gaan handhaven
op de termijn om een bezwaar in te dienen en dat deze termijn van zes naar zestien
weken gaat. De leden van de VVD-fractie vragen wat dit betekent voor gedupeerden die
toch langer dan zestien weken nodig hebben om een bezwaar in te dienen. Is er voor
hen nog coulance mogelijk en zijn er uitzonderingssituaties denkbaar? Kan de regering
een aantal voorbeelden hiervan geven? Waarom is gekozen voor specifiek 16 weken, terwijl
dit de tijd is die gedupeerden gemiddeld nodig hebben voor het opstellen van een bezwaarschrift?
Betekent dit dat veel gedupeerden belang hebben bij een langere termijn? Hoe reflecteert
de regering daarnaast op de kritiek van de Nederlandse orde van advocaten dat een
wetswijziging niet noodzakelijk is?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift
in het voorstel wettelijk wordt vastgesteld op zestien weken en dat deze termijn zal
worden gehandhaafd. Deze leden wijzen erop dat voor beschikkingen die zijn genomen
vóór 1 juli 2024 de termijnoverschrijding alleen wordt tegengeworpen als een bezwaar
onredelijk laat wordt ingediend en dat in de praktijk dus in feite geen termijn wordt
gehanteerd. Deze leden lezen dat thans een bezwaartermijn van zestien weken is voorgesteld
omdat dit de gemiddelde tijd is die ouders nodig hebben om hun bezwaar in te dienen,
maar deze leden kunnen zich voorstellen dat er ook veel ouders (veel) later waren
dan zestien weken, aangezien het om een gemiddelde gaat. Ten opzichte van de situatie
waarin in feite geen termijn wordt gehanteerd, leidt de voorgestelde regeling in de
ogen van deze leden tot een zwakkere rechtspositie van ouders. Per juli 2024 wordt
het uitvoeringsbeleid al aangepast, waardoor er geen sprake meer is van de situatie
dat ieder te laat bezwaarschrift alsnog in behandeling wordt genomen. Vanaf die datum
geldt een bezwaartermijn van zes weken + tien weken coulance en dus in feite ook zestien
weken. Is de regering bereid de komende tijd te bezien hoe de situatie verloopt onder
die nieuwe regeling en wat de verhouding is tussen ontvankelijke en niet-ontvankelijke
verzoeken? Is de regering tevens bereid de vaststelling van een wettelijke termijn
van zestien weken te heroverwegen als in de praktijk blijkt dat zestien weken toch
voor veel ouders te kort is?
De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe zij om zal gaan met bezwaarschriften
die na 16 weken ingediend worden. Deze leden vragen de regering tevens of het gevolg
van deze maatregel is, zoals de Nederlandse Orde van Advocaten opmerkt, dat de afhandelingstermijn
van bezwaren hiermee in feite verlengd wordt omdat deze aanvangt na het einde van
de bezwaartermijn. Deze leden vragen de regering om nader toe te lichten welk belang
van gedupeerden bediend wordt met deze maatregel en welk belang van de uitvoering.
4 Aanpassing van de regeling voor nabestaanden van overleden gedupeerden
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om een inschatting te maken
van hoeveel mensen gebruik gaan maken van de nabestaandenregeling en hoeveel daarvan
een verzoek zullen doen voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Daarnaast
vragen deze leden de regering of nabestaanden voor dergelijke compensatie niet alleen
bij de CWS terechtkunnen, maar ook bij de Stichting Gelijkwaardig Herstel. Als dat
niet het geval is: kan de regering toelichten waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering aangeeft dat uit de uitvoeringstoets
van het amendement-Leijten blijkt dat het niet mogelijk is om de stappen voor aanvullende
compensatie voor de werkelijke schade in één dag uitmondend in één beschikking uit
te voeren. Kan de regering aangeven wat hiervoor wel een realistische termijn is?
Daarnaast geeft de regering aan dat de Dienst Toeslagen wel de rol van coördinator
van binnen de hersteloperatie betrokken partijen kan vervullen. De leden van de VVD-fractie
vragen de regering of de regering verdere invulling kan geven aan deze coördinerende
rol en vragen of hiervoor extra capaciteit nodig is, of dat dit door de bestaande
capaciteit, bestaande uit teams van persoonlijk zaakbehandelaars, een screeningsjurist
werkelijke schade en een expert werkelijke schade die reeds werkzaam zijn bij de Dienst
Toeslagen, gedaan zal moeten worden. Hoe staat dit in verhouding tot personen werkzaam
bij de ketenpartners? Wat is de verwachting van het aantal persoonlijk zaakbehandelaars
nabestaanden dat nodig zal zijn?
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijzigingen omtrent
de nabestaandenregeling. Deze leden merken op dat de verzoeken van nabestaanden om
aanvullende compensatie voor de werkelijke schade met voorrang worden behandeld. Deze
leden lezen in de memorie van toelichting dat dit zal leiden tot verdringing van andere
gedupeerden, maar dat de regering met deze keuze zoveel mogelijk wil aansluiten bij
het uitgangspunt van het amendement-Leijten. Deze leden begrijpen de wens om zoveel
mogelijk aan te sluiten bij dit amendement, maar vragen hoeveel langer andere groepen
gedupeerden door deze nabestaandenregeling naar verwachting zullen moeten wachten.
Kan de regering dat inschatten? Kan de regering verder aangeven hoe lang een proces
normaal en in het uiterste geval gaat duren als de regering iedere keer de wettelijke
termijnen precies haalt, dus inclusief werkelijke schade en beroep? Uitgaand van de
situatie dat iemand bijvoorbeeld op 1 januari 2025 een aanvraag zou doen, hoeveel
jaar zou het dan nog duren? Vindt de regering deze termijnen acceptabel of niet? Verder
lijkt het erop dat de Dienst Toeslagen de nabestaandenregeling gaat uitvoeren. Waarom
is daarvoor gekozen en niet voor UHT?
De leden van de CDA-fractie lezen het voorstel voor de uitvoering van amendement Leijten,
waarin een nieuw type persoonlijk zaakbehandelaar een team gaat vormen met een gewone
persoonlijk zaakbehandelaar, een screeningjurist werkelijke schade en een expert werkelijke
schade die vanaf het begin van integrale beoordeling betrokken zijn. Zij hoeven maar
één keer hun verhaal te doen, dat vervolgens door de «persoonlijk zaakbehandelaar
nabestaanden» door het proces geleid wordt. Allereerst vragen deze leden op basis
van welk dossier de processen worden doorlopen en wat daarin de verhouding is tussen
het verhaal van de nabestaande en het aangelegde dossier. Vervolgens vragen deze leden
als niet één integrale beoordeling kan worden ingericht, maar vastgehouden wordt aan
de verschillende processtappen die zo snel mogelijk achter elkaar zullen worden uitgevoerd,
waarom alleen de mogelijkheid tot CWS voor deze nabestaanden openstaat en niet de
andere aanvullende werkelijke schaderoutes, omdat die ook de overleden gedupeerde
ouders ter beschikking zouden staan. Ook vragen deze leden, gezien de huidige vertraging
door het stil komen liggen van CWS, wat de verwachting is wanneer dergelijke processen
kunnen worden uitgevoerd door CWS.
Het principe van maar één keer je verhaal hoeven doen dient in de ogen van deze leden
op een manier plaats te vinden zodat er op basis van dat verhaal vervolgens ook een
goede beoordeling plaats kan vinden. De leden van de CDA-fractie merken op dat de
ervaringen bij SGH hiermee goed zijn en vragen in hoeverre deze manier van «het verhaal
doen» wordt overgenomen in deze route.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er drie beslistermijnen worden gehanteerd ten
aanzien van de integrale beoordeling, aanvullende compensatie en overnemen van private
schulden, van drie keer 6 + 6 maanden. Hoewel het sneller kan, laat dit ruimte voor
processen van 1,5–3 jaar en doet daarmee geen recht aan een snelle behandeling. Deze
leden vragen wat de kortst mogelijke periode is waarin volgens de regering een dergelijk
proces kan worden afgerond.
De leden van de CDA-fractie lezen verder dat er dus drie beslissingsmomenten zijn,
waartegen bezwaar openstaat, maar ook dat de BAC in principe geen rol heeft bij bezwaren
van nabestaanden. Kan de regering nader toelichten waarom de BAC geen rol heeft en
of het klopt dat deze situatie onder paragraaf 6 van het voorliggende wetsvoorstel
wordt opgelost?
5 Peildatum brede ondersteuning ouders in het buitenland
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de praktijk is gebleken dat na 7 juli 2020
enkele tientallen gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag naar het buitenland
zijn vetrokken. Om ondersteuning voor de groep gedupeerde ouders in het buitenland
mogelijk te maken, is de regering voornemens om de voorgestelde peildatum van 7 juli
2020 te verschuiven naar 31 december 2021. Op basis van welke gegevens is deze nieuwe
datum tot stand gekomen? Welke afwegingen zijn gemaakt in deze datumbepaling? Hoe
groot is de kans dat er alsnog gedupeerde ouders in het buitenland pas na deze datum
naar het buitenland zijn vertrokken? Hoe denkt de regering in een dergelijke – wellicht
uitzonderlijke – situatie deze ouders toch te kunnen ondersteunen?
6 Grondslag voor commissies bij de uitvoering van de aanvullende regelingen
De leden van de VVD-fractie lezen dat op grond van de Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie
hersteloperatie toeslagen de Dienst Toeslagen in bepaalde gevallen bezwaren zelf af
kan doen zonder deze ter advisering aan de BAC voor te leggen. Kan de regering voorbeelden
geven van deze bepaalde gevallen? Welke criteria worden er gehanteerd in deze beslissing?
Wordt deze speciale afhandeling door de Dienst Toeslagen gecommuniceerd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld
om ook de uitvoering van de werkelijke schaderegeling voor nabestaanden en ex-partners
neer te leggen bij de Dienst Toeslagen. Hoeveel fte zal hiervoor benodigd zijn binnen
de Dienst Toeslagen? Hoe verhoudt zich dit tot het toch al toenemende personeelstekort
bij de Dienst Toeslagen? Hoe gaat er voorkomen worden dat de tekorten zullen zorgen
voor uitgestelde schaderegelingen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de wet niet bepaalt wanneer de commissies worden
ingezet en dat de specifieke taken van deze commissies worden geregeld in de Instellingsregeling
Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen. Op basis van een
nadere afweging kan in de respectievelijke instellingsregelingen worden geregeld of
de desbetreffende commissies een taak krijgen en zo ja, welke? Wanneer en door wie
wordt deze nadere afweging gemaakt? Welke partijen en instanties zijn betrokken bij
deze nadere afweging? De leden van de VVD-fractie willen voor de beoordeling van dit
onderdeel van het wetsvoorstel graag een duidelijkere invulling krijgen van deze afweging
en vragen de regering om te delen welke specifieke taken in de regelingen opgenomen
gaan worden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er een stevige no-go van de Nederlandse Orde
van Advocaten ligt, met name als het gaat om een onaanvaardbare inbreuk op de rechten
van gedupeerde ouders. De leden van de CDA-fractie delen dit gevoel ondanks de toelichtingen
van de regering met betrekking tot de voordelen in de afhandeling. Met name omdat
het hier een groep betreft die je niet iedere keer wil vragen concessies te doen,
terwijl de regering dit nu wel weer voorstelt. Deze leden vragen hoe zwaar dit aspect
weegt in het uiteindelijke voorstel wat nu aan de Kamer voorligt met betrekking tot
aanpassing van de termijnen.
7 Budgettaire aspecten
De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vraag met betrekking tot de budgettaire
aspecten. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat budgettaire aspecten geen
enkele rol hebben gespeeld bij de voorstellen in het onderhavige wetsvoorstel. Deze
leden vragen de regering om deze stelling nader toe te lichten en de budgettaire aspecten
alsnog te kwantificeren waar mogelijk. Te meer nu de budgettaire omvang, samenhangend
met bezwaarschriften, ingebrekestellingen, dwangsommen en beroepen niet tijdig beslissen,
de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat voor het aanpassen van de nabestaandenregeling
circa 200 IV-dagen nodig zijn. Is deze capaciteit beschikbaar bij de Dienst Toeslagen?
Wanneer kunnen deze werkzaamheden worden ingepland? Is dit tijdig voor inwerkingtreding
van de regeling?
De leden van de NSC-fractie merken op dat zij nog nooit een paragraaf budgettaire
aspecten gezien hebben zonder schatting van die budgettaire effecten en nodigen de
regering uit die ramingen alsnog te doen. Met die ramingen wordt ook duidelijk hoeveel
mensen door dit voorstel geraakt zullen worden en dat is belangrijke informatie.
Het voorliggende wetsvoorstel lijkt ook budgettaire gevolgen te gaan hebben omdat
er vermoedelijk minder dwangsommen betaald moeten worden, zo constateren de leden
van de SGP-fractie. Wat is op dit moment de inschatting van de regering over de hoogte
van deze budgettaire gevolgen?
8.1 Dienst Toeslagen
De leden van de VVD-fractie lezen dat de inwerkingtreding van de schaderegeling ex-partners
zal worden afgestemd op de capaciteit bij de Dienst Toeslagen en de CWS. Tegelijkertijd
wordt gekeken op welke manier de druk op de Dienst Toeslagen en de CWS kan worden
verminderd. Op welke termijn wordt de inwerkingtreding van de schaderegeling ex-partners
verwacht? Hoeveel fte is er nodig om deze inwerkingtreding door te voeren? Hoeveel
fte is er op dit moment beschikbaar bij de Dienst Toeslagen voor deze inwerkingtreding?
Welke stappen worden er gezet om de druk op de Dienst Toeslagen en de CWS te verminderen?
Wat is de stand van zaken van de aanpak om de druk te verminderen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit de uitvoeringstoets blijkt dat de huidige
nabestaandenregeling niet uitvoerbaar is. Deze regeling is wel uitvoerbaar indien
de Dienst Toeslagen de coördinatie van de werkzaamheden van de uitvoerders binnen
de hersteloperatie toeslagen voor zijn rekening neemt. Zorgt deze extra taak voor
nog meer druk op de Dienst Toeslagen? Hoeveel fte is er nodig voor deze coördinatie?
Zorgt deze extra coördinatietaak voor vertraging op andere onderdelen? Hoe worden
ex-partners die voor de schaderegeling in aanmerking komen geïnformeerd? Wat wordt
er in de tussentijd voor deze groep gedaan?
8.2 Commissie Werkelijke Schade (CWS)
De leden van de VVD-fractie lezen dat de CWS verwacht dat het voor nabestaanden moeilijk
kan zijn om het verhaal van de overledene te vertellen en dat aannemelijk te maken.
Dat zou ertoe kunnen leiden dat de CWS in veel gevallen geen advies kan geven over
de hoogte van de werkelijke schade. Wat is de vervolgprocedure voor gevallen waarover
de CWS geen advies kan geven? Op basis van welke gegevens wordt de hoogte van de werkelijke
schade dan bepaald? Welke alternatieve mogelijkheden bij de CWS zijn er voor deze
gevallen?
8.3 Ondersteuningsteam ouders in het buitenland (OTB)
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang dat ouders niet op een wachtlijst
komen, maar vragen de regering wel nader toe te lichten onder welke voorwaarden 4
fte extra nodig is. Hoeveel fte werkt momenteel bij OTB en hoeveel ouders worden daardoor
ondersteund? Hoeveel extra toestroom wordt verwacht?
9 Doenbaarheid van de maatregelen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de regering erkent dat het aanpassen
van de beslistermijnen voor de doelgroep lastig te volgen kan zijn en zodoende wil
inzetten op zorgvuldige communicatie. Waaruit zal deze communicatie bestaan? Op welke
manier worden gedupeerden van de toeslagenaffaire hierin meegenomen? Zal dit proactief
gebeuren en in begrijpelijke taal? In hoeverre zal de regering in de communicatie
rekening houden met het mogelijke gevoel bij gedupeerden dat er opnieuw een inbreuk
op hun rechtsbescherming en rechtszekerheid wordt gedaan? Wat zegt de regering tegen
gedupeerden die dit voelen? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
eens dat het pijnlijk is dat juist deze groep mensen te maken krijgt met een aanpassing
op het gebied van hun rechtsbescherming?
Deze leden vragen de regering daarnaast in hoeverre gedupeerden van de toeslagenaffaire
meegenomen zijn in de voorbereiding en uitwerking van het voorliggende wetsvoorstel.
Is de Oudercommissie Kinderopvangtoeslag meegenomen in de voorbereiding en uitwerking
van het voorliggende wetsvoorstel? Zo ja, wat was hun advies en wat heeft de regering
met dit advies gedaan? Zo niet, waarom zijn zij niet meegenomen?
De leden van de NSC-fractie zijn van oordeel dat de voorgestelde wijzigingen, mochten
deze worden aangenomen, op een duidelijke wijze onder de aandacht gebracht moeten
worden van de betrokkenen. Deze leden lezen dat via de communicatiekanalen van de
Dienst Toeslagen zal worden ingezet op communicatie rondom inwerkingtreding van het
wetsvoorstel. Hoe gaat de regering waarborgen dat alle betrokkenen tijdig en op begrijpelijke
wijze zijn voorgelicht over concrete gevolgen voor hun eigen situatie?
11.2 Raad voor de rechtsbijstand
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering waarom gedupeerden geen
gebruik kunnen maken van de bijzondere regeling voor rechtsbijstand bij een beroep
niet tijd beslissen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad voor Rechtsbijstand meegeeft dat de
substantiële verruiming van beslistermijnen zoals voorgesteld in principe de rechtszekerheid
negatief kan beïnvloeden. Welke stappen zijn er gezet om de rechtszekerheid te waarborgen?
Welke extra stappen worden er gezet om de rechtszekerheid te waarborgen ondanks de
verruiming van de beslistermijnen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de mogelijke effecten van de pilot alternatieve
schaderoute niet ingecalculeerd zijn bij de aanpassing van de beslistermijn voor aanvragen
voor aanvullende compensatie van werkelijke schade. Dit omdat de effecten nog niet
bekend zijn. Op welke termijn zal er een besluit worden genomen rondom de alternatieve
schaderoutes? Welke concrete stappen zijn er gezet om ervoor te zorgen dat besluitvorming
in de praktijk voor iedere gedupeerde zo spoedig mogelijk plaatsvindt?
11.3 Nederlandse orde van advocaten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Nederlandse Orde van Advocaten
negatief adviseert over bepaalde aanpassingen omdat die een onaanvaardbare inbreuk
maken op de rechten van ouders en de ouders hiermee (weer) rechtsbescherming wordt
ontzegd. Waarom acht de regering het voorliggende wetsvoorstel géén onaanvaardbare
inbreuk op de rechten van ouders? Klopt het dat de regering met dit wetsvoorstel uitvoering
boven rechtsbescherming stelt? Zo ja, kan de regering deze leden meenemen in de belangenafweging
die hierbij is gemaakt? Hoe reflecteert de regering op de uitspraak van de Nederlandse
Orde van Advocaten dat er voor de Dienst Toeslagen door het voorliggende wetsvoorstel
geen enkele prikkel meer bestaat om wel te voorzien in een goede procedure om termijnen
te halen?
De leden van de VVD-fractie schrikken van de uitspraak van de werkgroep waarin de
werkgroep aangeeft dat de oorzaak van het niet halen van de beslistermijnen is gelegen
in het niet op orde zijn van de werkprocessen. Welke werkprocessen binnen de Dienst
Toeslagen zijn niet op orde? Komt dit door een tekort in fte? Staan deze werkprocessen
onder hoge druk? Welke stappen worden er gezet om deze werkprocessen op orde te krijgen?
Welke maatregelen worden er nog meer genomen naast deze symptoombestrijding?
11.4 Adviescollege toetsing regeldruk
De leden van de VVD-fractie lezen dat de ATR de voorgestelde verlenging kwalificeert
als «een tussentijdse wijziging van de spelregels». Hoe gaat de regering voorkomen
dat in de toekomst spelregels opnieuw moeten worden aangepast? Welke maatregelen worden
er genomen om het vertrouwen in de hersteloperatie niet verder aan te tasten als gevolg
van het steeds weer wijzigen van de spelregels? Hoe denkt de regering gedupeerden
maximaal te kunnen ontzorgen en de ervaren regeldruk te minimaliseren?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.