Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over Private equity in de zorg (Kamerstuk 36410-XVI-159)
2024D28733 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brief van 7 juni 2024 inzake Private equity in de zorg (Kamerstuk
36 410 XVI, nr. 159)
De fungerend voorzitter van de commissie,
Eerdmans
Adjunct-griffier van de commissie,
Sjerp
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over private equity
in de zorg en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De Minister stelt dat uit onderzoeken is gebleken dat privaat ondernemerschap kan
bijdragen aan innovatie en toegankelijkheid van zorg. De leden van de PVV-fractie
zijn benieuwd op welke onderzoeken de Minister doelt? Kan de Minister deze inzichtelijk
maken? Uit het werkveld krijgen de leden namelijk andere geluiden. Zij stellen dat
de winsten maar minimaal in de zorg geïnvesteerd wordt en dat deze winst naar de bestuurders
en aandeelhouders gaat. Kan de Minister hier duidelijkheid over geven? De leden van
de PVV-fractie zijn dan ook blij dat het openbaar maken van de jaarverantwoording
wordt ingevoerd. Aangezien deze zorgbedrijven worden gefinancierd met zorgpremies
en belastinggelden.
De Minister benoemt in haar brief geen aanwijzingen te hebben dat investeringen door
private equity partijen significante andere of hogere risico’s opleveren dan investeringen
door andere commerciële partijen. Betekent dit dat de risico’s van zowel private equity
alsmede commerciële partijen even groot zijn?
De Minister stelt geen juridisch houdbare onderbouwing te hebben om zorgaanbieders
te verbieden met private equity partijen in zee te gaan, deze maatregel zou het recht
op eigendom en het verbod van discriminatie raken. Echter, de voornoemde leden vragen
hoe dit zich dat dan weer verhoudt tot de rechten die burgers hebben, zoals het recht
op bescherming door de overheid en het recht op betaalbare zorg. Hoe gaat de Minister
zorgen dat ook private equity gefinancierde partijen meer gaan inzetten op gezondheid
en wat de patiënt wel kan en minder focussen op ziekte en behandeling?
De genoemde leden lezen dat in de brief vooral de positieve kant van huisartsenketens
wordt benoemd, terwijl deze leden ook zien gebeuren dat een keten als Co-Med ten onder
is gegaan. In verschillende onderzoeken wordt gewaarschuwd voor het risico van zorgaanbieders
die te dominant worden. Erkend de Minister dit risico? De Minister benoemd tevens
dat huisartsen steeds minder vaak praktijkeigenaar willen zijn. De Landelijke Huisartsen
Vereniging (LHV) laat weten dat er weldegelijk voldoende huisartsen zijn die praktijkhouder
willen worden, echter dat dit met betrekking tot de bekostiging van huisvesting veelal
niet haalbaar blijkt te zijn. Kan de Minister haar zienswijze toelichten op de bekostiging
van huisvesting voor de toekomst?
De beantwoording op de vraag van het lid Claassen over de grootste ambulancedienst
van Nederland Witte Kruis B.V (dochteronderneming van het Franse Transdev) is nog
niet volledig beantwoord. De leden van de PVV-fractie twijfelen niet aan de toegankelijkheid,
kwaliteit en bereikbaarheid van de RAV-en. Genoemde leden willen graag weten of bij
de winsten die gemaakt worden door Witte Kruis B.V deze winsten ten goede zijn gekomen
aan de ambulancezorg of dat deze winsten zijn uitgekeerd aan de aandeelhouders? Indien
dit het geval is betreft dit de aandeelhouders van Witte Kruis B.V? Of de aandeelhouders
van het Franse Transdev? Zijn deze winsten daadwerkelijk gebruikt voor innovatie en
toegankelijkheid van zorg? Zo ja, kan de Minister toelichten welke innovaties doorgevoerd
zijn bij het Witte Kruis?
Het lid Claassen vroeg tijdens het 30 ledendebat over private equity in de zorg op
18 april 2024 naar het gebruik van ALS (advanced live support) ambulances (die op
basis van beschikbaarheidsbekostiging gefinancierd worden), of deze gebruikt en uitgeleend
worden aan de commerciële tak van Witte Kruis evenementenzorg? Uw voorganger gaf tijdens
het debat aan «getriggerd» te zijn, maar het antwoord toen niet te weten. Kan de Minister
toelichten of hier publieke en private financiering mogelijk door elkaar loopt? Deelt
u de mening dat spoedambulances die op basis van beschikbaarheid worden gefinancierd
niet ingezet zouden mogen worden voor commerciële doeleinden bij een dochteronderneming?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van
de kabinetsreactie op het onderzoek van Ernst & Young (EY) over de rol van private
equity in de zorg. De betreffende leden maken zich grote zorgen over de commercialisering
van onze publieke voorzieningen en inmenging van private equity in de zorgsector en
achten het dan ook van groot belang dat de nieuwe Minister voortvarend aan de slag
gaat met het terugdringen van de commercialisering en overnames door private equity
in onze zorg. Genoemde leden vragen of de Minister een ander standpunt is toegedaan
dan de vorige Minister en zo nee, waarom niet en zo ja, op welke punten. Ook hebben
deze leden meerdere vragen over de kabinetsreactie op het onderzoek van EY.
De leden van GroenLinks-PvdA lezen in de brief dat de Minister vooralsnog geen gegronde
reden ziet om zorgaanbieders te verbieden met private equity financierders in zee
te gaan. Volgens de Minister zouden er bovendien «voldoende» mogelijkheden bestaan
om mogelijke risico’s met minder ingrijpende maatregelen te verminderen. Genoemde
leden vragen in het licht hiervan hoe het zo mis heeft kunnen gaan bij commerciële
huisartsenketen Co-Med, waar de inspectie al meermaals wilde ingrijpen nog voor zorgverzekeraars
uiteindelijk de samenwerking opzegden en Co-Med faillissement aanvroeg.
Waar zijn de huidige maatregelen volgens de Minister tekortgeschoten in het geval
van Co-Med? Kan de Minister in kaart brengen welke maatregelen wel en niet genomen
zijn door de inspecties? Welke lessen worden getrokken uit de ondergang van Co-Med?
Ziet de Minister naar aanleiding van het debacle rondom Co-Med redenen om de mogelijkheden
om in te grijpen bij private investeerders in de zorg aan te scherpen of te veranderen,
bijvoorbeeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), de Wet marktordening
gezondheidszorg (Wmg) of de Wet toelating zorgaanbieders (Wtza)? Zo nee, waarom niet
en hoe gaan dergelijke situaties in de toekomst voorkomen worden?
In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Bushoff over het dreigende faillissement
van Co-Med gaf de Minister daarnaast aan dat zij niet de mening deelt dat er bij Co-Med
sprake was van «Too big to fail». Staat de Minister nog steeds achter deze uitspraak
nu uit berichtgeving in onder andere NRC1 blijkt dat sommige patiënten nergens anders worden aangenomen omdat huisartsen geen
plek hebben voor alle gedupeerde patiënten die eerst bij Co-Med waren ondergebracht?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat de Minister het met de Kamer
eens is dat aanscherping van regelgeving noodzakelijk is voor de balans tussen een
te groot financieel belang vanuit de zorgaanbieder en de publieke belangen van de
zorg, en dat de Minister daarom voornemens is een aantal maatregelen te nemen. Wel
vragen deze leden of de voorgenomen maatregelen stevig genoeg zijn. Zo lezen deze
leden dat de Minister samen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) de mogelijkheden wil verkennen om de deskundigheid
van bestuur te bevorderen voor organisaties van grote omvang. Wat gaat de Minister
nog meer doen dan slechts het verkennen van de mogelijkheden? Op welke manier en op
welke termijn gaat de Minister gevolg geven aan de aanbevelingen die voortkomen uit
deze verkenning?
Dezelfde zorg hebben deze leden over het voornemen van de Minister om gesprekken te
organiseren met de beroepsgroep huisartsenzorg en IGJ om de kernwaarden continuïteit
en persoonsgericht te concretiseren. Zijn gesprekken hierover voldoende om de problemen
die zijn ontstaan door overnames van private equity en commerciële partijen in de
huisartsenzorg aan te pakken? Wat gaat de Minister doen met de signalen die uit deze
gesprekken voortkomen? Welke vervolgstappen gaat de Minister nemen op zowel de korte
als lange termijn om de ambitie waar te maken om deze kernwaarden beter te borgen?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op welke termijn de Minister
de bevoegdheden van de NZa met betrekking tot de Zorgspecifieke fusietoets (Zft) gaat
uitbreiden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij met de onderzoeken die gedaan zijn
en meer inzicht geven in de vercommercialisering van onze publieke voorzieningen.
Toch blijven er ook zeker nog vragen over. Zo vragen deze leden de Minister om heel
expliciet en zo gedetailleerd mogelijk inzichtelijk te maken hoeveel van de overgenomen
partijen in de publieke sector (ten minste voor het beleidsterrein VWS) door private
equity van de afgelopen jaren opnieuw zijn overgenomen door een ander private equity
concern. Hoeveel tijd ging daar gemiddeld overheen? Kan de Minister per overname inzichtelijk
maken hoeveel extra er betaald is ten opzichte van de vorige k eer dat dezelfde partij
werd overgenomen en hoeveel groter deze partij is geworden ten opzichte van de vorige
keer dat ze werden overgenomen?
Als het gaat om overnames in de zorg door private equity kijken genoemde leden met
argusogen naar het buitenland en bijvoorbeeld het private equity concern Orpea. In
Nederland is dit concern eigenaar van tal van ouderzorginstellingen. In Frankrijk
is dit concern naast misstanden ook in het nieuws gekomen omdat het gered moest worden
van faillissement. Nu in Nederland met Co-Med ook een commerciële zorgaanbieder is
omgevallen en in het buitenland dat ook dreigde te gebeuren vragen deze leden of de
Minister zich zorgen maakt over de Nederlandse vestigingen van Orpea. Zo nee, waarom
niet? Ziet de Minister een scenario zoals met Co-Med en met Orpea in Frankrijk is
gebeurd als een risico in Nederland?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook nog enkele vragen over het winstverbod
in de zorg. In de zorg geld een winstverbod waar per algemene maatregel van bestuur
(amvb) verschillende uitzonderingen op zijn. Kan de Minister aangeven of voor de niet
uitgezonderde sectoren het winstverbod goed wordt gehandhaafd? Specifiek zijn deze
leden benieuwd hoe het winstverbod in de medisch specialistische zorg zich verhoudt
tot de zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) en of de Minister kan aangeven of het winstverbod
ook hiervoor standhoudt?
In de ouderenzorg, zorg met verblijf geldt, ook een winstverbod. Genoemde leden vragen
in hoeverre dit winstverbod op gaat wanneer wonen en zorg vaak formeel gescheiden
zijn, maar in de praktijk alsnog samengaan. Is het naar het oordeel van de Minister
wenselijk dat door het formeel scheiden van wonen en zorg het toch mogelijk is om
winst te maken binnen de ouderenzorg?
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog een vraag over de uitvoering
van het amendement Bushoff2 over een proportionele jaarverantwoording ter vermindering van de administratieve
lasten voor micro zorgaanbieders. Hoe staat het met de uitvoering van dit amendement
en op welke termijn kan het beperkt regime voor de jaarverantwoording door micro aanbieders
waar de Minister momenteel aan werkt worden verwacht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het onderzoek
naar de rol van private equity in de zorg. Genoemde leden zien privaat vermogen als
normaal, waarbij het leveren van goede kwaliteit van zorg en toegang altijd buiten
kijf moeten staan. Net zoals dat geld voor publiek gefinancierde zorg. Wanneer kwaliteit
of toegang tekortschieten, is het noodzakelijk dat ingegrepen kan worden op basis
van duidelijke regels en goed toezicht. Het is goed dat de Minister hiervoor enkele
maatregelen schetst. Deze leden hebben naar aanleiding van de brief nog enkele vragen
en opmerkingen.
Allereerst merken de leden van de VVD-fractie op dat de term private equity niet altijd
juist gebruikt wordt. Zo wordt private equity vaak gelijkgesteld met hedgefunds, terwijl
ook pensioenfondsen bijvoorbeeld privaat vermogen zijn. Ook is recent Co-Med benoemd
als voorbeeld van het falen van private equity, terwijl Co-Med volgens de geldende
definities niet als private equity wordt aangemerkt. Voormalig Minister voor Medische
Zorg heeft dit in de Kamer benadrukt en ook in het onderzoeksrapport staat dit expliciet
vermeld. Kan de Minister daarom nog eens nader toelichten volgens welke definitie
wat haar betreft private equity moet worden bezien en wat volgens haar de verschillen
zijn tussen private equity en commerciële ketens?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er geen aantoonbare verschillen zijn op de onderzochte
indicatoren (kwaliteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid) tussen zorginstellingen
met private equity participatie en zonder. In bepaalde sectoren is zelfs een hogere
kwaliteit, toegankelijkheid en/of betaalbaarheid gemeten bij zorginstellingen met
private equity participatie, zoals in de geestelijke gezondheidszorg en binnen de
kraamzorg. Kan de Minister duiden wat dit wat haar betreft betekent voor specifiek
deze sectoren, maar ook voor anderen binnen de zorg?
Ook op het gebied van toegankelijkheid zien de leden van de VVD-fractie (kleine) verschillen
bij de gemiddelde wachttijd. In sommige sectoren is deze lager met private equity
participatie en in andere sectoren juist hoger. Wat is de verklaring voor deze verschillen?
En wat wil de Minister daarmee doen?
Private equity vervult een belangrijke rol in het financieren van zorgondernemingen.
Recent lazen de leden van de VVD-fractie dat private equity investeerders naar aanleiding
van het politieke debat een stapje terug doen3. Klopt dit en wat betekent dit concreet voor zorgorganisaties in Nederland? Wat gaat
de Minister doen om ervoor te zorgen dat zorgorganisaties voldoende toegang tot investeringen
en kapitaal weten te houden? Ook vragen deze leden of er voldoende wettelijke en beleidsmatige
waarborgen zijn om kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid te garanderen, ongeacht
wie de eigenaar van een zorgaanbieder is.
De leden van de VVD-fractie lezen dat zorginstellingen steeds vaker op zoek gaan naar
alternatieve vormen van financiering. Banken zijn, mede door transities in de zorg
met meer investeringen in automatisering en digitalisering en minder op investeringen
met onderpand, terughoudender bij het financieren van zorginstellingen. Kan de Minister
aangeven hoe de verdeling is tussen financiering vanuit banken en alternatieve vormen
van financiering en hoe zich dit de afgelopen jaren heeft ontwikkeld? En in hoeverre
dragen fondsen bij aan de digitalisering en verduurzaming van de zorg?
De leden van de VVD-fractie zijn niet per definitie tegen privaat vermogen en/of private
equity in de zorg. Zij zien dit als een normale financieringsvorm voor zorginstellingen,
denk ook aan alle huisartsen en apothekers die een (deel van de) praktijk in privaat
eigendom hebben. Genoemde leden sluiten dan ook aan bij de conclusie dat een verbod
op private equity financiering niet nodig en zelfs onwenselijk is. Toch is gebleken
dat een meerderheid van de Kamer de motie4 om private equity uit de hele zorg te weren, heeft gesteund. Zijn er voorbeelden
van landen in Europa waar een dergelijk verbod van kracht is? Wat is daaruit te leren?
En kan de Minister uiteenzetten wat de directe en lange termijn consequenties zouden
zijn voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van een dergelijk «verbod»
op private equity in de hele zorg? En wat voor de verschillende sectoren? En is er
(in grote lijnen) zicht op wat er wetgevingstechnisch, beleidsmatig en financieel
nodig is om een dergelijk verbod daadwerkelijk in gang te zetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de brief van de Minister met een reactie op het
onderzoek van Ernst en Young over private equity in de zorg met interesse gelezen.
Aanvullend hebben zij een aantal vragen en opmerkingen. Allereerst willen genoemde
leden van de Minister weten wat de stand van zaken is van de gewijzigde motie van
het lid Daniëlle Jansen c.s.5 over het onderzoeken op welke schaal zorgaanbieders tussen de moeder- en dochteronderneming,
andere gelieerde entiteiten en/of personen excessieve vergoedingen vragen voor geleverde
goederen of diensten of een verstrekte geldlening.
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van de Minister dat banken minder geneigd
zijn om te investeren in zorginstellingen. Genoemde leden hebben bij navraag begrepen
dat het Waarborgfonds voor de Zorgsector in de praktijk alleen borg verleent aan grote
zorginstellingen. Welke mogelijkheden ziet de Minister om ook aan kleine zorginstellingen
en praktijkhouders borg te verlenen via het Waarborgfonds zodat banken wel willen
investeren in zorginstellen en praktijkhouders? Is de Minister bereid om te overleggen
met het Waarborgfonds om ook aan kleine zorginstellingen en praktijkhouders borg te
verlenen en hierover de Kamer op de hoogte te stellen? Ziet de Minister andere mogelijkheden
voor zorginstellingen en praktijkhouders om zonder inzet van private equity te investeren?
Welke mogelijkheden ziet de Minister voor shared ownership (medewerkers zijn mede-eigenaar)
bij zorgorganisaties en praktijkhouders?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister in de beleidsreactie op het rapport
«de opkomst van bedrijfsketens in de huisartsenzorg» een aantal beleidsacties heeft
genoemd. Is de Minister bereid om de Kamer over een half jaar te informeren over de
voortgang van de beleidsacties?
De leden van de NSC-fractie lezen dat Ernst en Young (2024) onderzoek heeft gedaan
naar kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van organisaties gefinancierd door
private equity in vergelijking met organisaties niet-gefinancierd door private equity.
Het verdienmodel van zorgorganisaties is vooral gericht op P (prijs) maal Q (hoeveelheid)
en niet op passende zorg. Het advies van de speciale gezant geeft aan om passende
zorg meer transparant te maken. Hoe gaat de Minister bij zorgorganisaties en praktijkhouders
aantoonbare transparantie vragen ten aanzien van passende zorg en passende diagnostiek?
Hoe gaat de Minister toetsen op praktijkvariatie van zorgorganisaties en praktijkhouders
gefinancierd door private equity in vergelijking met organisaties niet-gefinancierd
door private equity. Welke rol ziet de Minister van de Nederlandse Zorgautoriteit
(NZA), Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en individuele zorgverzekeraars bij het transparant
maken van passende zorg in de verschillende zorgorganisaties en praktijkhouders?
De leden van de NSC-fractie lezen dat in het rapport van Ernst en Young vergelijkend
onderzoek is gedaan tussen organisaties gefinancierd door private equity en organisaties
niet-gefinancierd door private equity. Co-Med valt niet onder de definitie van private
equity. Co-Med was een commerciële keten van huisartsenpraktijken. Is de Minister
bereid om ook het effect van commerciële ketens op de toegankelijkheid, kwaliteit
en passende zorg van onder andere huisartsenpraktijken te monitoren?
De leden van de NSC-fractie menen dat om toegankelijke zorg aan patiënten te bieden
het belangrijk is te sturen op continuïteit van zorg. Bijvoorbeeld door huisartsen
te stimuleren zich te vestigen als praktijkhouder in gebieden waar het vinden van
opvolging moeizaam gaat. Zorgverzekeraars spelen hier een belangrijke rol in omdat
zij huisartsenzorg inkopen. Is de Minister bereid om met zorgverzekeraars te verkennen
hoe ze beter kunnen sturen op continuïteit van zorg door huisartsen te ondersteunen
die een praktijk willen overnemen of een nulpraktijk willen starten?
De leden van de NSC-fractie hebben begrepen dat zorgverzekeraar ONVZ verzekerden de
dienst «Digitale Huisarts» aanbiedt, naast de eigen huisarts. Alhoewel deze innovatie
de huisarts ontlast, zijn er ook zorgen over de continuïteit van zorg, gebrek aan
kennis over de patiënt etc. Bovendien concludeerde het Zorginstituut Nederland (ZIN)
eerder dat een digitale huisartsenzorg geen passende zorg is als patiënten al een
eigen vaste huisarts hebben.
Genoemde leden willen graag weten hoe de Minister denkt over «een digitale huisarts»
als patiënten al een eigen vaste huisarts hebben. Kan de Minister in gesprek gaan
met zorgverzekeraars om dit aanbod te heroverwegen en andere manieren te zoeken om
de continuïteit en toegankelijkheid van de huisartsenzorg te borgen?
De leden van de NSC-fractie maken zich zorgen over de patiëntendossiers waarover private
equity en commerciële investeerders beschikken. Op welke manier zijn patiëntendossiers
beveiligd tegen misbruik als buitenlandse investeerders betrokken zijn Aan de andere
kant worden patiëntendossiers bij het faillissement van Co-Med moeizaam overgedragen
aan vervangende huisartsen. Genoemde leden vragen de Minister welke rol zij kan spelen
om een moeizame overdracht te voorkomen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister in haar reactie op het Ernst en
Young rapport aanscherpingen van verschillende maatregelen noemt, bijvoorbeeld het
wetsvoorstel «Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders» (Wibz) en
aanscherping Zorgspecifieke fusietoets (Zft) door NZa. Met deze aanscherpingen bestaat
het risico tot lastenverzwaring voor zorgprofessionals zoals huisartsen. Kan de Minister
toezeggen dat vanwege de aanscherpingen van de maatregelen het Adviescollege toetsing
regeldruk (ATR) gaat meekijken en adviseren, specifiek om lastenverzwaring voor zorgprofessionals
zoals huisartsen te voorkomen?
Bij Co-Med waren 50.000 patiënten betrokken die nu gedupeerd zijn. Genoemde leden
zijn van mening dat het belangrijk is om hiervan te leren. Zij vragen de Minister
op welk termijn de Kamer een gedegen onafhankelijke evaluatie van het debacle Co-Med
kan verwachten, hoe zij deze evaluatie gaat aanpakken en het verzoek is om de Kamer
hierin mee te nemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
private equity in de zorg. Genoemde leden stellen hierover nog de volgende vragen
aan de Minister.
De leden van de BB-fractie lezen dat uit de analyse van Ernst & Young (EY) blijkt
dat er (op basis van die beschikbare data) geen aantoonbare verschillen bestaan tussen
zorginstellingen met private equity participatie en die zonder private equity participatie
wat betreft de publieke belangen, kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid. Met
het recente faillissement van Co-Med vragen deze leden hoe de Minister denkt over
het feit dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft geconstateerd dat de
bereikbaarheid van de zorgketen onder de maat is en dat ook de spoedzorg niet goed
is geregeld. Hadden er niet eerder maatregelen genomen moeten worden door de inspectie.
Zo ja, welke richtlijnen wil de Minister de inspectie hiervoor geven?
Ook vragen deze leden of de Minister van mening is, gezien het ontbreken van aantoonbare
verschillen tussen zorginstellingen met private equity participatie en zonder, dat
het faillissement van Co-Med niet te wijten is aan het private equity karakter van
Co-Med.
Daarnaast vragen zij hoe de Minister denkt over de recent aangenomen motie van Dijk
en Bushoff waarin wordt opgeroepen om met zorgverzekeraars te overleggen over een
plan om huisartsenpraktijken die eigendom zijn van private equity bedrijven tijdelijk
over te nemen wanneer deze failliet gaan. Hoe is dit proces verlopen bij Co-Med? En
hoe zou deze tijdelijke overname er in de praktijk uit moeten zien en voor hoe lang?
Is er een kans op moral hazard (moreel risico) als een overname bij faillissement
gegarandeerd is?
Ook vragen deze leden of er door outsourcing van laboratoriumdiensten die eerst door
de zorginstelling zelf werden gedaan en nu door private equity partijen, niet het
risico bestaat dat de kennis en kunde van zorgprofessionals in het proces verloren
gaat. Indien dit risico er is hoe gaat de Minister borgen dat dit niet ten koste gaat
van de kwaliteit van het zorgproces en dat de medisch specialistische kennis stevig
wordt geborgd?
Tot slot, veel privéklinieken lijken geen belang te hebben bij het Nederlandse zorgstelsel
en hun inzet in bepaalde regio’s lijkt ten koste te gaan van de zorg en het personeel
in (regio)ziekenhuizen. Hoe kijkt de Minister hier tegen aan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het vorige kabinet
over private equity in de zorg. Zij vinden het een enorme gemiste kans dat er niets
wezenlijks wordt aangekondigd om de toenemende aanwezigheid van sprinkhaankapitalisten
in de zorg tegen te gaan. Zij hebben daarom nog een aantal kritische vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen in de brief dat de voormalige Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport de aanwezigheid van private equity in de zorg probeert goed te praten
door erop te wijzen dat private partijen zoals «kerken, kloosters en particuliere
weldoeners» historisch gezien een belangrijke rol hebben gespeeld in de Nederlandse
zorg. Deze leden wijzen er echter op dat er een wereld van verschil zit tussen niet-commerciële
instellingen die zijn gericht op liefdadigheid en sprinkhaankapitalisten die de zorg
enkel zien als een investeringsobject om winst uit te halen. Deelt de nieuwe Minister
de mening dat het absurd is om private equity partijen te vergelijken met liefdadigheidsinstellingen?
De leden van de SP-fractie hebben geen begrip voor de uitspraak van de voormalige
Minister dat zij «geen (gegronde) reden [zag] om zorgaanbieders te verbieden om met
private equity financierders in zee te gaan». Was de chaos die is ontstaan door het
destructieve sprinkhanengedrag van Co-Med in de huisartsenzorg niet genoeg reden om
de groeiende rol van puur commercieel gerichte investeerders in de zorg een halt toe
te roepen? En hoe kan het dat er wel miljarden aan bezuinigingen op de zorg gepland
staan de komende jaren, omdat de zorg onbetaalbaar zou worden, maar dat er praktisch
niets wordt gedaan om het weglekken van zorggeld naar investeerders die de zorg vooral
schade toebrengen te stoppen?
De leden van de SP-fractie constateren dat de motie Dijk6, die de regering verzocht «in het wetsvoorstel Integere bedrijfsvoering zorg- en
jeugdhulpaanbieders de noodzakelijke stappen te zetten die ervoor zorgen dat binnen
de gehele zorg eigenaarschap van private equity partijen tot het verleden gaat behoren»,
niet werd uitgevoerd door de vorige Minister. Gezien het feit dat de huidige Minister
deze motie als Kamerlid wel steunde, vragen de leden van de SP-fractie hoe zij deze
motie wel gaat uitvoeren. Is de Minister van plan om het conceptwetsvoorstel voor
de Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) aan te passen
om dit verbod hierin te verwerken?
De leden van de SP-fractie benadrukken ten slotte dat private equity weliswaar de
meest ernstige vorm van commercialisering van de zorg is, maar helaas niet de enige.
Hoe is de Minister van plan om het bredere probleem van aantasting van de zorg door
commerciële belangen tegen te gaan? Is de Minister bijvoorbeeld bereid om het verbod
op winstuitkering te verbreden naar de gehele zorg?
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de Minister zicht heeft op de hoeveelheid
winst die door commerciële partijen in de zorg wordt gemaakt en hoeveel daarvan uit
de zorg weglekt door winstuitkeringen aan aandeelhouders. Wat is bijvoorbeeld de winstmarge
van commerciële partijen? Hoe verhoudt zich dit met de winsten en winstmarges van
andere (semi-publieke) zorginstellingen zoals ziekenhuizen?
De leden van de SP-fractie vragen, indien de Minister commerciële zorgpartijen zoals
private equity niet wil verbieden, hoeveel winst(marge) de Minister dan acceptabel
vindt voor deze instellingen. Of vindt zij dat er geen maximum aan hoeft te zitten?
Is zulke winst voor de Minister ook acceptabel als dit ten koste gaat van kwaliteit
van zorg voor patiënten of de arbeidsomstandigheden van zorgverleners? Zo nee, hoe
is de Minister dan van plan te voorkomen dat die twee zaken ondergeschikt raken aan
de winst, zoals we momenteel bij private equity instellingen zien gebeuren?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Eerdmans, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.